DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof

Het plan is klaar, de uitwerking kan beginnen. Dan, na verloop van tijd, kan er een moment komen dat je moet beslissen: de stekker eruit of toch doorgaan? Harvard hoogleraar managementwetenschappen Rosabeth Moss Kanter geeft 12 aandachtspunten.

Airtime werd zomer 2012 gelanceerd door Sean Parker en Shawn Fanning (de illustere grondleggers van Napster) met de bedoeling om mensen met gelijke interesses bij elkaar te brengen met video chatsessies. Maar al na vier maanden was Airtime in kritieke toestand – althans volgens de media – en Fanning stapte eruit. Met als gevolg nog meer commotie. Parker bleef optimistisch en verklaarde dat het ‘belachelijk vroeg’ was voor het ten grave dragen van Airtime omdat zo’n initiatief ‘zeker zes tot twaalf maanden nodig heeft om zichzelf te bewijzen’. Moss Kanter heeft menig veranderingstraject, project of start-up begeleid en dit soort heikele ‘stoppen-of-doorgaan-dilemma’s’ ontmoet. Wat is wijsheid? Haar advies: sta stil bij de volgende twaalf aandachtspunten:

  1. Gelden de aanvankelijke redenen nog om het idee, project, traject of strategie uit te voeren, of zijn er externe veranderingen?
  2. Bestaan de behoeften nog waaraan het idee tegemoet zou komen of zijn er ondertussen concurrerende oplossingen?
  3. Zou de situatie verslechteren bij stopzetting?
  4. Is het kosteneffectiever om door te gaan, dan om de kosten te betalen voor een herstart?
  5. Trekt de visie meer voorstanders aan?
  6. Is de leiding nog steeds enthousiast, betrokken en resultaatgericht?
  7. Zijn er hulpbronnen beschikbaar voor verdere investeringen en aanpassingen?
  8. Verminderen de scepsis en de weerstanden?
  9. Is het team gemotiveerd om door te gaan?
  10. Zijn de belangrijkste deadlines en tussendoelen bereikt?
  11. Zijn er tekenen van vooruitgang; welke problemen zijn opgelost; welke nieuwe activiteiten zijn opgestart; zijn trends en vooruitzichten positief?
  12. Is er een tastbaar resultaat, bijvoorbeeld een succesvolle demonstratie. prototype of zijn er harde bewijzen ?

Zijn de ja’s in de meerderheid, geef dan niet op. Ga na of een herorientering of extra hulpbronnen nodig zijn. Hou het teamproces levend en ga goed om met de kritiek van de tegenstanders.

(Bron: Pleinplus)

Zijn de neens in de meerderheid, neem dan je verlies, lik je wonden en leer van de fouten.

Samen een onderneming starten en exploiteren heeft de nodige voordelen. Zo kunt u profiteren van elkaars kwaliteiten en de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden onderling verdelen. Startende ondernemers die samen gaan ondernemen kiezen dan ook meestal voor de rechtsvorm vennootschap onder firma (vof).

Als een bedrijf meerdere eigenaren (vennoten) heeft, is het in ieder geval verstandig om afspraken over de samenwerking vast te leggen in een contract. In de praktijk zie ik dat de meeste zaken vooraf prima in een contract zijn opgenomen. Echter: dat geldt niet voor het aspect samenwerking. Dat onderdeel blijft vaak onderbelicht; meestal vanuit de gedachte dat de vennoten elkaar toch al goed kennen.

Conflicten

Het komt immers nogal eens voor dat vennoten partners, vrienden of familieleden van elkaar zijn. In dat geval acht men een schriftelijke vastlegging van afspraken over de samenwerking niet noodzakelijk. Maar dat is een misvatting. Uit de praktijk blijkt juist dat de meeste conflicten binnen een vof ontstaan wanneer de vennoten vrienden of familieleden van elkaar zijn. En dus niet gewend zijn om in een zakelijke omgeving te moeten samenwerken.

Valkuilen

Ik maak ook wel mee dat een typische ‘stront aan de knikker’-situatie ontstaat als vennoten verkeerde verwachtingen van elkaar blijken te hebben. Bijvoorbeeld in het geval dat men te snel heeft besloten om zakelijk met elkaar in zee te gaan zonder van tevoren grondig na te gaan over welke talenten iedere vennoot nu daadwerkelijk beschikt.

Acquisitie

Een techneut die als vennoot bijvoorbeeld ook acquisitie moet plegen, kan gedurende de samenwerking al snel door de mand vallen wanneer nieuwe opdrachten uitblijven. Of er ontstaan problemen als de privépartner van een van de vennoten niet wil dat er wekelijks meer dan dertig uur aan het bedrijf wordt besteed, terwijl een minimum van vijftig uur noodzakelijk is. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Er zijn genoeg voorbeelden te bedenken die aantonen dat – ook als u elkaar privé al een tijd kent – een goede zakelijke samenwerking niet vanzelf ontstaat.

