DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de Zelfstandige Zonder Personeel(ZZP)

Een oudedagspensioen kan bestaan uit drie onderdelen:

1e pijlerAOW:  Iedereen heeft recht op dit basispensioen van de overheid.

2e pijler: Werknemerspensioen. Meestal betaalt u via uw werkgever zelf voor een deel mee aan de premie voor dit aanvullende pensioen.

3e pijler: Aanvullende regelingen. extra maatregelen om de oudedagsvoorziening aan te vullen, bijvoorbeeld in de vorm van een lijfrente-, koopsompolis of banksparen of andere vormen van kapitaalopbouw in privé.

1e pijler: Algemene Ouderdomswet, een basisvoorziening

De afkorting AOW staat voor Algemene Ouderdomswet. Op basis van deze wet heeft iedereen die 65 jaar wordt, recht op een ouderdomspensioen. In het algemeen bent u verzekerd voor de AOW als u in Nederland woont. Het maakt niet uit welke nationaliteit u hebt en of u een inkomen heeft. U bent ook verzekerd als u niet in Nederland woont, maar daar wel werkt en belasting betaalt. Als u gedurende de vijftig jaar tussen uw 15de en 65ste jaar verzekerd bent geweest, dan hebt u vanaf de maand waarin u 65 jaar wordt recht op een volledig AOW-pensioen. Daar bovenop kunt u een toeslag ontvangen als u gehuwd bent of als ongehuwde een gezamenlijke huishouding voert met een ander persoon die nog geen 65 jaar is. Voor ieder jaar dat u niet verzekerd bent geweest, valt het AOW-pensioen 2% lager uit. De AOW moet u zien als een basispensioen.

2e pijler: Het Werkgeverspensioen: een aanvulling

Als u een pensioen opbouwt via uw werkgever, bent u waarschijnlijk aangesloten bij een zogenoemde pensioenverzekeraar. Dit is meestal een verzekeringsmaatschappij die straks op uw 65ste de uitbetaling van uw pensioen verzorgt. Afhankelijk van de bedrijfstak waarin u werkt bent u verplicht aangesloten bij het desbetreffende bedrijfs(-tak)pensioenfonds . Bijvoorbeeld het Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bouwsector), het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP, overheid en onderwijs) of PGGM (zorg en welzijn).

Werkt u bij een multinational zoals Heineken, Ahold of KLM, dan bent u verplicht aangesloten bij het eigen pensioenfonds van de onderneming. Daarnaast zijn er verplicht gestelde beroepspensioenregelingen voor onder andere apothekers, artsen en notarissen. Ook laten sommige bedrijven een pensioenarrangement samenstellen bij een verzekeringsmaatschappij naar keuze.

Een goed pensioen is in de volksmond 70% van het laatstverdiende salaris. Omdat u vanaf uw 65ste jaar minder belasting gaat betalen, kunt u, ondanks dat u bruto minder inkomen krijgt, toch netto in inkomen gelijk blijven. Dit zou de ideale situatie zijn. Aangezien men meestal pensioen opbouwt van 25 tot 65 jaar (40 jaar), zou men per jaar dus 70 (%) : 40 (jaar) = 1,75% per jaar pensioen moeten opbouwen om straks op 70% uit te komen. Lang niet alle pensioenfondsen streven echter naar een opbouw van 1,75% per jaar. Soms bouwt een fonds een lager percentage op, of zelfs een vast bedrag, ongeacht de hoogte van het salaris.

Ook het systeem van pensioenopbouw is van invloed:

  • eindloonregeling,
  • middelloonregeling,
  • beschikbare-premieregeling.

Bij de traditionele eindloonregeling is het pensioen een percentage van het laatstverdiende salaris. Bij de middelloonregeling wordt het pensioen berekend over uw gemiddelde salaris dat u had in de tijd dat u bij de werkgever in dienst was. Steeds meer werkgevers stappen tegenwoordig over op de beschikbare-premieregeling. Hierbij zegt de werkgever geen pensioenuitkering toe, maar een jaarlijkse pensioenpremie. Dit kan een vast bedrag zijn of een percentage van uw loon. Met deze premie kunt u zelf een pensioenverzekering afsluiten.  Een nadeel van deze regeling is dat u alleen uw premie kent, en niet de uiteindelijke hoogte van het pensioen. Want dit is afhankelijk van het rendement dat wordt behaald met het ingelegde geld.

