DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof

 

Een bedrijf starten kost geld. Of je nu een bestaande onderneming overneemt of een startup vanaf de grond wilt opbouwen: als ondernemer zul je – zeker in het begin – in jouw bedrijf moeten investeren. Gelukkig heeft de overheid hiervoor een aantal goede regelingen in het leven geroepen: 5 investeringsregelingen voor ondernemers.

1. Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek maakt deel uit van de overkoepelende investeringsaftrek. Van deze investeringsregeling kun je als startende ondernemer relatief snel gebruik maken omdat het hierbij gaat om het investeren in bedrijfsmiddelen. De belangrijkste voorwaarde is dat een bedrijfsmiddel minimaal 450 euro kost en daarnaast in aanmerking komt voor investeringsaftrek. Heb jij bijvoorbeeld een speciale zaagmachine aangeschaft of een computer gekocht voor het bijhouden van jouw administratie? Dan mag je gebruikmaken van de KIA-regeling.

Let op: het bedrag dat je uiteindelijk van de winst mag aftrekken, hangt altijd samen met het totaalbedrag dat je dat boekjaar in het bedrijf hebt geïnvesteerd. Daarnaast speelt de rechtsvorm een rol. Als je met anderen een bedrijf hebt, zoals een vennootschap onder firma (VOF) of een maatschap, moet je de aftrek berekenen door een percentage te nemen van de totale investering van het samenwerkingsverband (en dus niet kijken naar iedere afzonderlijke investering).

Sinds 2014 zijn de voorwaarden aangescherpt. Zo is de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek op zuinige personenauto’s niet langer van kracht. Verder komen de volgende investeringen ook niet (meer) in aanmerking voor investeringsaftrek:

  • Investeringen in bepaalde bedrijfsmiddelen, zoals woonhuizen, grond, dieren, personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer, vaartuigen voor representatieve doeleinden, effecten, vorderingen, goodwill en publiekrechtelijke vergunningen.
  • Bedrijfsmiddelen die zijn bestemd voor verhuur of voor gebruik in het buitenland.
  • Bedrijfsmiddelen die minder dan 450 euro per stuk kosten
  • Transacties tussen een lichaam en personen of rechtspersonen (bijvoorbeeld bv’s en nv’s), die voor ten minste een derde deel een belang hebben in dat lichaam. Als je bijvoorbeeld aandeelhouder bent van een bv en je verkoopt een bedrijfsmiddel aan de bv, dan heeft de bv geen recht op investeringsaftrek.

2. Energie-investeringsaftrek (EIA)

Ook de Energie-investeringsaftrek (EIA) valt onder de investeringsaftrek en is dus een fiscale aftrekregeling. Ondernemers die zich actief bezighouden met het investeren in energiebesparende bedrijfsmiddelen en duurzame energie doen er verstandig aan om de mogelijkheden op dit gebied te bekijken.

Behalve de afschrijving kun je van de investering (aanschaf- en voortbrengingskosten) in deze bedrijfsmiddelen namelijk 41,5 procent extra aftrekken van de winst. Controleer om teleurstellingen te voorkomen van tevoren wel goed of je echt aan alle voorwaarden hebt voldaan:

  • Het bedrag aan energie-investeringen bedraagt minimaal 2.500 euro.
  • Het bedrijfsmiddel is niet eerder gebruikt.
  • Het bedrijfsmiddel staat op de energielijst van RVO.nl.
  • Je kunt voor hetzelfde bedrijfsmiddel geen energie-investeringsaftrek én milieu-investeringsaftrek tegelijk krijgen. Je moet dus een keuze maken tussen beide regelingen.
  • Bedrijfsmiddelen die niet op de energielijst van RVO staan, maar wel energie of fossiele brandstoffen besparen en een algemene besparingsnorm halen.
  • De kosten van een energieadvies (onder bepaalde voorwaarden)

Meer weten over hoe je als ondernemer gebruik kunt maken van de EIA-regeling? Lees er alles over op de website van de Belastingdienst.

3 + 4. Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)

De Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) zijn subsidies voor ondernemers op het gebied van milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Kort samengevat kun je met de MIA-regeling jouw fiscale winst verder verlagen. Het is mogelijk om tot 36 procent van het investeringsbedrag in mindering te brengen op de gemaakte winst. Of jij straks daadwerkelijk dit maximale percentage mag toepassen, is afhankelijk van de milieu-effecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel in kwestie.

