DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor het MKB (BV)

wat is een earn out regeling

Bij een overname wordt steeds vaker gewerkt met een zogenaamde earn out regeling als onderdeel van de koopprijs. Een earn out regeling is een bepaling in een overnamecontract waarbij een deel van de koopprijs op een later moment wordt betaald en waarvan de hoogte afhankelijk is van bepaalde voorwaarden zoals al dan niet gerealiseerde targets (bijvoorbeeld: winst).

waarom een earn out regeling

De earn out regeling wordt doorgaans ingezet in de situaties waarbij de verkopende aandeelhouder na de overname nog aanblijft als manager. Denk bijvoorbeeld aan een overname door een participatiemaatschappij waarbij zij afhankelijk zijn van de kennis van de verkopende aandeelhouder voor de toekomstige resultaten. De koper wil dan graag dat de verkopende aandeelhouder als manager nog gedurende een bepaalde periode aanblijft. Bij een earn out regeling wordt dan overeengekomen dat hoe beter de resultaten zijn die de manager realiseert, hoe hoger de earn out betaling zal zijn. Dit dient mede ter stimulans voor de manager om goed te presteren, ook al is hij geen eigenaar meer. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij een earn out regeling wordt overeengekomen zonder dat de verkopende aandeelhouder nog op enigerlei wijze verbonden is met de verkochte onderneming.

uitgangspunt

Het uitgangspunt dat voor een earn out regeling wordt gehanteerd, is voor de uitwerking in het overnamecontract van wezenlijk belang.

rechtspraak

Dat blijkt wel weer uit de uitspraak van 13 juli 2016 van de rechtbank Noord-Nederland. In onderhavige situatie hadden verkoper en koper de uitgangspunten voor de verkoop van de aandelen eerst vastgelegd in een intentieovereenkomst en daarna in een koopovereenkomst.

Partijen waren overeengekomen dat koper, naast een initiële betaling van een deel van de koopprijs welke bij levering van de aandelen zou worden voldaan, recht zou hebben op een earn out betaling als aan bepaalde resultaten was voldaan. De bepaling luidde als volgt:

Het resterende gedeelte van de koopprijs ad EUR 150.500 is afhankelijk gesteld van het bruto resultaat van de vennootschap over het jaar 2012.

Indien over 2012 een bruto resultaat wordt behaald van minimaal EUR 160.000, dan zal verkoper aan koper het resterende gedeelte van de koopprijs volledig voldoen.

Indien over 2012 een bruto resultaat wordt behaald dat lager is dan EUR 160.000, dan zal verkoper aan koper een gedeelte van het resterende gedeelte van de koopprijs voldoen naar rato van de afwijking van het behaalde resultaat ten opzichte van het bedrag van EUR 160.000, doch minimaal een bedrag van EUR 50.000.

Verkoper is na de overdracht van de aandelen in dienst getreden bij de vennootschap om zorg te dragen voor het behalen van het beoogde resultaat. Na afronding van het boekjaar 2012 blijkt echter dat het beoogde bruto resultaat niet is behaald door de vennootschap. Sterker nog, er is zelfs sprake van een verlies. Partijen belanden vervolgens in de discussie of koper enige earn out betaling moet verrichten aan verkoper. Deze discussie sleept zich voort totdat verkoper in oktober 2015 koper sommeert tot betaling van de restant koopprijs, bestaande uit het minimumbedrag van de earn out regeling. Verkoper neemt vanaf dat moment ook ontslag bij de vennootschap.

Verkoper is van mening dat het minimum bedrag van EUR 50.000 aan haar dient te worden betaald en stelt hiertoe een vordering in. Verkoper verwijst hiervoor naar de letterlijke tekst van de earn out bepaling in de koopovereenkomst. Hierin staat, aldus verkoper, dat koper een minimumbedrag verschuldigd is van EUR 50.000 als een brutoresultaat wordt behaald dat lager dan EUR 160.000 is.

Koper betwist dat zij de earn out betaling verschuldigd is aan verkoper. Als verweer geeft koper aan dat partijen nooit rekening hadden gehouden met de mogelijkheid dat door de onderneming verlies zou worden geleden. De bedoeling van partijen was altijd, aldus koper, dat alleen sprake kon zijn van een earn out betaling, als in 2012 winst zou zijn gerealiseerd. De koper verwees hiervoor naar de tekst van de intentieovereenkomst.