Tot slot hangt de hoogte van uw pensioen nog af van de hoogte van de AOW-franchise. In veel pensioenregelingen is een bepaald drempelbedrag (de franchise) opgenomen, waarover u geen pensioen opbouwt. U ontvangt vanaf uw 65e jaar immers AOW. Dat geld hoeft u dus zelf niet meer als pensioen op te bouwen. De franchise kan sterk verschillen per werkgever. En daarbij geldt: hoe hoger de franchise, hoe lager het bedrag waarover u pensioen opbouwt.
U kunt door verschillende oorzaken geconfronteerd worden met een tekort in uw pensioenopbouw, doordat de basisvoorziening, de AOW, niet toereikend is.

Situaties waarin een tekort kan ontstaan:

  • U hebt meerdere jaren in het buitenland gewoond.
  • Uw werkgever gaat uit van een (te) hoge AOW-franchise.
  • De werkgever van uw meewerkende partner gebruikt een (te) hoge AOW-franchise.
  • Er is sprake van een leeftijdsverschil tussen u en uw partner.
  • Wisseling van werkgevers
  • U hebt loopbaan voor langere tijd onderbroken
  • U bent gaan scheiden
  • U bent gaan werken als zelfstandig ondernemer/ZZP’er en doet niet meer mee aan bedrijfspensioenregeling

 

3e pijler: zelf aanvullende verzekeringen regelen
Als u een pensioengat hebt en jonger dan 65 jaar bent, kunt u met een aanvullende lijfrenteverzekering pensioen bijverzekeren. Bij een aantoonbaar pensioengat zijn de ingelegde premies fiscaal aftrekbaar. Een lijfrenteverzekering is een verzekering waarmee u een aanvullend pensioen of oudedagsvoorziening kunt opbouwen. U kunt een lijfrente met een periodieke premie afsluiten (bijvoorbeeld maandelijks), een lijfrente met een eenmalige storting (koopsom) of een combinatie van deze twee.

(Bron: pensioenvermogen informatie op de site oktober 2011 bewerkt Ambitions.nu)

Veel ondernemers vragen zich af hoe ze nu een goede administratie opzetten. Het opzetten van een goede administratie is van essentieel belang voor uw onderneming. Het tijdig en goed bijhouden van uw administratie levert u een beter inzicht op in de stand van zaken van uw onderneming. Bovendien kan het goed archiveren en voeren van uw admistratie/boekhouding veel besparen op de kosten van uitbesteding aan intermediairs, accountants of boekhouders.

In eerste instantie is van belang om onderscheid te maken in de volgende posten en deze ook afzonderlijk te archiveren:

  • Verkoopfacturen voor diensten of goederen die u aan uw klanten levert.
  • Inkoopfacturen voor inkopen of kosten die u voor uw onderneming maakt.
  • De betalingen die u doet vanaf uw zakelijke bankrekening.
  • Bij een detailhandelsonderneming dient er een aparte kasadministratie te zijn.
  • Belastingaanslagen onderscheiden naar omzetbelasting, inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet.

Zorg dat u uw verkoopfacturen doorlopend nummert en dat ze aan de vereisten voldoen die de belastingdienst stelt. Berg ze op nummervolgorde op in een map of achter een tabblad. Zorg dat u het doorlopende nummer wat u op uw verkoopfactuur staat ook opneemt in de boekingsregel van de boekhouding. Op deze manier kunt u eenvoudig later verkoopfacturen terugzoeken. Indien u het grootste deel van uw verkopen op rekening verkoopt is de factuurdatum leidend voor het moment van BTW-afdracht. Deze dient derhalve als datum in de administratie aangehouden te worden.

Alle inkoopfacturen die u krijgt, of wellicht zijn het facturen van kosten, voorziet u met pen van een doorlopend nummer in de rechterbovenhoek. U begint bijvoorbeeld met 1 bij de eerste factuur van het betreffende boekjaar. U bergt deze facturen vervolgens op nummer volgorde op in de map. Het nummer dat u de facturen gegeven hebt in de rechterbovenhoek neemt u op in de boekingsregel van de administratie. Op deze wijze kunt u vanuit uw boekhouding gemakkelijk de kosten- inkoopfacturen terugvinden. Voor de inkoopfactuur geldt dat de factuurdatum leidend is voor het moment waarop u BTW kan terugvragen. Deze noteert u dus als datum in uw administratie.

