DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank

Juridische zaken, zoals het opstellen van contracten en leveringsvoorwaarden, zijn niet de eerste dingen waar je aan denkt bij het starten van een bedrijf. Maar dit is wel noodzakelijk. Het gaat overigens lang niet altijd om de meest ingewikkelde overeenkomsten, maar de afspraken tussen beide partijen en eventuele zakelijke risico’s moeten wel goed worden vastgelegd. Waarop je hierbij nog meer moet letten, lees je hier: hoe stel je een juridisch contract op?

Contracten opstellen: waarom belangrijk?

Mondelinge afspraken zijn bindend in het Nederlands recht. Je hoeft in principe dus niets op papier te zetten als je tot een overeenkomst bent gekomen en dit telefonisch aan elkaar hebt bevestigd. Het wordt alleen lastig dit te bewijzen als de andere partij zijn afspraken vervolgens niet nakomt.

In het allerzwartste scenario staan jij en jouw voormalige klant (of opdrachtgever, leverancier etc.) op den duur tegenover elkaar voor de rechter, waarbij het overduidelijk is dat de andere partij liegt, maar jij alsnog met lege handen achterblijft. Alleen al om deze reden is het verstandig om eventuele gemaakte afspraken met potentiële zakelijke relaties altijd op papier vast te leggen. En te ondertekenen, want zonder handtekening is een contract nog steeds niet rechtsgeldig.

Welke contracten heb je nodig?

Als startende ondernemer heb je in eerste instantie meestal nog geen ordners vol contracten in de kast staan. Personeel (en de daarbij horende arbeidscontracten) zijn bij veel starters bijvoorbeeld nog niet aan de orde. Maar hoe groter jouw bedrijf wordt – wellicht koop je over een paar jaar wel een bedrijfspand – des te meer contracten je uiteindelijk nodig zult hebben.

Toch is het noodzakelijk om je hier nu al een beetje in te verdiepen, al is het alleen maar om kleinschalige contracten te maken, zodat je een eventuele overeenkomst met een klant schriftelijk kunt vastleggen. Hieronder lichten we de vier meest voorkomende contracten verder uit.

1. Het samenwerkingscontract

Als je met een zakenpartner gaat samenwerken, moet je als starter een betrouwbare samenwerkingsovereenkomst opstellen. Zo’n rechtsvormen is bijvoorbeeld een maatschap of coöperatie. Leg hierin de onderling gemaakte afspraken goed vast. Daarbij moet je onder meer denken aan de winstverdeling, minimale inbreng van kapitaal en hoe de samenwerking kan worden beëindigd. Doe je dit niet, kun je in het ergste geval door een wanprestatie van de partner zelf ook financieel het schip ingaan.

2. Een in- en verkoopcontract

Als je producten of diensten in- en verkoopt, sluit je met de leverancier of afnemer van deze diensten en/of producten een contract af. Hierin leg je de afspraken over de specifieke leveringen of afnamen vast. Denk hierbij aan de prijs per geleverde dienst of afgenomen stuk, de bezorging en de leveringsvoorwaarden.

Vergeet ook niet dat, als je in- en verkoopt, jij altijd aan de verplichtingen naar je leveranciers moet voldoen. Als klanten wat de betaling betreft in gebreke blijven, is dat jouw ondernemersrisico. Daar heeft de leverancier dus geen boodschap aan. Het is dan ook verstandig om jouw betalingstermijn net iets korter te maken dan die van jouw leverancier(s). Als er geen calamiteiten plaatsvinden, zou je op deze manier altijd over voldoende cashflow moeten kunnen beschikken.

3. Een freelanceovereenkomst

De overeenkomst tussen freelancers of ZZP’ers en hun opdrachtgevers is het contract dat je als startende ondernemer in veel sectoren het vaakst zal gebruiken. Dit contract kun je in principe opstellen zoals je zelf wilt, want er is geen vast stramien voor. Voor het opstellen van een contract voor ZZP’ers gelden wel enkele voorwaarden.