De rechtbank gaf de koper gelijk voor wat betreft de insteek dat het voor de beoordeling van de uitleg van de inhoud van een schriftelijke overeenkomst niet alleen aan komt op een zuiver taalkundige uitleg van de daarin opgenomen bepalingen, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang van de gedetailleerdheid van de contractsbevestigingen en de wijze van totstandkoming ervan (waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden).

Uit de bewoordingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat minimaal een bedrag van EUR 50.000 dient te worden betaald als resterend gedeelte van de koopprijs, als over het jaar 2012 een bruto resultaat van minder dan EUR 160.000 werd behaald. De door koper genoemde voorwaarde van het behalen van een positief resultaat kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit de tekst van de overeenkomst worden afgeleid. Uit de tekst van de intentieovereenkomst volgt dit oordeel, aldus de rechtbank, evenmin.

Gelet op voorgaande alsmede op het feit dat koper, volgens de rechtbank, verder geen concrete feiten of omstandigheden tot haar verweer heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat partijen ondanks de letterlijke tekst van de overeenkomst niettemin een koppeling tussen de earn out regeling en het realiseren van winst zijn overeengekomen, moet  naar het oordeel van de rechtbank in dit geval doorslaggevende betekenis worden toegekend aan een tekstuele uitleg van de bepaling uit de koopovereenkomst. Kortom, koper was verplicht de resterende koopprijs uit hoofde van de earn out bepaling van EUR 50.000 aan verkoper te voldoen.

conclusie

Uit deze uitspraak van de rechtbank blijkt eens te meer dat het zorgvuldig formuleren van bepalingen, in dit geval een earn out bepaling, cruciaal is. Schrijf duidelijk uit wat de bedoeling van partijen is met een earn out bepaling, waarbij financiële termen zorgvuldig worden uitgewerkt. Als onderbouwing van de bedoeling van partijen kan het helpen bij een earn out bepaling rekenvoorbeelden aan te hechten waarbij van verschillende scenario’s wordt uitgegaan om de werking van de earn out bepaling duidelijk te maken.

 

(Bron: DVAN)

Afbeeldingsresultaat voor advocaatkostenX verleende administratieve ondersteuning aan particulieren. Zij bracht in haar aangifte IB 2011 € 12.605 aan advocaatkosten in aftrek op haar resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur weigerde de aftrek. X ging in beroep en stelde dat de advocaatkosten betrekking hadden op de begeleiding door een advocaat bij een naar haar ingesteld boekenonderzoek. Hof Den Bosch besliste echter dat X niet aannemelijk had gemaakt dat de advocaatkosten waren gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de werkzaamheden. Door geen inzage te geven in de kosten kon volgens het Hof niet worden getoetst of de advocaatkosten aftrekbaar waren. In plaats van zich in te spannen om duidelijkheid te verschaffen, had X het advocatenkantoor geïnstrueerd om dergelijke informatie niet te verstrekken. Het Hof geloofde niet dat de inspecteur het bewijs zou manipuleren, als X de specificatie van de prijsafspraak met de advocaat zou overleggen. Volgens het Hof had de inspecteur voldoende redenen om te twijfelen aan de aftrekbaarheid van de advocaatkosten, omdat de advocaat ook werkzaamheden had verricht voor de echtgenoot van X. Tot slot verwierp het Hof ook de stelling van X dat de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel had geschonden. De inspecteur had na de ontvangst van de aangifte en ook in de bezwaarfase herhaaldelijk geprobeerd informatie te vergaren en had X ook nog gehoord en daarvan een verslag gemaakt. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X ongegrond.

(Bron: FUTD)

ZZP’ers kunnen ook onder de Wet DBA worden ingezet als tijdelijke vervangers van vaste werknemers. Dat meldde staatssecretaris Wiebes onlangs in antwoord op kamervragen. De Belastingdienst wekte eerder tijdens webinars over de regels van de Wet DBA de indruk dat vervanging door zzp’ers als dienstbetrekking zal worden gezien.