Bankafschriften zijn door de bank reeds voorzien van een volgnummer. U bergt de bankafschriften op volgnummer op in de map. Bij het inboeken van een banktransactie begint u de boekingsregeling met de datum die voor de transactie staat en het volgnummer van het bankafschrift. Op deze wijze zijn mutaties ook weer eenvoudig voor u terug te vinden. Zorg ook altijd dat de zakelijke transacties betaald worden vanaf een aparte (zakelijke) rekening. Dit voorkomt dat alle transacties van een rekening die door elkaar lopen uitgesplitst moeten worden in zakelijk en privé.

De BTW-aangiftes die u gedaan heeft bewaart u altijd. U kan dan achteraf nog zien wat u aangegeven heeft. Uw belastingconsulent is deze aangiften ook nodig voor de controlebereking voor de omzetbelasting die hij aan het einde van het jaar maakt.

Met een goede administratie legt u vast wat er in uw onderneming gebeurt. U kunt zo overzicht houden, ontwikkelingen signaleren en op tijd beslissingen nemen. U bent wettelijk verplicht een administratie bij te houden en deze te bewaren. Ook moet uw administratie voldoen aan een aantal vereisten. De administratie vormt de basis van uw belastingaangiften.

Administratie van omzetbelasting (btw)

Uit uw administratie moet blijken hoeveel btw u aan de Belastingdienst moet betalen. Daarvoor houdt u het volgende bij:

  • facturen die u uitschrijft;
  • facturen die u moet betalen;
  • uitgaven;
  • ontvangsten;
  • privé-gebruik van goederen en diensten.

Als u handelt met het buitenland, houdt u ook bij:

  • invoer van goederen;
  • uitvoer van goederen.

Ontheffing administratieve verplichtingen

U kunt bij de Belastingdienst om ontheffing van uw administratieve verplichtingen voor de btw vragen als u volgens de kleineondernemersregeling verwacht dat u geen btw hoeft te betalen. U hoeft dan geen aangifte omzetbelasting in te vullen. Wel moet u facturen die u zelf ontvangt zeven jaar bewaren.

Eisen aan facturen

Nummer uw facturen doorlopend en opeenvolgend. Op uw factuur moet staan:

  • de factuurdatum;
  • een uniek factuurnummer;
  • uw btw-identificatienummer;
  • de naam en het adres van uw bedrijf;
  • de naam en het adres van uw klant;
  • het btw-identificatienummer van uw klant moet worden vermeld als er sprake is van een levering aan een andere lidstaat van de EU of als uw klant op grond van een verleggingsregeling verantwoordelijk is voor de afdracht van btw, tevens moet op de factuur expliciet vermeld worden dat de BTW naar de afnemer is verlegd.;
  • de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte diensten;
  • de datum waarop de levering of dienst heeft plaatsgevonden of is voltooid, of de datum waarop een vooruitbetaling is gedaan voorzover die verschilt van de factuurdatum;
  • de prijs exclusief btw;
  • het te betalen bedrag aan btw;
  • uw registratienummer bij de Kamer van Koophandel.

Bewaarplicht

Bepaalde onderdelen van de administratie worden aangemerkt als basisgegevens. Iedere ondernemer is wettelijk verplicht de basisadministratie zeven jaar te bewaren. Na deze termijn vraagt de Belastingdienst deze gegevens niet meer op.

Onder de basisgegevens worden verstaan

  • het grootboek;
  • de debiteuren- en crediteurenadministratie;
  • de voorraadadministratie;
  • de in- en verkoopadministratie;
  • de loonadministratie.

Op de bewaartermijn zijn enkele uitzonderingen. Gegevens van onroerende zaken moet u tien jaar bewaren.

Voor de overige gegevens kan men met de Belastingdienst afspraken maken over kortere bewaartermijnen dan zeven jaar. Men kan met de Belastingdienst ook afspraken maken over de vorm waarin de ondernemer de gegevens bewaart (op papier of elektronisch) en het detailniveau (bijvoorbeeld dagstaten of telstroken van de kassa). Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

De kortere bewaartermijnen gelden uitsluitend tegenover de Belastingdienst. Bij andere overheidsinstellingen kan men dus nog te maken krijgen met de wettelijke bewaartermijn van zeven jaar. Voor UWV moeten de loonstaten en de loonadministratie na afloop van het jaar nog vijf jaar bewaard blijven.