Zo moet je hierin opnemen welke partijen de overeenkomst aangaan (bijvoorbeeld: een fotograaf en een krant), de reden waarom de overeenkomst wordt aangegaan (de fotograaf is goed in het maken van portretten en de krant wil hem gebruiken voor een serie interviews) en tot slot de gemaakte afspraken omtrent de opdracht,Deze details moet je zo duidelijk mogelijk omschrijven in het document (de fotograaf levert één foto per week, gedurende achttien weken, de prijs per foto bedraagt honderd euro exclusief btw etc.). Doordat je alles zo specifiek vastlegt, is er achteraf geen ruimte voor misverstanden. Daarnaast stuur je bij een contract jouw algemene voorwaarden mee.

4. De algemene voorwaarden

Algemene voorwaarden zijn de regels die jij als ondernemer wilt laten gelden op alle contracten die worden afgesloten. Het document, dat bedoeld is voor de klant of opdrachtgever, bevat de zogenoemde ‘kleine lettertjes’. Oftewel: jouw voorwaarden over bijvoorbeeld de levering, betaling, aansprakelijkheid, eventuele reparaties en de garantietermijn. Deze voorwaarden maken duidelijk welke rechten en plichten zowel de leverancier (jij) als de afnemer (de klant) heeft. Het voorkomt een hoop gedoe achteraf en verkleint jouw ondernemersrisico.

Op internet kun je een aantal goede voorbeelden van standaard opgestelde algemene voorwaarden vinden, zoals bij Businesscompleet.nl. Deze voorwaarden kun je vervolgens aan jouw onderneming aanpassen (voor zover dat nodig is). Maar let op: de algemene voorwaarden voor ondernemers verschillen nog wel eens per branche.

Aangezien startende ondernemers vaak standaardvoorwaarden gebruiken, doe je er verstandig aan om hier eerst een jurist naar te laten kijken. Minstens zo belangrijk is dat je de algemene voorwaarden van de andere partij goed bestudeert. Lees altijd goed door wat de eventuele gevolgen en risico’s voor jouw bedrijf zijn. Je zou niet de eerste starter zijn die zich vergist in de kleine lettertjes en de juridische consequenties hiervan moet dragen.

(Bron: Ikgastarten)

Een onderneming (eenmanszaak) zonder belastingheffing inbrengen in een besloten vennootschap, daar komt veel bij kijken. Een goede planning is dan ook zeer essentieel. Zo kan bijvoorbeeld het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel in de weg staan van een geruisloze omzetting met terugwerkende kracht.

Het kan vooral vanwege risicospreiding gunstig zijn om een onderneming te gaan drijven via een besloten vennootschap in plaats van via een eenmanszaak. Tot 1 oktober 2012 moest men bij het oprichten van een besloten vennootschap rekening houden met onder meer het verplichte minimaal aandelenkapitaal van € 18.000. Maar dankzij de invoering van de flex-bv kan een bv al worden opgericht met maar één geplaatst aandeel van € 0,01. De wet vereist namelijk dat er ten minste één aandeel met stemrecht moet zijn. Dat aandeel mag echter niet door de bv zelf worden gehouden. Daarnaast is ook geen bank- en accountantsverklaring meer nodig. Al zal de notaris bij inbreng in geld vaak toch controleren of storting heeft plaatsgevonden. En als goederen bij of na oprichting van de bv worden ingebracht, kan ook de accountantsverklaring achterwege blijven. Maar let op, er is een aantal nieuwe regels hiervoor in de plaats gekomen (zie het bericht ‘De Flex-BV – Voordelen, maar ook nadelen!’.