D66-kamerlid Steven van Weyenberg stelde vragen over de vervanging naar aanleiding van een artikel over criteria rond schijnzelfstandigheid op zipconomy.nl. Volgens Wiebes is vervanging door een zzp’er in het geval van zwangerschap of ziekte van een medewerker in loondienst, of in geval van overbrugging geen probleem.

Een arbeidsrelatie, ook een tijdelijke ter vervanging van iemand die in loondienst is, wordt op zijn eigen fiscale merites beoordeeld, schrijft Wiebes. ‘De beoordeling of er geen dienstbetrekking aanwezig is staat los van het gegeven of het gaat om tijdelijke, structurele of variabele werkzaamheden.’

Als een invaller hetzelfde werk doet op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden als degene in loondienst die wordt vervangen, dan is er volgens Wiebes wel sprake van een dienstbetrekking. ‘Onder de VAR was dat zo en dat is ook onder de Wet DBA het geval’, aldus Wiebes.
Als de invaller hetzelfde werk doet, maar de voorwaarden en omstandigheden verschillen ten opzichte van degene die in dienstbetrekking werkte, dan kan de invaller wel degelijk buiten dienstbetrekking werken, zo meldt hij.

(Bron: Salarisnet)

Alle gegevens over uw onderneming die u vastlegt op papier of in digitale vorm, horen bij uw administratie. Voorbeelden hiervan zijn:

  • kasadministratie (ook kladaantekeningen) en kassabonnen
  • financiële aantekeningen, zoals het inkoop- en verkoopboek
  • tussentijds gemaakte controleberekeningen
  • ontvangen facturen en kopieën van verzonden facturen
  • bankafschriften
  • contracten, overeenkomsten en andere afspraken
  • agenda’s en afsprakenboeken
  • correspondentie
  • software en databestanden

Veel gegevens worden eerst digitaal vastgelegd. Het gaat hierbij niet alleen om de bestanden van de financiële administratie, maar bijvoorbeeld ook om de zakelijke agenda die u bijhoudt met uw mobiele telefoon. Of de verkoopgegevens die u registreert met een kassasysteem en de administratie en delen van het bedrijfsproces (zoals verkoop via een webwinkel) die via internet gaan.

Tip!

Houd bij hoeveel uren u en eventueel uw fiscale partner aan de onderneming besteden. Sommige aftrekposten voor de inkomstenbelasting (de zelfstandigenaftrek en de meewerkaftrek) zijn namelijk afhankelijk van het aantal uren dat u aan de onderneming besteedt. U vindt meer informatie over het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de meewerkaftrek bij Ondernemersaftrek.

U kunt uw administratie inrichten en bijhouden op een manier die past bij uw onderneming. U moet er wel rekening mee houden dat uw administratie de basis is voor uw aangiften. Als uw administratie niet volledig is en niet binnen een redelijke termijn te controleren is of als u uw administratie niet lang genoeg bewaart, dan kan dat vervelende gevolgen hebben. Wij kunnen dan uw omzet en winst vaststellen en de belasting berekenen.

Bewaartermijn

U moet alle gegevens van uw administratie en over uw bedrijfsproces 7 jaar bewaren. Als u digitale gegevens (direct of later) afdrukt, moet u deze gegevens alsnog digitaal bewaren gedurende 7 jaar. U mag de gegevens alleen op papier bewaren als u een zeer kleine administratie hebt die binnen een redelijke termijn is te controleren.

Keurmerk kassasystemen

Sommige kassasystemen voldoen niet aan onze eisen. Laat u daarom bij de aanschaf van een kassasysteem goed adviseren. In de brochure Het kassasysteem in uw bedrijf vindt u meer informatie hierover.

Leveranciers van kassasystemen hebben een keurmerk voor kassasystemen ontwikkeld: ‘Keurmerk Betrouwbare Afrekensystemen’. Het keurmerk garandeert een gesloten kassasysteem. Deze techniek voorkomt misbruik en beschermt u tegen ongewenste wijzigingen in uw gegevens. Dit keurmerk bevordert het vertrouwen van uw bank, uw adviseur en de Belastingdienst dat uw kassasysteem betrouwbare informatie levert. In het toezicht van de Belastingdienst kan dit ook tijdwinst opleveren.

