DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de Zelfstandige Zonder Personeel(ZZP)

Wie droomt er niet van? Een forse erfenis ontvangen van een onbekend familielid? Ik moet eerlijk toegeven: wanneer ik zo’n bericht via de e-mail had ontvangen zou ik eerder denken aan een valse e-mail, dan aan een echte erfenis.

De erfgenaam in deze zaak ontving het bericht waarschijnlijk per post. De mevrouw in kwestie ontving niet alleen het bericht dat ze een onbekende halfzus had gehad die in 1992 was overleden, maar daarbovenop dat het kind van deze halfzus in 1995 ook was overleden. Het bestaan van deze onbekende halfzus en neef zal ongetwijfeld een hele schok zijn geweest. Er was echter ook positief nieuws: de onbekende halfzus bleek bijna 6 miljoen euro op een Zwitserse bankrekening te hebben staan.

Aanslag van meer dan 1 miljoen euro

De Belastingdienst was in ieder geval aangenaam verrast, en stuurde de kersverse erfgenaam een aanslag van meer dan € 1 miljoen euro. Voor zo’n bedrag is het de moeite waard om te procederen, moet mevrouw gedacht hebben. Sinds het overlijden van de neef in 1995 zijn meer dan 12 jaren verstreken, en dat was tot 2012 de maximale termijn om nog een aanslag op te kunnen leggen voor buitenlands vermogen. De vraag is echter wanneer die 12-jaarstermijn is gaan lopen.

Onbeheerde erfenis

De inspecteur gaf aan dat tijdens het overlijden van de neef niet bekend was dat zijn moeder een Zwitserse rekening bezat, daarnaast was niet bekend dat hij erfgenamen had. Volgens de – grofweg samengevatte opinie van de – inspecteur gaat de termijn niet lopen bij zo’n onbeheerde erfenis. Klein detail is wel dat de inspecteur toentertijd een brief aan de notaris heeft gezonden dat deze voorlopig geen aangifte zou hoeven te doen, maar dat hij later eventueel op die toezegging terug zou kunnen komen.

Korte metten

De rechtbank maakt korte metten met het verhaal van de inspecteur: zelfs wanneer je rekent vanaf het moment dat de inspecteur de brief aan de notaris heeft geschreven zijn er al ruimschoots meer dan 12 jaren verstreken. In dat geval is de inspecteur dus gewoon te laat, aldus mijn samenvatting. Het is de fiscus dus niet toegestaan alsnog een hap uit de erfenis van de onbekende halfzus te nemen. De erfgenaam kan dus vooralsnog ongestoord genieten van deze erfenis.

Let op: voor erfenissen van 2012 en later geldt geen termijn van 12 jaar. In dat geval had mevrouw de aanslag waarschijnlijk gewoon moeten betalen.

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Wanneer een koper BTW betaalt op basis van een factuur die ten onrechte niet volgens de verleggingsregeling is opgemaakt, kan de koper de BTW niet in aftrek brengen. Dat oordeelt het Europese Hof van Justitie over prejudiciële vragen die de Hongaarse rechter had gesteld naar aanleiding van een belastingkwestie.

Een Hongaars bedrijf (Farkas) koopt op een door de belastingdienst georganiseerde veiling een mobiele loods van een vennootschap met een belastingschuld. De factuur wordt opgesteld conform de gewone BTW-regeling. Het kopende bedrijf Farkas betaalt de BTW, die vervolgens door de verkoper weer aan de fiscus wordt afgedragen. Farkas brengt vervolgens het betaalde BTW-bedrag in aftrek. Maar de belastingdienst stelt dat de factuur volgens de verleggingsregeling had moeten worden opgemaakt: dat moet alsnog gebeuren. De BTW-aftrek gaat niet door en de koper krijgt op basis van het Hongaars recht een fiscale boete van 50% van het BTW-bedrag (€ 1.200) opgelegd.

