DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor het MKB (BV)

Als u goederen levert aan uw klanten, bent u dan btw verschuldigd over uw verzendkosten? Moet u over de reiskosten die u aan uw klanten factureert ook btw berekenen? Mag u dan het lage btw-tarief (6%) of hoge btw-tarief (21%) toepassen? U als ondernemer kunt in de praktijk te maken krijgen met de zogenoemde ‘bijkomende kosten’.

 

Btw over de in rekening gebrachte vergoeding

Indien u als ondernemer goederen levert of een dienst verricht, bent u meestal degene die btw verschuldigd is. Over welk bedrag moet u btw berekenen? U berekent het btw-bedrag over de totale vergoeding die u aan uw afnemers voor uw goederen of dienst in rekening brengt. U mag tot op zekere hoogte zelf bepalen hoe hoog deze vergoeding is, mits het bedrag dat u in rekening brengt op zakelijke gronden is vastgesteld. Het is ook mogelijk dat de tegenprestatie niet uit geld bestaat, maar uit natura (goederen of diensten). Beide vormen worden in de wet als ‘vergoeding’ aangeduid.

 

Bijkomende kosten

Wat hoort nog meer tot de vergoeding? De vergoeding is het totale bedrag dat u aan uw afnemers in rekening brengt. Dit houdt in dat ook ‘bijkomende’ kosten tot die vergoeding behoren. De btw-wetgeving is complex en kent vele zonder uitzonderingen.

 

Wij noemen enkele voorbeelden van bijkomende kosten waarover u wél btw moet berekenen:

  • portokosten;
  • telefoonkosten;
  • kopieerkosten;
  • verzendkosten;
  • verpakkingskosten;
  • vervoerskosten (bijvoorbeeld reiskosten, koerierskosten).

 

Verleent u een korting op uw prijs? Dan komt dit in mindering op de vergoeding.

 

Welk tarief over uw bijkomende kosten?

Verkoopt u een wasmachine (21%) dan zijn de bezorgkosten ook met 21% btw belast. Heeft u een eigen kapsalon en verricht u een kappersdienst (6%) bij uw klanten aan huis? Dan brengt u ook 6% btw in rekening over uw reiskosten. Niet alle goederen of diensten worden overigens met btw belast. Verricht u een zogenoemde vrijgestelde dienst, bijvoorbeeld bepaalde diensten in de medische sector, onderwijs, schrijvers? Dan brengt u geen btw over aanvullende kosten in rekening.

 

De btw die u al dan niet in rekening brengt over uw bijkomende kosten is dus afhankelijk van het tarief dat u over de verrichte dienst of geleverde goederen in rekening moet brengen.

(Bron: ABAB)

Werknemers met een auto van de zaak kunnen proberen om uit te komen onder de dure bijtelling voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto. Het is echter wel oppassen geblazen want soms is er geen ontkomen aan.