De VAMIL is een methode om een investering op ieder gewenst moment te kunnen afschrijven, zodat jouw totale fiscale winst uiteindelijk lager uitvalt en je over dat jaar dus minder belasting hoeft te betalen. Let op: de bovengrens van deze willekeurige afschrijving is sinds 2011 vastgesteld op 75 procent. Veel ondernemers kiezen er echter voor om de MIA en VAMIL te combineren. Dit is toegestaan, mits je aan alle gestelde voorwaarden voldoet:

  • Het bedrijfsmiddel staat op de milieulijst van RVO.
  • Het bedrijfsmiddel is niet eerder gebruikt.
  • De investering moet betrekking hebben op aanschaf- en voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel.
  • Voor de MIA moet het bedrag aan milieu-investeringen minimaal 2.500 euro zijn.

5. Desinvesteringsbijtelling

De desinvesteringsbijtelling is een vreemde eend in de bijt. Het is namelijk geen investeringsregeling waar je als ondernemer voordeel uit kunt halen, maar is wel een consequentie waar jij (of jouw boekhouder/accountant) op termijn rekening mee moet houden.

Als jij namens jouw onderneming bijvoorbeeld ooit bedrijfsmiddelen hebt vervreemd (verkocht, geschonken etc.) en daarvoor in eerdere jaren gebruik hebt gemaakt van de investeringsaftrek, kan het namelijk zijn dat je later een deel van die aftrek zult moeten terugbetalen aan de fiscus. Dit is in ieder geval zo wanneer:

  • Je de betreffende bedrijfsmiddelen binnen vijf jaar verkoopt of schenkt na het begin van het kalenderjaar waarin je de investering hebt gedaan.
  • De waarde van deze bedrijfsmiddelen bij elkaar opgeteld hoger is dan 2.300 euro. [Bron: Belastingdienst]

Het goede nieuws is dat deze uiteindelijke bijtelling nooit hoger zal uitvallen dan het bedrag dat je eerder hebt kunnen aftrekken. Dat maakt het toepassen van de eerder genoemde investeringsregelingen dus nog steeds de moeite waard. Tip: voorkom een misrekening en neem voor het bedrag dat je moet bijtellen hetzelfde percentage dat je bij de eerdere investeringsaftrek hebt toegepast. Zo weet je zeker dat je niet te veel of te weinig terugbetaalt.

(Bron: Ikgastarten)

 

In algemene voorwaarden leggen ondernemers de regels vast die zij gebruiken bij de verkoop van producten of diensten. Deze ‘kleine lettertjes’ scheppen duidelijkheid over allerlei zaken die met de verkoop aan consumenten te maken hebben. Ondernemers kunnen niet zomaar alles in hun ‘kleine lettertjes’ opnemen. En zij moeten zorgen dat consumenten de algemene voorwaarden kunnen inzien voor de koop.

Wat zegt de wet over algemene voorwaarden?

Ondernemers zijn niet verplicht om algemene voorwaarden op te stellen. In de wet staat precies aan welke regels ze zich moeten houden als zij dat wel doen.

Hoe moeten ondernemers algemene voorwaarden overhandigen?

Ondernemers moeten hun algemene voorwaarden vooraf overhandigen of opsturen. Is dat praktisch gezien echt niet mogelijk? Dan mag een ondernemer de consument verwijzen naar een plek waar ze in te zien zijn, bijvoorbeeld bij de Kamer van Koophandel. Vraagt de consument naar de algemene voorwaarden? Dan moet de ondernemer ze eenmalig kosteloos opsturen.

Wanneer zijn algemene voorwaarden ongeldig?

Heeft een consument geen gelegenheid gekregen om kennis te nemen van de algemene voorwaarden? Dan kan hij de voorwaarden niet van toepassing verklaren. In de wet heet dat ‘vernietigen’. Dit moet de consument dan wel bij de ondernemer melden.

Wat zijn onredelijke bepalingen in algemene voorwaarden?

In algemene voorwaarden mogen geen onredelijke bepalingen staan. Een ondernemer mag niet afwijken van andere ‘dwingende wettelijke bepalingen’. Veel regels die consumenten beschermen zijn van dwingend recht. Dit betekent dat daarvan niet mag worden afgeweken.

Wat zijn de regels als een ondernemer de algemene voorwaarden tussentijds wil wijzigen?