Omzetting met terugwerkende kracht

Men kan desgewenst ook verzoeken om een omzetting met terugwerkende kracht met ingang van de eerste dag van het boekjaar dat volgt op het laatste volledige boekjaar. Maar dan moet de voorovereenkomst gesloten en geregistreerd zijn binnen negen maanden na het laatste volledige boekjaar van de onderneming. Deze terugwerkende kracht wordt echter niet verleend als dat tot gevolg zou hebben dat een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald. Hof Arnhem-Leeuwarden  heeft dit onlangs benadrukt. In deze zaak zou door de terugwerkende kracht een eenmalige bate worden behaald die niet naar het IB-tarief van hoogstens 52% zou worden belast, maar naar een Vpb-tarief van 25% in combinatie met een uitgesteld ab-tarief van 25%. Dat de ondernemer in kwestie ook andere motieven had voor de omzetting en de terugwerkende kracht, maakte het oordeel niet anders.

Belastingvrije inbreng

De onderneming wordt bij een geruisloze inbreng fiscaal gezien niet gestaakt. Dus men hoeft niet af te rekenen over stille reserves, met uitzondering van de stille reserves in onttrokken vermogensbestanddelen. Wel zal de bv voor het bepalen van de winst in de plaats moeten treden  van de ingebrachte onderneming. Dat betekent dat de bv de boekwaarden moet aanhouden die voorkwamen op de eindbalans van de eenmanszaak. Naast het vereiste dat de hele onderneming moet worden ingebracht geldt ook dat de aandelen die als tegenprestatie zijn ontvangen pas na drie jaar mogen worden vervreemd.

Fiscale oudedagsreserve

Het is helaas niet mogelijk om de fiscale oudedagsreserve geruisloos in te brengen in een bv. Er bestaat wel een manier om de belastingheffing over de opgeheven oudedagsreserve uit te stellen. Men zou bijvoorbeeld al bij de inbreng van de onderneming een lijfrente kunnen bedingen bij een professionele verzekeraar of de eigen bv. De bv kan onder bepaalde voorwaarden de verschuldigde pensioenpremies in eigen beheer beleggen. Het voordeel hiervan is dat de gereserveerde premie voor de vennootschapsbelasting aftrekbaar is, zonder dat men de ingelegde premie kwijt is. Maar let op, de oudedagsvoorziening loopt dan wel meer risico. Want bij een faillissement wordt namelijk ook het opgebouwde pensioen hierin meegetrokken.

Overige belastingen

De omzetting brengt uiteraard ook een verandering van rechtsvorm teweeg. Dit heeft onder meer gevolgen voor de loonheffingen. De ondernemer zal de loonadministratie moeten afsluiten en zich opnieuw aanmelden bij de Belastingdienst als werkgever. Daarnaast krijgt de onderneming ook een nieuw loonheffingennummer. In de meeste gevallen zullen ook onroerende zaken tot het ondernemingsvermogen behoren. Maar in beginsel hoeft men geen overdrachtsbelasting te betalen over de waarde van deze zaken. Dat gebeurt alleen als de aandelen binnen drie jaar na omzetting alsnog worden verkocht of de onderneming niet gedurende drie jaar wordt voortgezet. Verkoop van de aandelen of de onderneming in het kader van een fusie of reorganisatie is overigens wel toegestaan (zie ‘Fusie en splitsing onder het nieuwe bv-recht’). Voor de btw vormt de overgang van een onderneming geen belastbaar feit. Dus is ook geen btw verschuldigd.

(Bron: Taxence)

De werkzaamheden van een executeur zijn niet zomaar beëindigd als mondeling decharge is verleend. Hij blijft aansprakelijk voor het verschuldigde successierecht.