Wie geen bijtelling voor zijn auto van de zaak wil, moet de fiscus een sluitende km-administratie kunnen geven waaruit blijkt dat hij met de auto van de baas niet meer dan 500 km per jaar aan privéritten heeft gemaakt. Over de vraag of de rittenregistratie sluitend is, wordt aan de lopende band geprocedeerd. Daarbij gaat het vooral om ritten die als zakelijke ritten zijn gepresenteerd maar volgens de Belastingdienst privéritten zijn. Dat is wel duidelijk voor een rit naar de tandarts of naar een popconcert, maar de kwalificatie kan lastig zijn bij ritten met een gemengd karakter, zoals een bezoek aan een klant met tussendoor een rit naar een kennis of een uitstapje naar een pretpark met een bezoek aan een leverancier. Voor deze gemengde ritten geldt nog steeds de oude Mandarijnformule van de Hoge Raad. Als een rit zowel een zakelijk als een privédoel heeft en niet kan worden gezegd dat een van beide het hoofddoel is, is de rit alleen zakelijk, als hij door iemand die niet een dienstbetrekking als die van de belastingplichtige vervult, maar wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert, niet – althans niet in dezelfde omvang – zou zijn gemaakt. Nou is dat niet alleen een mond vol, maar het is ook een lastig criterium voor de leaseautorijder zelf, voor de ambtenaren die de rittenstaten moeten controleren en voor de rechters die er uiteindelijk over moeten oordelen. Een directeur-grootaandeelhouder die met de auto van zijn BV zijn golfvaardigheidsbewijs had gehaald, lukte het om de belastingrechter ervan te overtuigen dat hij alleen uit zakelijke overwegingen had deelgenomen aan de cursus die door de brancheorganisatie van zijn bedrijf was georganiseerd. Maar een andere directeur die met zijn Porsche rijvaardigheidstrainingen in Finland en Duitsland had gevolgd, kreeg het lid op de neus. Die trainingen dienden volgens de Hoge Raad niet voor een behoorlijke vervulling van zijn dienstbetrekking omdat geen bijzonder hoge eisen werden gesteld aan de rijvaardigheid als werknemer. De daaraan bestede kilometers waren dus privékilometers. De directeur kon 25% over de cataloguswaarde van de Porsche aftikken, omdat hij door die testritten door de 500 km-grens ging. Tussentijdse ritten op eenzelfde dag van het werk naar de woning en weer terug naar het werk behoren volgens de Hoge Raad wél tot het zakelijke woon-werkverkeer. Dat geldt ook voor een tijdelijke onderbreking van een (privé)vakantie voor een zakelijke ontmoeting. Het Gerechtshof in Den Haag vond zowel de heen- als de terugreis van het vakantieadres naar de zakelijke afspraak een zakelijke rit. Dat gold volgens het Hof ook voor de rit tussen het vakantieadres en het huisadres om te douchen en een net pak aan te trekken om de klant te ontmoeten. Alleen de terugreis van het vakantieadres naar het huisadres was een privérit. De directeur verliet de rechtzaal als een gelukkig mens want die rit kwam uit op 426 km. De kwalificatie van een rit hangt dus af van het verhaal achter de rit maar vooral van de geloofwaardigheid van dat verhaal.

Wie geen zin heeft in het gedoe met het vastleggen van alle ritten of de leaseauto gewoon lekker vaak en veel privé wil gebruiken, kan de fiscale schade ook beperken door te kiezen voor een auto met een lage(re) bijtelling. Dan moet het om een “schone” auto gaan. Voor (semi-)elektrische auto’s geldt namelijk een bijtelling van maar 7% of 14% afhankelijk van de CO2-uitstoot. Fabrikanten van deze plug-in-hybrides hebben de CO2-uitstoot – op papier – weten te drukken tot nét onder de grens die geldt voor een bijtelling van 7%. Degenen die zo’n stekkerauto rijden, zijn spekkoper: ze hoeven geen meter elektrisch te rijden maar kunnen steeds plankgas op normale brandstof zakelijke en privéritten maken. Die ritten worden door de werkgever betaald en de fiscale stimuleringssubsidie komt uit de schatkist, per saldo dus win-win voor de “schone” leasebakrijder. Zijn voordeeltje staat overigens wel op de tocht. Er zijn plannen om deze bijtelling vanaf 2016 te verhogen naar 15%, maar welke reparaties staatssecretaris Wiebes precies zal uitvoeren op het terrein van de autobelastingen zal moeten blijken uit de Autobrief die hij ons heeft beloofd voor juni 2015.

(Bron: FUTD)

Als je op zoek gaat naar kapitaal om de start van je bedrijf te financieren, kun je dit natuurlijk proberen te regelen via een bank, individuele investeerder(s) of crowdfundingplatform. Een alternatief is om geld te lenen bij familie (of vrienden). Wanneer je over het leenbedrag goede afspraken maakt, kan zo’n ‘informele’ lening een uitkomst zijn. Maar weet wel waar je aan begint: geld lenen bij familie, wat zijn de haken en ogen?

1. Hoe gaat een onderhandse lening in zijn werk?

Geld lenen bij familie en/of vrienden noemen we ook wel een onderhandse lening, omdat het in feite een lening is die niet ‘openbaar wordt aangeboden’. De twee partijen, in dit geval jij en jouw familielid of vriend, maken samen afspraken over de voorwaarden en leggen deze in principe vast in een contract. Het vastleggen van de gemaakte afspraken bij de Belastingdienst is niet verplicht, maar wordt wel sterk aangeraden. Op deze manier weten zowel jij als jouw financiers (startkapitaal) namelijk beter waar ze straks aan toe zijn en zal hierover achteraf minder snel onduidelijkheid ontstaan.

