DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof

Boekhouden, oftewel het op orde brengen van de financiële administratie, is verplichte kost voor iedereen die een bedrijf start. Of het slimmer is om de bedrijfsadministratie uit te besteden aan een professional of om dit zelf te doen, hangt af van jouw situatie. Maar een zekere basiskennis van boekhouden is natuurlijk altijd mooi meegenomen. Hieronder lees je hoe je een overzichtelijke administratie kunt opzetten.

1. Start op tijd

Niet overdreven, maar hiermee bedoelen we eigenlijk: je kunt als startende ondernemer eigenlijk niet vroeg genoeg beginnen met het in kaart brengen van de financiën. Ook als je nog niet bent gestart en je slechts hierop aan het voorbereiden bent, is het in de meeste gevallen al zinvol om jouw inkomsten en uitgaven eens concreet op een rijtje te zetten.

Veel ondernemers investeren voorafgaand aan de start van hun onderneming in bedrijfsmiddelen en omdat deze kosten mogelijk fiscaal aftrekbaar zijn, moet je deze gegevens goed bewaren. Daarbij kun je denken aan bonnetjes van relevante aankopen, maar zorg er ook voor dat je altijd kopieën maakt van alle ontvangen en verzonden offertes en facturen.

2. Houd rekening met de Belastingdienst

De Belastingdienst stelt enkele eisen aan een ‘deugdelijke administratie’. Zo zul jij je moeten houden aan de bewaarplicht van zeven jaar (let op: voor onroerende zaken, zoals de huur van een bedrijfspand, geldt een bewaarplicht van tien jaar). De fiscus beschouwt de volgende onderdelen als de basisgegevens van een zakelijke administratie:

  • Grootboek
  • Debiteurenadministratie
  • Crediteurenadministratie
  • Voorraadadministratie
  • In- en verkoopadministratie
  • Indien van toepassing: de loonadministratie
  • kasadministratie
  • urenadministratie

3. Hoe zet ik een administratie op?

Meestal is het openen van een zakelijke rekening de eerste stap. Doorgaans wordt namelijk aangeraden om jouw zakelijke administratie gescheiden te houden van het geld dat je privé ontvangt en uitgeeft. Zo kun je in één oogopslag zien hoe het ervoor staat met de zakelijke inkomsten en uitgaven, zonder dat je daarbij eerst de kosten van de wekelijkse boodschappen of jouw abonnement op dat ene tijdschrift moet wegstrepen.

Wanneer je (nadat je jouw bedrijf hebt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) voor de belasting btw-plichtig bent, ontvang je automatisch een btw-nummer van de Belastingdienst. Voorbeelden van bekende fiscale voordelen voor ondernemers zijn de zelfstandigenaftrek, meewerkaftrek en de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is echter dat je voldoet aan het urencriterium:

  • Als ondernemer besteed je ten minste 1225 uren aan het feitelijk drijven van één of meer ondernemingen.
  • Je besteedt meer dan vijftig procent van de tijd die je werkte aan één of meer ondernemingen. Let op: was je in één van de vijf voorafgaande jaren niet actief als ondernemer? Dan hoef je niet te voldoen aan deze voorwaarde [Bron: Belastingdienst].

Uit de bedrijfsadministratie moet straks blijken dat jij hebt voldaan aan het urencriterium. Maak daarom aan het einde van iedere werkdag een concreet overzicht van welke taken je die dag hebt uitgevoerd en hoeveel uren je daadwerkelijk aan jouw bedrijf hebt besteed, bijvoorbeeld: anderhalf uur gewerkt aan het schrijven van een ondernemingsplan, drie uur bezig geweest met het uitvoeren van werkzaamheden voor een klant en twee uur besteed aan het plegen van acquisitie.

Zakelijke rekening nodig?

Met een zakelijke rekening houd je jouw zakelijke en privégeldstromen gescheiden. Dat maakt jouw administratie overzichtelijk. Het is ook voldoende om een de zakelijke transacties te registreren op een gescheiden privérekening. Belangrijk is om zoveel mogelijk privé-mutaties niet door de boekhouding te laten lopen omdat dit extra werk oplevert voor je accountant of boekhouder.

