DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof

U bent verplicht om op tijd aangifte te doen. Heeft de Belastingdienst de aangifte niet op tijd binnen dan zullen ze een herinnering sturen en uiteindelijk een aanmaning. In het uiterste geval zullen ze een ambtshalve aanslag opleggen. Bent u te laat met de aangifte dan zal de fiscus een verzuimboete opleggen. Het is wel aan de inspecteur om te bewijzen dat de herinnering en de aanmaning zijn verzonden. Uit een recente uitspraak blijkt dat dit niet altijd even makkelijk is.

In deze zaak ging het om een bv die haar aangifte vennootschapsbelasting (VPB) over 2009 vóór 1 juni 2010 moest indienen. De fiscus ontving geen aangifte VPB en de bv verzocht ook niet om uitstel voor het indienen van deze aangifte. Op 6 juli 2010 stuurde de Belastingdienst dan ook een herinnering met het verzoek om voor 20 juli 2010 de aangifte in te dienen. De bv reageerde niet op deze herinnering en op 13 september 2010 stuurde de inspecteur een aanmaning. Nog steeds was er geen reactie van de bv dus legde de inspecteur een ambtshalve aanslag met boete op. Uiteindelijk ontving de Belastingdienst op 4 januari 2011 pas de aangifte. De fiscus merkte deze aangifte aan als bezwaar en paste de ambtshalve aanslag aan, maar de boete bleef in stand. Dit was volgens de bv niet terecht, want ze had nooit een herinnering of aanmaning ontvangen.

Aannemelijk maken

Bij de rechter moest de inspecteur aannemelijk maken dat de aanmaning naar het juiste adres van de bv was verzonden. De inspecteur stelde dat de aanmaning wel was verzonden en wees hiervoor op een digitale kopie van de aanmaningsbrief, een aantekening in het systeem en op een ambtsedige verklaring. Ook gaf de inspecteur aan wat de gang van zaken was bij de Belastingdienst. Dit was volgens de rechter niet voldoende. Hij slaagde namelijk niet in zijn bewijs, want hij kon het batchnummer van de partij waartoe de aanmaning behoorde en het postbedrijf niet vermelden. De verzuimboete was dus niet terecht.

(Bron: Fiscaal Rendement)

X is samen met zijn 3 zussen gerechtigd tot de nalatenschap van vader die zij beneficiair hebben aanvaard. In het testament was X benoemd tot executeur. Omdat 2 zussen het niet eens zijn met de wijze waarop X de nalatenschap afwikkelt, zijn zij een procedure gestart. Naar aanleiding hiervan heeft de Rechtbank thans onder meer het volgende geoordeeld.

Verdeling nalatenschap is nietig omdat niet alle erfgenamen hieraan hebben meegewerkt

De Rechtbank constateert dat X de nalatenschap feitelijk geheel naar eigen inzicht heeft beheerd, afgewikkeld en verdeeld. Alle erfgenamen dienen echter mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap. Nu dit niet is gebeurd, is de verdeling nietig volgens artikel 3:195 BW. Dit betekent dat partijen de bedragen die zij uit de nalatenschap van vader door X betaald hebben gekregen met wettelijke rente in de nalatenschap dienen terug te brengen.

X moet rekening en verantwoording afleggen over door hem als executeur gevoerde beheer

Volgens de Rechtbank is X als executeur op grond van artikel 4:148 BW verplicht om alle door de erfgenamen gewenste inlichtingen te verschaffen over de uitoefening van zijn taak. Uit artikel 4:151 BW volgt voorts dat X op begrijpelijke en controleerbare wijze rekening en verantwoording moet afleggen over zijn beheer van de boedel vanaf de sterfdatum van vader. Omdat X tot dusver onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij als executeur de nalatenschap heeft beheerd, wordt X door de Rechtbank veroordeeld om alsnog rekening en verantwoording af te leggen. X moet hiertoe onder meer in chronologische volgorde alle bankafschriften overleggen van de door X beheerde erfgenamenrekening.

