DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof

e btw-regels zijn niet in elk land hetzelfde, wat lastig kan zijn als u over de grens zaken doet. Verladersorganisatie EVO maakte een handige top 5 met de meest voorkomende problemen.

Btw in het buitenland
Volgens vervoerdersorganisatie EVO moeten bedrijven die in het buitenland zaken doen zich beter verdiepen in de regels van de btw. Bedrijven willen het wel goed doen, stelt EVO, maar ze weten niet altijd hoe. Niet zo gek dus dat er regelmatig fouten worden gemaakt. En dat levert weer naheffingen en boetes op.

De meest voorkomende fouten heeft EVO op een rij gezet in de navolgende top 5.

Top 5 btw-valkuilen

1. Aantonen dat goederen het land hebben verlaten
Voor goederen die worden verkocht aan het buitenland, geldt het btw-nultarief. De leverancier moet echter kunnen aantonen dat de goederen ook echt het land hebben verlaten en niet btw-vrij op de zwarte markt terecht zijn gekomen. Dat is lastig bij afhaaltransacties, omdat je dat niet zelf het vervoer doet.

2. Aangifte bij ABC-transactie
Bij een ABC-transactie verkoopt leverancier A in bijvoorbeeld Duitsland een partij goederen aan ondernemer B in Frankrijk, die dezelfde goederen weer verkoopt aan partij C in Griekenland. De goederen worden veelal rechtstreeks geleverd van A naar C. Die aangifte gaat echter vaak fout, omdat niet naar de hele keten wordt gekeken om te bepalen waar de levering en de verwerking zijn belast.

3. Fiscaal vertegenwoordiger is soms verplicht
Een ondernemer die in een ander land belastingplichtig is, kan een fiscaal vertegenwoordiger in de hand nemen voor de aangifte, listing en betaling van de btw. Ondernemers weten volgens EVO echter niet altijd dat ze soms verplicht zijn om een dergelijke vertegenwoordiger aan te stellen. Wat het nog ingewikkelder maakt, is dat elke lidstaat hiervoor weer zijn eigen regels heeft.

4. Grote verschillen tussen EU-landen
Er zijn Europese btw-regels, ja, maar er bestaan desondanks grote verschillen tussen lidstaten als het gaat om vrijstellingen, (verlaagde) tarieven, factuureisen en verleggingsregelingen. Ondernemers weten daardoor niet altijd of een bepaald goed of dienst in een land is vrijgesteld, of dat de btw bij invoer wel of niet naar de aangifte kan worden verlegd.

5. Is het een goed of een dienst
De regels voor goederenleveringen en diensten verschillen behoorlijk. Maar het is soms lastig om te bepalen of het gaat om een goed of een dienst, zoals bij assemblagewerkzaamheden.

(Bron: De Zaak)

Uit deze uitspraak* volgt dat de bank (in dit geval de Deutsche Bank) de rente van een tweetal langlopende kredietovereenkomsten (25-jarige euriborleningen) mocht verhogen, en wel op basis van de algemene voorwaarden van toen nog “ABN AMRO Bank N.V.”, artikel 5.

Rente verhoogd

De bank heeft bij de ondernemer in kwestie de vaste (individuele) opslag op het krediet verhoogd met 1 procent en zich daarbij onder meer beroepen op de uitzonderlijke ontwikkelingen in de financiële markten, de verhoging van de kostprijs voor banken ontstaan door een stijging van de liquiditeitspremie, “ten gevolge van het grotendeels wegvallen van de markt waarin banken onderling geld aan elkaar lenen”.
Tevergeefs heeft kredietnemer hier gevorderd dat de verhoging van de individuele opslag niet eenzijdig door de Deutsche Bank mag worden verhoogd.