4. Ga zorgvuldig te werk

Je zult spoedig merken dat het aantal administratieve gegevens – en daarmee de voorraad facturen, offertes en bonnetjes – snel toeneemt. Het is daarom aan te raden om vanaf het begin zorgvuldig te werk te gaan, zodat je het overzicht niet halverwege kwijtraakt. Daarnaast zal, indien je ervoor kiest om de administratie uit te besteden, niet alleen jouw administrateur dit waarderen, maar zal het in veel gevallen ook een gunstig effect hebben op de indeling van jouw uren. Het bijwerken van een geordende administratie neemt nou eenmaal aanzienlijk minder tijd in beslag.

Boekhouders adviseren hun cliënten vaak om gebruik te maken van een zogeheten ‘bakkensysteem’, waarbij alle inkomende en uitgaande documenten worden onderverdeeld in verschillende bakken (of ordners natuurlijk). Het is daarnaast zaak om de administratie bij voorkeur tweewekelijks of anders minimaal eens per maand bij te werken. Zo zorg je ervoor dat je betalingen voor inkomende nota’s op tijd voldoet en anderzijds jouw uitgaande facturen tijdig verstuurt. Een gemiddelde bedrijfsadministratie kan worden verdeeld over vijf bakken, namelijk:

  • Bak 1: inkomende facturen, bijvoorbeeld van een leverancier of ZZP’er die voor jouw bedrijf bepaalde werkzaamheden heeft uitgevoerd.
  • Bak 2: uitgaande facturen, bijvoorbeeld naar klanten en opdrachtgevers. Tip: verwerk hierin ook een urenlijst van de projecten waaraan je werkt en die je hebt afgerond, indien deze relevant kunnen zijn voor declaraties.
  • Bak 3: het ‘bonnenbakje’. Dit is de bak waarin je (naast bonnen) ook eventuele papieren bankafschriften bewaart.
  • Bak 4: de fiscale bak. Hierin sla je niet alleen de gegevens en aangiftes voor de btw en de inkomstenbelasting op, maar ook – indien relevant – jouw VAR-verklaringen.
  • Bak 5: contracten en vergelijkbare juridische documenten die van toepassing op de gemaakte afspraken met jouw klanten, opdrachtgevers en leveranciers.
  • Bak 6 (voor ondernemers met veel contante geldverkeer): De kasadministratie

5. Bewaar de administratie geordend en eventueel digitaal

Steeds meer werkzaamheden kun je digitaal uitvoeren. Denk aan het verwerken van facturen en het bijwerken van de zakelijke agenda, maar dit is niet voor iedere ondernemer even relevant. Dat beseft de Belastingdienst ook. Ondernemers kunnen daarom in bepaalde gevallen afspraken maken met de fiscus over de vorm waarin jouw gegevens zullen worden bewaard, waarbij jij kunt aangeven dit op papier of geheel elektronisch te willen doen. Weet wel dat de fiscus dit alleen zal toestaan wanneer het gaat om een zeer kleinschalige administratie.

Over het algemeen moet je digitale gegevens echter ook digitaal bewaren. De documenten alleen uitprinten is dan dus niet voldoende. Bewaar jij de bedrijfsadministratie elektronisch? Zorg dan altijd voor een goed back-upsysteem om te voorkomen dat je bij een computercrash niet alles verliest.

6. Profiteer van handige tools en apps

Denk je bij het bijwerken van de administratie nog steeds aan een dikke stapel nota’s, een schoenendoos vol met vage bonnetje en een op tilt slaande rekenmachine om alles uit te rekenen? Die tijd ligt gelukkig ver achter ons. Anno 2014 kunt je gebruikmaken van diverse computerprogramma’s die deze klus aanzienlijk sneller en eenvoudiger hebben gemaakt. Online vind je trouwens ook de nodige applicaties en tools die jou hierbij kunnen helpen.

 

Als u goederen levert aan uw klanten, bent u dan btw verschuldigd over uw verzendkosten? Moet u over de reiskosten die u aan uw klanten factureert ook btw berekenen? Mag u dan het lage btw-tarief (6%) of hoge btw-tarief (21%) toepassen? U als ondernemer kunt in de praktijk te maken krijgen met de zogenoemde ‘bijkomende kosten’.