Door beneficiaire aanvaarding is taak van executeur geëindigd omdat nalatenschap negatief is

Volgens de Rechtbank is hier geen sprake van een nalatenschap die ruimschoots toereikend is om alle nalatenschapsschulden te voldoen, nu er vooralsnog sprake lijkt te zijn van een  fors negatieve boedel. Dit brengt met zich dat de taak van X als executeur door de beneficiaire aanvaarding strikt genomen is geëindigd (artikel 4:202 lid 1 letter a BW jo. artikel 4:149 lid 1 letter d BW) en dat op X als beheerder en als zelfbenoemd enig feitelijk vereffenaar van de boedel de plichten van een vereffenaar rusten. Daartoe behoort onder meer de verplichting om een boedelbeschrijving op te maken en deze ter inzage te leggen bij een boedelnotaris of ter griffie van de Rechtbank (artikel 4:211 lid 3 BW). Omdat een dergelijke boedelbeschrijving ontbreekt en geen verzoek als bedoeld in artikel 4:203 BW is ingediend, moet X een behoorlijke en verifieerbare boedelbeschrijving opstellen en ter inzage leggen.

Schuldenaar van erflater is zelf verantwoordelijk voor het bewijs dat geldlening is afgelost

Ten aanzien van een geldlening die vader in 1993 aan één van de kinderen had verstrekt, oordeelt de Rechtbank dat ondanks het tijdsverloop op het kind nog steeds de bewijslast rust dat de lening is afgelost. Als bewijsstukken zijn kwijtgeraakt, is dat voor diens risico.

Een erfgenaam heeft recht op inzage van alle stukken die deel uitmaken van de nalatenschap

Volgens de Rechtbank brengen de eisen van de redelijkheid en billijkheid met zich dat een deelgenoot in een nalatenschap tegenover de andere deelgenoten recht heeft op inzage van alle stukken die ter beoordeling van de samenstelling van de nalatenschap van belang zijn.

(Bron: VVE Erfrecht)

 

Tot voor kort was het goed gebruik dat banken u bij een overlijden vroegen om een zogenaamde verklaring van erfrecht. Deze verklaring stelt de notaris voor u op en geeft een duidelijk antwoord op de vraag wie de overledene is, of deze een testament had gemaakt, wat de gevolgen van dat testament zijn, wie de erfgenamen zijn en of deze de nalatenschap hebben geaccepteerd.

Belangrijker dan die verklaring zelf is de advisering van de notaris over de consequenties van het overlijden en het zijn van erfgenaam! Recent hebben de banken hun beleid gewijzigd en zullen zij minder vaak om een verklaring van erfrecht vragen. Met – onbedoeld – mogelijke flinke negatieve financiële gevolgen voor u als erfgenaam.
Kort samengevat komt het nieuwe beleid erop neer dat als de overledene geen testament heeft gemaakt en het totale saldo van zijn bankrekeningen lager is dan € 100.000,=, de langstlevende partner na ondertekening van een formulier de beschikking kan krijgen over de bankrekening van de overledene.
Op het formulier van de bank moet de langstlevende partner een aantal verklaringen afleggen die er onder meer op neerkomen dat hij/zij ervan op de hoogte is dat de bank niet adviseert over de juridische en fiscale gevolgen van het overlijden van de partner en dat de bank niet aansprakelijk is voor alle gevolgen die uit het gebruik van de bankrekeningen van de overledene voortvloeien.
De bank adviseert niet en is niet aansprakelijk, dus ook niet over en voor het feit dat ondertekening van dat formulier betekent dat u niet meer van de nalatenschap af kunt. Als met andere woorden blijkt dat de nalatenschap negatief is omdat er toch schulden zijn waarvan de langstlevende partner niet afweet, dan kunt u van de nalatenschap geen afstand meer doen. Wat formeler gesteld: het ondertekenen van het formulier is een “daad van zuivere aanvaarding” en maakt u zondermeer aansprakelijk voor alle schulden uit de nalatenschap.
Als de bank u bij een overlijden niet om een verklaring van erfrecht vraagt, maar u zonder enige toelichting slechts vraagt een formulier te ondertekenen, dan lijkt dat praktisch en goedkoop. Die handtekening zou u wel eens duur kunnen komen te staan!
Laat u goed voorlichten over de consequenties van die handtekening die de bank zo achteloos van u vraagt. Tot slot: de beleidswijziging heeft de banken veel kritiek opgeleverd en tot vragen in de Tweede Kamer geleid. De banken hebben toegezegd het formulier aan te passen, maar dit zal nooit leiden tot de informatievoorziening die in deze gevallen zo nodig is. Het blijft dus altijd verstandig om u bij een overlijden door ons te laten voorlichten. Sowieso doet u er goed aan uw notariële documenten eens in de vier à vijf jaar grondig door te (laten) lichten.
(Bron: Notariskrant)

Over alimentatie in het algemeen, maar kinderalimentatie in het bijzonder, bestaan veel misverstanden. We lichten er vijf uit.

