DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank

In de laatste aangifte van het jaar neemt u een aantal afrekeningen op over het afgelopen kalenderjaar. U betaalt dan onder andere voor privégebruik van goederen en diensten die tot uw bedrijf behoren een gedeelte van de btw terug die u eerder hebt afgetrokken.

Privégebruik

Als u een bedrijf hebt, kan het gebeuren dat u ook privé gebruikmaakt van goederen of diensten uit uw bedrijf. Als u de btw over deze goederen of diensten eerder hebt afgetrokken als voorbelasting, moet u voor het privégebruik btw terugbetalen.

Auto

Ook voor de auto van de zaak betaalt u voor het privégebruik btw terug in de laatste btw-aangifte van het jaar.

Belaste en vrijgestelde omzet

Hebt u zowel omzet waarover u btw moet betalen, als omzet die is vrijgesteld van btw? Dan hebt u waarschijnlijk kosten en inkopen voor zowel de belaste als de vrijgestelde omzet. U maakt dan voor de aftrek van de belasting een inschatting van de uitgaven die u doet voor belaste omzet. De btw die u betaalt hebt over kosten en inkopen die u gebruikt voor belaste omzet, mag u aftrekken als voorbelasting. Aan het einde van het jaar bekijkt u of deze inschatting klopt. Als u btw moet corrigeren, doet u dit in de laatste aangifte van het jaar.

Personeelsvoorzieningen

Btw over personeelsvoorzieningen, giften en relatiegeschenken is beperkt aftrekbaar. Alleen als u per jaar per werknemer of relatie niet meer uitgeeft dan € 227, kunt u de btw hierover aftrekken. Hebt u meer uitgegeven en hebt u de btw hierover afgetrokken als voorbelasting, dan corrigeert u in de laatste aangifte uw voorbelasting.

Kleineondernemersregeling

Krijgt u per maand of kwartaal belastingvermindering vanwege de kleineondernemersregeling? En blijken de schattingen aan het eind van het jaar te hoog of te laag? Dan dient u bij Vermindering vanwege de kleineondernemersregeling dit te corrigeren.

 

Twijfelt u over bovenstaande regelingen wel goed verwerkt zijn in uw administratie? Neem gerust contact met ons op via richard.overweg@ambitions.nu of 06-57592486

In artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek is het zogenaamde toestemmingsvereiste vastgelegd. Op basis van artikel 1:88 BW is voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen door de ene echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot nodig. In artikel 1:88 BW is geregeld voor welke rechtshandelingen dit toestemmingsvereiste geldt.

Toestemming van de andere echtgenoot is bijvoorbeeld nodig bij de verkoop van de echtelijke woning, bovenmatige giften, borgstellingen en koopovereenkomsten op afbetaling die niet onder de normale uitoefening van een beroep of bedrijf vallen. Artikel 1:88 BW beperkt zich dus tot niet alledaagse rechtshandelingen die van grote invloed kunnen zijn op het leven van de echtgenoten.

Schending van artikel 1:88 BW leidt op basis van artikel 1:89 BW tot een vernietigingsbevoegdheid van de andere echtgenoot. Dit betekent dat de andere echtgenoot de rechtshandeling waarvoor de toestemming is vereist kan vernietigen wanneer deze toestemming niet is gegeven. Vernietiging van een rechtshandeling heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat partijen in de situatie moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd wanneer de rechtshandeling nooit had plaatsgevonden.

Het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW is door de wetgever in het leven geroepen om de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het onderwerp of de aard daarvan een groot financieel risico met zich brengen.

Toestemming geven is vormvrij en kan dus ook mondeling worden gegeven. Voor het bewijs van het geven van toestemming is het wel aan te raden om de toestemming schriftelijk vast te leggen. Door het geven van toestemming wordt de andere echtgenoot geen partij bij de overeenkomst.

Toestemmingsvereiste geldt alleen voor echtgenoten

Het toestemmingsvereiste van 1:88 BW geldt alleen voor echtgenoten en geregistreerde partners. Samenwonenden – met of zonder samenlevingsovereenkomst – kunnen op artikel 1:88 BW geen beroep doen. Ook na een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed kan de andere echtgenoot de overeenkomst nog vernietigen.