 

Btw over de in rekening gebrachte vergoeding

Indien u als ondernemer goederen levert of een dienst verricht, bent u meestal degene die btw verschuldigd is. Over welk bedrag moet u btw berekenen? U berekent het btw-bedrag over de totale vergoeding die u aan uw afnemers voor uw goederen of dienst in rekening brengt. U mag tot op zekere hoogte zelf bepalen hoe hoog deze vergoeding is, mits het bedrag dat u in rekening brengt op zakelijke gronden is vastgesteld. Het is ook mogelijk dat de tegenprestatie niet uit geld bestaat, maar uit natura (goederen of diensten). Beide vormen worden in de wet als ‘vergoeding’ aangeduid.

 

Bijkomende kosten

Wat hoort nog meer tot de vergoeding? De vergoeding is het totale bedrag dat u aan uw afnemers in rekening brengt. Dit houdt in dat ook ‘bijkomende’ kosten tot die vergoeding behoren. De btw-wetgeving is complex en kent vele zonder uitzonderingen.

 

Wij noemen enkele voorbeelden van bijkomende kosten waarover u wél btw moet berekenen:

  • portokosten;
  • telefoonkosten;
  • kopieerkosten;
  • verzendkosten;
  • verpakkingskosten;
  • vervoerskosten (bijvoorbeeld reiskosten, koerierskosten).

 

Verleent u een korting op uw prijs? Dan komt dit in mindering op de vergoeding.

 

Welk tarief over uw bijkomende kosten?

Verkoopt u een wasmachine (21%) dan zijn de bezorgkosten ook met 21% btw belast. Heeft u een eigen kapsalon en verricht u een kappersdienst (6%) bij uw klanten aan huis? Dan brengt u ook 6% btw in rekening over uw reiskosten. Niet alle goederen of diensten worden overigens met btw belast. Verricht u een zogenoemde vrijgestelde dienst, bijvoorbeeld bepaalde diensten in de medische sector, onderwijs, schrijvers? Dan brengt u geen btw over aanvullende kosten in rekening.

 

De btw die u al dan niet in rekening brengt over uw bijkomende kosten is dus afhankelijk van het tarief dat u over de verrichte dienst of geleverde goederen in rekening moet brengen.

(Bron: ABAB)

Werknemers met een auto van de zaak kunnen proberen om uit te komen onder de dure bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto. Het is echter wel oppassen geblazen want soms is er geen ontkomen aan.

Wie geen bijtelling voor zijn auto van de zaak wil, moet de fiscus een sluitende km-administratie kunnen geven waaruit blijkt dat hij met de auto van de baas niet meer dan 500 km per jaar aan privéritten heeft gemaakt. Over de vraag of de rittenregistratie sluitend is, wordt aan de lopende band geprocedeerd. Daarbij gaat het vooral om ritten die als zakelijke ritten zijn gepresenteerd maar volgens de Belastingdienst privéritten zijn. Dat is wel duidelijk voor een rit naar de tandarts of naar een popconcert, maar de kwalificatie kan lastig zijn bij ritten met een gemengd karakter, zoals een bezoek aan een klant met tussendoor een rit naar een kennis of een uitstapje naar een pretpark met een bezoek aan een leverancier. Voor deze gemengde ritten geldt nog steeds de oude Mandarijnformule van de Hoge Raad. Als een rit zowel een zakelijk als een privédoel heeft en niet kan worden gezegd dat een van beide het hoofddoel is, is de rit alleen zakelijk, als hij door iemand die niet een dienstbetrekking als die van de belastingplichtige vervult, maar wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert, niet – althans niet in dezelfde omvang – zou zijn gemaakt. Nou is dat niet alleen een mond vol, maar het is ook een lastig criterium voor de leaseautorijder zelf, voor de ambtenaren die de rittenstaten moeten controleren en voor de rechters die er uiteindelijk over moeten oordelen. Een directeur-grootaandeelhouder die met de auto van zijn BV zijn golfvaardigheidsbewijs had gehaald, lukte het om de belastingrechter ervan te overtuigen dat hij alleen uit zakelijke overwegingen had deelgenomen aan de cursus die door de brancheorganisatie van zijn bedrijf was georganiseerd. Maar een andere directeur die met zijn Porsche rijvaardigheidstrainingen in Finland en Duitsland had gevolgd, kreeg het lid op de neus. Die trainingen dienden volgens de Hoge Raad niet voor een behoorlijke vervulling van zijn dienstbetrekking omdat geen bijzonder hoge eisen werden gesteld aan de rijvaardigheid als werknemer. De daaraan bestede kilometers waren dus privékilometers. De directeur kon 25% over de cataloguswaarde van de Porsche aftikken, omdat hij door die testritten door de 500 km-grens ging. Tussentijdse ritten op eenzelfde dag van het werk naar de woning en weer terug naar het werk behoren volgens de Hoge Raad wél tot het zakelijke woon-werkverkeer. Dat geldt ook voor een tijdelijke onderbreking van een (privé)vakantie voor een zakelijke ontmoeting. Het Gerechtshof in Den Haag vond zowel de heen- als de terugreis van het vakantieadres naar de zakelijke afspraak een zakelijke rit. Dat gold volgens het Hof ook voor de rit tussen het vakantieadres en het huisadres om te douchen en een net pak aan te trekken om de klant te ontmoeten. Alleen de terugreis van het vakantieadres naar het huisadres was een privérit. De directeur verliet de rechtzaal als een gelukkig mens want die rit kwam uit op 426 km. De kwalificatie van een rit hangt dus af van het verhaal achter de rit maar vooral van de geloofwaardigheid van dat verhaal.