Kinderalimentatie is een bijdrage van de niet-verzorgende ouder in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn of haar kind(eren). De kinderalimentatie kan tussen de ouders onderling worden afgesproken of zijn vastgesteld door een rechtbank. Van de vele misverstanden die bestaan over kinderalimentatie, lichten we er vijf uit.

1. Alimentatie stopt na 21e jaar De plicht tot het betalen van kinderalimentatie eindigt doorgaans als een kind 21 jaar wordt, waarna de plicht van een ouder om financieel bij te dragen aan zijn kind slechts bestaat voor zover het kind behoeftig is. Van deze wettelijke bepaling kan echter op verschillende manieren afgeweken worden. Zo kan contractueel vastgelegd worden dat ouders blijven bijdragen in de kosten, nadat het kind 21 jaar is geworden. Hierdoor heeft het kind ook na zijn 21e jaar recht op alimentatie.

2. Stiefouder is alimentatieplichtig Een stiefouder is slechts onder voorwaarden alimentatieplichtig naar een stiefkind toe. Indien een stiefouder een huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan met de ouder van het kind, én het kind behoort tot het gezin van de stiefouder en de ouder, dan is de stiefouder onderhoudsplichtig. Deze onderhoudsplicht geldt ook als de stiefouder geen gezag over het kind uitoefent, maar houdt voor de gezagloze stiefouder op na beëindiging van het huwelijk of geregistreerd partnerschap.

3. Altijd recht op kinderalimentatie Niet onder alle omstandigheden heeft een meerderjarig kind recht op kinderalimentatie. Net als bij partneralimentatie, kan het recht erop doorbroken worden door gedrag van de onderhoudsgerechtigde ‘waardoor niet langer van de alimentatieplichtige gevergd kan worden dat nog langer alimentatie wordt betaald’. Het gaat dan om gedrag waardoor de lotsverbondenheid tussen ouder en kind doorbroken wordt.

4. Pas na scheiding recht op alimentatie Niet alleen na een scheiding heeft een verzorgende ouder recht op kinderalimentatie. Indien tijdens een huwelijk of geregistreerd partnerschap de ouders niet meer samenwonen, dient de niet-verzorgende ouder bij te dragen in de kosten van het onderhoud van de kinderen.

5. Zonder inkomen geen alimentatieplicht Kinderalimentatie wordt niet alleen berekend aan de hand van inkomen, maar ook vermogen. Als een onderhoudsplichtige ouder geen inkomen (loon of uitkering) heeft, maar wel vermogen, dan kan toch verlangd worden dat kinderalimentatie wordt betaald. Dit geldt ook als het vermogen bestaat uit smartengeld of een erfenis.

(Bron: Jurofoon)