Andere casus

De rechtbank heeft aan de afwijzing van de eis van kredietnemer ten grondslag gelegd het bepaalde in artikel 5 van de algemene voorwaarden van de bank. In de uitspraak bespreekt de rechtbank eveneens de hiervoor genoemde uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 29 mei 2012.
De rechter geeft aan dat het daar een andere casus betrof, aangezien er in de kredietofferte gesproken werd van een vaste rente, daar waar in het onderhavige geval gesproken werd van een “individuele opslag”, waarbij in de bijgevoegde algemene voorwaarden duidelijk is aangegeven dat de bank gerechtigd is deze individuele opslag te verhogen en, daar waar de kredietnemer er niet mee akkoord gaat, hij volgens deze voorwaarden “boetevrij” naar een andere bank mag overstappen.
Grote gevolgen
Deze uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de ondernemers in Nederland. Een ieder weet dat de rechtbank in deze uitspraak voorbij is gegaan aan het feit dat herfinanciering in deze periode zo goed als onmogelijk is.
In het onderhavige geval heeft de bank kennelijk kunnen aantonen dat haar kosten zijn gestegen en haar inkomstenmodel is veranderd, hetgeen een verhoging van de opslag zou rechtvaardigen.
Van belang is nog dat noch in de offerte, noch in de kredietdocumentatie gesproken is van een vaste opslag. Echter, in de persoonlijke gesprekken tussen de ondernemer in kwestie en de bank is daar kennelijk wel van gesproken, maar de bank ontkende dit in de procedure en de ondernemer, op wie de bewijslast rustte, kon dit niet bewijzen. Het was zijn woord tegen het woord van de bank. Dat is niet genoeg.

Tips

Voor jou als ondernemer heb ik mede naar aanleiding van deze uitspraak de volgende tips:
  1. maak schriftelijk bezwaar tegen een aangezegde verhoging door de bank;
  2.  controleer e-mails, kredietdocumentatie en offertes of er gesproken wordt van een “vaste opslag” in plaats van een “individuele opslag”;
  3. indien een bankemployee u aangeeft dat er gesproken wordt van een vaste opslag, dan wel bijvoorbeeld (telkenmale) de in beginsel overeengekomen opslag van bijvoorbeeld 1 procent bij ieder rekenvoorbeeld hanteert, bevestig (dit) direct per e-mail aan de bank dat er gerekend
  4. indien de bank alsnog de verhogingen doorvoert, gelijk bezwaar maken, zoek juridische bijstand en laat in een procedure de bank bewijzen dat er daadwerkelijk sprake is van een kostenverhoging, die doorberekening aan u rechtvaardigt.
Er is in deze uitspraak inmiddels hoger beroep ingesteld. Over een jaar zullen wij weten hoe het Gerechtshof erover denkt.
(Bron: MKB Servicedesk)

Gerechtshof Den Haag is het eens met de rechtbank dat herleefde alimentatiebetalingen aan een ex-echtgenote rechtstreeks voortvloeien uit het familierecht en in aftrek komen als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

Een man en zijn ex-echtgenote zijn in 1992 gescheiden. Zij hebben drie kinderen. Na twaalf jaar beëindigt de man in maart 2004 de partneralimentatiebetalingen. De vrouw protesteert dan niet maar vanaf 2005 maakt de man op verzoek weer maandelijks een bedrag van € 240 over aan de vrouw. De inspecteur weigert de aftrek van de in 2007 betaalde partneralimentatie.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de met betrekking tot vóór 1 juli 1994 ingegane alimentatieverplichtingen de mogelijkheid bestaat de rechter te verzoeken de verplichting te beëindigen als deze verplichting 15 jaar of langer heeft geduurd. De alimentatiebetalingen zijn in 2004 niet door de rechter beëindigd, zodat de betalingen die de man vanaf 2005 maandelijks aan de vrouw doet, rechtstreeks voortvloeiden uit het familierecht en aftrekbaar zijn als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof acht het aannemelijk dat de man en de vrouw in 2005 de afspraak maken dat de man wederom maandelijks periodieke uitkeringen gaat doen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Het maakt niet uit dat de ex-echtgenote een zodanig eigen inkomen geniet dat mogelijk in 2007 geen sprake meer is van een onderhoudsverplichting. Het hof gelooft de verklaring van de man dat de ex-echtgenote heeft gesteld niet in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.