Wie geen zin heeft in het gedoe met het vastleggen van alle ritten of de leaseauto gewoon lekker vaak en veel privé wil gebruiken, kan de fiscale schade ook beperken door te kiezen voor een auto met een lage(re) bijtelling. Dan moet het om een “schone” auto gaan. Voor (semi-)elektrische auto’s geldt namelijk een bijtelling van maar 7% of 14% afhankelijk van de CO2-uitstoot. Fabrikanten van deze plug-in-hybrides hebben de CO2-uitstoot – op papier – weten te drukken tot nét onder de grens die geldt voor een bijtelling van 7%. Degenen die zo’n stekkerauto rijden, zijn spekkoper: ze hoeven geen meter elektrisch te rijden maar kunnen steeds plankgas op normale brandstof zakelijke en privéritten maken. Die ritten worden door de werkgever betaald en de fiscale stimuleringssubsidie komt uit de schatkist, per saldo dus win-win voor de “schone” leasebakrijder. Zijn voordeeltje staat overigens wel op de tocht. Er zijn plannen om deze bijtelling vanaf 2016 te verhogen naar 15%, maar welke reparaties staatssecretaris Wiebes precies zal uitvoeren op het terrein van de autobelastingen zal moeten blijken uit de Autobrief die hij ons heeft beloofd voor juni 2015.

(Bron: FUTD)

Als je op zoek gaat naar kapitaal om de start van je bedrijf te financieren, kun je dit natuurlijk proberen te regelen via een bank, individuele investeerder(s) of crowdfundingplatform. Een alternatief is om geld te lenen bij familie (of vrienden). Wanneer je over het leenbedrag goede afspraken maakt, kan zo’n ‘informele’ lening een uitkomst zijn. Maar weet wel waar je aan begint: geld lenen bij familie, wat zijn de haken en ogen?

1. Hoe gaat een onderhandse lening in zijn werk?

Geld lenen bij familie en/of vrienden noemen we ook wel een onderhandse lening, omdat het in feite een lening is die niet ‘openbaar wordt aangeboden’. De twee partijen, in dit geval jij en jouw familielid of vriend, maken samen afspraken over de voorwaarden en leggen deze in principe vast in een contract. Het vastleggen van de gemaakte afspraken bij de Belastingdienst is niet verplicht, maar wordt wel sterk aangeraden. Op deze manier weten zowel jij als jouw financiers (startkapitaal) namelijk beter waar ze straks aan toe zijn en zal hierover achteraf minder snel onduidelijkheid ontstaan.

Natuurlijk kun je samen met je familie bekijken wat een goed startbedrag is om te lenen. Maar in bepaalde gevallen is het beter als je dit zelf van tevoren al probeert te berekenen. Kom je er niet makkelijk uit? Raadpleeg dan voor de zekerheid ook een accountant of een andere financieel expert. Zo voorkom dat je straks onverhoopt te veel (of juist te weinig) leent.