In zijn artikel ‘Fiscale consequenties lastenvrije familielening eigen woning’ brengt fiscalist R.J.J.J. Bakker tien belangrijke aspecten onder de aandacht van een familielening.
  1. Omschrijf de familielening in een schriftelijke leningsovereenkomst. Een notariële akte met de juiste redactie voorkomt veel financiële narigheid.
  2. Registreer eventueel de leningsovereenkomst bij de belastingdienst, afdeling Succesie en Registratie. Deze registratie zegt niets over de inhoud of de juistheid daarvan, maar bewijst wel het bestaan van de lening. En het voorkomt het alsnog achteraf en daardoor te snel redigeren van een leningovereenkomst met de kans op fiscale onvolkomenheden. De aanleiding van het onderzoek kan zijn dat het kind meer rente aftrekt voor de inkomstenbelasting dan de belastingdienst aan informatie ontvangt van de bank(lening).
  3. Leg de essentiële onderdelen van de familielening vast, zoals het rentepercentage en de duur van de rentevastperiode, het aflossingstijdstip, de leensom, de bestemming eigenwoninglening, de reguliere opzeggingsgronden, wanneer de renteverschuldigd is (maandelijks vooraf/achteraf/jaarlijks en/of bij vooruit betaling).
  4. In geval van een niet-direct opeisbare lening dient (als hoofdregel) het rentetarief gekoppeld te zijn aan de zakelijke marktrente. Verzamel en leg de rentetarieven van met leningsvoorwaarden vergelijkbare geldverstrekkers vast.
  5. De zakelijk vergelijkbare rente kan binnen een marge van de plus-of-min 25% zonder schenkingsconsequenties plaatsvinden. Deze afwijking en de keuze daarin is afhankelijk van de financiële positie van het kind en van de ouders. Voor de ouders kan het interessant zijn om meer rendement te krijgen door een hogere (voor het kind aftrekbare) rente te vragen. Maar is de rente onzakelijk hoog, dan kan het bovenmatige deel als een schenking (van het kind aan de ouder) worden aangemerkt. Voor dit deel zou dan kunnen worden verdedigd door de belastingdienst dat dit feitelijk geen vergoeding is voor het schuldig blijven van de hoofdsom. Gevolg is dat de lening fiscaal moet worden gesplitst.
  6. Is de lening direct-opeisbaar, dan geldt een fiscale normrente van 6%.
  7. Fiscaal maakt het niet uit of de lening onderhands is of hypothecair is ingeschreven. Financieel maakt het onderscheid wel uit. Bij omvangrijke leningsbedragen heeft het de voorkeur om deze hypothecair in te schrijven. Dat maakt de financiële rechtspositie van de familie als schuldeiser sterker ten opzichte van andere schuldeisers bij een financiële malaise van het kind. In geval van inschrijving dient de eerste hypotheeknemer toestemming te geven voor hypothecaire inschrijving.
  8. Het rentepercentage bij een niet-direct opeisbare familielening wordt mede bepaald door de (on)zekerheid met betrekking tot het terugbetalen van de lening. Is de familielening onderhands, dan is voor de schuldeiser dit risico groter dan bij een hypothecaire ingeschreven lening. Dat beïnvloedt de hoogte van de prijs. De rente als vergoeding voor het ter beschikking stellen van de hoofdsom kan om die reden hoger zijn bij een onderhandse lening in vergelijking met een hypothecaire lening.
  9. ‘Terugschenken’ van de betaalde rente mag geen onderdeel van de leningsovereenkomst zijn en niet afdwingbaar; dus per definitie formele vrijheid voor de ouders. En terugontvangen rente vormt geen box 1-inkomen voor het kind.
  10. In box 3 wijzigt voor de ouders niets. Immers, het bestaande vermogen in box 3 is omgezet in een lening/vordering op het kind. Onder ‘overige vorderingen’ wordt hiervan jaarlijks aangift e gedaan, waarbij het fi ctieve rendement van 4% telt en niet de daadwerkelijk ontvangen rente. Indien de familielening is gefinancierd op basis van de overwaarde van de eigen woning in box 1 van de ouders (zonder aftrekbare rente en met eventueel het herleven van het eigenwoningforfait), ontstaat er wel nieuw box 3-vermogen voor de ouders.

(Bron: De Hypotheekadviseur)

Met een leventestament hou je regie over je leven als je al dan niet tijdelijk bent uitgeschakeld. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Met een levenstestament zorg je ervoor dat alles wordt geregeld op jouw manier; ook als jij zelf uit de roulatie bent.

Een zwaar auto-ongeluk, een hersenbloeding, dementie… Het zijn zaken waar je liever niet aan denkt. Toch kan het iedereen overkomen. In zulke situaties kun je (tijdelijk) niet voor jezelf zorgen. Het is handig als er dan iemand is die voor jou de honneurs waarneemt.

Onder curatele

Er bestaan drie soorten maatregelen die hierin voorzien. Voor beslissingen over persoonlijke zaken, zoals medische verzorging, kun je een mentor toegewezen krijgen. Voor financiële zaken kan een bewindvoerder worden aangesteld. Ben je helemaal niet meer in staat om je financiële en persoonlijke belangen te behartigen, dan kun je onder curatele worden gesteld. In dat geval word je volledig handelingsonbekwaam en mag je over vrijwel niets meer zelfstandig beslissen.