Scheiden doet lijden

Als een conflict onoverbrugbaar blijkt te zijn, zal een vennoot moeten uittreden uit de vof. Dat is echter niet altijd even makkelijk. Afscheid nemen van een bedrijf is veel meer dan het uitkopen van een vennoot alleen. In veel vof’s mag een uittredende vennoot namelijk dezelfde activiteiten niet zomaar elders voortzetten. Dat maakt een mogelijk vertrek er natuurlijk niet makkelijker op.

Schulden

Daarnaast is iedere vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor alle eventuele schulden van de vof. Een vertrek verandert daar niets aan. Tel daarbij de vaak ernstig verstoorde onderlinge relatie tussen de vennoten op en iedere buitenstaander voelt op zijn klompen aan dat een daadwerkelijk vertrek van een van de zakelijke partners veel vraagt van alle betrokkenen. Hoe kunt u deze vervelende situatie voorkomen?

5 praktische tips

  1. Selecteer uw zakelijke samenwerkingspartners op zakelijke kwaliteiten en niet op privé eigenschappen.
  2. Wees extra kritisch bij een mogelijke samenwerking met familie en vrienden.
  3. Leg schriftelijke afspraken over uw samenwerking goed vast. Het moet daarbij niet alleen gaan over de taakverdeling, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, maar ook over het te voeren beleid (en ieders rol daarin).
  4. Is er sprake van aanhoudende irritatie? Roep dan zo snel mogelijk deskundige hulp in.
  5. Denk goed na over de voor- en nadelen van een concurrentiebeding tussen de vennoten. Dit beschermt de vennoten en de vof, maar kan ook belemmerend werken wanneer een vennoot moet uittreden.

(Bron: Ikgastarten)

Met ingang van 1 januari 2013 geldt voor de toeslagen een nieuw partnerbegrip. Een wetswijziging van die strekking treedt per die datum in werking.

Hierbij wordt aangesloten bij het basispartnerbegrip van art. 5a AWR zoals dat al vanaf 1 januari 2011 geldt. In verband met de implementatie van een nieuw automatiseringssysteem bij de Belastingdienst/Toeslagen is destijds besloten om het nieuwe partnerbegrip voor de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in te voeren op het moment waarop de implementatie van dat nieuwe systeem is voltooid. Dat is per 1 januari 2013 het geval.

Daarnaast treden per 1 januari 2013 enkele wijzigingen in werking in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Zo wordt geregeld dat de inspecteur ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende teruggaven inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet of voorschotten op die teruggaven bij voor bezwaar vatbare beschikking kan terugvorderen. Tenslotte wordt er een wijziging aangebracht in art. 50 Zvw die verband houdt met de vervanging van de regeling heffingsrente door die van de belastingrente.

(Bron: Accountancynieuws)

Voordat u een dienst verricht, moet u uw klant informatie geven over uw bedrijf en de te leveren dienst. Dit staat in de Europese Dienstenrichtlijn. Door duidelijke informatie te geven zorgt u voor vertrouwen tussen u en de klant, zowel zakelijke afnemers (business-to-business) als consumenten (business-to-consumers).

Sommige informatie moet u aan uw klant verstrekken voordat u de dienst levert. Andere informatie hoeft u alleen te geven op verzoek van de klant.

Informatie vooraf

Informatie die u altijd moet geven voor u de dienst levert of voor het contract of de overeenkomst wordt getekend, is:

  • naam en adresgegevens (vestigingsadres, telefoon- en/of faxnummer, e-mailadres) van uw onderneming. Vermeld tevens het adres waarheen eventuele vragen of klachten gestuurd kunnen worden wanneer dit afwijkt van uw vestigingsadres;
  • de rechtspositie en rechtsvorm van uw onderneming;
  • uw inschrijfnummer in het Handelsregister;
  • uw btw-nummer;
  • de prijs van de dienst die u levert wanneer deze vooraf vaststaat;
  • de kenmerken van de dienst, indien dit niet duidelijk is uit de context;
  • wanneer u algemene voorwaarden en bepalingen hanteert, moet u deze verstrekken, inclusief eventuele bepalingen over het op de overeenkomst toepasselijke recht en de bevoegde rechter;
  • wanneer er voor uw bedrijf een vergunning vereist is: de adresgegevens van de bevoegde instantie die de vergunning heeft verleend of van het centraal loket;
  • beoefent u een gereglementeerd beroep, vermeld dan uw inschrijving in een beroepsorde of bij een vergelijkbare organisatie, evenals de beroepstitel en het land waar die is verleend;
  • niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop;
  • wanneer u gebonden bent aan een gedragscode of lid van een beroepsorde waarbij geschillen buiten de rechter om afgehandeld kunnen worden, dan moet u dit vermelden. Ook geeft u informatie over waar de gedragscode of informatie over de beroepsorde te raadplegen is. Dit dient u te vermelden in elk document waarin uw diensten in detail worden beschreven. Daarnaast moet u aangeven waar uw klant kan nalezen hoe geschillen worden afgehandeld en wat de voorwaarden zijn.