Overeenkomsten gelden soms voor langere tijd, zoals bij een abonnement. Wil een ondernemer de  algemene voorwaarden tijdens de looptijd van een overeenkomst veranderen? Dan kan dat alleen als hij dat in zijn voorwaarden bepaald heeft.

De ondernemer moet de gewijzigde voorwaarden opsturen naar de consument. Dat moet omdat hij een informatieplicht heeft. Een vermelding in de krant of de mededeling aan de consument dat de voorwaarden gewijzigd zijn, is niet voldoende. Zijn de nieuwe voorwaarden nadelig voor de consument? Dan kan hij deze afwijzen of de overeenkomst per direct ontbinden.

(Bron: ACM)

Wilt u een aangifte of aanslag betalen maar bent u de acceptgiro kwijt? Of weet u niet meer welk aangifte-, aanslag-, of beschikkingsnummer bij een betalingskenmerk hoort? Met de Zoekhulp betalingskenmerk en aangifte-, aanslag- of beschikkingsnummer kunt u dat achterhalen.

Zoekhulp gebruiken

  • Vul de vragen in.
  • Is iets niet duidelijk, klik dan op het vraagteken voor een toelichting.
  • Als alle vragen zijn ingevuld, klik dan op de toets ‘Geef betalingskenmerk’ of ‘Geef aangifte-, aanslag-, of beschikkingsnummer’.

Bij de hand houden

  • Houd uw aangifte-, aanslag- of beschikkingsnummer bij de hand als u een betalingskenmerk wilt weten. U kunt uw aangiftenummer voor de loonheffingen zelf afleiden als u dit kwijt bent.
  • Houd uw betalingskenmerk bij de hand als u een aangifte-, aanslag-, of beschikkingsnummer wilt weten.

(Bron: belastingdienst.nl)

In Nederland is iedere ondernemer verplicht zijn administratie te bewaren. Dit wordt ook wel de fiscale bewaarplicht genoemd. Wettelijk is bepaald dat u uw administratie 7 jaar dient te bewaren. Echter zijn er bestaan uitzonderingen waarbij u sommige gegevens wel tot 10 jaar moet bewaren.

De basisgegevens, de gegevens op basis waarvan uw belastingplicht moet kunnen worden afgeleid, dient u 7 jaar te bewaren. Onder deze gegevens vallen ieder geval:

  • Kasadministratie
  • Grootboekadministratie
  • Voorraadadministratie
  • Loonadministratie
  • Urenadministratie
  • Debiteurenadministratie
  • Crediteurenadministratie
  • Inkoopadministratie
  • Verkoopadministratie

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van gegevens die bewaard moeten worden. Deze lijst is echter niet compleet. Dit komt onder andere doordat per branche en per vakgroep bepaalde eisen gesteld kunnen worden aan de essentiële informatie die een onderneming moet kunnen verstrekken aan belastingdienst.

De belastingdienst kan uw administratie controleren en wanneer nodig om nadere gegevens vragen. Wanneer u deze gegevens niet heeft en/of niet verstrekt kan dit verstrekkende gevolgen hebben. De belastingdienst kan in dit geval de bewijslast omkeren en verzwaren. Dat wil zeggen dat de belastingdienst een redelijk onderbouwde schatting zal maken van uw omzet (welke in de praktijk altijd hoog zal zijn) en op basis hiervan een aanslag zal opleggen. Vervolgens verkeert de belastingplichtige onderneming in de zeer lastige positie om bewijs te leveren dat de schatting van de belastingdienst onjuist is en dus de aanslag te hoog is. In de praktijk is dit een lastige en weinig benijdenswaardige positie. Vaak zijn met deze zaken grote bedragen gemoeid.

Reden genoeg om u bij te laten staan door een specialist, een advocaat-belastingkundige. Twijfel niet en neem (vrijblijvend) contact op met Farber Zwaanswijk Advocaten, gespecialiseerd en ervaren op het gebied van (het voorkomen van) procedures tegen de belastingdienst. U kunt  hier klikken voor de contactgegevens.

(Bron: FZAdvocaten)

Ondernemers kunnen hun rekeningnummer voor teruggaven met een digitaal formulier doorgeven aan de Belastingdienst.