Vormfout

Farkas gaat naar de rechter: de Hongaarse belastingdienst heeft hem het recht op BTW-aftrek ontzegd op grond van een vormfout, te weten dat de betrokken factuur volgens de gewone BTW-regeling was opgemaakt in plaats van volgens de verleggingsregeling en dus in strijd was met het Unierecht. Hij meent dat de beslissing waarbij hem een belastingverschil ten laste is gelegd, onrechtmatig is, omdat de betrokken verkoper de BTW in kwestie aan de schatkist heeft betaald. Farkas verzoekt de rechter om aan het Europese hof te vragen of de ontzegging van zijn recht op aftrek verenigbaar is met EU-recht.

BTW niet verschuldigd

Het EU-hof oordeelt dat de door Farkas betaalde BTW niet verschuldigd was. Farkas kan zich daarom niet beroepen op een recht op aftrek ervan. Wel kan het bedrijf overeenkomstig het nationale recht om teruggaaf verzoeken van de BTW die onverschuldigd is betaald aan de verkoper. Het hof oordeelt verder dat de boete van 50% in het onderhavige geval niet-evenredig lijkt omdat er geen sprake was of leek van fraude en de belastingdienst geen inkomsten is misgelopen. Of dat inderdaad zo is, moet nu de Hongaarse rechter beoordelen.

De uitspraak van het Europese Hof:
“De bepalingen van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, alsook de beginselen van fiscale neutraliteit, doeltreffendheid en evenredigheid moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat in een situatie als in het hoofdgeding aan de koper van een goed het recht wordt ontzegd om de belasting over de toegevoegde waarde af te trekken die hij onterecht aan de verkoper heeft betaald op basis van een factuur die is opgemaakt volgens de gewone regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde, terwijl de relevante handeling onder de verleggingsregeling viel, wanneer de verkoper die belasting aan de schatkist heeft betaald. Voor zover de terugbetaling door de verkoper aan de koper van de onterecht gefactureerde belasting over de toegevoegde waarde onmogelijk of uiterst moeilijk wordt, met name in geval van insolvabiliteit van de verkoper, vereisen die beginselen echter dat de koper zijn vordering tot terugbetaling rechtstreeks tot de belastingdienst kan richten.”

De uitspraak over de 50%-boete:
“Het evenredigheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat in een situatie als in het hoofdgeding de nationale belastingdienst aan een belastingplichtige die een goed heeft gekocht waarvan de levering onder de verleggingsregeling valt, een fiscale sanctie oplegt ten belope van 50 % van het bedrag van de belasting over de toegevoegde waarde dat hij aan de belastingdienst moet betalen, wanneer die belastingdienst geen belastinginkomsten heeft gederfd en er geen aanwijzing van belastingfraude is, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.”

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Een ondernemer die kosten maakt voor zijn onderneming moet niet alleen bonnen voor die gemaakte kosten kunnen overleggen, maar ook kunnen onderbouwen waarom de gemaakte kosten zakelijk zijn.

Een ondernemer krijgt in 2008 een boekenonderzoek. De aanvaardbaarheid van de IB-aangiften 2003 tot en met 2005 en de btw-aangiften van 1 januari 2003 tot en met 31 maart 2005 worden onderzocht. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de in de administratie in aftrek gebrachte verkoopkosten. Uit de administratie kan niet worden afgeleid in hoeverre deze kosten zakelijk zijn. Ook de IB-aangifte 2004 van de ondernemer wordt gecorrigeerd.