Alle informatie moet helder en ondubbelzinnig zijn.

Wijze van bekendmaking

U mag kiezen op welke van de 4 onderstaande manieren u de informatie aan uw klant geeft:

  • op eigen initiatief;
  • ter inzage leggen op de plek waar de dienst wordt verricht of het contract/de overeenkomst wordt getekend;
  • digitaal beschikbaar stellen, bijvoorbeeld op uw website. Het adres van die website maakt u bekend aan uw klant;
  • meesturen met een offerte of informatiedocumenten.

Informatie op verzoek

Als een afnemer daarom vraagt, moet u ook de volgende informatie aan hem verstrekken:

  • wanneer vooraf geen prijs is afgesproken: de prijs, de manier waarop de prijs berekend wordt of een gedetailleerde kostenschatting van de dienst;
  • informatie over activiteiten en partnerschappen die direct verband houden met de dienst en de maatregelen die u heeft genomen om belangenconflicten te voorkomen. Deze informatie dient u te vermelden in elk document waarin uw diensten in detail worden beschreven;
  • wanneer u onder een gedragscode valt, moet u deze vermelden, evenals het adres waar deze digitaal kan worden geraadpleegd en in welke talen deze beschikbaar is;
  • voor gereglementeerde beroepen: een verwijzing naar de in het land van vestiging geldende beroepsregels en de manier waarop deze zijn in te zien.

Europese dienstenrichtlijn

Bovenstaande regels staan in de Europese Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn maakt het voor dienstverleners gemakkelijker om te ondernemen in de Europese Unie (EU), IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. Bovendien is het de bedoeling dat er meer grensoverschrijdend dienstenverkeer zal gaan plaatsvinden. In Nederland is de Dienstenrichtlijn vastgelegd in de Dienstenwet.

(Bron: Overheid)

Iedere ondernemer is wettelijk verplicht zijn administratie 7 jaar te bewaren (fiscale bewaarplicht). Wij streven echter naar zo min mogelijk administratieve lasten en hanteren soms kortere bewaartermijnen. Hoe lang u uw administratie moet bewaren, hangt af van het belang dat wij hebben bij de verschillende soorten gegevens in uw administratie. Bepaalde onderdelen van uw administratie worden aangemerkt als basisgegevens. Daarbij moet u denken aan:

  • het grootboek
  • de debiteuren- en crediteurenadministratie
  • de voorraadadministratie
  • de in- en verkoopadministratie
  • de loonadministratie

De basisgegevens moeten 7 jaar bewaard blijven. Na deze termijn vragen wij deze gegevens niet meer bij u op.

Uitzondering

In verband met de herzieningstermijn van de aftrek voorbelasting voor onroerende zaken, zoals bedrijfspanden, moet u de gegevens van onroerende zaken 10 jaar bewaren.

Voor de overige gegevens kunt u met ons afspraken maken over kortere bewaartermijnen dan 7 jaar. Voor de basisgegevens en de overige gegevens kunt u met ons afspraken maken over:

  • de vorm waarin u de gegevens bewaart (op papier of elektronisch)
  • het detailniveau (bijvoorbeeld dagstaten of telstroken van de kassa)

Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Let op!

De kortere bewaartermijnen gelden uitsluitend voor de Belastingdienst. Bij andere overheidsinstellingen kunt u dus nog te maken krijgen met de wettelijke bewaartermijn van 7 jaar.

De bewaarplicht geldt ook voor computerprogramma’s en bestanden. U moet er dus ook voor zorgen dat deze programma’s en bestanden bij een controle kunnen worden gebruikt. Met het uitsluitend bewaren van een bestand in afgedrukte vorm voldoet u niet aan uw bewaarplicht. Wel kunt u, onder bepaalde voorwaarden, bestanden en andere gegevens in een andere vorm bewaren. Dit wordt conversie genoemd. De voorwaarden zijn:

  • U zet alle gegevens over.
  • U zet de gegevens inhoudelijk juist over.
  • U zorgt ervoor dat de nieuwe gegevensdrager tijdens de hele bewaartermijn beschikbaar is.
  • U kunt de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd (re)produceren en leesbaar maken.
  • U zorgt ervoor dat een controle van de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd kan worden uitgevoerd.

Het is verstandig om, voordat u tot conversie overgaat, uw plannen aan ons voor te leggen.

Laat u (een deel van) uw administratie verzorgen door een computer- of loonservicebureau? Dan vallen de gegevensdragers van die servicebureaus waarop gegevens staan over uw onderneming, ook onder de fiscale bewaarplicht.