Deze vormen van toezicht moeten bij de kantonrechter worden aangevraagd. Dat is een vrij omslachtige en – als geen spoedprocedure wordt opgestart – tijdrovende methode. Daarnaast valt nog maar te hopen dat jouw wensen worden ingewilligd en de rechter een vertegenwoordiger aanwijst waar jij vertrouwen in hebt.

Leventestament

Wil je de regie over je leven voeren, ook als je (tijdelijk) uitgeschakeld bent, dan kun je overwegen een levenstestament op te stellen. Hierin kun je precies vastleggen hoe met alles wat je lief is moet worden omgesprongen als je handelingsonbekwaam wordt: je gezondheid, je huis, de kinderen, je vermogen en eventueel je bedrijf. Je wijst per terrein een of meer personen aan (gevolmachtigden) die jouw belangen namens jou behartigen en geeft aan hoe zij moeten handelen. Dit kan zo gedetailleerd als je zelf wilt.

Daarmee is het levenstestament een aanvulling op het ‘gewone’ testament, dat pas in werking treedt nadat je bent overleden.

Vermogen

Een heel belangrijk onderdeel van dit document betreft je financiën. In het levenstestament kun je aangeven wie jouw vermogen gaat beheren en wat er met dat vermogen moet gebeuren. Moet namens jou geld worden geschonken aan familieleden of goede doelen? Wat moet er met het huis gebeuren als je in een verpleeghuis moet worden opgenomen? En wat gaat er met de inboedel gebeuren?

Je kunt bij de verklaring overzichten bijsluiten van bankrekeningen en verzekeringen, om jouw vertegenwoordiger alvast op weg te helpen.

Medische zorg

Ook persoonlijke zaken kunnen aan bod komen in het levenstestament. Je kunt bijvoorbeeld vermelden wie de zorg voor je kinderen of je huisdier op zich neemt.

Een ander belangrijk aspect zijn je wensen op medisch gebied. Je kunt in het document een euthanasieverklaring laten opnemen, waarin je aangeeft wanneer volgens jou sprake is van uitzichtloos lijden. Of een niet-behandelverklaring, waarin je meldt onder welke omstandigheden doorbehandelen voor jou geen zin meer heeft.

Uiteraard kun je ook kiezen voor een behandelverbod, waarin je aangeeft of je onder alle omstandigheden levensverlengende behandelingen wilt ondergaan. Ook kun je aangeven of je wel of niet wil worden gereanimeerd. Je kunt zelfs een keuze voor een verzorgingshuis opnemen.

Verder kun je in het levenstestament ook opnemen wie jou moet vertegenwoordigen tegenover artsen en verpleegkundigen. Dat kan veel onrust voorkomen, want als je niets hebt geregeld, is voor medici vaak onduidelijk wie namens jou mag handelen. Zeker als familieleden met elkaar van mening verschillen, kan dat je behandeling frustreren, met alle risico’s van dien.

Dit betekent overigens niet dat al jouw wensen per definitie worden ingewilligd. Een arts heeft ook een eigen verantwoordelijkheid en kan een behandeling weigeren als dat volgens hem medisch zinloos is of onaanvaardbare risico’s met zich meebrengt. Hij moet zijn besluit dan wel motiveren.

Eigen bedrijf en leventestament

Voor één groep mensen is het levenstestament extra waardevol: ondernemers. Een bedrijf kan stuurloos raken als de directeur plotseling uitvalt. Om de continuïteit te waarborgen kun je in een levenstestament vastleggen wie jouw taken overneemt en namens jou de knopen doorhakt als jij hiertoe niet meer in staat bent.

Je kunt in de volmachten ook beperkingen aanbrengen, door bijvoorbeeld een maximum te stellen aan de hoogte van investeringen of door alleen volmachten voor specifieke taken te geven, zoals investeringen of personele zaken.

Met zo’n ondernemersvolmacht kun je veel ellende besparen. Je voorkomt dat de verkeerde het roer overneemt en foute, onomkeerbare besluiten kan nemen.

Als je een levenstestament opstelt, is het heel belangrijk dat je alles vooraf goed doorspreekt met de gevolmachtigde(n), zodat deze niet voor verrassingen komen te staan en geen misverstanden kunnen ontstaan.

Rol Notaris

Je moet je levenstestament laten opstellen bij de notaris. Het voordeel hiervan is dat de akte als bewijs dient, dat je wilsbekwaam was toen je het testament liet opstellen. De notaris moet zich er namelijk van vergewissen dat je bij je volle verstand was toen je je wensen op papier liet zetten.