Natuurlijk kun je samen met je familie bekijken wat een goed startbedrag is om te lenen. Maar in bepaalde gevallen is het beter als je dit zelf van tevoren al probeert te berekenen. Kom je er niet makkelijk uit? Raadpleeg dan voor de zekerheid ook een accountant of een andere financieel expert. Zo voorkom dat je straks onverhoopt te veel (of juist te weinig) leent.

2. Wat zijn de voordelen?

Een bekend voordeel van geld lenen bij familieleden of een vriend, is dat dit vaak relatief goedkoop zal zijn. In veel gevallen zul je maar weinig rente hoeven te betalen over het geleende bedrag. Daarnaast zal een bekende doorgaans waarschijnlijk eerder bereid zijn om een startende ondernemer kapitaal te verstrekken dan een ‘onpartijdige’ investeerder of instelling.

3. Zijn er ook nadelen?

Denk liever niet te licht over een onderhandse lening. Ook al leen je bij iemand met wie je een hechte band hebt, dan nog is het belangrijk dat je deze beslissing weloverwogen neemt. Je zou niet de eerste startende ondernemer zijn die het niet zo formeel wil aanpakken, omdat je verwacht er als familie of vrienden samen wel uit te komen. En vervolgens de harde les moet leren dat geldkwesties wel degelijk kunnen leiden tot verstoorde relaties binnen families of vriendengroepen.

Als de zaken tijdelijk wat minder gaan en jij jouw lening een paar maanden achtereenvolgens niet kunt aflossen, kan dat namelijk op den duur alsnog leiden tot ontevredenheid. En wat als het allerzwartste scenario werkelijkheid wordt en jouw onderneming failliet gaat, wat dan? Je kunt het risico op ruzie verkleinen door van tevoren duidelijk (zowel mondeling als in het contract dat je samen opstelt) te toelichten waarvoor je het geld gaat gebruiken. Wees daarnaast altijd eerlijk over het risico dat je het geld niet meteen kunt terugbetalen.

4. Hoe stel je een goede leenovereenkomst op?

Het spreekt wellicht voor zich dat je in een leenovereenkomst melding moet maken van de partijen die samen de lening aangaan (bijvoorbeeld jij en je oom). Daarnaast moet je in het contract concreet de hoogte van het bedrag aangeven en ingaan op zowel het rentepercentage als de datum van rentebetaling.

Houd ook rekening met het feit dat de hoogte van de rente marktconform moet zijn. Spreken jullie onderling een rente af die aanzienlijk lager is dan wat er in de markt gemiddeld gerekend wordt? Dan lopen jullie het risico dat de Belastingdienst de lening zal beschouwen als een schenking en kunnen jullie worden verplicht tot het betalen van schenkbelasting. Meer daarover lees je bij punt 5.

Het komt geregeld voor dat starters niet direct beginnen met aflossen of het betalen van rente. Zorg er in dat geval voor dat je de startdatum voor het aflossen van de lening of betalen van rente (bijvoorbeeld exact een half jaar na het aangaan van de lening) ook opneemt in de overeenkomst. Tip: laat het door jullie opgestelde document ook altijd even nalezen door een deskundige op het gebied van contracten, zoals een advocaat, notaris of accountant.

5. Hoe zit het belastingtechnisch?

De Belastingdienst maakt zakelijk gezien onderscheid tussen een lening of een schenking. Wanneer het gaat om een (onderhandse) lening om de start van je bedrijf te financieren, moet je het bewijs hiervan indien nodig kunnen tonen aan een inspecteur. Daarvoor moet er sprake zijn van een schriftelijke overeenkomst. Een overzicht van bankafschrift alleen is dus niet voldoende. Vroeger kon een particuliere geldverstrekker nog gebruikmaken van de durfkapitaalregeling, maar de bijbehorende heffingskorting is begin 2013 vervallen. Er is nog wel sprake van een zekere overgangsregeling.