(Bron: Belastingdienst)

De auteur behandelt de vragen wanneer nu eigenlijk sprake is van een vaststellingsovereenkomst, met betrekking tot welke onderdelen van een echtscheiding een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten en in welke mate een vaststellingsovereenkomst aantastbaar is.
De regeling van de vaststellingsovereenkomst is neergelegd in de artikelen 7:900 t/m 7:910 BW. Volgens artikel 7:900 BW is een vaststellingsovereenkomst een overeenkomst die is gericht op beëindiging of voorkomen van een onzekerheid of een geschil. Het is niet nodig dat de onzekerheid tussen partijen al is verworden tot een geschil: het gaat erom dat een partij (kenbaar) onzeker is over de juistheid van het standpunt van de wederpartij en met het oog daarop instemt met een gezamenlijke beslissing over dat standpunt. Niet vereist is dat partijen kunnen overzien waarvan zij afzien (ofwel: waarop de onzekerheid of het potentiële geschil precies betrekking heeft).
Voor een goed begrip van de vaststellingsovereenkomst is van belang onderscheid te maken tussen een drietal begrippen, te weten:

– de vaststelling;

– de beslissing en:

– de vaststellingsovereenkomst.
Deze begrippen komen afzonderlijk voor in genoemde wetsartikelen en zijn als volgt te onderscheiden: – teneinde onzekerheid of geschil te voorkomen of te beëindigen, nemen partijen door middel van een overeenkomst samen over die onzekerheid of dat geschil een bindende beslissing of dragen zij die beslissing op aan een of meer derden; – de beslissing (van partijen of een derde) voorkomt of beëindigt de onzekerheid over het geschil; zij houdt in wat de rechtsverhouding of rechtstoestand tussen partijen bij de vaststellingsovereenkomst moet zijn; – die rechtsverhouding is de vaststelling. De vaststelling is dus het beoogde resultaat van een vaststellingsovereenkomst. Het is de rechtstoestand die het gevolg is van nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Op grond van artikel 7:902 BW mag de vaststelling onder omstandigheden in strijd zijn met dwingend recht, de vaststellingsovereenkomst mag dat niet.
In zijn algemeenheid geldt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een vaststellingsovereenkomst afhankelijk is van uitleg van de betreffende overeenkomst. Gekeken moet worden naar de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst en of die bedoeling van partijen wederzijds kenbaar was.
In de praktijk worden echtscheidingsconvenanten vaak gesloten ter beëindiging van gerezen geschillen of ter vermijding daarvan. Dat brengt echter niet mee dat een echtscheidingsconvenant per definitie een vaststellingsovereenkomst vormt, ook niet als het convenant in de aanhef mede wordt gekwalificeerd als ‘vaststellingsovereenkomst’. Per onderwerp/regeling van het echtscheidingsconvenant zou moeten worden vastgesteld of sprake is van een vaststellingsovereenkomst.
Een vaststellingsovereenkomst is, net als alle overeenkomsten, vatbaar voor vernietiging op grond van de wilsgebreken als genoemd in artikel 3:44 BW. Voor dwaling ligt dat fundamenteel anders. Een beroep op dwaling bij een vaststellingsovereenkomst is in beginsel niet mogelijk. Uit de voor een vaststellingsovereenkomst vereiste bereidheid om het eigen standpunt prijs te geven en het standpunt van de wederpartij te respecteren, volgt dat partijen niet kunnen dwalen over de inhoud van de beslissing, indien en voor zover deze beslissing afwijkt van het standpunt dat zij voorafgaand aan of bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst hadden. De vaststellingsovereenkomst kan wel worden vernietigd wegens dwaling als de onjuiste voorstelling van zaken geen betrekking heeft op de onzekerheid die door de zekerheid is vervangen, maar op een zekerheid die bij de beslissing krachtens de vaststellingsovereenkomst tot uitgangspunt is genomen.
T.M. Subelack, EB 2012/9 (MK)

(Bron: SDU)

Veilig internet? Mikko Hyppönnen geldt als één van dé antivirusexperts in de wereld. “Betaal nooit je rekeningen met de computer waarmee je ook op internet surft.”

“Ik houd van het internet, maar er zijn grote problemen”, zegt Hyppönnen. De excentrieke Fin heeft menig virus ontmanteld en wordt daarom veel gevraagd door overheden en bedrijven om te spreken over het onderwerp internetcriminaliteit. Toen Sprout hem sprak had hij net de avond ervoor met ondermeer eurocomissaris Neelie Kroes getafeld. “Ze was goed geïnformeerd.”

Hyppönnen, die Chief Research Officer bij F-Secureis, zegt bij toeval met ‘zijn roeping’ in aanraking te zijn gekomen. Hij begon in 1991 bij het bedrijf als programmeur. “Mijn baas schoof me een floppy toe. Het was een spel om erachter te komen wie het virus had gemaakt en hoe het in elkaar stak. Het spel veranderde in een echt beroep.”