2. Wat zijn de voordelen?

Een bekend voordeel van geld lenen bij familieleden of een vriend, is dat dit vaak relatief goedkoop zal zijn. In veel gevallen zul je maar weinig rente hoeven te betalen over het geleende bedrag. Daarnaast zal een bekende doorgaans waarschijnlijk eerder bereid zijn om een startende ondernemer kapitaal te verstrekken dan een ‘onpartijdige’ investeerder of instelling.

3. Zijn er ook nadelen?

Denk liever niet te licht over een onderhandse lening. Ook al leen je bij iemand met wie je een hechte band hebt, dan nog is het belangrijk dat je deze beslissing weloverwogen neemt. Je zou niet de eerste startende ondernemer zijn die het niet zo formeel wil aanpakken, omdat je verwacht er als familie of vrienden samen wel uit te komen. En vervolgens de harde les moet leren dat geldkwesties wel degelijk kunnen leiden tot verstoorde relaties binnen families of vriendengroepen.

Als de zaken tijdelijk wat minder gaan en jij jouw lening een paar maanden achtereenvolgens niet kunt aflossen, kan dat namelijk op den duur alsnog leiden tot ontevredenheid. En wat als het allerzwartste scenario werkelijkheid wordt en jouw onderneming failliet gaat, wat dan? Je kunt het risico op ruzie verkleinen door van tevoren duidelijk (zowel mondeling als in het contract dat je samen opstelt) te toelichten waarvoor je het geld gaat gebruiken. Wees daarnaast altijd eerlijk over het risico dat je het geld niet meteen kunt terugbetalen.

4. Hoe stel je een goede leenovereenkomst op?

Het spreekt wellicht voor zich dat je in een leenovereenkomst melding moet maken van de partijen die samen de lening aangaan (bijvoorbeeld jij en je oom). Daarnaast moet je in het contract concreet de hoogte van het bedrag aangeven en ingaan op zowel het rentepercentage als de datum van rentebetaling.

Houd ook rekening met het feit dat de hoogte van de rente marktconform moet zijn. Spreken jullie onderling een rente af die aanzienlijk lager is dan wat er in de markt gemiddeld gerekend wordt? Dan lopen jullie het risico dat de Belastingdienst de lening zal beschouwen als een schenking en kunnen jullie worden verplicht tot het betalen van schenkbelasting. Meer daarover lees je bij punt 5.

Het komt geregeld voor dat starters niet direct beginnen met aflossen of het betalen van rente. Zorg er in dat geval voor dat je de startdatum voor het aflossen van de lening of betalen van rente (bijvoorbeeld exact een half jaar na het aangaan van de lening) ook opneemt in de overeenkomst. Tip: laat het door jullie opgestelde document ook altijd even nalezen door een deskundige op het gebied van contracten, zoals een advocaat, notaris of accountant.

5. Hoe zit het belastingtechnisch?

De Belastingdienst maakt zakelijk gezien onderscheid tussen een lening of een schenking. Wanneer het gaat om een (onderhandse) lening om de start van je bedrijf te financieren, moet je het bewijs hiervan indien nodig kunnen tonen aan een inspecteur. Daarvoor moet er sprake zijn van een schriftelijke overeenkomst. Een overzicht van bankafschrift alleen is dus niet voldoende. Vroeger kon een particuliere geldverstrekker nog gebruikmaken van de durfkapitaalregeling, maar de bijbehorende heffingskorting is begin 2013 vervallen. Er is nog wel sprake van een zekere overgangsregeling.

Wil jouw familielid of vriend jou het benodigde geldbedrag niet lenen, maar schenken? Houd er dan rekening mee dat je te maken kunt krijgen met schenkbelasting. Dit is het geval wanneer het bedrag hoger is dan de vastgestelde vrijstelling. Ook de relatie tot de schenker speelt hierbij een rol. Zo geldt voor schenkingen van ouders aan hun kinderen een hogere vrijstelling dan voor een schenking aan een ander persoon. Binnen één maand na de ontvangst moet je hierover aangifte doen bij de fiscus.

(Bron: Ikgastarten)

Een faillissement bestaat uit een aantal stappen. Maar ieder faillissement is anders, dus niet alle stappen zijn altijd nodig. Uw faillissementsaanvraag kan bijvoorbeeld worden afgewezen. Of u belandt in de schuldsanering. Wat zijn de algemene stappen van een faillissement?