Voor het hof blijkt dat de opgevoerde verkoopkosten betrekking hebben op uitgaven voor etentjes met cliënten. Volgens de inspecteur zijn deze kosten niet zakelijk en hij vindt dat – gezien de omvang van de uitgaven en het aantal keren dat bij dezelfde restaurants wordt gegeten – het overgrote deel van de uitgaven als privé-uitgaven moet worden aangemerkt. En voor zover de kosten zakelijk zijn is de aftrekbeperking van toepassing. De ondernemer moet de zakelijkheid van de kosten aantonen. Hij geeft aan dat hij regelmatig bij cliënten eet en dit combineert met het uitwisselen van stukken en het voeren van gesprekken met de cliënten alsmede met potentiële cliënten. Daarmee heeft hij volgens het hof de zakelijkheid van de kosten niet aannemelijk gemaakt. Hij heeft op geen enkele wijze gegevens verstrekt omtrent de vraag met wie hij heeft gegeten en wat het zakelijke element van de restaurantbezoeken betrof. Het hof gelooft wel dat hij op zakelijke gronden afspraken heeft gemaakt met potentiële of bestaande cliënten en daarvoor uitgaven heeft gedaan, maar omdat de onderbouwing van het zakelijke karakter ontbreekt, acht het hof niet aannemelijk dat voor het door de ondernemer ten laste van het resultaat gebrachte bedrag sprake is van zakelijke uitgaven.

(Bron: PKF Wallast)

Veel ZZP’ers moeten van de Belastingdienst aangifte omzetbelasting, ofwel btw-aangifte, doen. Helaas sluipen er wel eens foutjes in de btw-aangifte en daarom hebben wij de meest gemaakte fouten op een rijtje gezet. Doe er je voordeel mee en zorg ervoor dat je vanaf nu onderstaande fouten niet meer maakt!

1. Betaaldatum in plaats van Factuurdatum

In de meeste gevallen wordt er bij de btw-aangifte gebruik gemaakt van het zogenaamde ‘factuurstelsel’. Binnen het factuurstelsel worden alleen de facturen meegenomen in de btw-aangifte die daadwerkelijk in die periode gemaakt zijn. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen betaalde en onbetaalde facturen. In sommige gevallen mag een ondernemer gebruik maken van het ‘kasstelsel’, waarbij wel gekeken wordt naar de betaaldatum. Een belangrijk uitgangspunt van de Belastingdienst is dat de btw-aangifte consequent gedaan wordt, dus altijd op dezelfde manier en volgens hetzelfde systeem. Toch komt het regelmatig voor dat er naar betaaldata wordt gekeken, terwijl de factuur met de factuurdatum eigenlijk in een ander kwartaal had moeten worden geboekt.

2. Verkeerde maanden meegenomen

Als ondernemer doe je in april de aangifte over kwartaal 1 (januari, februari en maart), in juli de aangifte over kwartaal 2 (april, mei en juni), in oktober aangifte over kwartaal 3 (juli, augustus en september) en in januari aangifte over kwartaal 4 (oktober, november en december). Sommige ZZP’ers nemen per ongeluk ook de facturen van de maand waarin ze de aangifte doen mee, terwijl die eigenlijk in het volgende kwartaal horen.

3. Negeren speciale regelingen

In sommige gevallen mogen ZZP’ers gebruik maken van speciale regelingen van de Belastingdienst. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de zogenaamde ‘Kleine Ondernemersregeling’. Dit is een speciale regeling waarbij ondernemers die in een jaar minder dan €1.883 btw moeten betalen in aanmerking kunnen komen voor belastingvermindering. Ondernemers die geen kennis hebben van deze speciale regelingen van de Belastingdienst kunnen daardoor veel geld mislopen. Zorg dus dat je als ZZP’er precies weet welke regelingen voor jouw situatie gelden.

4. Buitenlandse btw

Voor de ene ZZP’er is het dagelijkse kost, de ander krijgt er nooit mee te maken: facturen uit of naar het buitenland. Voor facturen die uit het buitenland komen, of die naar het buitenland worden verstuurd, kunnen andere btw-regels gelden dan je als ZZP‘er in Nederland gewend bent. De Belastingdienst kijkt hierbij naar een aantal zaken, zoals het betreffende land, het type klant en het type product of dienst. Voor iedere situatie kunnen andere regels gelden en dit maakt het voor veel ZZP’ers erg onoverzichtelijk en ingewikkeld. Een voorbeeld van een veelgemaakte fout is een verkeerde afhandeling van de btw bij een aankoop in het buitenland. Op de factuur zal in principe een btw-percentage van 0% worden vermeld. In dat geval moet je de factuur opgeven in de Nederlandse btw-aangifte en betaal je over deze factuur de Nederlandse btw. In de meeste gevallen kun je de btw daarna gewoon weer aftrekken in de voorbelasting, maar sommige ZZP’ers maken de fout door de factuur geheel te negeren bij de btw-aangifte.