In deze casus had een man zijn stichting als enige erfgenaam benoemd. Zijn belastingadviseur, benoemd als de executeur, nam bij zijn overlijden in 2002 het beheer van de nalatenschap op zich. Na successieaangifte in november 2013 ontstond een discussie over zijn aansprakelijkheid voor het successierecht dat niet was voldaan. Volgens de belastingadviseur was hij niet aansprakelijk omdat hij op 1 december 2002 zijn executeurswerkzaamheden zou hebben beëindigd. Volgens het hof had de man echter nog niet alle executeurstaken voltooid. De inspecteur mocht er daarom vanuit gaan dat hij ten tijde van het doen van de aangifte nog als executeur in functie was. Dat de bestuurders van de stichting hem mondeling decharge hadden verleend, leidde niet tot een ander oordeel. Op 1 december 2002 waren de schulden van de nalatenschap namelijk nog niet voldaan en was er nog geen anderhalf jaar verlopen sinds in beheer name van de nalatenschap. De adviseur probeerde nog weg te komen door te bepleiten dat hij de aangifte had ondertekend namens de secretaris van de stichting, op basis van een mondelinge volmacht. Bij ondertekening van het biljet had hij dit echter onvermeld gelaten. Daarbij kwam de schriftelijke verklaring dat de mondelinge volmacht was verstrekt pas tien jaar na ondertekening van de aangifte. Het hof achtte de verklaringen dat hij niet in de hoedanigheid van executeur de aangifte had ondertekend dan ook ongeloofwaardig. In de executeursperiode had de executeur de stichting tot zeer grote bedragen leningen laten verstrekken zonder daarbij reële zekerheden te bedingen. Daardoor resteerde onvoldoende vermogen bij de stichting om de aanslag successierecht te voldoen. Dit was aan de belastingadviseur te wijten.

(Bron: Taxence)

Zorg dat je niet te veel betaalt of aan slechte voorwaarden vastzit
Wil je een bedrijfspand of kantoorruimte huren? Zorg ervoor dat je niet te veel betaalt en voorkom ongewenste bepalingen in je huurcontract. Deze tips helpen je bij het onderhandelen.

Met wie heb je te maken?

Met een huurcontract voor een pand of ruimte ga je een serieuze verbintenis aan, vaak voor langere tijd. Probeer voordat je de onderhandelingen ingaat te achterhalen met wie je te maken hebt. Wat is het belang van de makelaar, belegger of projectontwikkelaar? Er is vaak veel geld mee gemoeid. Om sterk in je schoenen te staan kun je je laten bijstaan door een juridisch-, bouwkundig- of huisvestingsadviseur.

Onderhandelen

Over het huurcontract en de prijs valt altijd te onderhandelen. Hoe groter de oppervlakte, hoe meer voordeel je eruit kan halen. Maar ook bij kleinere panden kun je behoorlijk besparen als je op de volgende punten let:
  • Huurvrije periode. Je kunt onderhandelen over een huurvrije periode. Deze kan uiteen lopen van een maand bij een kortlopend contract, tot soms wel twee jaar bij een langlopend contract. Maar pas op, een huurvrije periode levert niets op als de huurprijs die daarna moet worden betaald veel hoger is dan marktconform.
  • Prijs-kwaliteit. Huur je het pand kaal, ligt er vloerbedekking, moeten er tussenwandjes komen, et cetera? Een lage huurprijs is weinig waard als je zelf moet opdraaien voor het schilderen, aanleggen van brandvoorziening en airconditioning. Waar moet in geïnvesteerd worden en is dit in verhouding met de huurprijs? Het kan soms een stuk goedkoper zijn als de ruimte ‘compleet af’ wordt gehuurd.
  • Leeg opleveren? Hoe moet het pand worden achtergelaten bij vertrek? Moet het leeg opgeleverd worden of teruggebracht in de oude staat? Dit is heel belangrijk om te weten voordat je gaat investeren in aanpassingen aan het pand. Het kan veel kosten opleveren als het pand na je vertrek in oude staat hersteld moet worden.
  • Servicekosten. Zijn de servicekosten bij de huurprijs inbegrepen en zo niet, hoe worden ze dan verrekend? Betaal je vooruit, zijn het vaste kosten? Je zult niet de eerste zijn die zich rot schrikt van de eindafrekening.
  • Flexibiliteit Is het mogelijk om ruimte erbij te huren, of ruimte af te stoten? Het kost veel geld om een nieuwe ruimte te huren of te blijven huren met onderbezetting. En kun je tussentijds opzeggen en op welke termijn?
  • Vergunningen. Zijn alle benodigde vergunningen er? Als een pand lang leeg heeft gestaan, moet er bijvoorbeeld een legionella- en asbestvrij-verklaring zijn. De verhuurder kan zeggen dat alles in orde is, maar later blijkt er asbest in het pand te zitten. De verhuurder heeft meldplicht, maar de huurder heeft ook vraagplicht. Als er niet naar gevraagd is, wie is er dan verantwoordelijk?
  • Oppervlakte Er wordt soms gesjoemeld met de oppervlakte. Deze moet in het contract staan volgens de NEN2580-norm. Er is onderscheid in BVO (Bruto Vloeroppervlak), NVO (Netto Vloeroppervlak) en VVO (Verhuurbaar Vloeroppervlak). Dit verschil kan in sommige gevallen flink oplopen. Een aantal onderdelen van een gebouw mogen niet als verhuurbaar vloeroppervlak aangemerkt worden. Denk aan technische ruimtes, lift/trappenhuis en kijk ook naar de verrekening van algemene ruimtes, zoals de entree en ontvangstbalie.