Keurmerk rittenregistratie

Met een sluitende rittenadministratie kunt u aantonen dat u niet meer dan 500 kilometer privé hebt gereden met een zakelijke auto.

Leveranciers van systemen voor rittenregistratie hebben een keurmerk ontwikkeld. Maakt u gebruik van een systeem met het Keurmerk RitRegistratieSystemen, dan gaan wij er vanuit dat uw rittenregistratie sluitend is. Wij kunnen nog wel een controle instellen en onderzoeken of een rit zakelijk of privé is.

(Bron: Belastingdienst)

Is uw echtgenoot of partner ook aansprakelijk?

Gaat uw bedrijf failliet of heeft u schulden? Als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap heeft, kan het zijn dat uw partner ook aansprakelijk is.

Hoe zit het met de aansprakelijkheid?

Uw aansprakelijkheid is afhankelijk van de rechtsvorm van uw bedrijf. Een ander belangrijk aspect is uw burgerlijke staat. Binnen een ‘regulier’ huwelijk of een geregistreerd partnerschap en een eenmanszaak of vof, is er geen verschil tussen privé- en ondernemingsvermogen. Bent u in gemeenschap van goederen samen en gaat u failliet? Dan zijn zowel u als uw partner aansprakelijk met uw privévermogen. Bekijk onderstaande aandachtspunten.

De juiste rechtsvorm kiezen

Bij de ene rechtsvorm loopt uw partner meer risico dan bij de ander.

Trouwen op huwelijkse voorwaarden

In huwelijksvoorwaarden zet u afspraken over bijvoorbeeld de verdeling van de bezittingen, de inkomsten en pensioenrechten. U kunt bijvoorbeeld het bedrijf op uw naam zetten en het huis op de naam van uw partner. U verkleint dan het risico dat de bank uw huis verkoopt als het slecht gaat met uw bedrijf. In dat geval is het noodzakelijk om zowel de hypotheek als huis op dezelfde persoon af te sluiten. Zorg voor daadwerkelijke jaarlijkse verrekening volgens de akte om de huwelijkse voorwaarden in stand te houden.

Procedure opstellen huwelijkse voorwaarden

De procedure voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden voordat u trouwt, is simpel. U vraagt een notaris om huwelijkse voorwaarden op te stellen. De notaris zorgt voor inschrijving van de huwelijkse voorwaarden in het huwelijksgoederenregister. De huwelijkse voorwaarden gelden vanaf het moment van uw huwelijk.

Achteraf omzetten naar huwelijkse voorwaarden

Bent u langer dan 1 jaar getrouwd? In dat geval kan de notaris alsnog huwelijkse voorwaarden opstellen. Dankzij een wetswijziging is de toestemming van de rechtbank niet meer nodig voor wijziging of opstellen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk.

In de ‘nieuwe’ wet die geldt vanaf 2012 worden eventuele schuldeisers alsnog beschermd. Wil men het huwelijk wijzigen in een huwelijk met huwelijkse voorwaarden? Dan dienen beide echtgenoten zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor alle gemeenschapsschulden die er op de datum van wijziging van het huwelijk zijn.

Man-vrouwfirma

Zit u samen met uw man of vrouw in een vof, dan bent u beiden ondernemer en aansprakelijk met uw privévermogen. In die situatie biedt trouwen onder huwelijksvoorwaarden nauwelijks bescherming. U bent allebei met uw privévermogen aansprakelijk bij eventuele schulden.

Huwelijksvoorwaarden opheffen

Heeft u uw bedrijf verkocht of bent u gestopt en gaat u met pensioen? Dan kan het voordelig zijn om de huwelijksvoorwaarden om te zetten naar een wettelijke gemeenschap van goederen. Uw erfgenamen betalen dan minder successierechten als u overlijdt.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Als u gaat samenwerken met andere bedrijven, is het handig om afspraken met elkaar te maken. Soms is het verstandig een rechtsvorm te kiezen voor uw samenwerking. Welke het beste bij u past, hangt van uw situatie en wensen af. Stel uzelf 10 vragen en kies dan de juiste rechtsvorm.