5. Zakelijke etentjes

Het is iets wat sommige ondernemers nog steeds doen: de btw terughalen van iedere zakelijke lunch of diner. Toch mag dit NIET altijd van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft namelijk speciale spelregels als het gaat om btw terugvragen van zakelijke etentjes. En als je de btw van een zakelijke lunch of diner niet mag terugvorderen? Dan moet je het bonnetje natuurlijk wel bewaren, het zijn immers gewoon zakelijke kosten. Veel ZZP’ers gooien zo’n bon dus gewoon weg en dit kan best zonde zijn…

6 Te laat!

De fout die het meest voorkomt, is misschien wel de fout die het makkelijkst te voorkomen is. De Belastingdienst verwacht de btw-aangifte op vaste tijdstippen, doorgaans één maand na het afsluiten van het kwartaal. De Belastingdienst hanteert veel waarde aan deze deadline, want zelfs elektronisch verzonden aangiften die één minuut te laat zijn, krijgen onverbiddelijk de status ‘te laat ingediend’. En dat is zonde, want een te laat ingediende aangifte kan ondernemers een boete opleveren. Daarnaast moet je ook nog zorgen dat een eventuele betaling op tijd binnen is, want ook een te late betaling kan voor boetes zorgen.

Ik heb een fout gemaakt! Wat nu?
Als je een fout hebt gemaakt op een van de btw-aangiftes ben je als ZZP’er verplicht dit te melden en deze fouten te corrigeren. Echter, je kan een eenmaal ingediende btw-aangifte achteraf niet meer wijzigen. Eventuele fouten in de btw-aangifte kunnen gecorrigeerd worden met de ‘Suppletie omzetbelasting’ van de Belastingdienst. Dit is een formulier waarop je de gemaakte fouten kunt corrigeren om de btw-aangifte kloppend te maken. In sommige gevallen is het voor de Belastingdienst niet nodig om een suppletie te doen, bijvoorbeeld als het verschil in btw-bedragen kleiner is dan €1.000. Je mag de correcties kan doorvoeren op de eerstvolgende btw-aangifte. Toch is het ondernemers in zulke situaties aan te raden om contact op te nemen met een adviseur.

(Bron ZZP Nedeland)

Beste ondernemer,

Bij echtscheiding in de familie wordt niet altijd gedacht aan het opstellen of aanpassen van een testament. Met name als u (minderjarige) kinderen uit het huwelijk heeft, kan het zinvol zijn het testament te actualiseren

Wat kunt u regelen in uw testament na echtscheiding?

1. Bewind 
Zonder nadere regeling krijgt uw ex-partner na uw overlijden het beheer over het vermogen van het minderjarige kind. Bij minderjarige kinderen kunt u desgewenst in uw testament een bewind instellen over de verkrijging met iemand anders als bewindvoerder.

2. Voogdij
Een voogd zorgt voor de verzorging en opvoeding van een minderjarig kind. Voogdij komt in principe pas aan de orde als beide ouders zijn overleden. Soms is een voogdijregeling ook praktisch wanneer de ex-partner nog leeft. Bijvoorbeeld als die, om wat voor reden dan ook, niet geschikt is voor de verzorging/opvoeding van het kind.

3. Uitsluiting ouderlijk vruchtgenot
Zonder nadere regeling heeft de langstlevende echtgenoot het ouderlijk vruchtgenot van het vermogen van het minderjarige kind. Dit kan in een testament worden uitgesloten.