(Bron: MKB Servicedesk)

Als ondernemer bent u wettelijk verplicht uw administratie zeven jaar te bewaren. Soms geldt zelfs een langere fiscale bewaartermijn, maar wist u dat u met de Belastingdienst ook afspraken kunt maken over een kortere bewaartermijn?

Fiscale bewaarplicht
Hoe lang u de administratie moet bewaren hangt af van het belang dat de Belastingdienst hecht aan de verschillende onderdelen van de administratie. Bepaalde onderdelen van uw administratie worden aangemerkt als basisgegevens. Deze moet u in ieder geval zeven jaar bewaren. Denk aan het grootboek en de voorraad-, crediteuren-, debiteuren-, inkoop-, verkoop- en loonadministratie.
Deze bewaarplicht geldt ook voor computerprogramma’s en bestanden. Besluit u om digitale bestanden in een andere vorm te gaan bewaren, dan stelt de Belastingdienst hieraan bijzondere eisen.

Let op! In verband met de btw-herzieningstermijn moet u de gegevens van onroerende zaken, zoals bijvoorbeeld het bedrijfspand, tien jaar bewaren.

Afspraken met de Belastingdienst
Het is mogelijk om met de Belastingdienst afspraken te maken over een kortere bewaartermijn dan zeven jaar. Dat kan alleen voor zover het overige gegevens betreft. Ook is het mogelijk om met de Belastingdienst afspraken te maken over welke gegevens u nu precies moet bewaren, tot op welk detailniveau en in welke vorm. Met name in de volgende situaties is het maken van afspraken belangrijk:
bij een faillissement;
bij het staken van een onderneming;
na een belastingcontrole.

Tip: De Belastingdienst legt de afspraken die met u worden gemaakt over een kortere bewaartermijn, de vorm waarin u gegevens bewaart en/of het detailniveau schriftelijk vast. Zo weet u precies hoe lang en op welke manier u bepaalde zaken moet bewaren.
(Bron: Schuiteman)