(Bron: Pleinplus)

Een factuur of vordering kan verjaren en is dus niet eeuwig geldig. De verjaringstermijn is in principe 5 jaar, afhankelijk van het feit of het om zakelijke klanten of consumenten gaat.

Verjaringstermijn vordering of factuur
Het recht om betaling van een factuur of andere vordering te eisen, is zoals gezegd niet eeuwigdurend. Reden hiervoor is dat na verloop van tijd de precieze situatie toen de overeenkomst werd aangegaan en uitgevoerd, moeilijk te achterhalen is. Het bewijs wordt meestal na enkele jaren weggegooid. Bovendien wil de wetgever een debiteur beschermen tegen vorderingen die hij niet meer hoefde te verwachten.

Zakelijke klanten
In het Burgerlijk Wetboek staat daarom een aantal bepalingen over verjaring. De hoofdregel is een verjaringstermijn van 20 jaar. U kunt daarna niet meer naar de rechter stappen om betaling te eisen.

De wet kent, zoals wel vaker, uitzonderingen op deze regel. Bij zakelijke klanten bijvoorbeeld, verjaart een factuur of vordering 5 jaar nadat hij opeisbaar is geworden, ofwel: na de betalingstermijn. In de regel is dat 14 of 30 dagen na de factuurdatum.

Afhankelijk van wat u met uw klant in de overeenkomst hebt afgesproken, kan de verjaringstermijn echter ook korter of juist langer dan 5 jaar zijn.

Verder gelden in het buitenland vaak andere verjaringstermijnen dan in Nederland.

Consumenten
Bij consumentenkoop – een koopovereenkomst tussen een professionele verkoper en een particuliere koper – ligt het anders. Er wordt namelijk verschil gemaakt tussen de aanschaf van producten en diensten.

  • De verjaringstermijn is 2 jaar bij producten. Het gaat hierbij om consumptiegoederen, zoals levensmiddelen en wasmachines, maar ook gas en elektra.
  • De verjaringstermijn is 5 jaar bij diensten. Denk aan een reis boeken, een verzekering afsluiten, een lening aangaan, tandarts/huisartsbezoek.

Let wel: als een kredietovereenkomst ‘voldoende verbonden’ is met de consumentenkoop, dan geldt ook daarvoor de verkorte verjaringstermijn.

Voorkom verjaring door te ‘stuiten’
U kunt de verjaringstermijn verlengen door de verjaring te stuiten. Dit kan bijvoorbeeld door het sturen van een herinnering, aanmaning of het inschakelen van een incassobureau.

(Bron: De Zaak)

Onderstaand is een checklist opgenomen hoe zaken gearchiveerd moeten worden om zaken op een later moment gemakkelijker te kunnen bewijzen:

1 Zijn alle gegevens in Uw organisatie beschreven ?
2 Is bij al Uw gegevens aangegeven of zij zijn geconverteerd
en/of uitgewisseld ?
3 Zijn alle gegevens onderdeel van een systematische ordening ?
4 Is deze systematische structuur vastgelegd in een
procedurebeschrijving ?
5 Is deze systematische structuur onderdeel van de
toegankelijkheidsmiddelen?
6 Bestaat er een onderhoudsorganisatie voor de systematische
structuur ?
7 Wordt van de verwerking van de gegevens een logboek
bijgehouden ?
8 Wordt in het logboek de identiteit van de verantwoordelijke
functionaris voor de verwerking van de gegevens vastgelegd ?
9 Wordt de identiteit van de uitvoerder van de bewerker of de
verantwoordelijke batch-file daarvoor vastgelegd ?
10 Worden in het logboek de aard en het onderwerp van de
verwerkte gegevens vastgelegd ?
11 Worden in het logboek de datum en de plaats van verwerking
van de gegevens vastgelegd ?
12 Worden storingen in de verwerking geregistreerd ?
13 Indien de audit trail als logboek fungeert: voldoet de audit trail
aan de voorwaarden zoals in 8-11 gedefinieerd ?
14 Indien de audit trail als logboek fungeert: is de audit trail ook
voor een derde toegankelijk, leesbaar en begrijpelijk ?
15 Wordt een index van de gegevens bijgehouden ?
16 Is deze index beschreven in een procedure ?
17 Worden wijzigingen in de index door verwerking of verzending
vastgelegd in het logboek ?
18 Is bij de (ontvangen) gegevens duidelijk beschreven wat de
authentieke bron is ?
19 Zijn de gegevens gedurende de hele bewaartermijn leesbaar
te presenteren ?
20 Kan de beheersgeschiedenis van de gegevens in het archief
aangetoond worden ?
21 Zijn de gegevens voorzien van identificatiegegevens ?
22 Is er bewijsvergrendeling toegepast ?
23 Wordt periodiek de compleetheid en kwaliteit van de
gegevens getoetst ?
24 Is de opzet en uitvoering van de steekproef beschreven in
een procedure ?