4. Uitsluiting ex-partner als verkrijger 
Als een gescheiden ouder overlijdt, is het niet uitgesloten dat diens ex-partner nog als erfgenaam optreedt als zijn/haar kind overlijdt zonder achterlating van een echtgenoot of afstammelingen en zonder testament. Dit voorkomt u via een tweetrapsbepaling. Hiermee wordt bepaald dat het vermogen in eerste instantie vererft op het kind. Is er bij overlijden van het kind nog iets van de erfenis over, dan wordt bepaald dat de resterende erfenis opvolgend overgaat op een tweede verkrijger, bijvoorbeeld de broers/zussen.

5. Uitsluiting ex-schoonzoon of ex-schoondochter als verkrijger
Een scheiding van een kind kan ook aanleiding zijn voor de ouders van dat kind om hun testament aan te passen. Als het kind eerder overlijdt dan de ouders, erven bij het overlijden van de ouders de kleinkinderen in plaats van het eerder overleden kind. Ook dan is – zonder regeling in het testament van de grootouders – niet uitgesloten dat de ex-schoonzoon of ex-schoondochter het beheer krijgt over de erfenis of de erfenis ontvangt als het kleinkind overlijdt.

(Bron: Schipper Groep)

Het uitgangspunt voor erfrecht voor gehuwden met kinderen is de zogenaamde ‘wettelijke verdeling’. Dit betekent dat na het overlijden van de eerste ouder, de langstlevende ouder van rechtswege het bezit ontvangt van alle goederen en schulden uit de nalatenschap van de eerst overleden ouder. Het is mogelijk om na overlijden deze wettelijke verdeling ‘ongedaan’ te maken. Hierdoor kunnen kinderen al meteen hun erfdeel ontvangen in de vorm van bijvoorbeeld geld, aandelen of onroerend goed.

 

Quasi-wettelijke verdeling

De langstlevende ouder moet binnen drie maanden de keuze  maken voor het ongedaan maken.  Vaak ervaren mensen deze termijn als erg kort. Door gebruik te maken van een andere testamentsvorm, kan flexibel worden omgegaan met de termijn waarbinnen de langstlevende ouder moet kiezen. De quasi-wettelijke verdeling is een testamentsvorm die in de praktijk vaak gebruikt wordt om de driemaandstermijn te omzeilen.

Voordelen quasi-wettelijke verdeling

Gevolg van de quasi-wettelijke verdeling is dat de erfgenamen (de langstlevende en hun langstlevende ouder) in een zogenaamde ‘onverdeeldheid’ van de nalatenschap terechtkomen. De langstlevende houdt alle touwtjes in handen en kan beslissen hoe de uiteindelijke verdeling van de nalatenschap verloopt. Hij of zij kan beslissen dat hij of zijn zelf alsnog alle goederen krijgt, net als bij de wettelijke verdeling. De langstlevende ouder kan echter ook bepalen dat de kinderen de mogelijkheid hebben om al een aandeel in de nalatenschap van hun overleden ouder te ontvangen. Dit kan vanwege fiscale redenen (beperking van de erfbelasting) interessant zijn. Deze laatste optie kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een kind het aandeel in het bedrijf van dienst overleden ouder wil overnemen. Ook als een kind een aandeel in onroerend goed wil overnemen, is het vanwege besparing van overdrachtsbelasting interessant om dit (deel van het) onroerend goed rechtstreeks vanuit de nalatenschap te ontvangen.

Nadelen quasi-wettelijke verdeling

Er kleven ook een aantal nadelen aan de quasi-wettelijke verdeling. Eén van deze nadelen is dat de bank ontslag van aansprakelijkheid moet verlenen ten aanzien van de kinderen, als de langstlevende toch besluit om de gehele nalatenschap van diens overleden echtgeno(o)t(e) aan zichzelf toe te delen.