Bereken hier wat jij minimaal moet vragen
Het is een vraag waar iedere zzp’er mee worstelt: hoe bepaal ik mijn tarief? Je wilt jezelf niet uit de markt prijzen door te hoog te gaan zitten, maar je wilt ook weer niet te weinig vragen voor jouw vakmanschap. De meeste zzp’ers blijken toch vrij laag in te zetten en dat is niet nodig. Door een aantal stappen te doorlopen kun je duidelijk vaststellen wat jouw minimale tarief moet zijn.
Zelfstandigen verdienen gemiddeld ruim 21.000 euro per jaar, zo blijkt uit recent onderzoek van Panteia/EIM. Dat is ruim onder het modale jaarsalaris van 32.500 euro. Zzp’ers gaan gelukkig wel steeds meer verdienen. Uit een ander onderzoek, uitgevoerd door Hoofdkraan, blijkt dat zelfstandigen nu zo’n 29 procent meer verdienen dan een jaar geleden. Het gemiddelde uurtarief is omhoog gegaan van 42 euro naar 54 euro. Zelfstandigen in Zeeland blijken het het best bekeken te hebben. Zij krijgen gemiddeld 61 euro per uur. De Limburgers komen er daarentegen een stuk slechter van af. Daar verdient een zzp’er gemiddeld 42 euro per uur. In de Randstad ligt het gemiddelde rond de 54 euro.
Om te bepalen wat jij minimaal per uur moet verdienen moet je jezelf een aantal vragen stellen:
1. Wat was je laatstverdiende salaris?
2. Wat verdient iemand die hetzelfde werk doet in loondienst?
Probeer in te schatten hoeveel loon je zou moeten krijgen als werknemer op basis van je ervaring en leeftijd. Tel daarbij 8 procent vakantiegeld en de werkgeverslasten op. Werkgeverslasten bedragen zo’n 25 procent van het brutoloon. Dat betekent dat een werkgever zo’n 3.750 euro kwijt is aan een werknemer die 3.000 bruto verdient. 750 euro gaat naar sociale premies en dergelijken.
Een gemiddelde werkmaand telt 21,67 dagen. Wanneer je 3.750 euro deelt door het aantal uren in zo’n werkmaand kom je uit op ruim 21,50 euro per uur. Dit verdubbel je en dan kom je uit op jouw uurtarief: 43 euro. De rekensom is dan: brutoloon + vakantiegeld x 1,25 : (21,67×8=173,36) = uurtarief in loondienst x 2 = uurtarief zzp’er. Maar, 43 euro is misschien wel te weinig.
3. Wat is het gemiddelde tarief in jouw branche?
Misschien vragen collega-zzp’ers een stuk meer dan 43 euro per uur. Probeer erachter te komen wat zij verdienen. Dit kun je ze natuurlijk direct vragen, maar je kunt ook contact opnemen met branche-organisaties en -verenigingen.
4. Wat zijn je uitgaven en kosten?
Uitgaven zijn eenmalig. Denk aan dingen die je niet regelmatig aanschaft voor je onderneming, zoals een ladder of een softwareprogamma. Kosten zijn terugkerend, denk bijvoorbeeld aan je huur en verzekeringen. Bereken of het tarief dat je hebt berekend, dekkend is wanneer je je kosten en uitgaven er vanaf trekt.
5. Hoe groot is de opdracht?
Heb je een grote opdracht binnengesleept die je voor een forse periode een omzetgarantie geeft? Dan kun je de opdrachtgever belonen door een korting te geven op je tarief. Zo komt hij de volgende keer sneller bij je terug.
Al met al kom je waarschijnlijk op een tarief uit dat ongeveer twee keer zo hoog is als het salaris van iemand in loondienst. Dat lijkt veel, maar is het niet. Bedenk dat de opdrachtgever alleen betaalt voor de uren waarin je productief bent en ze hebben niet te maken met ontslagregels, doorbetaling bij ziekte en vakantiedagen. Bovendien moet jij zelf je pensioen regelen en je verzekeren tegen onder andere arbeidsongeschiktheid. Schat jezelf dus niet te laag in!
(Bron: ZZP Servicedesk)

Verlenging of verkorting van de termijn waarbinnen een alimentatieplichtige aan
een alimentatiegerechtigde partneralimentatie dient te betalen, houdt de
rechtspraak al jaren bezig. Op de omvangrijke jurisprudentie zal hier niet
worden ingegaan. Nieuw is echter dat de duur van de alimentatietermijn ook de
gemoederen binnen de politiek (opnieuw) bezig houdt. Nadat de termijn per 1
juli 1994 al werd gewijzigd van levenslang naar (in principe) maximaal twaalf
jaar, zijn er momenteel wetsvoorstellen aanhangig om de termijn opnieuw te
verkorten. Wanneer en of er een nieuwe wet wordt aangenomen en of er een
overgangsregeling zal zijn, is (nog) niet bekend. Iedereen lijkt het er echter
mee eens te zijn dat de huidige maximale duur van twaalf jaar
partneralimentatie ingekort moet worden. In dit artikel wordt kort ingegaan op
de huidige regeling.