Welke gegevens moeten bewaard worden

Alle gegevens die u op papier of elektronisch vastlegt behoren tot de administratie van uw onderneming. Voorbeelden zijn:

  • kasadministratie en kassabonnen;
  • inkoop- en verkoopboek;
  • ontvangen facturen en kopieën van verzonden facturen;
  • bank- en giroafschriften;
  • contracten, overeenkomsten en andere afspraken;
  • software en databestanden;
  • agenda´s en afsprakenoverzichten.

Als (een deel van) de administratie wordt verzorgd door een computer- of loonservicebureau, dan vallen de gegevensdragers van die servicebureaus ook onder de fiscale bewaarplicht.

(Bron: De Ondernemer bewerkt)

U kunt een in Nederland afgegeven document ter legalisatie aanbieden bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa). Welke stappen u moet volgen om een Nederlands document te legaliseren voor gebruik in het buitenland, hangt af van het soort document.

De volgende drie stappen zijn mogelijk:Directe legalisatie of meerdere legalisaties, Legalisatie door ambassade of consulaat, Legalisatiebalie ministerie van Veiligheid en Justitie.

Directe legalisatie of meerdere legalisaties: Het Consulair Diensten Centrum van het ministerie van BuZa legaliseert sommige Nederlandse documenten direct. Bijvoorbeeld documenten die de Nederlandse gemeenten verstrekken, zoals akten van de burgerlijke stand. Voor andere documenten gelden zeer uiteenlopende procedures. Het ministerie van BuZa kan u informatie geven over welke opeenvolgende legalisaties u voor een bepaald document moet regelen.

Legalisatie door ambassade of consulaat: Na legalisatie van uw document door het ministerie van BuZa, moet u het document laten legaliseren bij de ambassade of het consulaat van het land waar u het document gaat gebruiken. De adressen van buitenlandse ambassade en consulaten in Nederland vindt u op de website van het ministerie van BuZa.

Legalisatiebalie ministerie van Veiligheid en Justitie: Deze Legalisatiebalie legaliseert voor het ministerie van Veiligheid en Justitie documenten die de rechtbank al heeft gelegaliseerd. Bijvoorbeeld vertalingen van echtscheidingspapieren, adoptiepapieren en papieren voor het starten van een bedrijf in het buitenland.

(Bron: Overheid 10 oktober 2010 bewerkt)

Als uw partner overleden is, heeft u recht op een nabestaandenuitkering. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. Zo moet uw partner verzekerd zijn geweest voor de Algemene nabestaandenwet (Anw) uitkering en moet u jonger zijn dan 65 jaar. Op de website van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kunt u nagaan of u in aanmerking komt voor een Anw-uitkering.

  • Partner verzekerd voor Anw-uitkering
  • Gezamenlijk huishouden en Anw
  • Gescheiden en Anw
  • Nabestaandenuitkering aanvragen

Partner verzekerd voor Anw-uitkering

Als uw partner in Nederland woonde of werkte bent u sowieso verzekerd voor een Anw-uitkering. U kunt ook in aanmerking komen voor een Anw-uitkering als uw partner verzekerd was voor een nabestaandenuitkering in een land van de Europese Unie (EU) of de Europese Economische Ruimte (EER) of een land waarmee Nederland een verdrag over sociale zekerheid heeft gesloten.

Gezamenlijk huishouden en Anw

U hoeft niet getrouwd te zijn om in aanmerking te komen voor een nabestaandenuitkering. Elke nabestaande die met een vaste partner een gezamenlijk huishouden voerde op het moment van het overlijden, heeft recht op een uitkering. Dat geldt daarmee ook voor ongehuwd samenwonenden (ongeacht hun geslacht) en voor broers en zussen.

Gescheiden en Anw

Ook als uw ex-huwelijkspartner overlijdt, kunt u recht hebben op een Anw-uitkering. Voorwaarde is wel dat u alimentatie kreeg. De uitkering is nooit hoger dan het bedrag aan alimentatie dat de overledene verschuldigd was aan u. Om in aanmerking te komen voor een uitkering gelden dezelfde voorwaarden als voor andere nabestaanden.