Het formulier ‘Wijzigen rekeningnummer ondernemer’ kan worden gebruikt om een rekeningnummer door te geven voor teruggaven:

  • btw
  • loonheffingen
  • motorrijtuigenbelastingen
  • vennootschapsbelasting
  • overige belastignen (eurovignet, verontreinigingsheffing rijkswateren)

Het formulier is niet bedoeld voor:

  • teruggaaf Inkomstenbelasting
  • teruggaaf bijdrage Zorgverzekeringwet (Zvw)
  • toeslagen

Gebruik daarvoor Mijn Belastingdienst of Mijn toeslagen.

 

Waar vindt u het formulier Wijzigen rekeningnummer?

Het formulier ‘Wijzigen rekeningnummer ondernemers’ staat onder ‘Overige formulieren’ op het beveiligde deel van onze internetsite (https://mijn.belastingdienst.nl/ppa/). U logt in met uw gebruikersnaam en wachtwoord.

(Bron: Taxence)

De volgende gegevens hebt u nodig bij het invullen van de vraag ‘Eigen woning’ in uw aangifte inkomstenbelasting:

  • de WOZ-waarde van uw woning
    Deze waarde staat op uw WOZ-beschikking. Voor uw aangifte inkomstenbelasting gebruikt u de WOZ-beschikking van het jaar waarover u aangifte doet. Deze heeft een peildatum van 1 januari van het jaar vóór het jaar waarover u aangifte doet.
  • de betaalde rente en aflossing
    Deze staan op het (jaar)overzicht van uw bank.
  • In het jaar van aankoop of verkoop ook de volgende door u betaalde kosten:
    • de afsluitprovisie
    • de overdrachtsbelasting
    • de advies- en bemiddelingskosten
    • de taxatiekosten voor het krijgen van de lening
    • de notariskosten voor de hypotheek of lening

Deze staan op de aankoop- of verkoopspecificatie van de notaris.

De vermogensetikettering binnen de inkomstenbelasting geeft in de praktijk veel problemen. Investeringen in (kapitaal)goederen welke uitsluitend voor de zaak gebruikt worden, is verplicht ondernemingsvermogen. Investeringen welke u uitsluitend privé gaat gebruiken, is verplicht privévermogen. U heeft als ondernemer geen keuzerecht. Maar wat als u die investering zowel voor privé als voor de zaak gaat gebruiken? Deze laatste categorie behoort dan tot het keuzevermogen. U mag nu als ondernemer kiezen: of op de zaak of in privé. De wetgever heeft er bewust voor gekozen vermogensetikettering niet binnen de wet IB 2001 op te nemen.

17792911_sDat deze keus belangrijk is, zal duidelijk zijn. Bij de keuze van ondernemingsvermogen zijn de kosten aftrekbaar van de winst en eventuele verkoopwinsten belast in box 1. Bij de keuze van privévermogen zijn de kosten niet aftrekbaar en zijn eventuele verkoopwinsten onbelast. Wel krijgt u bij privévermogen eventueel te maken met de vermogensrendementsheffing binnen box 3.

Met een juiste etiketteringskeuze binnen de inkomstenbelasting kunt u fiscaal veel besparen.

Binnen de vennootschapsbelasting speelt vermogensetikettering minder, omdat daar geacht wordt, dat het gehele vermogen ondernemingsvermogen is.

 

Zoals uit mijn inleiding blijkt, zijn er drie soorten vermogensetikettering:

  1. Verplicht ondernemingsvermogen. Vermogensbestanddelen welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (90% of meer) in het bedrijf gebruikt worden. Voorbeelden zijn een bedrijfsgebouw, de machines, een heftruck, debiteuren, liquide middelen (nodig voor de normale bedrijfsuitoefening) en crediteuren. Deze posten moeten geactiveerd of gepassiveerd worden op de balans. Is een vermogensbestanddeel gefinancierd met vreemd vermogen, dan volgt deze schuld het bezit.
  2. Verplicht privévermogen. Vermogensbestanddelen welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (90% of meer) voor privé gebruikt worden. Voorbeelden zijn de inboedel van het woonhuis, de caravan voor op vakantie, een privéspaarrekening. Deze posten zien we niet terug op de balans van het bedrijf.
  3. Keuzevermogen. Als u als ondernemer de zaken of goederen zowel zakelijk als privé gaat gebruiken, dan is er een wisselend of gemengd gebruik. De wil van de ondernemer is doorslaggevend. Als u als ondernemer kiest voor zakelijke etikettering, dan blijkt dit door opname van de zaak op de balans. Binnen de inkomstenbelasting kunt u nog terugkomen op deze beslissing, zolang de aanslag inkomstenbelasting nog niet onherroepelijk is. Een aanslag is onherroepelijk, als de definitieve aanslag is opgelegd en de termijn van bezwaar is verstreken. Voorbeelden zijn een auto voor zowel zakelijk als privégebruik en een woon-werkpand. Bij de meeste vermogensbestanddelen wordt naar de (nagenoeg) uitsluitend grens van 10% – 90 % gekeken. Bij de auto is wel aparte wetgeving van toepassing. De grens ligt hier bij 500 km op jaarbasis. Bij minder dan 500 km privé geldt verplicht ondernemingsvermogen. Bij minder dan 500 km zakelijk geldt verplicht privévermogen. In alle andere gevallen geldt nu keuzevermogen.