De wet bepaalt dat de rechter op verzoek van de echtgenoot die niet voldoende
inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan
verwerven, ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud
kan toekennen. De rechter kan deze uitkering toekennen onder vaststelling van
voorwaarden en een termijn. Deze termijn is in principe gemaximeerd op twaalf
jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de
burgerlijke stand. Een rechter kán dan ook al op grond van de huidige wetgeving
een kortere termijn dan twaalf jaar toekennen. Dit gebeurt echter nauwelijks.

Indien de rechter géén termijn heeft vastgesteld, eindigt de verplichting
alimentatie te betalen in principe van rechtswege na een periode van twaalf
jaar. Het is dan ook van belang om, indien er partneralimentatie dient te worden
voldaan, snel afspraken over de ingangsdatum te maken. Helaas komt het
regelmatig voor dat partijen al lange tijd feitelijk uiteen zijn en de
alimentatieplichtige gedurende deze periode al partneralimentatie betaalt. Deze
periode telt echter niet mee voor de termijn van twaalf jaar!

Indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit dit
huwelijk geen kinderen zijn geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud
van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van
het huwelijk. In sommige gevallen wordt, in geval van een kinderloos huwelijk
dat langer dan vijf jaar heeft geduurd, toch aangesloten bij de duur van het
huwelijk. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Van belang is
bijvoorbeeld of de ex-echtgenoot in alle redelijkheid een inkomen heeft kunnen
verwerven, rekening houdend met de leeftijd, het opleidingsniveau en de stand
van de banenmarkt.

Een verplichting van een gewezen echtgenoot om partneralimentatie te betalen,
eindigt ook wanneer de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt,
een geregistreerd partnerschap aangaat, dan wel is gaan samenleven met een ander
als waren zij gehuwd. De bewijslast hiertoe ligt bij de alimentatieplichtige.
Opgemerkt wordt dat het vaak bijzonder lastig is aan te tonen dat iemand
samenwoont.

De vaststelling van partneralimentatie is een momentopname. De hoogte van de
partneralimentatie hangt weliswaar af van de (huwelijksgerelateerde) behoefte
van de alimentatiegerechtigde, en staat dus vast, maar ook van de draagkracht
van de alimentatieplichtige. De behoefte wordt bepaald aan de hand van de
inkomsten en uitgaven gedurende de laatste jaren van het huwelijk. Als
vuistregel voor de berekening van de behoefte wordt vaak de zogenaamde “Hofnorm”
gehanteerd. Aan de hand van deze Hofnorm wordt de behoefte van de
alimentatiegerechtigde bepaald op zestig procent van het netto gezinsinkomen na
aftrek van de kosten van de kinderen. Steeds vaker wordt echter afgeweken van
deze Hofnorm. De alimentatiegerechtigde zal dan aan de hand van concrete
gegevens de gestelde behoefte moeten onderbouwen. Vervolgens dient te worden
bekeken in hoeverre de alimentatiegerechtigde in het eigen levensonderhoud kan
voorzien. Vervolgens dient de draagkracht van de alimentatieplichtige berekend
te worden.

Indien sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden in de financiële
situatie van de alimentatieplichtige óf de alimentatiegerechtigde kán wijziging
van de partneralimentatie worden verzocht. Deze wijzigingsmogelijkheden kunnen
echter in onderling overleg worden beperkt of uitgesloten (in het
echtscheidingsconvenant).

(Bron: Dijkstra Voermans)

De ondernemer die door toedoen van een ander (bijvoorbeeld diefstal) niet kan
voldoen aan zijn informatie- en administratieplicht, kan toch een
informatiebeschikking opgelegd krijgen en dus geconfronteerd worden met omkering
van de bewijslast.