Wil jouw familielid of vriend jou het benodigde geldbedrag niet lenen, maar schenken? Houd er dan rekening mee dat je te maken kunt krijgen met schenkbelasting. Dit is het geval wanneer het bedrag hoger is dan de vastgestelde vrijstelling. Ook de relatie tot de schenker speelt hierbij een rol. Zo geldt voor schenkingen van ouders aan hun kinderen een hogere vrijstelling dan voor een schenking aan een ander persoon. Binnen één maand na de ontvangst moet je hierover aangifte doen bij de fiscus.

(Bron: Ikgastarten)

Een faillissement bestaat uit een aantal stappen. Maar ieder faillissement is anders, dus niet alle stappen zijn altijd nodig. Uw faillissementsaanvraag kan bijvoorbeeld worden afgewezen. Of u belandt in de schuldsanering. Wat zijn de algemene stappen van een faillissement?

1. Uw faillissementsaanvraag

U kunt zelf uw faillissement aanvragen. Of uw schuldeisers vragen uw faillissement aan. Als u zelf schuldeiser bent, kunt u natuurlijk het faillissement van uw klant aanvragen. Daarvoor heeft u een advocaat nodig.

2. Naar de rechter

De rechter bepaalt of uw faillissementsaanvraag terecht is. Tijdens de zitting krijgt u de kans op een verweer. U kunt dan ook een aanvraag doen voor schuldsanering. Kunt u uw schulden nog wel betalen? Dan is de kans groot dat uw aanvraag wordt afgewezen. U kunt alleen in beroep gaan tegen de uitspraak als u aanwezig bent bij de zitting.

3. De curator krijgt de controle over uw bedrijf en uw vermogen

De rechter benoemt een curator. Die brengt al uw bezittingen en schulden in kaart en legt beslag op uw vermogen, ook op uw privévermogen. De curator neemt ook alle beslissingen voor uw bedrijf. Een deel van uw inkomsten mag u houden voor levensonderhoud. De curator probeert zoveel mogelijk bezittingen te verkopen om aan geld te komen voor uw schuldeisers.

4. Verificatiefase

Dan gaat u de verificatiefase in. De curator bekijkt welke schulden echt zijn en welke niet. Met de schuldeisers worden afspraken gemaakt over terugbetaling.

5. Betalen van schuldeisers

De curator stelt hiervoor een uitdelingslijst op. De schuldeisers moeten hiermee akkoord gaan. Wie wat krijgt, hangt af van de rangorde van schuldeisers. De rechter moet het akkoord met uw schuldeisers nog wel goedkeuren. Blijft er nog een schuld openstaan? Als u bestuurlijk aansprakelijk bent, dan kunnen schuldeisers die in de toekomst bij u claimen.

6. Einde faillissement

Uw faillissement eindigt als:

  • U uw schulden heeft afbetaald volgens de wettelijke verdeling. Voor het restant blijft u aansprakelijk.
  • De rechter het akkoord met uw schuldeisers goedkeurt. U betaalt uw schulden af volgens de uitdelingslijst.

7. Doorstart na een faillissement

Een faillissement hoeft niet het einde te zijn van uw bedrijf. Misschien kunt u een doorstart maken. Soms is voortzetting tijdens een faillissement ook mogelijk.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Net voor het zomerreces is gisteren in de Tweede Kamer een motie aangenomen die tot doel heeft dat meer startende ondernemers zich gaan verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. De strekking van de motie is dat de termijn waarbinnen startende ondernemers kunnen kiezen voor de vrijwillige verzekering van het UWV wordt verdubbeld van 13 naar ‘minstens’ 26 weken.

De tekst van de motie

Steven van Weyenberg van D66 deelde op Twitter zelf de tekst van zijn motie, die nu dus in de wet gaat worden opgenomen. Tenminste als de verantwoordelijke minister zijn werk goed doet en hem uitvoert.

motie tweede kamerlid steven van weyenberg over verlengen aanmeldtermijn vrijwillige verzekering uwv

Aardige stap, maar of het zoden aan de dijk gaat zetten?