1. Uw faillissementsaanvraag

U kunt zelf uw faillissement aanvragen. Of uw schuldeisers vragen uw faillissement aan. Als u zelf schuldeiser bent, kunt u natuurlijk het faillissement van uw klant aanvragen. Daarvoor heeft u een advocaat nodig.

2. Naar de rechter

De rechter bepaalt of uw faillissementsaanvraag terecht is. Tijdens de zitting krijgt u de kans op een verweer. U kunt dan ook een aanvraag doen voor schuldsanering. Kunt u uw schulden nog wel betalen? Dan is de kans groot dat uw aanvraag wordt afgewezen. U kunt alleen in beroep gaan tegen de uitspraak als u aanwezig bent bij de zitting.

3. De curator krijgt de controle over uw bedrijf en uw vermogen

De rechter benoemt een curator. Die brengt al uw bezittingen en schulden in kaart en legt beslag op uw vermogen, ook op uw privévermogen. De curator neemt ook alle beslissingen voor uw bedrijf. Een deel van uw inkomsten mag u houden voor levensonderhoud. De curator probeert zoveel mogelijk bezittingen te verkopen om aan geld te komen voor uw schuldeisers.

4. Verificatiefase

Dan gaat u de verificatiefase in. De curator bekijkt welke schulden echt zijn en welke niet. Met de schuldeisers worden afspraken gemaakt over terugbetaling.

5. Betalen van schuldeisers

De curator stelt hiervoor een uitdelingslijst op. De schuldeisers moeten hiermee akkoord gaan. Wie wat krijgt, hangt af van de rangorde van schuldeisers. De rechter moet het akkoord met uw schuldeisers nog wel goedkeuren. Blijft er nog een schuld openstaan? Als u bestuurlijk aansprakelijk bent, dan kunnen schuldeisers die in de toekomst bij u claimen.

6. Einde faillissement

Uw faillissement eindigt als:

  • U uw schulden heeft afbetaald volgens de wettelijke verdeling. Voor het restant blijft u aansprakelijk.
  • De rechter het akkoord met uw schuldeisers goedkeurt. U betaalt uw schulden af volgens de uitdelingslijst.

7. Doorstart na een faillissement

Een faillissement hoeft niet het einde te zijn van uw bedrijf. Misschien kunt u een doorstart maken. Soms is voortzetting tijdens een faillissement ook mogelijk.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Net voor het zomerreces is gisteren in de Tweede Kamer een motie aangenomen die tot doel heeft dat meer startende ondernemers zich gaan verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. De strekking van de motie is dat de termijn waarbinnen startende ondernemers kunnen kiezen voor de vrijwillige verzekering van het UWV wordt verdubbeld van 13 naar ‘minstens’ 26 weken.

De tekst van de motie

Steven van Weyenberg van D66 deelde op Twitter zelf de tekst van zijn motie, die nu dus in de wet gaat worden opgenomen. Tenminste als de verantwoordelijke minister zijn werk goed doet en hem uitvoert.

motie tweede kamerlid steven van weyenberg over verlengen aanmeldtermijn vrijwillige verzekering uwv

Aardige stap, maar of het zoden aan de dijk gaat zetten?

Het verruimen van de aanmeldtermijn van de vrijwillige UWV-verzekering lijkt een aardige stap en zal er vast toe leiden dat enkele honderden ondernemers per jaar extra voor deze Arbeidsongeschktheids (AOV)-optie gaan kiezen. Nadat de toelatingstermijn in 2008 werd verlengd van 4 naar 13 weken, groeide het aantal zelfstandig ondernemers (zonder en met personeel) met een vrijwillige UWV-verzekering in zeven jaar tot 18.000. Niet dat je zegt een enorm aantal.

Ik vraag me daarom af of deze uitbreiding de verzekeringsgraad onder zelfstandigen substantieel gaat verhogen. Daarvoor lijkt meer nodig. Om te beginnen betere voorlichting door KvK, loopbaancoaches, startersadviseurs, brancheverenigingen én bedrijven/overheden die medewerkers in schijnzelfstandigheid duwen. Nu weten alleen alle starters vanuit de WW – door verplichte deelname aan de online ‘training’ van het UWV – over het bestaan van deze optie.