Er is er veel veranderd. “In de beginperiode van het internet waren virussen nog relatief onschuldig, het was een sport voor nerds die dingen uitprobeerden.” In 2011 maakte Hyppönnen bijvoorbeeld een korte documentaire over de zoektocht naar de makers van Brain, dat bekend staat als het eerste virus in de wereld. Hij vond die in Pakistan. De twee manen bleken inmiddels een normale baan te hebben en hadden het virus ontwikkeld om een potentieel lek in een hun eigen bedrijfssoftware te testen. “In de code hadden ze gewoon hun naam, adres en telefoonnummer gezet.”

Internet en veiligheid: 3 bedreigingen

Er is nu een hele industrie van georganiseerde misdaad rondom internet, die zich de laatste jaren verder professionaliseert. Om het te begrijpen moet je volgens Hyppönnen een onderscheid maken in drie verschillende vormen van kwalijke internet-activiteiten.

De eerste is afakomstig van hackers die een politieke/ of actvistische boodschap hebben, zoals de hacktivisten van Anonymous. Deze groep heeft zich bijvoorbeeld verbonden met de Occupy-beweging en heeft als protest tegen het verbod op Pirate Bay aanvallen op websites in de platenindustrie georganiseerd. “Ondernemers hoeven zich over de groep geen zorgen te maken.”

Een andere vorm die Hyppönnen noemt is die van spionageactiviteiten van overheden, die spyware inzetten om meer te weten te komen over burgers. Het is vooral een probleem in autoritaire staten in het Midden-Oosten. Westerse overheden zijn echter verre van heilig. Zo wijst hij op het voorbeeld van de Duitse politie die programmeurs van malware (schadelijke software) inhuurt om opsporingswerk te verrichten.”Voor ons blijft het een spanningsveld: we werken samen met justitie om internetcriminaliteit te bestrijden, tegelijkertijd zullen wij de overheden absoluut niet helpen bij het inbreuk maken op de pricavy van mensen.”

De derde activiteit: internetcriminelen die inbreken op de computers om er geld mee te verdienen. “Ik signaleer dat deze groep zich steeds vaker gaat richten op kleine en middelgrote bedrijven”, zegt de anti virus-expert. Wat de malware-criminelen doen, is het stelen van bankgegevens en vervolgens de rekeningen plunderen van hun slachtoffers. “De bankrekeing van ondernemers is vaak net iets groter dan die van de consument.”

De omvang van internetcriminaliteit

Wereldwijd zijn er volgens hem zo’n 10.000 personen actief in deze ‘branche’. Vooral in Rusland, Oekraine, Kazachstan, China en Vietnam, maar ook in Brazilië. “Het gaat bijna altijd om opkomende landen, waarin er een gebrek aan kansen is voor it-professionals.” Je moet die groepen zien als kleine startups van ongeveer tien personen, die vrij losgeorganiseerd zijn. “Op dit punt verschilt het van traditonele georganiseerde gangs, waarbij er juist heel nauwe banden zijn.” Er is meestal een leider die anderen inhuurt. “Er is geen wereldwijde organisatiestructuur waaronder al die bendes vallen.”

Voorkom dat jou bedrijfsrekening geplunderd wordt

Zorg er natuurlijk voor dat je netwerk en computers goed zijn beveiligd met een firewall en een virusscanner. “Je kunt ook je medewerkers bewust maken over welk gedrag schadelijk is.” Stel op de computer in dat er automatische software updates plaatsvinden. Ook kun je overwegen een ander besturingssysteem te kiezen dan Microsoft, waarop de meeste aanvallen worden gedaan. Alternatieven zijn bijvoorbeeld Linux of iOS (Apple).

Miko Hyppönnen’s gouden tip:

“Als gebruikers over het over het web surfen worden ze geraakt door een exploit, die een banking trojan op het systeem zet. Die registreert vervolgens alles wat de gebruiker doet en slaat toe wanneer de gebruiker aan het online bankieren is. De Trojaan zal de account gegevens en ook bankgegevens veranderen, geld van de bankrekening halen of ervoor zorgen dat wanneer de gebruiker geld overmaakt dat op andere rekeningen terecht komt. Wat we nu zien is dat meer meer van die aanvallen gericht worden op kleine en middelgrote bedrijven in plaats van thuisgebruiker. Er valt meer geld te halen en de diefstal wordt doorgaans later opgemerkt.

Ik vraag bedrijven vaak om me een rondleiding te geven op hun financiële afdeling. En vervolgens vraag ik: wie is er verantwoordelijk voor de betalingen? Vaak introduceren ze me dan met een vrouw van middelbare leeftijd. Ik vraag die persoon vervolgens: hoe hoog is het bedrag aan betalingen dat je maandelijks verricht? Dat bedrag loopt al snel op in de honderdduizend euro’s of meer per maand. Dan vraag ik haar: kun je me de computer laten zien waarmee je betalingen doet? Ze toont me dan de computer op haar bureau. Dan vraag ik haar: kun je me nu de computer laten zien waarmee je op Facebook gaat en gebruikt om te surfen op het web en je e-mails mee te lezen? De persoon reageert altijd verward, om vervolgens naar dezelfde computer op haar bureau te wijzen. Meestal is mijn punt direct duidelijk. Een computer kost tegenwoordig bijna niets meer. Je kunt het makkelijk veroorloven om een extra computer te kopen die uitsluitend en alleen te gebruiken om online mee te bankieren. Met deze simpele maatregel zorg je ervoor dat het risico voor infectie aanzienlijk verlaagd wordt.”