Een verhuurder van twee bedrijfspanden, die steeds had geopteerd voor met
omzetbelasting belaste verhuur ondervond dit aan den lijve. Deze onderneemster
kreeg een informatiebeschikking opgelegd, omdat ze de door de inspecteur
verzochte informatie en bescheiden niet kon laten zien. Haar administratie en de
usb-stick met de digitale versie daarvan waren namelijk uit de auto van haar
echtgenoot gestolen. Het niet kunnen voldoen aan dit informatieverzoek was
volgens haar niet gebaseerd op onwil maar overmacht. Het hof oordeelde echter
dat de nadelige gevolgen van het bewaren van de administratie in de auto en het
niet voorhanden hebben van een back-up van de administratie en van kopieën van
de administratieve bescheiden voor haar rekening kwamen. Ze had als
btw-onderneemster de plicht om de administratie van haar bedrijf zorgvuldig te
bewaren. Door aldus te handelen of nalaten te handelen had zij zelf zich in een
positie gebracht waarin zij niet meer voldeed aan haar informatieverplichtingen.
Ze moest binnen acht weken na verzending van de uitspraak de in de beschikking
gestelde vragen beantwoorden en de verzochte informatie alsnog verstrekken.

Verwijzingshof ‘s-Hertogenbosch beslist dat de bijtelling privégebruik auto moet plaatsvinden over beide in het jaar 2009 aan X ter beschikking gestelde auto’s.

Belanghebbende, X, heeft het eerste deel van het jaar 2009 een auto van zijn werkgever ter beschikking gehad, die hij niet voor privédoeleinden heeft gebruikt. Van 13 mei 2009 tot 10 juli 2009 heeft X geen auto ter beschikking gehad van zijn werkgever. Vanaf 10 juli 2009 krijgt X de beschikking over een andere auto van de werkgever, die hij wel privé gaat gebruiken. Op 17 juli 2009 heeft X de inspecteur daarom verzocht om de “Verklaring geen privégebruik” met ingang van 10 juli 2009 in te trekken. De inspecteur legt X over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 12 mei 2009 de in geschil zijnde naheffingsaanslag lb/pvv op. De Hoge Raad heeft het beroep van de staatssecretaris gericht tegen de uitspraak van Hof Arnhem gegrond verklaard en de zaak verwezen naar Hof ‘s-Hertogenbosch om te bepalen of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Verwijzingshof ‘s-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van Rechtbank Arnhem . Als een belastingplichtige met de eerste auto minder dan 500 kilometer rijdt, zoals bij X, en met de andere auto meer dan 500 kilometer, moet de bijtelling ook voor de eerstbedoelde auto plaatsvinden. Dit geldt zelfs als vast zou staan, dat – anders dan het geval is bij X – met de eerstbedoelde auto in het geheel geen privékilometers zijn gereden. De kilometergrens geldt op jaarbasis en niet per auto.

(Bron: Taxlive)

Het kan zijn dat u uw ingediende aangifte wilt aanvullen of wijzigen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de aangifte inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting, de aangifte omzetbelasting en de aangifte loonheffingen.

Aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting

Een aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting kunt u aanvullen of wijzigen zolang hiervoor nog geen definitieve aanslag is opgelegd. U past de eerder verstuurde aangifte aan en verstuurt deze opnieuw. Wij nemen deze aangifte dan in behandeling. Hebt u voor de eerder verzonden aangifte al wel een definitieve aanslag gekregen? Dan kunt u een wijziging alleen nog doorgeven door bezwaar te maken. Dit kan met het online bezwaarformulier in het beveiligde gedeelte van onze internetsite. U kunt ook schriftelijk om een navorderingsaanslag vragen als u tot de conclusie bent gekomen dat de aanslag te laag is vastgesteld.

Aangifte omzetbelasting

Een ingediende aangifte omzetbelasting kunt u niet meer wijzigen. Wel kunt u de aangifte corrigeren met het formulier ‘Suppletie omzetbelasting’ als u te veel of te weinig btw hebt betaald. Dit formulier vindt u in het beveiligde gedeelte van de internetsite. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om digitaal een gewijzigde aangifte over hetzelfde tijdvak in te dienen.

Aangifte loonheffingen

Als u een onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen hebt ingediend, moet u die altijd corrigeren.

(Bron: belastingdienst)