Waarom veel zelfstandigen geen AOV hebben

De laatste weken duikt in de media op dat het kabinet serieus zou nadenken over een ‘publieke’ AOV voor zelfstandigen zonder personeel. En er zijn de afgelopen tijd veel onderzoeken gedaan over ondernemers en AOV’s. De laatste door de gezamenlijke zzp-clubs. Precies 6151 van hun leden vulden begin juni de ‘online kwantitatieve vragenlijst’ van het extern bureau Totta in. In het kader van deze motie de meeste interessante uitkomsten, staan in onderstaand plaatje. (even op klikken voor vergroting)

totta onderzoek voor zzp nederland zpo fnv zzp fnv kiem en nvj naar redenen waarom zzp'ers geen arbeidsongeschiktheidsverzekering AOV hebben

Rechtsboven is te lezen dat van de leden van de zzp-clubs (die bereid waren de vragenlijst in te vullen) dus 5% de vrijwillige UWV-verzekering heeft. Da’s een beduidend groter deel dan die 18.000 van alle zelfstandigen in Nederland is. Wat onder andere verklaarbaar is door het type zelfstandigen (uit sectoren als bouw, zorg en journalistiek) dat lid is van een zzp-club.

Wat vooral opvalt is dat 69% van de invullers van de vragenlijst een AOV te duur vindt. En daar komt vast geen verandering in als men langer tijd krijgt om de vrijwillige, maar dure, UWV-variant af te sluiten.

De UWV-verzekering is maar voor klein deel zzp’ers interessant

In de onderste regel van bovenstaand plaatje staat dat 13% van de ondervraagde zzp’ers zonder AOV denkt/weet dat ze niet worden geaccepteerd. En da’s precies de groep ondernemers voor wie de UWV-verzekering interessant is.

In tegenstelling tot het UWV mogen verzekeraars hun tarieven namelijk per polis aanpassen aan de ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van individuele verzekerden. En de risico’s op uitval zijn bij (oudere) ondernemers met zware beroepen en bij ondernemers met een chronische ziekte, nu eenmaal groter dan bij de hippe gezonde jonge ondernemers met kekke internetbedrijfjes.

Voor zelfstandigen met een groter risico op uitval dan gemiddeld, heeft de vrijwillige UWV-verzekering vier belangrijke voordelen:

  1. Elke verzekerde betaalt hetzelfde percentage premie
  2. De verzekering heeft een opzegtermijn van precies 1 dag
  3. De eigen risicotermijn van het Ziektewetonderdeel is slechts 2 dagen
  4. Het UWV heeft een acceptatieplicht

Naast de hoge premie is het grote nadeel van de UWV-verzekering dat alleen mensen die na een baan of uitkering ondernemer worden hem binnen 13 (straks 26 weken) na het einde van hun premieplicht vrijwillig kunnen voortzetten.

Het grootste deel van de ondernemers in Nederland wist bij hun start niet dat deze optie er toen ook al was. Maar het is maar de vraag of er dan veel meer ondernemers deze verzekering zouden hebben. Want feit blijft dat het grootste deel van de ondernemers een AOV te duur vindt in de relatie tot hun eigen risico-inschatting.

Mij lijkt dat als de ‘betaalbare vrijwillige publieke AOV’ voor ondernemers waar de minister het afgelopen weekend in de Volkskrant over had er daadwerkelijk komt, het vooral ondernemers uit de moeilijk elders verzekerbare groepen zullen zijn die zo’n verzekering gaan afsluiten.

(Bron: ondernemersfacts)

In de onderstaande tabel vindt u een opsomming van kosten. Per kostensoort ziet u welk percentage van de kosten u mag aftrekken bij het bepalen van de winst uit onderneming.