(Bron: Sprout)

Een hoofdregel van het Nederlandse vermogensrecht is dat er verschil is tussen ‘mijn’ en ‘dijn’. Een uitvloeisel hiervan is dat de schuldeisers van de één kunnen zich niet zomaar op de eigendommen van een ander dan de schuldenaar kunnen verhalen.Op het beginsel dat een schuldeiser zich niet op de goederen van een derde kan verhalen, bestaan een aantal uitzonderingen. Eén uitzondering is speciaal voor de Belastingdienst in het leven geroepen, voor ‘zakelijke schulden’ (zoals loonbelasting en omzetbelasting). De Belastingdienst heeft op grond van artikel 22 Invorderingswet 1990 (IW) een zogenaamd ‘bodemrecht’ op grond waarvan zij beslag kan leggen op ‘bodemzaken’. Dit is vooral interessant indien sprake is van het faillissement van de belastingplichtige, omdat het bodembeslag rust op alle bodemzaken, dus ook op bodemzaken van derden.

Bodemzaken

Onder het begrip bodemzaken vallen roerende zaken die op de bodem staan van de belastingschuldige en die ook dienstbaar zijn aan die bodem. In het geval van een winkel zijn dit bijvoorbeeld de kassa’s, de computers en de inventaris. Onder bodemgoederen vallen bijvoorbeeld niet de voorraad en de bedrijfsauto’s, deze zijn niet bedoeld voor duurzaam gebruik in de winkel zelf. Het bodembeslag van de fiscus komt op al deze bodemzaken te rusten en kan ook nog na het faillissement van de belastingplichtige worden gelegd.

Hiermee komt het bodembeslag dus ook te rusten op goederen van derden die zich duurzaam op de bodem van de failliet bevinden. Indien sprake is van bodembeslag en een faillissement, dan geldt het volgende. Het bodembeslag van de Belastingdienst op de goederen van de failliet gaat op in het faillissementsbeslag. De Belastingdienst kan zich op deze goederen niet verhalen.

Maar het bodembeslag op de goederen van een derde wordt niet door het faillissementsbeslag getroffen, want de derde is zelf niet failliet. De Belastingdienst kan de goederen van derden die onder het bodembeslag vallen dus uitwinnen om haar vorderingen voldaan te krijgen.

Dit kan natuurlijk tot vervelende situaties leiden, stel dat u verhuurder bent van stellingkasten, en uw huurder gaat failliet. Als de Belastingdienst bodembeslag legt, rust dat ook op uw stellingkasten. Het is vervolgens mogelijk dat de Belastingdienst deze goederen uitwint om haar vordering op de failliete huurder te voldoen.

Reële eigendom

Gelukkig hanteert de Belastingdienst een beleid, neergelegd in de Leidraad Invordering 1990, waarbij de reële eigendom van derden wordt ontzien. Als de derde (bijvoorbeeld een leverancier) aan kan tonen dat de bodemzaak zijn eigendom is, zal de Belastingdienst deze eigendom respecteren.

Uitzonderingen

Op dit beleid bestaan een aantal uitzonderingen. Indien de goederen wel het eigendom zijn van de leverancier, maar ter beschikking zijn gesteld aan de failliet met daarbij een afnameverplichting, dan respecteert de Belastingdienst het eigendom van de leverancier niet. Bijvoorbeeld indien sprake is van het ter beschikking stellen van een tapkraan door de leverancier in een horecagelegenheid, met de verplichting om het bier van dezelfde leverancier af te nemen.

Ook bij de zogenaamde ‘bedrijfsinmenging’ wordt de eigendom van de derde niet gerespecteerd. Bij bedrijfsinmenging zijn zaken aan de failliet ter beschikking gesteld, maar is de failliet op grond van afspraken met de leverancier in feite de vrije beschikkingsmacht en de beslissingsbevoegdheid over zijn bedrijf kwijtgeraakt aan de leverancier. De leverancier neemt dan alle beslissingen en ´runt´ dus eigenlijk het bedrijf. Deze constructies zien we vaak terug in de horecabranche.

Rechtbank Zutphen, 16 februari 2011

De Rechtbank Zutphen heeft op 16 februari 2011 over een dergelijke zaak een vonnis gewezen. In deze zaak was de horecagelegenheid FHL Horeca B.V. (FHL), uitbater van café “De 4 Jaargetijden”, failliet. FHL had in haar café de beschikking over een bedrijfsinventaris, die niet haar eigendom was. Deze bedrijfsinventaris is in het kader van de franchiseovereenkomst ter beschikking gesteld door De Vier Jaargetijden B.V. De Belastingdienst had vanwege haar vordering op FHL bodembeslag gelegd op de bedrijfsinventaris. De Vier Jaargetijden B.V. is hiertegen in verzet gekomen, met als onderbouwing dat de inventaris haar (reële) eigendom is.