Het verruimen van de aanmeldtermijn van de vrijwillige UWV-verzekering lijkt een aardige stap en zal er vast toe leiden dat enkele honderden ondernemers per jaar extra voor deze Arbeidsongeschktheids (AOV)-optie gaan kiezen. Nadat de toelatingstermijn in 2008 werd verlengd van 4 naar 13 weken, groeide het aantal zelfstandig ondernemers (zonder en met personeel) met een vrijwillige UWV-verzekering in zeven jaar tot 18.000. Niet dat je zegt een enorm aantal.

Ik vraag me daarom af of deze uitbreiding de verzekeringsgraad onder zelfstandigen substantieel gaat verhogen. Daarvoor lijkt meer nodig. Om te beginnen betere voorlichting door KvK, loopbaancoaches, startersadviseurs, brancheverenigingen én bedrijven/overheden die medewerkers in schijnzelfstandigheid duwen. Nu weten alleen alle starters vanuit de WW – door verplichte deelname aan de online ‘training’ van het UWV – over het bestaan van deze optie.

Waarom veel zelfstandigen geen AOV hebben

De laatste weken duikt in de media op dat het kabinet serieus zou nadenken over een ‘publieke’ AOV voor zelfstandigen zonder personeel. En er zijn de afgelopen tijd veel onderzoeken gedaan over ondernemers en AOV’s. De laatste door de gezamenlijke zzp-clubs. Precies 6151 van hun leden vulden begin juni de ‘online kwantitatieve vragenlijst’ van het extern bureau Totta in. In het kader van deze motie de meeste interessante uitkomsten, staan in onderstaand plaatje. (even op klikken voor vergroting)

totta onderzoek voor zzp nederland zpo fnv zzp fnv kiem en nvj naar redenen waarom zzp'ers geen arbeidsongeschiktheidsverzekering AOV hebben

Rechtsboven is te lezen dat van de leden van de zzp-clubs (die bereid waren de vragenlijst in te vullen) dus 5% de vrijwillige UWV-verzekering heeft. Da’s een beduidend groter deel dan die 18.000 van alle zelfstandigen in Nederland is. Wat onder andere verklaarbaar is door het type zelfstandigen (uit sectoren als bouw, zorg en journalistiek) dat lid is van een zzp-club.

Wat vooral opvalt is dat 69% van de invullers van de vragenlijst een AOV te duur vindt. En daar komt vast geen verandering in als men langer tijd krijgt om de vrijwillige, maar dure, UWV-variant af te sluiten.

De UWV-verzekering is maar voor klein deel zzp’ers interessant

In de onderste regel van bovenstaand plaatje staat dat 13% van de ondervraagde zzp’ers zonder AOV denkt/weet dat ze niet worden geaccepteerd. En da’s precies de groep ondernemers voor wie de UWV-verzekering interessant is.

In tegenstelling tot het UWV mogen verzekeraars hun tarieven namelijk per polis aanpassen aan de ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van individuele verzekerden. En de risico’s op uitval zijn bij (oudere) ondernemers met zware beroepen en bij ondernemers met een chronische ziekte, nu eenmaal groter dan bij de hippe gezonde jonge ondernemers met kekke internetbedrijfjes.

Voor zelfstandigen met een groter risico op uitval dan gemiddeld, heeft de vrijwillige UWV-verzekering vier belangrijke voordelen:

  1. Elke verzekerde betaalt hetzelfde percentage premie
  2. De verzekering heeft een opzegtermijn van precies 1 dag
  3. De eigen risicotermijn van het Ziektewetonderdeel is slechts 2 dagen
  4. Het UWV heeft een acceptatieplicht

Naast de hoge premie is het grote nadeel van de UWV-verzekering dat alleen mensen die na een baan of uitkering ondernemer worden hem binnen 13 (straks 26 weken) na het einde van hun premieplicht vrijwillig kunnen voortzetten.

Het grootste deel van de ondernemers in Nederland wist bij hun start niet dat deze optie er toen ook al was. Maar het is maar de vraag of er dan veel meer ondernemers deze verzekering zouden hebben. Want feit blijft dat het grootste deel van de ondernemers een AOV te duur vindt in de relatie tot hun eigen risico-inschatting.