Tabel Kosten voor de onderneming

Soort kosten Welk deel van de
kosten is aftrekbaar?
Werkruimte thuis 0%, met uitzonderingen
Voedsel, drank, genotmiddelen,
representatie, congressen,
seminars, studiereizen (inclusief
reis- en verblijfskosten), e.d.*1
drempel € 4.500*2
Telefoonabonnement thuis 0%
Zakelijke telefoongesprekken thuis 100%
Algemene literatuur 0%
Vakliteratuur 100%
Werkkleding*3 100%
Kleding (geen werkkleding) 0%
Persoonlijke verzorging 0%
Aktetassen e.d. 100%
Apparatuur en instrumenten
die niet tot het
ondernemingsvermogen behoren
0%
Verhuiskosten beperkt
Huisvesting buiten de woonplaats beperkt
Geldboeten 0%
Auto van de zaak beperkt
Zakelijke kosten eigen auto beperkt
Vaartuigen voor
representatieve doeleinden
0%

*1 Onder de post ‘voedsel’ vallen zakenlunches en -diners (ook de fooien). Denk bij ‘drank’ aan koffie, thee, melk en frisdrank. Bij ‘genotmiddelen’ moet u denken aan onder andere sigaretten en sigaren. Onder ‘representatie’ vallen onder meer de kosten van recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak. Bij deze kosten geldt dat u het deel van het totaalbedrag mag aftrekken dat boven de drempel van € 4.500 uitkomt.

*2 Voor de kosten van voedsel, drank, genotmiddelen, representatie, congressen, seminars, studiereizen en dergelijke kunt u in plaats van het toepassen van de € 4.500 drempel ook 73,5% van deze kosten aftrekken. Wilt u deze methode toepassen, dan kunt u daar bij de aangifte voor kiezen.

*3 Werkkleding is kleding die u (bijna) uitsluitend kunt dragen in het kader van uw onderneming. Dit moet blijken uit de uiterlijke kenmerken van de kleding (bijvoorbeeld:een uniform of overall). Is de kleding ook geschikt om buiten uw onderneming te dragen? Dan moet de kleding zijn voorzien van een beeldmerk met een oppervlakte van minimaal 70cm2. Het beeldmerk moet verwijzen naar uw onderneming.

(Bron: Belastingdienst)

De verleggingsregeling komt voor bij het zaken doen met bedrijven in de volgende sectoren:

Sectoren onderaanneming en uitlenen personeel

Bij onderaanneming en uitlening van personeel geldt de verleggingsregeling in de volgende sectoren:

  • bouw
  • scheepsbouw
  • schoonmaakbedrijven

(Bron: Belastingdienst)

Bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) kunt u een merk registreren. Door deze registratie krijgt u het exclusieve recht op het gebruik van het merk voor bepaalde producten en diensten binnen de Benelux. De inschrijving is in eerste instantie 10 jaar geldig, maar deze kunt u na 10 jaar verlengen. U dient wel zelf uw merk actief in stand te houden in de markt. Een merk is overdraagbaar, wat is daarvoor nodig?

Een merk kan worden overgedragen middels een onderhandse akte. Wil de overnemende partij er voor zorgen, dat hij ook dezelfde bescherming geniet als de overdragende partij, dan dient dit ook geregeld te worden bij het BBIE. Hiertoe kan een standaardformulier worden ingevuld, welke te downloaden is op de website van het BBIE.

In de onderhandse akte kunnen afspraken gemaakt worden inzake een vergoeding voor de overdracht. Als het om een groot bedrag gaat, is het mogelijk om dit via een derdengeldenrekening van een IT-notaris te laten lopen. In dat geval maakt de koper het bedrag over op deze derdengeldenrekening en stort de IT-notaris dit bedrag op de rekening van de verkoper, zodra het register van het BBIE is aangepast. De IT-notaris heeft hiervoor een speciaal protocol opgesteld.

Ook kunnen er in de onderhandse akte afspraken gemaakt worden inzake gerelateerde rechten, zoals auteursrechten en domeinnamen, die mogelijk betrekking hebben op het merk. Indien de overdragende partij nog wel het merk mag blijven gebruiken, is het mogelijk om in deze akte een licentierecht te verstrekken.

Daarnaast is het goed om afspraken te maken inzake garanties, vrijwaringen en eventueel een boetebepaling, in geval de overdragende partij na overdracht onrechtmatig gebruik maakt van het merk.

U kunt ten slotte overwegen om uw merk over te dragen aan een afzonderlijke IE-holding, om te voorkomen dat bedrijfsrisico’s in de werkmaatschappij er voor zorgen, dat merkenrechten in een failliete boedel terechtkomen.

(www.it-jurist.nl)