Vermogensetikettering binnen de inkomstenbelasting is duidelijk een vak apart. Verkeerde keuzes kunnen fiscaal behoorlijk in de papieren lopen. Bij zakelijke etikettering worden waardemutaties van het vermogensbestanddeel als kosten e/o opbrengsten meegenomen in de winstbepaling. Bij privévermogen geldt eventueel alleen de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. (Na aftrek van het heffingsvrije vermogen).

Ook niet onbelangrijk bij een keuze is de vorming van de oudedagsreserve. Deze FOR  is afhankelijk van de hoogte van het ondernemingsvermogen.

Als voorbeeld de verkoop van een pand.

Bij een verkoop met winst is deze winst onbelast bij de keuze privévermogen. Deze winst is  belast bij de keuze ondernemingsvermogen. Bij een verkoop met verlies is dit verlies niet verrekenbaar binnen het privévermogen. Dit verlies is wel aftrekbaar op de jaarwinst bij de  keuze ondernemingsvermogen.

In een volgend blog over vermogensetikettering komt o.a. heretikettering, verbouwingen en panden in gemengd gebruik aan de orde.

(Bron: Multiraedt /Bert Elfferich RB )

 

Het is een van de belangrijkste vragen die een startende ondernemer zich moet stellen: wat is de juiste vraagprijs voor mijn product of dienst? Te hoog gaan zitten met de prijsbepaling is natuurlijk nooit goed, maar jouw vraagprijzen te laag inschatten is ook weer niet de bedoeling. Hoe bepaal je een correcte prijs? Een kostprijsberekening biedt uitkomst.

1. Wat houdt een kostprijs in?

Volgens de Van Dale is een kostprijs de ‘som van de kosten die nodig zijn voor het maken van een product’. Of makkelijker gezegd: de volledige kostprijs bestaat uit het totale kostenplaatje dat jij moet maken voor het maken of leveren van een product (of dienst natuurlijk). Houd er rekening mee dat het vaststellen van de juiste vraagprijs voor iedere ondernemer en de branche waarin hij werkzaam weer verschillend kan zijn.

Uiteindelijk is het aan jou om te bepalen welke elementen je hierin het zwaarst laat meewegen, maar gebruikmaken van een gedegen berekening verkleint de kans dat je de vaste en variabele onkosten onderschat en straks onverhoopt verlies draait. Bij punt 2 komen we hier uitgebreid op terug. Wellicht ten overvloede, maar als je in jouw bedrijf meerdere soorten producten of diensten gaat aanbieden, zul je dus per product of dienst moeten kijken welke berekening je hierop wilt loslaten.

2. Welke strategie is op mijn bedrijf van toepassing?

Er zijn uiteenlopende manieren om de juiste kostprijs te bepalen. Een goed uitgangspunt is om voor een bepaalde periode – bijvoorbeeld per maand, kwartaal of een heel jaar – jouw toekomstige inkoopbeleid onder de loep te nemen. Als je een bijvoorbeeld een houtbewerkingsbedrijf runt, moet je achterhalen hoeveel je per houtsoort of bijbehorende materialen wilt gaan afnemen en deze bevindingen verwerken in je administratie.

Vervolgens is het zaak om voor ieder product de variabele kosten te berekenen, oftewel de bedragen die kunnen worden beïnvloed door een af- of toename in de productieomvang. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan de inkoopprijs, verzendkosten, transportkosten en mogelijke importkosten. Werk je met meerdere producten of diensten tegelijk? Dan kun je de kosten het beste verhoudingsgewijs verdelen.