Nabestaandenuitkering aanvragen

Binnen 2 weken na het overlijden van uw partner krijgt u een brief van de SVB over de nabestaandenuitkering. Bij deze brief zit een formulier waarmee u de nabestaandenuitkering kunt aanvragen. U kunt dit formulier ook verkrijgen bij de gemeente of bij de uitvaartondernemer. U kunt de aanvraag ook via de website van de SVB doen.

(Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26-7-2011)

De meeste pensioenregelingen zorgen voor een nabestaandenpensioen voor uw partner. De hoogte van dit nabestaandenpensioen is meestal gekoppeld aan het ouderdomspensioen. De hoogte is afhankelijk van uw salaris en het aantal maximaal te bereiken dienstjaren.

Hoogte nabestaandenpensioen

Overlijdt u voordat u de pensioenleeftijd bereikt, dan tellen de jaren tussen het moment van overlijden en de oorspronkelijke pensioenleeftijd mee voor de berekening van het nabestaandenpensioen. Niet bij alle pensioenregelingen is de hoogte van het nabestaandenpensioen gekoppeld aan het ouderdomspensioen. Voor informatie over uw persoonlijke situatie kunt u daarom het beste contact opnemen met uw pensioenfonds.

Nabestaandenpensioen voor ex-partner

Bij een echtscheiding wordt meestal een deel van het opgebouwde nabestaandenpensioen toegekend aan de ex-partner. Het gaat dan om het deel dat voor de scheiding is opgebouwd. Dit wordt het bijzonder nabestaandenpensioen genoemd. Een eventuele nieuwe partner ontvangt het deel dat is opgebouwd na de scheiding.

Nabestaandenpensioen op risicobasis

Het bijzonder nabestaandenpensioen is een veel voorkomende regeling, maar het kan in uw situatie ook anders zijn geregeld. Bij een nabestaandenpensioen op risicobasis bijvoorbeeld is er geen recht op een pensioen voor uw ex-partner. U kunt uw situatie navragen bij uw werkgever of pensioenfonds.

(Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26-7-2011)

Om te kunnen overleven is een goede onderneming nodig die op een gezonde wijze groeit. De kosten stijgen immers elk jaar ook. Groei van de onderneming heeft zijn impact op bijvoorbeeld de financieringsbehoefte, maar ook op de interne organisatie en de cultuur van uw organisatie en allerhande thema’s.

Wij beschikken over tools om bijvoorbeeld de kwaliteit van uw interne organisatie te beoordelen. Groei heeft niet alleen zijn impact op de interne organisatie maar zeker ook zijn impact op de financieringsstructuur van uw onderneming. Wij zijn u graag behulpzaam bij het opstellen van: kostenbegrotingen, liquiditeitsbegrotingen, geprog-nosticeerde balansen en advisering met betrekking tot welke actief op mijn balans financier ik met welke soort eigen of vreemd vermogen. Het is belangrijk om dit te weten zodat de onderneming niet voor liquiditeitsproblemen komt te staan in de toekomst.

Als u gaat samenwonen, kan dit gevolgen hebben voor de belasting die u en uw huisgenoot betalen. Welke gevolgen dat precies zijn, hangt af van uw persoonlijke situatie. Die bepaalt of u fiscale partners van elkaar bent. Fiscale partners kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting bepaalde inkomsten en aftrekposten verdelen.

  • Voorwaarden fiscaal partnerschap
  • Geen fiscale partners
  • Gevolgen samenwonen fiscaal partnerschap
  • Fiscaal partnerschap gewijzigd sinds 2011
  • Meer informatie

Voorwaarden fiscaal partnerschap

U bent fiscale partners in de volgende gevallen:

  • U staat allebei op hetzelfde adres ingeschreven bij de gemeente, u bent allebei meerderjarig en u heeft samen een notarieel samenlevingscontract afgesloten.
  • U staat allebei op hetzelfde adres ingeschreven bij de gemeente en u voldoet aan 1 van de volgende voorwaarden:
    – U heeft samen een kind.
    – Eén van u heeft een kind van de ander erkend.
    – U bent bij een pensioenfonds aangemeld als pensioenpartners.
    – U bent samen eigenaar van een eigen woning.