De kostprijs gaat over alle beslissingen die met geld te maken hebben. Met de kostenstructuur heeft de ondernemer een instrument in handen om de jaarcijfers te verbeteren en beleid te maken.

Een kostprijsberekening kan dus als hulpmiddel worden gebruikt om:

  • De verkoopprijs te beoordelen.
  • Het product assortiment te kiezen.
  • Een investeringsbeleid op te stellen.
  • Een keuze te maken van de te gebruiken productiemiddelen.
  • De markt en het marketing beleid te bepalen.

Daarnaast kunt u als ondernemer:

  • het orderresultaat beoordelen (voor- en nacalculatie).
  • de efficiency in het bedrijf bepalen en kijken naar verbetermogelijkheden.
  • inzicht krijgen in wat wel en wat niet kan worden uitbesteed.
  • globaal het bedrijfsresultaat berekenen.

Maar er zijn ook valkuilen bij het berekenen van de kostprijs:

  • Veel bedrijven berekenen hun kostprijs op basis van fiscale cijfers. Dit zijn de verkeerde kosten die een vertekend beeld geven van de winsten en verliezen. Als voorbeeld: bij machines en huisvesting moet worden uitgegaan van de vervangingswaarde.
  • ondernemers passen zich vaak aan een branchegemiddelde aan, terwijl ze niet weten of ze met dat tarief wel uitkomen. Toevallig kan dat goed gaan, bijvoorbeeld in een nichemarkt. Maar inzicht geeft het niet.
  • Vaak wordt vergeten ook naar de markt te kijken. Zeker bij een nieuw product is niet alleen de kostprijs van het product van belang. Ook moet gekeken worden wat de markt bereid is voor het product te betalen.

Eenvoudig of complex:

Een kostenraming is het beste als volgt in te delen:

  • Inkoop van materialen en grondstoffen
  • Lonen; manuren.
  • Huisvesting; kantoren, werkplaats, magazijnen, gas, water, licht, etc.
  • Productie; machine-uren.
  • Afschrijvingen.
  • Aflossingen en rente.

Bereken de kosten globaal. Begroot de activiteiten van de werknemers per halve dag, niet per vijf minuten. Heel nauwkeurig registreren leidt niet altijd tot een beter beeld. Welk systeem een ondernemer kiest, is uiteraard afhankelijk van de aard van het bedrijf.

Hoe complexer, hoe beter het kostprijssysteem moet kunnen differentiëren. Een lasser die als zzp’er werkt, heeft genoeg aan een eenvoudige methode. Maar een metaalverwerkingsbedrijf met veel verschillende soorten machines en werkzaamheden kiest voor een complexer systeem.

Ondersteuning bij het maken van een kostprijsberekening:

Als u ondersteuning zoekt bij het bepalen van de kostprijs van uw producten/diensten, dan zijn er een aantal mogelijkheden:

  • Vraagt hulp van uw accountantskantoor of administratiekantoor.
  • U kunt stagiairs/afstudeerders inzetten van een hogeschool van de afdeling Financieel Management.
  • U kunt er voor kiezen zelf een opleiding te volgen.