Zoals gezegd kan de andere echtgenoot in een aantal gevallen de rechtshandeling vernietigen.

De echtelijke woning

Op basis van artikel 1:88 BW lid 1 sub a is toestemming vereist voor bijvoorbeeld de verkoop of de verhuur van de echtelijke woning of tot verpanding van bijvoorbeeld een deel van de inboedel. Onder woning moet tevens worden verstaan een woonboot of stacaravan. Het maakt hierbij niet uit of beide echtgenoten in de woning leven of dat er maar één echtgenoot in de woning leeft.

Dit betekent dat voor een veelvoud aan rechtshandelingen met betrekking tot de woning en de inboedel van de echtgenoten de toestemming van de andere echtgenoot is vereist. Denk hierbij aan het vestigen van een hypotheekrecht op de woning, het verhuren van de woning of het vestigen van een pandrecht op een deel van de inboedel.

Giften

Op basis van artikel 1:88 lid 1 sub b BW is toestemming vereist van de andere echtgenoot bij giften die een echtgenoot heeft gedaan. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als uw echtgenoot een groot deel van uw beiden vermogen aan een goed doel wil schenken. Dit heeft ook voor u verstrekkende gevolgen. U moet alleen toestemming geven voor de giften van uw echtgenoot wanneer de gift bovenmatig of ongebruikelijk is. Of dit het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals bijvoorbeeld de hoogte van de gift en de financiële positie van de echtgenoten.

Borgstelling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW is de overeenkomst die er toe strekt dat een echtgenoot zich bijvoorbeeld als borg of hoofdelijk schuldenaar voor de schuld van een ander verbind, vernietigbaar indien niet is voldaan aan het toestemmingsvereiste.

Deze toestemming is niet vereist wanneer de rechtshandeling in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf is uitgevoerd.

Van deze uitzondering is slechts in uitzonderingsgevallen sprake. De echtgenoot dient zich in deze gevallen beroeps-of bedrijfsmatig bezig te houden met dit soort rechtshandelingen.

Indien een echtgenoot zich bijvoorbeeld in privé hoofdelijk verbonden heeft voor de lening die de bank aan zijn onderneming heeft verstrekt, dan is daarvoor in beginsel de toestemming van de andere echtgenoot nodig. Indien die toestemming niet is gegeven, dan kan die andere echtgenoot de afspraak dat de ene echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de lening vernietigen.

Koop op afbetaling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW is toestemming van de andere echtgenoot vereist voor het aangaan van een overeenkomst tot koop op afbetaling.

Een koop op afbetaling kan bijzonder grote risico’s met zich meebrengen. Zoals vermeld, is de toestemming van de andere echtgenoot vereist bij overeenkomsten van koop op afbetaling indien deze niet geschieden in de normale uitoefening van het bedrijf van de ene echtgenoot.

De Hoge Raad heeft zich wat betreft de koop op afbetaling over artikel 1:88 BW en 1:89 BW uitgesproken. De Hoge Raad stelt voorop dat het doel van het toestemmingsvereiste is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie, zoals die tot het aangaan van een koop op afbetaling.

Heeft u problemen met een hypotheek of met een koop op afbetaling en heeft u aan uw echtgenoot geen toestemming gegeven om de onderliggende overeenkomst aan te gaan? Dan is het raadzaam om na te gaan of u van de vernietigingsbevoegdheid uit artikel 1:88 jo. 1:89 BW gebruik kunt maken. Denk hierbij aan de verjaringstermijn van artikel 3:52 BW, waarover in een later blog meer!

(Bron: Wienen & Van Tellingen)

Echtscheiding ná 30 april 1995
Zijn jullie gescheiden na 30 april 1995? Dan geldt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps). Deze wet houdt in dat jij de helft van jouw tijdens de huwelijksperiode opgebouwde pensioen op moment van uitkering moet betalen aan je ex-partner.