Stellingen Belastingdienst

De Belastingdienst meent dat sprake is van ‘bedrijfsinmenging’. Zij voert aan dat de bedrijfsvoering van FHL zonder de bedrijfsinventaris ondenkbaar is. Volgens de Belastingdienst kan De Vier Jaargetijden als (mede) ondernemer worden beschouwd en daardoor ook (mede) verantwoordelijk worden gehouden voor de belastingschuld van FHL. De vennootschappen en bestuurders maken deel uit van dezelfde groep, en de bestuurders van De Vier Jaargetijden zouden als de werkelijke ondernemers hebben te gelden. Om deze reden acht de Belastingdienst het gerechtvaardigd dat ze verhaal kan nemen op de zaken van De Vier Jaargetijden, wat een ruime uitleg in zou houden van de uitzondering ‘bedrijfsinmenging’.

Oordeel Rechtbank

De Rechtbank volgt dit betoog van de Belastingdienst niet. In de eerste plaats oordeelt de Rechtbank dat er geen  sprake was van goederen op de bodem van FHL, waardoor dus ook bodembeslag niet mogelijk was. Maar zelfs als de bodem wel aan FHL had toebehoort, zou de vordering van de Belastingdienst stranden. Er is geen sprake van een afnameverplichting, noch was er sprake van bedrijfsinmenging. Aangezien De Vier Jaargetijden B.V. buiten de bedrijfsvoering van FHL staat, kan zij niet als (mede)ondernemer beschouwd worden.

Met betrekking tot het betoog dat De Vier Jaargetijden B.V. dient te worden aangemerkt als ‘mede-ondernemer’, oordeelt de Rechtbank dat slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat om voorbij te gaan aan het identiteitsverschil tussen rechtspersonen. De door de Belastingdienst gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen deze vereenzelviging niet. De door de Belastingdienst aangevoerde feiten en omstandigheden leiden er dus niet toe dat zij de reële eigendom van De Vier Jaargetijden B.V. mag negeren. De Belastingdienst staat dus met lege handen.

Conclusie

Bij reële eigendom van derden dient de Belastingdienst deze eigendom te respecteren. Zij mag deze goederen van derden dus niet uitwinnen om haar vorderingen voldaan te krijgen. Op het beginsel dat de reële eigendom van derden dient te worden gerespecteerd, bestaan uitzonderingen. In de bovengenoemde zaak heeft de Belastingdienst geprobeerd een ruime uitleg aan deze uitzonderingen te geven. De Rechtbank Zutphen is daar in deze casus niet in mee gegaan. De reële eigendom van De Vier Jaargetijden B.V. wordt gerespecteerd en de Belastingdienst mag de bedrijfsinventaris die toebehoort aan De Vier Jaargetijden B.V. dus niet uitwinnen om haar vorderingen op FHL voldaan te krijgen.

Indien u wordt geconfronteerd met een bodembeslag door de Belastingdienst is het van belang om op korte termijn tegen dit beslag bezwaar te maken, waarbij u aantoont dat de goederen uw reële eigendom zijn. Doet u dit niet, loopt u het risico dat de Belastingdienst zich verhaalt op uw goederen.

(Bron: DirkZwager)

Debiteuren die te laat of zelfs helemaal niet betalen: het vormt een gevaar voor de cashflow en kost ook nog eens waardevolle tijd. De redactie vroeg aan honderden ondernemers hoe zij geld binnenhalen. Een kleine selectie.

1. Werk aan de relatie: Probeer de betrokkenheid van klanten met jouw bedrijf dusdanig te personaliseren, dat ze het bijna vervelend vinden om niet op tijd te betalen. Stuur indien nodig twee weken na de vervaldatum een vriendelijk briefje met een herinnering. Geef ook dat briefje een persoonlijke noot mee.

2. Stuur deelfacturen: Wees terughoudend met verzamelfacturen waarop veel posten en grote betaalbedragen staan. Spreek liever samen af om via deelfacturen te werken. De reden hiervoor is afkomstig uit de logistiek: een paar grote leveringen geven in tijden van schaarste veel meer problemen dan meer kleinere leveringen. Dat geldt voor goederenstromen, maar ook voor financiële stromen. In de logistiek geldt dat een proces stilvalt als een levering niet op tijd is. Wanneer je wordt bevoorraad door meerdere kleine partijen blijft je proces meestal op gang. Als je dit vertaalt naar je financiën, voorkomen kleinere facturen dat je proces tot stilstand komt als een of twee klanten niet betalen. Voor alle betrokkenen is het beter als een levering of project geleidelijk wordt betaald, dan wanneer je factuur langdurig voor honderd procent open blijft staan.