Tien vragen voordat u een rechtsvorm kiest

  1. Is de samenwerking eenmalig of voor onbepaalde tijd?
  2. Hoe intensief is de samenwerking? Worden al uw zakelijke activiteiten ondergebracht in een samenwerkingsverband? Of betreft het slechts een deel en hebben partners daarnaast ook een eigen onderneming?
  3. Heeft u als doel om geld te verdienen (winstoogmerk) of werkt u samen uit idealisme?
  4. Accepteert u dat u aangesproken kunt worden op verplichtingen die uw compagnon of partner aan gaat? Tot hoe ver mag dat gaan? Of wilt u de aansprakelijkheid beperken?
  5. Welke omzet verwacht u? De hoogte van de omzet bepaalt voor een belangrijk deel welke rechtsvorm fiscaal het meest interessant is.
  6. Onder welke naam wordt naar buiten getreden; wie mogen de contracten met klanten sluiten: de individuele partners of compagnons, of het collectief?
  7. Gaan de partners of compagnons zich zelf bezighouden met de dagelijkse bedrijfsvoering van de samenwerking, of sturen zij alleen op afstand?
  8. Is het de bedoeling vermogen op te bouwen binnen het samenwerkingsverband? Zo ja hoe wordt dit verdeeld?
  9. Komen er regelmatig nieuwe leden bij of stappen bestaande leden uit? Wanneer kan dat en tegen welke vergoeding?
  10. Hoe belangrijk is het om het samenwerkingsverband overdraagbaar te maken of op een bepaald moment te kunnen verkopen?

Mogelijke juridische vormen

Er zijn veel juridische vormen mogelijk die elk voor- en nadelen hebben. Daarom is het goed om op een rijtje te hebben wat voor u en uw partners belangrijk is. Kies vervolgens de rechtsvorm die u het meeste biedt. Let goed op fiscale verschillen en aansprakelijkheid.

Contracten en andere mogelijkheden

Wanneer de samenwerking kortdurend of eenmalig is, kunt u ook een gelegenheidscontract opstellen. Ook zijn er combinaties van rechtsvormen mogelijk, bijvoorbeeld een VOF en een BV. En tot slot is er ook nog een aantal meer ‘exotische’ rechtsvormen die vooral in bepaalde branches populair zijn. Een voorbeeld hiervan is de Engelse LLP, die kenmerken heeft van zowel VOF als BV en die om die reden populair is bij zakelijke dienstverleners als advocaten en accountants. U heeft dus veel mogelijkheden.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Partneralimentatie

In beginsel is partneralimentatie nog altijd verschuldigd voor een periode van 12 jaar, tenzij het huwelijk kinderloos is gebleven en ten hoogste 5 jaar heeft geduurd. De duur van de partneralimentatie is dan gelijk aan de duur van het huwelijk. De grondslag, berekeningsmethodiek en duur van de periode waarin partneralimentatie moet worden betaald, houden de gemoederen al een tijdje bezig in politiek Den Haag. Het wetsvoorstel om de partneralimentatie te versoberen ligt echter nog steeds bij de Tweede Kamer en al enige tijd stil.

Hoe wordt de omvang van deze alimentatie vastgesteld?

De omvang van de partneralimentatie wordt vooralsnog bepaald aan de hand van drie kernbegrippen: behoefte, behoeftigheid en draagkracht. Behoefte en behoeftigheid worden in de praktijk weleens door elkaar gehaald, maar dienen goed te worden onderscheiden.

1. Behoefte

Behoefte is het bedrag dat de alimentatiegerechtigde nodig heeft om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Naast de inkomsten van beide echtgenoten tijdens de laatste jaren van hun gemeenschappelijke huishouding, wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar hun uitgavenpatroon in diezelfde periode. Hieruit wordt afgeleid in welke welstand partijen hebben geleefd.

2. Behoeftigheid

Om te kunnen spreken van behoeftigheid dient de alimentatiegerechtigde onvoldoende inkomsten te hebben en zich deze in redelijkheid ook niet te kunnen verwerven om te voorzien in het eigen levensonderhoud (in de eigen behoefte). Dat een gewezen echtgenoot behoefte heeft, is dus nog geen grond voor een alimentatie-uitkering.