Geen fiscale partners

Als u niet aan de voorwaarden voor fiscaal partnerschap voldoet, bent u geen fiscale partners. U mag bepaalde inkomsten en aftrekposten niet verdelen. Iedere partner geeft zijn eigen inkomsten en aftrekposten aan.
Ontvangt u huurtoeslag, zorgtoeslag of kinderopvangtoeslag en bent u geen fiscale partners, dan kunt u nog wel toeslagpartner zijn. Het inkomen van de toeslagpartner telt mee voor de hoogte van de toeslag.

Gevolgen samenwonen fiscaal partnerschap

Als fiscale partners kunt u samen bepalen hoe u de gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten verdeelt. Iedere verdeling is toegestaan, zolang het totaal maar 100 % is. Er zijn ook posten die u niet mag verdelen, zoals loon en lijfrentepremies. Een compleet overzicht vindt u op de website van de Belastingdienst.
Fiscaal partnerschap is ook van belang als u geen of weinig inkomen hebt. U hebt dan misschien recht op uitbetaling van heffingskortingen. Voorwaarde is dan onder meer dat u langer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner hebt, die voldoende (Nederlandse) belasting betaalt. Meer informatie vindt u op de website van de Belastingdienst.

Fiscaal partnerschap gewijzigd sinds 2011

Tot 1 januari 2011 kon u ervoor kiezen fiscale partners te zijn. Sinds 1 januari 2011 is die keuze vervallen.
U bent nu in ieder geval fiscale partners als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap heeft. Als u ongehuwd samenwoont, bepaalt uw persoonlijke situatie of u fiscale partners bent. U kunt dus niet meer kiezen voor fiscaal partnerschap.
(Bron: Ministerie van Financiën 26-5-2011)

U hoeft zelf niets te doen om een tegemoetkoming te krijgen uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Als u recht heeft op de algemene tegemoetkoming ontvangt u automatisch een brief (beschikking) van het CAK. De algemene tegemoetkoming wordt automatisch aan u uitgekeerd.

  • Gegevens voor tegemoetkoming
  • Automatisch bericht van CAK
  • Geen brief CAK ontvangen

Gegevens voor tegemoetkoming

Alleen de gegevens die bij de zorgverzekeraar bekend zijn, tellen mee voor de tegemoetkoming. Let er dus op dat u rekeningen voor zorg en hulpmiddelen die u zelf heeft betaald op tijd indient bij uw zorgverzekeraar.

Automatisch bericht van CAK

Het CAK heeft in oktober 2010 en begin november 2010 brieven (beschikkingen) gestuurd voor de algemene tegemoetkoming Wtcg 2009. De uitbetaling hiervan is gestart in december 2010. Het bedrag waar u recht op heeft, wordt op uw rekening bijgeschreven.

Geen brief CAK ontvangen

Heeft u na 16 november 2010 nog geen brief (beschikking) ontvangen van het CAK en wilt u weten of u recht heeft op een tegemoetkoming, dan kunt u online de Wtcg test invullen. Deze test geeft een eerste indicatie of u mogelijk voor een tegemoetkoming in aanmerking komt. De uitkomst van de test is niet definitief en u kunt er dus geen rechten ontlenen.

Denkt u dat u in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, dan kunt u een aanvraag hiervoor indienen bij het CAK met het ‘Aanvraagformulier algemene tegemoetkoming Wtcg’. U kunt het aanvraagformulier telefonisch aanvragen via het informatienummer Algemene tegemoetkoming Wtcg van het CAK of downloaden van de website van het CAK.

 

(Bron: ministerie VWS mei 2011)

Als een accountant de boekhouding gaat controleren, moet hij een paar dingen niet vergeten. Daarom heeft hij, mede door wettelijke bepalingen een paar principes waar hij zich aan moet houden. Soms zijn er echter twee of meerdere principes in het geding. Dan weegt over het algemeen het voorzichtigheidsprincipe het zwaarst.