Het document wordt opgenomen in het Centraal Levenstestamenten Register, dat vorig jaar is opgericht. Net als in het Centraal Testamentenregister wordt hierin precies bijgehouden wie wanneer een levenstestament heeft laten opmaken, en bij welke notaris dat is gebeurd. Het register mag alleen door notarissen worden geraadpleegd. Het biedt geen inzage in de inhoud van het testament.

Je kunt je levenstestament altijd wijzigen of herroepen, behalve wanneer je daadwerkelijk wilsonbekwaam bent. Dit moet eveneens bij notariële akte gebeuren.

(Bron: Z24 Zakelijk Nieuws)

Onlangs bleek dat de Belastingdienst een achterstand heeft met het verwerken van de bezwaarschriften. Het is de bedoeling dat deze stapel in september helemaal is weggewerkt. Dit kan mogelijk ook gevolgen hebben voor de behandeling van uw bezwaarschrift. Mocht de afhandeling van uw bezwaar erg lang duren, dan kunt u daar wel iets tegen doen. U kunt de fiscus in gebreke stellen.

Als u het niet eens bent met de aanslag van de Belastingdienst kunt u bezwaar aantekenen. Dit bezwaar moet u binnen zes weken na de datum op uw aanslag indienen (de bezwaartermijn). De fiscus neemt uw bezwaar dan in behandeling, maar moet in principe wel binnen een bepaalde termijn reageren. Gebeurt dat niet dan heeft u de mogelijkheid om een uitspraak van de fiscus af te dwingen. Dit is echter wel aan bepaalde regels gebonden.

Geld verdienen bij overschrijding wettelijke termijn

Heeft u na het verlopen van de wettelijke termijn nog niets gehoord, dan kunt u de fiscus dwingen om uitspraak te doen door ze in gebreke te stellen. De wettelijke termijn verloopt zes weken na de bezwaartermijn. De fiscus heeft nog wel de mogelijkheid om dit met zes weken te verlengen. Na ontvangst van de ingebrekestelling heeft de Belastingdienst 14 dagen om alsnog uitspraak op het bezwaarschrift te doen. Bij overschrijding van deze termijn gaat automatisch de teller voor een dwangsom lopen. De dwangsom bedraagt de eerste 14 dagen € 20 per dag, de volgende veertien dagen € 30 per dag en daarna € 40 per dag. Maximaal is de dwangsom € 1.260.

U wilt zo snel mogelijk een uitspraak

U moet een ingebrekestelling schriftelijk indienen. Hierin moet u aangeven om welk bezwaar het gaat, dat de termijn voor uitspraak op bezwaar is verstreken en dat u graag zo snel mogelijk een uitspraak wilt hebben. Op de website van de Belastingdienst kunt u een formulier vinden om de fiscus in gebreke te stellen.

(Bron: Bestuur Rendement)

Slimmer cijferen levert sneller geld op. Direct bruikbare tips om kosten te besparen of geld te verdienen.

TIP 1 Zijn bedrijfsauto’s of andere roerende zaken (bijna) aan vervanging toe? Dan kan het slim zijn om juist nú daarover te gaan onderhandelen, in plaats van die investeringen nog een jaar uitstellen. De kans op een zeer scherpe deal is nu veel groter, dan wanneer de economie weer aantrekt en iedereen weer gaat investeren.

TIP 2 Geef uw personeel duidelijke doelstellingen, op basis van uw financiële doelstellingen. Dat motiveert, en vergroot de kans dat de prognose voor dit jaar wordt gehaald.

TIP 3 Durf tijdig te snijden in de vaste kosten. Bedrijven die dat tijdig doen, zijn de winnaars van élke crisis.

TIP 4 Maak er een gewoonte van om een keer per kwartaal met uw boekhouder of accountant te praten over de financiële stand van zaken in uw bedrijf.

TIP 5 Factureer sneller, maar probeer ook zelf uw rekeningen tijdig te voldoen. Dat levert goodwill op en daarmee mogelijkheden om geld te besparen. Wellicht zijn leveranciers bereid tot een korting of een ander voordeel voor zo’n modelklant als u.

TIP 6 Vraag af en toe offertes op voor materialen en/of diensten die u voor uw bedrijfsvoering nodig hebt. Wat kost ’t bij een ander?