3. Draagkracht

Tot slot wordt gekeken of de draagkracht van de alimentatieplichtige een dergelijke bijdrage toelaat. Naast het maandelijkse inkomen wordt de draagkracht van de alimentatieplichtige ook bepaald door zijn of haar vermogen.

Interen op vermogen is ook behoefte scheppend

Een recente uitspraak van het Hof Den Haag laat de drie kernbegrippen, op grond waarvan de partneralimentatie wordt vastgesteld, beter tot de verbeelding spreken.[1] Het betrof de volgende zaak:

De man en de vrouw hadden tijdens hun huwelijk een riante levensstijl gekend. De man en de vrouw woonden in een groot huis, reden beiden in een luxe BMW, boekten regelmatig reisjes naar het buitenland en gingen vaak uit eten. Het kon niet op. Deze levensstijl konden zij zich permitteren door in te teren op vermogen. De rechtbank stelde de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast op een bedrag ad € 4.862,– per maand. De man vond dit te hoog vastgesteld en ging in hoger beroep. Het Hof ging hier als volgt mee om.

1. Behoefte

Het Hof oordeelde dat interen op vermogen ook behoefte scheppend is. In het kader van de behoefte speelde de voorzienbare teruggang in levensstijl geen rol. Voor de behoefte wordt immers uitgegaan van de welstand van partijen tijdens het huwelijk en wordt geen rekening gehouden met een voorzienbare situatie in de toekomst. Het Gerechtshof achtte de vastgestelde behoefte van de rechtbank alleszins redelijk.

2. Behoeftigheid

Met betrekking tot de behoeftigheid stelde de man de verdiencapaciteit van de vrouw aan de orde. Zij zou ruim voldoende ervaring en tijd hebben om (meer) betaalde arbeid te verrichten. Het Hof oordeelde dat de vrouw haar verdiencapaciteit niet verder kon benutten dan zij al deed. De leeftijd van de vrouw (61 jaar), het feit dat het traditionele rollenpatroon haar arbeidsmogelijkheden negatief had beïnvloed, dat de vrouw ziek was geweest, zij hier nog steeds hinder van ondervond, maar desondanks als gastvrouw in een verzorgingshuis werkte, droegen bij aan dit oordeel.

3. Draagkracht

De man stelde dat hij geen draagkracht had om in het levensonderhoud van de vrouw te kunnen voldoen. Het Hof oordeelde dat de man voldoende had aangetoond geen draagkracht te hebben, mede in het licht van zijn hoge schuldenlast in zijn onderneming en zijn DGA-inkomen. De man betaalde zijn schulden en lasten met gelden afkomstig uit leningen bij zijn moeder. Hij kon zich geen hoger inkomen toekennen dan hij al deed. De vrouw moest de eventueel teveel ontvangen partneralimentatie verrekenen met wat zij uit de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap ontving.

De rechtbank en het Gerechtshof waren het dus eens over de behoefte en behoeftigheid van de vrouw. Echter, het Hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had waarmee de aanspraak van de vrouw op partneralimentatie verviel. Deze uitspraak illustreert dat voor de toekenning van partneralimentatie de begrippen behoefte, behoeftigheid en draagkracht in samenhang moeten worden bezien. Het Hof heeft bepaald dat behoefte ook kan worden gecreëerd door het maken van schulden. Als er echter geen draagkracht is, dan zal de alimentatie alsnog niet worden toegewezen.

(Bron: DVAN)

Als u een factuur stuurt aan uw klanten, moet u de btw daarover direct aangeven en betalen. Betaalt uw klant de factuur uiteindelijk niet of maar gedeeltelijk? Dan hebt u btw betaald die u niet ontvangen hebt. U kunt deze btw dan terugvragen.

Wanneer terugvragen?