Er zijn 6 principes te onderscheiden:

  1. Het Toerekeningsbeginsel
  2. Het Voorzichtigheidsprincipe
  3. Het Realisatieprincipe
  4. Het Matchingprincipe
  5. Het Continuïteitsprincipe
  6. Het Bestendigheidsprincipe

 

  1. Het Toerekeningsbeginsel: De winst over de gehele levensduur van een onderneming is het verschil tussen het Eigen Vermogen per het einde en het Eigen vermogen per het begin van de onderneming. Bij het bepalen van den totale winst doen zich geen waarderingsproblemen voor. Men begint immers met een geldbedrag en men eindigt ook met een geldbedrag. Ten behoeve van de jaarwinstbepaling moet deze totale winst aan verslagjaren toegerekend worden. Voor deze toerekening is de periode waarop de opbrengsten en kosten betrekking hebben bepalend en niet de periode waarin de opbrengsten in de vorm van liquide middelen zijn ontvangen c.q. de periode waarin de kosten in de vorm van liquide middelen zijn betaald.
  2. Het Voorzichtigheidsprincipe: Dit principe behandelt winsten/voordelen en verliezen/ nadelen op verschillende wijze: Winsten worden geboekt op het moment dat voldoende zeker is dat ze behaald zijn. Verliezen worden genomen zodra ze geconstateerd worden, ook al is dit verlies nog niet zeker en kan later blijken dat het achteraf allemaal wel is meegevallen. Oftewel: Reken je niet rijker dan je denkt !!!! Het Voorzichtigheidsprincipe kan echter ook misbruikt worden. Met name bij posten als voorzieningen (waarbij schattingen inzake toekomstige verplichtingen gemaakt dienen te worden) is er voor de onderneming ruimte om (zich beroepend op het voorzichtigheidsprincipe) vermogen en resultaat enigszins pessimistisch voor te stellen. Hierdoor kan dus winststuring plaats vinden.
  3. Het Realisatieprincipe: Volgens het realisatieprincipe mogen winsten pas genomen worden als voldoende zeker is dat ze behaald zijn. Ondernemingen behalen normaliter hun winst door het verkopen van goederen of diensten. Er moet dus nog nader worden gedefinieerd worden wanneer bij verkooptransacties de winst voldoende zeker is; hiertoe is het realisatieprincipe ontwikkeld. De algemene regel is dat een transactie als gerealiseerd mag worden beschouwd na zowel de verkoop als de aflevering. Het ontvangstmoment is dus geen criteria.
  4. Het Matchingprincipe: Het matchingprincipe houdt in dat de kosten zo veel mogelijk in die periode worden verantwoord waarin de met die kosten samenhangende opbrengsten worden behaald. Dit is dus een nadere uitwerking van het Toerekeningsbeginsel. We onderscheiden in dit verband 2 soorten: Product Matching: De uitgaven worden toegerekend aan de producten en als zodanig uiteindelijk geactiveerd onder de voorraden. Pas nadat de voorraden zijn verkocht en afgeleverd en er omzet is verantwoord, worden de onder de voorraden geactiveerde uitgaven als kosten van de omzet ten laste gebracht. Period Matching: Bij period matching worden de uitgaven ook op de balans geactiveerd, echter niet onder de voorraden. De geactiveerde uitgaven worden bijvoorbeeld door middel van afschrijvingen toegerekend aan de periode waaraan de uitgaven dienstbaar zijn. Een voorbeeld is ook vooruitbetaalde kosten voor een opvolgend boekjaar.
  5. Het Continuïteitsprincipe: Dit principe houdt in dat bij de waardering en winstbepaling verondersteld wordt dat de organisatie haar activiteiten in de toekomst zal blijven voortzetten. Bij dreiging van een eventueel faillissement, zal mogelijk tegen de liquidatiewaarde gewaardeerd moeten worden.
  6. Het Bestendigheidsprincipe: Bij het bestendigheidsprincipe onderscheiden we gelijktijdige bestendigheid en volgtijdelijke bestendigheid. Gelijktijdige Bestendigheid: Soortgelijke posten of activiteiten moeten op soortgelijke wijze in de jaarrekening worden verwerkt. (twee auto’s mogen bijvoorbeeld niet afwijkend gewaardeerd worden. Een voorbeeld van afwijkende waardering is de ene auto waarderen tegen actuele waarde en de andere auto tegen kostprijs.) Volgtijdige Bestandigheid: Eenmaal gekozen grondslagen van waardering, winstbepaling en presentatie van periode tot periode moet men handhaven, tenzij zich er bijzondere omstandigheden voordoen.