3. Zit erbovenop: Stuur binnen 48 uur na het verstrijken van de betalingstermijn een herinnering per e-mail. Maximaal één week daarna stuur je een tweede mail, die iets pittiger van aard is. Na drie tot vijf dagen ga je bellen en maak je bindende afspraken. Dat werkt prima, als je het maar uitlegt.

4. Let op bij overnames: Jaag en dreig niet, nu bijna iedereen het moeilijk heeft. Bel op en probeer gezamenlijk tot een oplossing te komen. Met notoire wanbetalers moet je nooit zakendoen, maar let wel op bij overnames of directiewisselingen. Zo voorkom je dat je slachtoffer wordt van bonusjagers die hun cijfers willen oppoetsen door later te betalen.

5. Geef korting bij op tijd betalen: Ken een betalingskorting toe van bijvoorbeeld twee procent bij betaling binnen veertien dagen. Verhoog je factuur dus wel vooraf met dit bedrag.

6 Check de kredietwaardigheid: Doe bij nieuwe klanten onderzoek naar de kredietwaardigheid en het betaalgedrag. Dit kan via de eigen bank of een kredietinstelling. De geringe kosten (een paar honderd euro) wegen niet op tegen een eventueel financieel fiasco. Laat eens een onderzoek instellen naar de kredietwaardigheid van een nieuwe opdrachtgever. Honderd procent zekerheid krijg je niet, maar wel een bepaalde mate.

7 Laat vooruitbetalen: Consumenten moet je zo veel mogelijk vooraf laten betalen. Wettelijk hoeven klanten maar een gedeelte aan te betalen, maar als ze dat willen, reken daar dan extra kosten voor. Op die manier is de aanbetaling minimaal net zo hoog als het eindbedrag.

8 Schakel een incassobureau in: Neem een jaarabonnement bij een incassobureau, dit hoeft niet veel te kosten. Als de factuur na twee herinneringen niet wordt betaald, gaat deze naar het incassobureau. Dan is meestal de betaling spoedig ontvangen.

9 Gebruik automatische incasso of pin: Maak bij een betalingsregeling gebruik van een automatische incasso. (Let op: je moet wel een langere bankrelatie hebben voordat de bank meewerkt aan een automatische incasso.) Schort je werkzaamheden op bij het niet nakomen van de betalingsafspraken. Communiceer dit duidelijk met je opdrachtgever en doe het ook daadwerkelijk. Dit kan ten koste gaan van die klant, maar een niet-betalende klant is eigenlijk helemaal geen klant.

(Bron: Eigen bedrijf)

Heb je een klacht over bijvoorbeeld je bank, verzekeraar of tussenpersoon? Dien dan een klacht in. Hieronder geven we tien tips om je op weg te helpen.

1.Gebruik voor het schrijven van je brief de klachtenprocedure van de onderneming. De klachtenprocedure vind je in de algemene voorwaarden of in de overeenkomst van het product. Je kunt er ook naar vragen. Vaak staan de voorwaarden op de website van de onderneming. Let op eventuele termijnen waarbinnen je de klacht moet indienen.

2.Draai er niet omheen. Geef in de eerste zin al aan waar je klacht over gaat. Omschrijf vervolgens concreet de inhoud van je klacht. Doe dit eventueel puntsgewijs (gebruik daarvoor opsommingtekens). Vergeet niet te vragen wat je wilt van de tegenpartij. Doe een voorstel.

3.Blijf zakelijk en concreet. Laat de emoties in je brief niet de overhand krijgen. Houd de zinnen kort.

4.Vraag om een schriftelijke reactie binnen een redelijke termijn van bijvoorbeeld maximaal zes weken.

5.Vergeet niet de datum en je adres, telefoonnummer (s) en eventueel e-mailadres te melden.

6.Stuur kopieën van belangrijke stukken als bijlage mee met je brief. Bijvoorbeeld de offerte, overeenkomst of een contract. Bewaar originele papieren thuis.

7.Maak een kopie van je brief voor je eigen administratie.

8.Heb je hulp nodig bij het schrijven van een klachtenbrief? Informeer bijvoorbeeld bij het Instituut Sociale Raadslieden. Heb je een rechtsbijstandverzekering? Informeer of het geschil onder de dekking valt.

9.Tips en voorbeeldbrieven vind je op de volgende websites:
Voorbeeldbrieven van Plusonline
Voorbeeldbrieven van Juridisch Loket
Voorbeeldbrieven van Consuwijzer

10.Stuur een kopie van je klachtenbrief naar de AFM. Dat helpt ons goed toezicht te houden op de markt en kan ertoe leiden dat de AFM een onderzoek start naar een financiële onderneming. Een gevolg van dit onderzoek kan zijn dat een onderneming klantgerichter moet werken. De AFM kan ook andere maatregelen opleggen, zoals een boete of een dwangsom (zie www.afm.nl/maatregelen).