TIP 7 Investeren met een lening van de bank? Ga dan eerst bancair shoppen. Er zitten momenteel procenten verschil in de rente die banken berekenen.

TIP 8 Laat een financieel adviesbureau inventariseren wat uw kansen zijn op een krediet bij de bank.

TIP 9 Gaat de bank met u in zee? Vraag dan bijvoorbeeld om een tienjarige aflossingsperiode in plaats van een vijfjarige, maar zorg wel dat extra aflossingen mogelijk blijven. Zo behoudt u financiële elasticiteit in tijden dat het slechter gaat.

TIP 10 Wie de bank weet te overtuigen dat zijn bedrijf administratief op orde is, wordt doorgaans minder snel verplicht om tussentijds cijfers aan te leveren.

TIP 11 Laat uw belastingaangifte invullen of in elk geval nalopen door een fiscalist of accountant. Die zijn niet goedkoop, maar hebben een permanente scholingsplicht en weten exact waar er geld valt terug te halen bij de fiscus.

(Bron: De Zaak)

Een maatschap is een van de vele rechtsvormen waarvoor een startende ondernemer bij de oprichting van een bedrijf kan kiezen. Deze specifieke rechtsvorm is met name geschikt voor mensen die hun beroep samen met anderen als zelfstandig ondernemer willen uitoefenen. In deze checklist vindt u alle regels en details: 5 vragen en antwoorden over de maatschap.

1. Wat houdt een maatschap precies in?

Een maatschap is een van de vele rechtsvormen waarvoor een ondernemer bij de start van zijn of haar bedrijf kan kiezen. Een maatschap bent u nooit alleen. Het is namelijk een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen, de zogenaamde maten. Bij het oprichten van een nieuwe maatschap brengt iedere deelnemende maat afzonderlijk iets van waarde in (geld, goederen arbeid etc.), waarbij het uiteindelijke voordeel hieruit wordt verdeeld onder alle maten.

Een maatschap is vooral interessant voor ondernemers die gezamenlijk een praktijk willen starten en hiervoor een zogenaamd vrij beroep uitoefenen. Je ziet deze rechtsvorm dan ook vooral veel terug in de medische en juridische sector. Zo kiezen bijvoorbeeld veel (tand)artsen en advocaten, maar ook accountants, architecten en tolken ervoor een eigen maatschap op te richten.

2. Is de maatschap een rechtspersoon?

Nee. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een besloten vennootschap is bij deze rechtsvorm iedere deelnemer, vaak aangeduid als ‘maat’, voor een evenredig deel aansprakelijk voor alle gemaakte schulden van de betreffende maatschap.

3. Hoe zit het dan met die aansprakelijkheid?

In tegenstelling tot een vennootschap onder firma zijn alle deelnemende ondernemers van een maatschap aansprakelijk voor een evenredig deel van het bedrijf. Dat houdt in dat bij een eventueel faillissement vrijwel nooit één maat opdraait voor de gehele opgebouwde schuld van de onderneming. Indien een maat onbevoegd blijkt te hebben gehandeld, zijn de anderen in principe niet aansprakelijk. Houd er wel rekening mee dat schuldeisers wel degelijk aanspraak mogen maken op uw privévermogen om zo uw deel van de schuld op te eisen.

4. Met welke belastingen krijg ik te maken?

In de meeste gevallen zal de Belastingdienst u als zelfstandig ondernemer beschouwen. Daarmee heeft u als maat recht op bepaalde belastingvoordelen, zoals de ondernemers- en investeringsaftrek en MKB-winstvrijstelling. Deze fiscale voordelen komen overeen met die van een eenmanszaak. U moet inkomstenbelasting betalen over uw winst (deze wordt belast in box 1). Wat de BTW betreft ziet de ficus de maatschap als ondernemer. Daardoor zijn de BTW-regels van toepassing op de maatschap. Als maat bent u voor de BTW geen ondernemer, maar mocht u namens de maatschap personeel willen gaan aannemen, krijgt u wel te maken met loonheffingen.

5. Is een maatschapscontract verplicht?

Nee, maar het is desalniettemin ten zeerste aan te raden om wel een dergelijk contract tussen u en de andere maten te laten opstellen. Sinds 2008 moeten alle maatschappen (met uitzondering van de zogenaamde stille (externe) maatschappen) worden ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Bij de oprichting hoeft, net als bij een eenmanszaak, geen akte te worden opgesteld.