U kunt de btw terugvragen zodra het zeker is dat uw klant de factuur niet (geheel) zal betalen. U stuurt dan een brief naar uw belastingkantoor, binnen een maand na het tijdvak waarin duidelijk is dat uw factuur niet meer betaald zal worden. Stuur met het verzoek gegevens mee waaruit blijkt dat de afnemer niet heeft betaald en niet zal betalen. In uw verzoek noteert u in ieder geval de volgende gegevens:

  • naam en adres van uw afnemer
  • datum en nummer van de betreffende factuur
  • het niet-betaalde factuurbedrag
  • het bedrag aan btw dat u terugvraagt

Als deze gegevens op de factuur staan, kunt u ook een kopie van de factuur meesturen.

Factoorovereenkomst

Hebt u een factoorovereenkomst gesloten? Dat betekent dat een andere ondernemer, de ‘factoor’, uw vorderingen op uw afnemers heeft overgenomen. Als de facturen niet betaald worden, mag de factoor namens u de btw terugvragen. U moet de factoor dan machtigen. Dit kan door hem een afzonderlijke machtiging te geven of door het verzoek om teruggaaf te ondertekenen.

Let op!

Als u achteraf een korting hebt gegeven of goederen hebt terugontvangen, kunt u een creditnota uitreiken en de btw daarover verrekenen bij uw aangifte.

(Bron: Belastingdienst)

De voordelen van goede begrotingen en prognoses
Je bent als ondernemer al druk genoeg met vandaag en morgen, waarom zou je je dan nu al druk maken over de verre toekomst? Omdat je nu de juiste beslissingen moet nemen als je straks ook nog succesvol wilt zijn. Daarom stel je prognoses en begrotingen op. De voordelen op een rij.

Regeren is vooruitzien

Om vooruit te kunnen kijken, heb je inzicht nodig in je bedrijf. Vaak moet je maanden of weken van tevoren al bestellingen plaatsen om straks de juiste spullen in je schappen te kunnen leggen. En om bijvoorbeeld succesvol marketing te kunnen voeren, moet je weten wanneer mensen behoefte hebben aan jouw product of dienst. Daarvoor stel je prognoses of begrotingen op.

Het verschil tussen prognose en begroting

Prognoses en begrotingen. Ze lijken op elkaar, maar er is wel verschil.
  • Een prognose is een voorspelling van het financiële resultaat van een bepaalde bedrijfsactiviteit. In een prognose kijk je een bepaalde periode vooruit, bijvoorbeeld een kwartaal of hooguit een jaar.
  • Een begroting maak je voor een afgebakende periode, bijvoorbeeld het jaar 2016. Waar een prognose steeds kan worden bijgesteld, stel je een begroting een keer op en verander je die daarna niet meer.
Om goede prognoses en begrotingen te kunnen maken, zul je moeten inschatten hoe de vraag zich ontwikkelt. Als je dit weet, kun je ook beter inkopen, personeel inplannen en investeringen doen. Je weet waar je aan toe bent en neemt op het goede moment beslissingen om daarmee om te gaan.
“Prognoses komen eigenlijk altijd van pas”, weet Ivo Meij, adviseur van Deloitte. “Je hebt ze nodig als je net begint, een krediet wilt aanvragen of je bedrijf wilt verkopen, maar ook gewoon voor jezelf, om te kunnen meten of je je eigen doelen haalt. En daarnaast willen aandeelhouders of de bank graag prognoses zien.”

Budget

Aan de hand van je begroting kun je ook budgetten vaststellen. Hierin leg je vast wat je in een bepaalde periode wilt uitgeven aan een bepaalde bedrijfsactiviteit, bijvoorbeeld marketing. Je houdt je hier ook aan. In tegenstelling tot prognoses zijn budgetten statisch: eenmaal vastgesteld blijven ze voor een vastgestelde periode (meestal een maand, kwartaal of jaar) hetzelfde. Budgetten geven je grip op je uitgaven.
Veel ondernemers maken geen begrotingen en prognoses omdat ze uit ervaring wel ongeveer weten wat ze nodig hebben en hoe de vraag zich ontwikkelt. Maar het blijft voor elke ondernemer handig om af en toe stil te staan bij hoe de markt en je bedrijf zich ontwikkelen. Dan weet je ook of je je eigen doelen hebt gehaald of niet. Alleen zo zorg je ervoor dat je op de lange termijn winst blijft maken, voldoende inkomsten houdt en de juiste investeringen doet.