(Bron: Syntens)

Als u niets kunt aflossen of als uw schuldeisers meer terug willen krijgen dan u aanbiedt, is een zogeheten minnelijk akkoord of minnelijke schuldregeling onmogelijk. U kunt dan schuldsanering aanvragen. Een schuldhulpverlener kan u hierbij helpen. Schuldsanering is wettelijk geregeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen. (NB. Er betaat ook een wet voor schuldsanering voor rechtspersonen zoals B.V.’s).

Wettelijke schuldsanering aanvragen

Als u schuldsanering wilt aanvragen, moet u een verzoek indienen bij de rechtbank. De schuldhulpverlener kan u hierbij helpen. Hij heeft bijvoorbeeld standaardteksten voor een verzoekschrift en weet bij welke rechtbank u moet zijn. Ook kan hij u vertellen welke  stukken u moet meesturen met het verzoekschrift. Een van die stukken is de zogenaamde schuldsaneringsverklaring. Daarin geeft de gemeente aan waarom een minnelijk akkoord niet gelukt is.

Beoordeling verzoek toelating tot schuldsanering

De rechtbank onderzoekt zelf of een minnelijk akkoord echt onmogelijk is en gaat na hoe uw schulden zijn ontstaan. De rechter kan uw verzoek voor schuldsanering afwijzen bij:

  • onverantwoord koopgedrag;
  • strafrechtelijke schulden (bijvoorbeeld bekeuringen);
  • fraude;
  • eerdere faillissementen.

Ook mag u de afgelopen 10 jaar niet eerder een Wsnp-traject hebben doorlopen.

De rechtbank bekijkt of u de afspraken uit de toekomstige schuldsanering kunt nakomen. Daarvoor moet u alle nodige informatie overhandigen aan de rechtbank. Tegelijkertijd moet u uw best doen om zo veel mogelijk geld voor aflossing te krijgen. U mag ook niet opzettelijk nog nieuwe schulden maken.

Saneringsplan bij schulden

Wordt u toegelaten tot de Wsnp, dan stelt de rechtbank een saneringsplan op. Hierin staan de exacte duur en het aflossingsbedrag. Meestal gaat het om een periode van 3 jaar, maar de rechter kan een andere periode vaststellen (maximaal 5 jaar en minimaal 1 jaar bij ziekte of hoge leeftijd). Alle schuldeisers zijn verplicht om aan het saneringsplan mee te werken.

Bewindvoerder bij schuldsanering

De rechtbank benoemt een bewindvoerder die controleert of alles volgens afspraak verloopt. U bent verplicht de bewindvoerder alle informatie te geven die belangrijk is voor de afhandeling van de wettelijke schuldsanering. Tijdens de regeling betaalt u meestal zelf uw rekeningen en vaste lasten, maar soms doet de bewindvoerder dat. U krijgt dan een vast bedrag voor levensonderhoud.

Toezicht op bewindvoerder

De rechter-commissaris houdt toezicht op de bewindvoerder. Als u een klacht heeft over de manier waarop de bewindvoerder zijn werk doet, kunt u de rechter-commissaris daarover aanspreken. Hij is binnen de rechtbank de rechter die uw zaak behandelt.

Afwijzing verzoek toelating tot Wsnp

Als de rechtbank het verzoek afwijst, kunt u bij het gerechtshof beroep aantekenen. Hiervoor heeft u een advocaat nodig. Misschien komt u in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Als het beroep wordt afgewezen, zal de rechter het faillissement uitspreken.
Het Juridisch Loket kan u helpen als u beroep aantekent bij het gerechtshof. Ook als de rechter een faillissement uitspreekt, kunt u bij het Juridisch Loket advies krijgen.