Het gevolg van het erfgenaamschap van de kinderen is dat zij mede aansprakelijk worden voor schulden die tot de nalatenschap behoren. Bij een (hypothecaire) geldlening op de echtelijke woning, betekent dit dat de kinderen, naast de langstlevende ouder, hoofdelijk aansprakelijk worden voor de hypothecaire geldlening. De hypotheekverstrekker moet dan worden verzocht om de kinderen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Hiervoor moet het volledige traject voor de aanvraag van een hypotheek te worden doorlopen, op grond van de aangescherpte regels.

Flexibiliteit

Een quasi-wettelijke verdeling biedt dus in de regel veel flexibiliteit, maar kan het traject voor de afwikkeling van een nalatenschap ook bemoeilijken.

Laat u zich dus goed adviseren bij de opmaak van uw testament. Houdt hierbij rekening met uw financiële situatie en kies de testamentsvorm die het beste bij uw situatie past.

(Bron: Abab)

Voor een aantal belangrijke fiscale faciliteiten moet u voldoende uren in uw bedrijf werken. Maar hoe hard moet u dat kunnen maken als de fiscus daarom vraagt? Wat vond de rechter hiervan?

Voor de zelfstandigenaftrek, de oudedagsreserve, de S&O-aftrek en de meewerkaftrek dient u minstens 1.225 uren per jaar in uw bedrijf te werken én meer dan de helft van alle gewerkte tijd, bijvoorbeeld als u er nog een baan in loondienst naast heeft. Deze laatste eis geldt niet voor starters. U moet de gewerkte uren desgevraagd aannemelijk kunnen maken, maar de fiscus kan ook te veel vragen, zo bleek onlangs voor de rechter.

Schatten mag soms

Uit de uitspraak blijkt dat u de gewerkte uren in sommige gevallen ook in redelijkheid mag schatten. Dit hangt af van de omstandigheden. In het betreffende geval ging het om een fotograaf die onder andere buitenlandse fotostudiereizen verzorgde. Die uren baseerde hij deels op zijn ervaringen hiermee in het verleden. Ook rondde hij soms af. De rechter was hiermee akkoord.

Echter, uit eerdere rechtspraak blijkt ook dat u niet mag afronden op hele uren, dat is te globaal. Ook is het ongeloofwaardig als u bijvoorbeeld iedere dag precies een half uur aan schoonmaakwerkzaamheden besteedt en een uur aan bestudering van vakliteratuur. Als u echt dagelijks een urenstaat bijhoudt, zal blijken dat de bestede tijd varieert.

Tip: Het bijhouden van een urenstaat kan dan moeilijkheden voorkomen. Bedenk dat u soms pas jaren later, bij een boekencontrole, de gewerkte uren moet kunnen aantonen.

Urenstaat niet verplicht

Een urenstaat is niet verplicht, maar maakt uw bewijsvoering wel makkelijker. Een achteraf opgestelde urenstaat werkt niet in uw voordeel. Gemaakte fouten in uw urenstaat evenmin, zoals een urenstaat die het gehele jaar door met dezelfde pen was ingevuld en vermeldde dat op 31 april van het jaar 8,5 uur was gewerkt.

Let op! Eerdere rechtspraak maakt duidelijk dat met name een lage winst in combinatie met veel gewerkte uren vragen oproept.

Heeft u vragen rond de bewijslast van een urenstaat, neem dan contact op met uw adviseur.

Een 66-jarige belastingadviseur uit Utrecht blijkt circa 2500 allochtone Nederlanders ernstig te hebben benadeeld bij het invullen van hun aangiften. Daarvoor heeft de rechtbank in Amsterdam hem dinsdag bestraft met veertien maanden gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk. Hij mag drie jaar niet werken als belastingconsulent.