Mij lijkt dat als de ‘betaalbare vrijwillige publieke AOV’ voor ondernemers waar de minister het afgelopen weekend in de Volkskrant over had er daadwerkelijk komt, het vooral ondernemers uit de moeilijk elders verzekerbare groepen zullen zijn die zo’n verzekering gaan afsluiten.

(Bron: ondernemersfacts)

Welke keuzes maakt u?

Veel ondernemers kiezen een eenmanszaak of bv. Maar welke rechtsvorm past het best bij uw bedrijf? Dit hangt af van verschillende keuzes die u maakt. Bijvoorbeeld over de inrichting van uw organisatie, uw belastingfaciliteiten en het beperken van uw aansprakelijkheid.

Onderwerp Eenmanszaak BV
Oprichting Geen eisen Akte van de notaris
Kapitaalinbreng Geen eisen € 0,01 minimum startkapitaal
Bestuur Eigenaar Directie.
Andere organen Geen Aandeelhouders. Eventueel raad van commissarissen
Aansprakelijkheid Zakelijk en privé voor 100% In principe alleen de bv
Belasting Inkomstenbelasting. Onder voorwaarden mkb-winstvrijstelling en ondernemersaftrek. Vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting over salaris en dividend.
Sociale zekerheid Geen recht op werknemersverzekeringen. Geen werknemersverzekeringen (behalve als ontslag tegen de wil van de directeur-grootaandeel-houder (dga) mogelijk is en/of als het aandelenbelang al dan niet samen met uw partner minder dan 50% is) ).

Aansprakelijkheid

Als u een eenmanszaak hebt, dan bent u persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van uw bedrijf. Met een bv bent u in principe niet aansprakelijk voor de schulden van uw bv.

Belastingen

Een eigenaar van een eenmanszaak betaalt inkomstenbelasting over de winst. Een bv betaalt vennootschapsbelasting en eventueel dividendbelasting. De directeur-grootaandeelhouder (dga) van een bv betaalt daarnaast inkomstenbelasting over zijn fiscaal minimaal loon en over uitgekeerd dividend. Een bv heeft een iets lagere belastingdruk dan een eenmanszaak, maar hogere kosten, onder meer door jaarrekeningverplichtingen en accountantskosten. Een eigenaar van een eenmanszaak heeft onder voorwaarden recht op zelfstandigenaftrek. Starters mogen extra startersaftrek toepassen. Ondernemers die inkomstenbelasting betalen kunnen gebruikmaken van de mkb-winstvrijstelling.

Kiezen voor een eenmanszaak of bv?

De eenmanszaak biedt fiscale voordelen bij lagere winsten. Een bv is aantrekkelijker bij hogere winsten, omdat het tariefsvoordeel dan groter is dan de extra aftrekmogelijkheden van de eenmanszaak. Een ander voordeel van de bv is de beperking van de aansprakelijkheid. Verder spelen er bij de keuze voor een bv vaak ook argumenten mee als imago, status en het eenvoudig kunnen overdragen of verkopen van het bedrijf.

(Bron: Kamer van Koophandel)

De verleggingsregeling komt voor bij het zaken doen met bedrijven in de volgende sectoren:

Sectoren onderaanneming en uitlenen personeel

Bij onderaanneming en uitlening van personeel geldt de verleggingsregeling in de volgende sectoren:

  • bouw
  • scheepsbouw
  • schoonmaakbedrijven

(Bron: Belastingdienst)

Bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) kunt u een merk registreren. Door deze registratie krijgt u het exclusieve recht op het gebruik van het merk voor bepaalde producten en diensten binnen de Benelux. De inschrijving is in eerste instantie 10 jaar geldig, maar deze kunt u na 10 jaar verlengen. U dient wel zelf uw merk actief in stand te houden in de markt. Een merk is overdraagbaar, wat is daarvoor nodig?

Een merk kan worden overgedragen middels een onderhandse akte. Wil de overnemende partij er voor zorgen, dat hij ook dezelfde bescherming geniet als de overdragende partij, dan dient dit ook geregeld te worden bij het BBIE. Hiertoe kan een standaardformulier worden ingevuld, welke te downloaden is op de website van het BBIE.