Noodzaak voor starters

“Vooral voor starters en ondernemers die werken in een veranderende markt is het noodzakelijk om vooruit te kijken”, weet Meij. “Je wilt weten wanneer je kunt gaan investeren en daarom wil je inzicht hebben op de in- en uitgaande geldstromen. Zeker als je net bent begonnen of heel hard groeit, kun je met prognoses betere beslissingen nemen.”
(Bron: MKB Servicedesk)

Niet alle medische handelingen zijn vrijgesteld van btw. Volgens de wet is de medische vrijstelling btw alleen van toepassing op de handelingen van een medische beroepsbeoefenaar opgenomen in het register van beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG’er).

 

Echter ook de handelingen van niet-BIG’ers kunnen voor btw-vrijstelling in aanmerking komen. De handelingen moeten dan kwalitatief gelijkwaardig zijn aan de handelingen van BIG’ers. Voor de medische beroepsbeoefenaar in dienst van een bv is van belang of er sprake is van een verhouding van ondergeschiktheid.

Eisen btw-vrijstelling voor niet-BIG-diensten

Of er sprake is van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hangt af van de opleiding van de medische beroepsbeoefenaar. Deze moet minimaal beschikken over medische basiskennis (MBK) of psychosociale basiskennis (PSBK).

 

Daarnaast moet hij beschikken over een of meerdere beroepsgerelateerde opleidingen:

  1. een afgeronde gezondheidskundige hbo-bachelor opleiding (240 ECTS);
  2. een diploma van een door de overheid erkende (NVAO-geaccrediteerde*) hbo-bachelor opleiding;
  3. een diploma van een opleiding op hbo-bachelor niveau die voldoet aan NVAO-accreditatie-eisen dat goedgekeurd is door CPION** of SNRO*** of een vergelijkbare instelling;
  4. een EVC-certificaat**** of een vergelijkbare erkenning waaruit gerichte kennis en ervaring op (minimaal) hbo-bachelorniveau blijkt;
  5. een registratie bij een door zorgverzekeraars erkende beroepsvereniging en/of overkoepelende organisatie waaruit zowel medische of psychosociale basiskennis als specifieke beroepsgerichte kennis op hbo-bachelorniveau blijkt;
  6. een gevolgde opleiding en/of kennis en ervaring die is beoordeeld op kwaliteit door een erkend, onafhankelijke accreditatie-instituut.

 

Voldoet de opleiding en ervaring van de medisch beroepsbeoefenaar aan deze eisen, dan zijn de handelingen vrijgesteld van btw. Uiteraard moet er dan sprake zijn geneeskundige verzorging van mensen. Zo vallen cosmetische ingrepen niet onder de btw-vrijstelling.

Zorgverlener in dienst van bv

Geldt het bovenstaande ook voor de medisch beroepsbeoefenaar die zijn handelingen verricht vanuit een bv? Volgens het standpunt van de Advocaat-Generaal (A-G) van de Hoge Raad is dat niet het geval. De A-G stelt dat de medisch beroepsbeoefenaar niet zelfstandig is en dus geen ondernemer is voor de btw. De handelingen van de medisch beroepsbeoefenaar zijn dan niet ‘zichtbaar’ voor de heffing van btw. Dit zou betekenen dat de dienstverlening vanuit de bv niet medisch van aard is. Dus kan de bv geen beroep doen op de btw-vrijstelling. Het is nu de vraag of de Hoge Raad dit standpunt overneemt.

 

Voor de medisch beroepsbeoefenaar in een bv is dus niet zeker of de medische vrijstelling btw van toepassing is. Wilt u het risico op btw-heffing verminderen, dan kan het zinvol zijn om een andere bedrijfsstructuur te overwegen.

 

Btw-vrijstelling onder de loep

De invulling van de btw-vrijstelling voor medische handelingen is nog steeds aan verandering onderhevig. Wat vandaag belast is volgens de Belastingdienst, is morgen mogelijk vrijgesteld. Andersom kan ook, gelet op de conclusie van de A-G over de medisch beroepsbeoefenaar vanuit een bv.

(Bron: ABAB)