De Belastingdienst liep door de fraude ruim 470.000 euro mis. De cliënten van de man, die vrijwel zonder uitzondering de Nederlandse taal niet machtig waren, wisten niets van de fraude af.
Uit het vonnis blijkt dat de man willekeurig niet-bestaande aftrekposten opvoerde, zoals zorgkosten die niet waren gemaakt. Ook vulde hij hogere bedragen aan aftrekposten in.
Doordat zijn cliënten minder belasting hoefden te betalen, had de man aan klanten geen gebrek: aldus de rechtbank. Hij gebruikte slechts tien tot vijftien minuten per aangifte. Op die manier verdiende hij circa 50.000 euro per jaar. De klanten zijn nog steeds bezig de ten onrechte ontvangen bedragen terug te betalen aan de Belastingdienst.
(Bron: Taxlive_

BV X begeleidde mensen vanuit een uitkeringssituatie naar een reguliere arbeidssituatie. In de jaren 2009 tot en met 2013 plaatste een gemeente langdurig werklozen bij BV X. Zij paste voor hen de afdrachtvermindering onderwijs startkwalificatie toe. Toen de inspecteur constateerde dat BV X niet aan de voorwaarden voldeed, legde hij naheffingsaanslagen loonheffingen op met vergrijpboeten van 25%. Hof Den Haag besliste dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. Het Hof handhaafde ook de boete. Volgens het Hof had BV X zich op de hoogte moeten stellen van de betrekkelijk eenvoudige voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering. BV X ging in cassatie. De Hoge Raad besliste dat het Hof terecht had beslist dat BV X geen recht had op de afdrachtvermindering, maar de beslissing over de boete was onjuist. De Hoge Raad zag geen reden om af te wijken van zijn arrest van 13 februari 2009 waarin was beslist dat een belastingplichtige zich niet in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen hoefde te verdiepen, als die zich liet bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet hoefde te twijfelen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak voor de boete naar Hof Amsterdam.

(Bron: FUTD)

Bij de aanschaf van een auto is het van belang of een auto fiscaal ‘nieuw’ is. Dit is namelijk van invloed op de hoogte van een tweetal autobelastingen: de bpm en btw.

Wanneer is uw auto nieuw en wanneer gebruikt? En zijn de regels voor de bpm, belasting voor personenauto’s en motorrijwielen, en btw gelijk?

Wat is ‘gebruikt’ voor de bpm?

Het bedrag van de bpm dat u betaalt, en waarover u bpm betaalt, is afhankelijk van het motorrijtuig en het tarief van de bpm. Als een auto ‘gebruikt’ is, betaalt u minder bpm. Vanaf wanneer is dat het geval? Onlangs besliste de rechter dat een auto nieuw is als deze na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest. De auto in de betreffende zaak was maar drie dagen oud en had een tellerstand van 29 kilometer. Een dermate gering gebruik betekende volgens de rechter dat de auto nog steeds nieuw was en dus moest de volledige bpm betaald worden.

Tip: in een aantal gevallen hoeft u geen bpm te betalen. Bijvoorbeeld als u gebruik kunt maken van de ondernemersvrijstelling.

Auto importeren en bpm

Het aantal personen dat tegenwoordig zelf een gebruikte auto uit het buitenland haalt, neemt snel toe. Bent u dit ook van plan? Houd er dan rekening mee dat bij invoer van een gebruikte auto bpm betaald moet worden. Hoeveel bpm u betaalt, is afhankelijk van de leeftijd van de auto en is uitgedrukt in een percentage van de oorspronkelijke bpm.

Tip: de bpm voor een gebruikte auto kunt u op verschillende manieren berekenen. U mag de voordeligste manier toepassen. Op de site van de Belastingdienst vindt u deze methode.

En wat is gebruikt voor de btw?

De definitie van ‘gebruikt’ voor de btw wijkt af van die voor de bpm. Voor gebruikte auto’s die u importeert hoeft u geen btw te betalen, want die betaalt u al in het land van aankoop. Voor een nieuwe auto wel. Voor de btw is een auto gebruikt als deze meer dan zes maanden op kenteken staat én meer dan 6.000 km op de teller heeft.

Let op! Is aan één van beide voorwaarden niet voldaan, dan is de auto voor de btw nieuw en betaalt u gewoon de Nederlandse btw.

Heeft u vragen over de definitie van ‘nieuw’ bij invoer van een auto, neem dan contact met ons op.

(Bron: HLB)