De volgende stap is het berekenen van de vaste lasten, waarbij je onder meer rekening moet houden met kosten voor jouw bedrijfspand, magazijn/opslagruimte, verzekeringen, marketingbudget en auto- en reiskosten. Als je personeel in dienst hebt, komen er daarvoor ook speciale kosten bij. De vaste lasten berekenen lijkt op het eerste gezicht misschien makkelijker dan het is, omdat je deze kosten in veel gevallen moet verdelen over de uiteenlopende producten die je in jouw zaak aanbiedt.

Twee effectieve manieren om de vaste lasten succesvol te verdelen, zijn de integrale kostenberekening en de zogenoemde ABC-methode. De integrale kostenberekening is voor starters een goede manier om inzicht te krijgen in de vaste lasten, omdat hun bedrijf vaak nog niet zo groot is. In dit geval tel je simpelweg alle vaste lasten bij elkaar op en verdeel je deze over alle producten of diensten die je namens jouw startup aanbiedt.

De ABC-methode (voluit Activity Based Costing) is doorgaans iets omvangrijker dan de integrale kostenberekening. In dit geval bereken je de vaste lasten terug op de verschillende afdelingen binnen de onderneming. Daarna bepaal je voor hoe veel procent een product of dienst ‘gebruikmaakt’ van de afdeling in kwestie en evenredig daaraan verdeel je vervolgens de vaste lasten.

3. Wat is de juiste kostprijsberekening?

Als je eenmaal hebt uitgezocht wat je zakelijke kosten zijn, kun je (per product of dienst) de juiste kostprijs gaan bepalen. Het onderstaande stappenplan, waarbij wij als periode het kwartaal hebben aangehouden, helpt je hierbij op weg:

  1. Tel alle variabele kosten bij elkaar op die je per kwartaal maakt.
  2. Bereken de vaste lasten die je voor het product maakt over het kwartaal (dit kan dus zowel via een integrale kostenberekening als de ABC-methode).
  3. Tel deze kosten bij elkaar op en je houdt de inkoopwaarde over.
  4. Bereken vervolgens hoeveel producten je over het kwartaal gaat inkopen.
  5. Deel de inkoopwaarde (3) door het aantal producten/diensten (4). Nu weet je wat idealiter de kostprijs van jouw product of dienst moet zijn.

4. Hoe zit het met mijn winstpercentage?

De kostprijs die jij zojuist hebt berekend, is het minimale bedrag dat je zult moeten vragen om geen verlies te lijden. Maar het liefst wil je met jouw bedrijf ook winst maken. Om een redelijk winstpercentage te kunnen bepalen, zul je eerst per product of dienst een zekere marge moeten berekenen. Bij het bepalen van deze marge moet je in ieder geval de volgende punten meenemen:

  • Vraag en aanbod: zoek uit hoeveel vraag er is naar jouw producten en diensten. Word jij een van de weinige aanbieders in jouw regio en afzetmarkt? Dan kun je best wat meer marge op de prijs zetten. Of beweeg jij je in een niche en zijn er weinig vergelijkbare producten of diensten op de markt verkrijgbaar? Dan begeef je je in een dermate specialistisch segment dat ook dit een duurdere kostprijs rechtvaardigt, maar overdrijf het niet.
  • Exclusiviteit: in het verlengde hiervan moet je ook kijken naar de exclusiviteit van jouw product of dienst. Door de bank genomen kun je er vanuit gaan dat hoe unieker het product of dienst is, des te hoger de marge zal zijn die je erover kunt berekenen.
  • Kwaliteit: goedkoop is (vaak) duurkoop. Dat beseffen klanten en opdrachtgevers tot op zekere hoogte ook. Daarom kun je als ondernemer voor goede en duurzame producten of diensten best een hogere prijs rekenen.
  • Concurrentie: jezelf uit de markt prijzen is uiteraard iets wat je – zeker als starter – te allen tijde wilt vermijden. Kijk daarom ook altijd goed naar de vraagprijs van concurrerende producten en wijk hiervan bij jouw eigen prijsbepaling niet te veel af.

5. Wat zijn de grootste valkuilen?

Een oude bekende op het gebied van startersvalkuilen is dat je de kostprijs te laag inschat, omdat je op die manier jouw voornaamste concurrenten te slim af wilt zijn. De kans dat klanten en opdrachtgevers op deze ‘koopjes’ afkomen is inderdaad een stuk groter, maar deze voordelige prijzen zullen op de lange termijn onhoudbaar blijken. En hoe zullen jouw klanten reageren als jij straks in één keer jouw prijzen aanzienlijk verhoogt?