(Bron: Overheid)

Naast de goederenrechtelijke zekerheden zoals het recht van pand en hypotheek, spelen persoonlijke zekerheden als borgtocht en hoofdelijkheid in de financieringspraktijk een steeds belangrijkere rol. Het zijn veelal banken die deze vorm van zekerheid verlangen.
Borgtocht en Hoofdelijkheid zijn twee wezenlijk verschillende vormen van zekerheid. Toch zie je in de praktijk vaak dat de twee door elkaar worden gebruikt.
Borgtocht wordt in de wet gedefinieerd als: “ de overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van een verbintenis, die een derde, de hoofdschuldenaar, tegenover de schuldeiser heeft of zal krijgen”.<
Borgtocht is daarmee een vorm van hoofdelijkheid. Echter anders dan bij hoofdelijkheid heeft de borgtocht een afhankelijke (accessoire) karakter alsmede een plaatsvervangende( subsidiair).
Het afhankelijkheidsaspect zit hem in het feit dat de borgtocht afhankelijk is van de verbintenis van de hoofdschuldenaar, waarvoor zij is aangegaan. Dit betekent dat de borgtocht teniet gaat zodra er geen hoofdverbintenis meer is. Daarnaast kan de borg zich beroepen op de verweermiddelen die de hoofdschuldenaar heeft jegens de schuldeiser wat betreft het bestaan, de inhoud of het tijdstip van nakoming van zijn verbintenis.
Het plaatsvervangende karakter zit hem in het feit dat de borg (hij die de borgtocht heeft verstrekt) niet gehouden is tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten. Hij komt dus pas in tweede instantie in plaats van de hoofdschuldenaar aan bod. Hoofdelijk verbonden schuldenaren zijn tegenover de schuldeiser gelijkelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. De schuldeiser mag kiezen wie hij aanspreekt.
Gezien het voorstaande kan het voor een schuldenaar belangrijk zijn zich op het standpunt te stellen dat er “slechts” sprake is van borgtocht en niet van hoofdelijkheid.
Of sprake is van borgtocht dan wel hoofdelijkheid dient overigens te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval en aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de in de overeenkomst opgenomen bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij ten dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
(Bron: Dijkstra Voermans)

Bent u van plan om een bedrijfspand te gaan huren? Deze 11 tips helpen u een goede keuze te maken.

11 tips voor de huur van een bedrijfspand

1. Denk goed na over het huurdoel. Huur alleen op de groei als u zeker bent van die groei.

2. Neem al een deskundige in de arm in het beginstadium, voorafgaand aan de contractonderhandelingen.

3. Sluit een ROZ-contract* af waarin ook de plichten van de verhuurder duidelijk staan vermeld.

4. Let op de afspraken buiten het standaardcontract.

5. Laat ook uw gevoel meespreken bij de keuze voor een verhuurder.

6. Als u snel kunt verhuizen, kom dan een korte opzegtermijn overeen. Maar nooit korter dan zes weken. Wie stabiliteit wil, doet goed aan een langlopend contract met een jaar opzegtermijn.

7. Bevestig alles schriftelijk en bewaar de correspondentie.

8. Let op dat de in het contract naar inflatiecorrectie geïndexeerde jaarlijkse huurverhoging niet wordt overschreden.

9. Noteer uw water- en energieverbruik of vraag de verhuurder om een kopie van de opgave van de energieleverancier.

10. Blijf altijd communiceren met de verhuurder, voorkom een conflict.

11. Zeg op tijd op, volgens het contract.

* ROZ-contract – Standaardcontract van de Raad voor Onroerende Zaken.

(Bron: De Zaak)

Wilt u het btw-nummer van uw binnenlandse klant controleren? Ga dan naar de internetsite van de Europese Commissie. Op deze internetsite kunt u naast de geldigheid van het btw-nummer ook de naam- en adresgegevens van uw afnemer controleren. Is het nummer niet geldig of wijken de naam- en adresgegevens af? Neem dan contact op met uw afnemer.

Bevestiging van controle

Wilt u een bevestiging van de door u uitgevoerde btw-nummercontrole? Dan kunt u het resultaat van de controle afdrukken en/of opslaan in uw computer. Bij het controleren kunt u uw eigen btw-nummer invoeren. Deze wordt dan getoond op de bevestiging.

Meerdere btw-nummers controleren

U kunt via de EU-internetsite één of meerdere btw-nummers geautomatiseerd controleren. Informatie over deze wijze van controle, maar ook het antwoord op andere vragen vindt u op de EU-internetsite in de rubriek ‘Veelgestelde vragen’ (FAQ).