Maar een maatschapscontract, waarin u en de andere maten onderling afspraken maken over bijvoorbeeld de winstverdeling, de minimale inbreng van een nieuwe maat en hoe en wanneer de maatschap eventueel kan worden beëindigd, is zeker geen overbodige luxe. De neuzen in uw nieuwe maatschap kunnen nu nog allemaal dezelfde kant op staan, maar hier kan ooit verandering in komen. Met een maatschapscontract voorkomt u dat er in de toekomst mogelijk frictie ontstaat tussen een of meerdere leden uit de maatschap. Bovendien is het handig om een officieel document in handen te hebben waarop u tijdens eventuele conflicten kunt terugvallen.

(Bron: Ikgastarten)

Wil de inspecteur een vergrijpboete opleggen nadat hij al de naheffingsaanslag heeft opgelegd, dan moet hij aan een aantal bepalingen voldoen. Sowieso gelden er rondom het opleggen van boetes veel fiscale regels.

De fiscus heeft een aantal methoden om medewerking van belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen af te dwingen of gedragingen te bestraffen. Een van deze methoden is het opleggen van een fiscale boete. Er bestaan twee verschillende soorten fiscale boeten: de verzuimboete en de vergrijpboete. Binnen deze twee categorieën zijn verschillende beboetbare feiten te constateren. De twee verschillende boetesoorten hebben ieder een eigen doel.

Verschil tussen verzuim- en vergrijpboete

Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen te bewerkstelligen. Bij een verzuim speelt opzet, grove schuld en wetenschap in beginsel geen rol. In feite is sprake van een soort ordeboete. De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij er sprake is van opzet of grove schuld.

Grove schuld en opzet

Grove schuld en opzet zijn gradaties van verwijtbaarheid. Het belang van het onderscheid is vooral gelegen in de strafmaat. Bij grove schuld beloopt de boete in principe 25% van de verschuldigde belasting, in geval van opzet 50%. Bij herhaling van het vergrijp binnen vijf jaar worden deze percentages verdubbeld. De inspecteur zal moeten bewijzen dat daadwerkelijk sprake is van grove schuld of opzet.

Vergrijpboete bij naheffing

In artikel 67f van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) is onder meer bepaald dat de inspecteur voor het (gedeeltelijk) niet of niet tijdig betalen van afdrachtbelastingen een vergrijpboete kan opleggen tot maximaal 100% van het onbetaald gebleven bedrag. In geval van grove schuld legt de inspecteur in beginsel een vergrijpboete op van 25% en bij opzet in beginsel 50%.

Niet gelijktijdig opleggen

In het vijfde lid van artikel 67f AWR wordt verwezen naar de bepaling dat de inspecteur binnen zes maanden na het vaststellen van de naheffingsaanslag alsnog een boete kan opleggen. Er moet dan sprake zijn van feiten of omstandigheden die pas later bekend werden. Bovendien moeten aanwijzingen bestaan dat het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Als dit gebeurt, moet de inspecteur tegelijkertijd met het opleggen van de naheffingsaanslag aan de belastingplichtige mededelen dat wordt onderzocht of een vergrijpboete gerechtvaardigd is.

Rechtspraak

Bij Gerechtshof Amsterdam was de vraag aan de orde of de standaardmededeling ‘Een vergrijpboete is op zijn plaats indien er sprake is van opzet of grove schuld’ in een brief die voorafging aan de naheffingsaanslag voldoende was. Volgens het hof was dit inderdaad het geval en kon de brief worden beschouwd als de mededeling die in de wet wordt genoemd. Hierbij was het niet van belang dat de mededeling niet op hetzelfde moment werd gedaan als dat de naheffingsaanslag werd opgelegd.

Grove schuld

In deze zaak bewees de inspecteur bovendien dat sprake was geweest van grove schuld. De aangiften omzetbelasting die de belanghebbende deed, sloten niet aan bij de administratie. Verder maakte de belastingadviseur jaarlijks voor belanghebbende een herrekening, maar de verschillen uit de herrekening gaf de belanghebbende niet aan op een suppletieaangifte btw. De vergrijpboete bleef in stand.

(Bron: Taxence)