Daarnaast gebeurt het nogal eens dat ondernemers hun kostprijzen hoofdzakelijk baseren op fiscale cijfers. Deze kosten geven echter een vertekend beeld van de gemaakte winsten en verliezen en dat kan gevolgen hebben voor de continuering van de onderneming in kwestie. Wat ook geregeld voorkomt, is dat ondernemers zich teveel voegen naar het branchegemiddelde zonder de zekerheid dat ze met die tarieven financieel goed uitkomen. Hoewel je de mazzel kunt hebben dat dit lang goed gaat – zeker in een nichemarkt is deze kans aanwezig -, geeft het slechts beperkt inzicht in de staat van jouw bedrijf. En dat laatste is juist essentieel voor een gezonde bedrijfsvoering.

Probeer dus liever wat verder vooruit te kijken: het is in principe geen slecht idee als je een scherpe prijsstrategie wilt hanteren, maar laat hierop eerst een concrete kostenraming los, zodat je later niet alsnog voor vervelende verrassingen komt te staan. Dit doe je door goed te blijven kijken naar de balans tussen de kosten en potentiële opbrengsten op het gebied van materialen en grondstoffen, lonen, huisvesting, afschrijvingen, rente en mensuren.

(Bron: Ikgastarten)

 

 

Als u het hele jaar een fiscale partner hebt, mag u samen kiezen hoe u de gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten verdeelt. Iedere verdeling mag, als het totaal maar 100% is.

U mag de volgende inkomsten en aftrekposten met uw fiscale partner verdelen:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning
  • aftrek vanwege geen of een kleine eigenwoningschuld
  • voordeel uit aanmerkelijk belang
  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3)
    In het jaar waarin u bent geëmigreerd of geïmmigreerd en niet voldoet aan 1 van de extra voorwaarden mag u de grondslag niet verdelen.
  • betaalde partneralimentatie en andere onderhoudsverplichtingen
  • uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar (vervalt in 2015)
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten
  • uitgaven voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapte kinderen, broers of zussen
  • studiekosten en andere scholingsuitgaven
  • onderhoudskosten voor een rijksmonumentenpand
  • giften
  • leningen aan een startende ondernemer (kwijtgescholden durfkapitaal)
  • restant persoonsgebonden aftrek over vorige jaren

(Bron: belastingdienst)

 

 

Heeft een 21-jarig kind dat studeert recht op kinderalimentatie? Deze vraag was de inzet van een rechtszaak waarin een 21-jarige om een onderhoudsbijdrage van zijn vader verzocht.

Ouders zijn ten opzichte van hun kind onderhoudsplichtig totdat het 21 jaar wordt. Voor een kind van 21 jaar of ouder is een ouder slechts onderhoudsplichtig voor zover het kind behoeftig is. Hiervan kan sprake zijn indien een kind studeert, maar dit is niet automatisch het geval.

Behoeftigheid
Van behoeftigheid bij een studerend kind is slechts sprake indien het kind niet beschikt of kan beschikken over de middelen waarover het redelijkerwijs wel kan beschikken. We geven een voorbeeld uit de praktijk.

Praktijkvoorbeeld
Een 21-jarige zoon sprak zijn vader aan op zijn onderhoudsplicht, maar die weigerde nog alimentatie te betalen. Volgens de vader zou de zoon gezien zijn studie wel behoefte aan onderhoudsgeld hebben, maar zou er geen sprake zijn van behoeftigheid.

De rechtbank was het met dat oordeel eens. Van de zoon mocht, gezien zijn leeftijd, worden verwacht dat hij onafhankelijk van zijn ouders zichzelf met een bijbaantje zou onderhouden. Het feit dat de zoon een MBO-opleiding volgde, maakte dit niet anders.

Eigen keuze
De rechtbank wees er nog op dat de zoon aan zijn derde MBO-opleiding was begonnen. Het was natuurlijk zijn goed recht om na succesvol twee MBO-opleidingen af te sluiten, een derde te beginnen. Maar dit betekende wel dat dit zijn eigen keuze was en daartoe geen noodzaak bestond. Van behoeftigheid kon  daarom geen sprake zijn.

Daar kwam nog bij dat de zoon aanspraak kon maken op een basisbeurs, naast een gratis OV-chipkaart. Naast de basisbeurs zou hij ook nog in aanmerking kunnen komen voor een rentedragende lening bij DUO.