In de onderhandse akte kunnen afspraken gemaakt worden inzake een vergoeding voor de overdracht. Als het om een groot bedrag gaat, is het mogelijk om dit via een derdengeldenrekening van een IT-notaris te laten lopen. In dat geval maakt de koper het bedrag over op deze derdengeldenrekening en stort de IT-notaris dit bedrag op de rekening van de verkoper, zodra het register van het BBIE is aangepast. De IT-notaris heeft hiervoor een speciaal protocol opgesteld.

Ook kunnen er in de onderhandse akte afspraken gemaakt worden inzake gerelateerde rechten, zoals auteursrechten en domeinnamen, die mogelijk betrekking hebben op het merk. Indien de overdragende partij nog wel het merk mag blijven gebruiken, is het mogelijk om in deze akte een licentierecht te verstrekken.

Daarnaast is het goed om afspraken te maken inzake garanties, vrijwaringen en eventueel een boetebepaling, in geval de overdragende partij na overdracht onrechtmatig gebruik maakt van het merk.

U kunt ten slotte overwegen om uw merk over te dragen aan een afzonderlijke IE-holding, om te voorkomen dat bedrijfsrisico’s in de werkmaatschappij er voor zorgen, dat merkenrechten in een failliete boedel terechtkomen.

(www.it-jurist.nl)

Biedt u een combinatie van goederen en diensten aan tegen 1 vergoeding? Dan kunnen hiervoor verschillende btw-tarieven gelden. Daarom is het belangrijk om te weten of u de combinatie van goederen en diensten mag behandelen als 1 goed of dienst. Hierbij geldt dat u diensten en leveringen van goederen niet kunstmatig mag splitsen of samenvoegen.

Wanneer combinatie van goederen en diensten?

Levert u een combinatie van goederen en/of diensten, dan is die combinatie 1 goed of dienst als:

  • de gemiddelde consument de combinatie ziet als 1 geheel
  • u een dienst levert waarbij u ook materialen gebruikt
    De materialen maken deel uit van de dienst, als zij ondergeschikt zijn aan de dienst. Bijvoorbeeld: u bent fietsenmaker en u gebruikt plakmateriaal bij het repareren van een lekke band.
  • u goederen levert waaraan u ook diensten verricht
    Uw diensten maken deel uit van de levering van goederen, als zij ondergeschikt zijn aan de levering van goederen. Bijvoorbeeld: u verkoopt een zonnescherm en u monteert dit.

Wanneer afzonderlijke goederen en diensten?

Er is geen sprake van een combinatie van goederen en diensten als de gezamenlijk geleverde goederen en diensten hun zelfstandigheid behouden. Bijvoorbeeld: u hebt een reisbureau en u verkoopt naast de reis (belast met btw) ook een reis- en annuleringsverzekering (vrijgesteld van btw). Deze verzekeringen blijven dan vrijgesteld van btw, omdat zij geen vast onderdeel zijn van de reis. Uw klant kan deze verzekeringen namelijk ook apart of bij een andere ondernemer afnemen.

Gevolgen btw-tarief

Als u meerdere goederen en diensten als 1 geheel aanbiedt, kan dit gevolgen hebben voor de btw die u moet betalen over uw vergoeding:

  • Biedt u een combinatie van goederen en diensten terecht aan als 1 goed of dienst? Dan berekent u hierbij het btw-tarief dat geldt voor het hoofdbestanddeel van de gecombineerde goederen of diensten.
  • Biedt u meerdere goederen en diensten voor 1 prijs aan, maar moet u die als afzonderlijke goederen of diensten behandelen? Dan moet u de vergoeding splitsen als voor de afzonderlijke delen een verschillend btw-tarief geldt. U splitst de vergoeding op basis van de gangbare prijzen die gelden voor de goederen en diensten die u voor 1 prijs hebt aangeboden. Geeft een splitsing op basis van de kosten van de goederen en diensten een beter beeld van de samenstelling? Dan mag u de splitsing daarop baseren als u dat kunt aantonen in uw administratie.

(Bron: belastingdienst)