Als jullie niet of niet tijdig melden welke afspraken zijn gemaakt, dan geldt alsnog dit recht op verdeling, maar moeten jullie dit onderling regelen. Het aan je ex-partner te betalen deel is een bruto bedrag. Voor de pensioengerechtigde, voor jou, kun je de betaalde bedragen van je belastbaar inkomen in mindering brengen en bij de ex wordt dit belast in de inkomstenbelasting.

Welke pensioenen worden verdeeld?
Er zijn een aantal soorten pensioenen die bij de scheiding wel of niet wordt verdeeld. We hebben ze voor je op een rijtje gezet.

Werknemerspensioen
Het ouderdomspensioen dat tijdens de huwelijkse periode is opgebouwd wordt volgens de Wet verevening vensioenrechten bij scheiding verdeeld.

Partnerpensioen
Het partnerpensioen wordt bij scheiding niet verdeeld, maar volledig omgezet in een bijzonder partnerpensioen. Het is belangrijk om bij een scheiding ook hierover afspraken te maken en deze te melden bij de pensioenuitvoerder.

Zelf gespaard pensioen
Zelf bij het pensioenfonds gespaard pensioen valt onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Zelf gespaard pensioen in een lijfrente of op een spaarrekening wordt meegenomen in de vermogensverdeling.

Andere afspraken maken over pensioenverdeling
Het is mogelijk om andere afspraken te maken over het te betalen pensioen aan je ex-partner. Kiezen jullie voor een overlegscheiding, dan zullen jullie onder begeleiding van een mediator kijken wat mogelijk is en wat jullie allebei graag willen. Soms wordt een andere verdeling afgesproken, of misschien zelfs helemaal geen verdeling. Jullie behouden dan ieder je eigen pensioen. Het is belangrijk om een goed overzicht te hebben van de financiële gevolgen, van zowel jou als van je partner, als jullie besluiten om het pensioen wel of niet te verdelen.

Een andere mogelijkheid is het omzetten van het gedeelde pensioen naar een eigen pensioen voor je ex. Dit wordt ook wel conversie genoemd.  Dit houdt in dat beide partners hun deel ontvangen wanneer zij de eigen pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Het voordeel hiervan is dat de ex die het pensioen niet zelf heeft opgebouwd, niet meer afhankelijk is van de andere ex-partner. Het deel wordt namelijk gezien als eigen pensioen. Een nadeel is wel dat je als pensioenopbouwer je deel niet meer terugkrijgt wanneer je ex-partner overlijdt. Let wel op: conversie is niet terug te draaien.

AOW ook te verdelen?
AOW is individueel. Je hoeft dit dus niet te delen met je partner. Heb je al AOW en ga je scheiden? Dan krijg je een alleenstaande AOW. Wil je weten hoe dit precies zit en hoe je dit regelt? Een van onze juristen geeft je graag antwoord.

Afspraken over je pensioen vastleggen in convenant
De afspraken die jullie maken over je ouderdomspensioen, worden vastgelegd in een convenant. Als jullie scheiding definitief is, moeten jullie binnen twee jaar nadat de scheiding is afgerond, de gemaakte afspraken over jullie pensioen bij je pensioenverzekeraar of pensioenfonds bekend maken.

Als je er samen met je ex-partner voor kiest om het opgebouwde ouderdomspensioen te verdelen en de gemaakte afspraken zijn binnen 2 jaar nadat de echtscheiding is ingeschreven aan de pensioenverzekeraar gemeld,  dan zal deze ervoor zorgen dat het deel  voor jouw ex-partner rechtstreeks wordt voldaan vanaf het moment dat je met pensioen gaat.

Worden de gemaakte afspraken niet binnen 2 jaar nadat de echtscheiding is ingeschreven aan de pensioenverzekeraar gemeld, dan heeft je ex-partner evengoed recht op een deel van jouw pensioen. Echter, dit wordt niet door de pensioenverzekeraar aan de ex betaald,  maar jij dient dit zelf over te maken. Om hierover problemen en discussies te voorkomen is het dus raadzaam om de pensioenverzekeraar tijdig te informeren.

Melding kan alleen met het formulier ‘Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen’. Dit formulier kun je downloaden vanaf de website van de Rijksoverheid.

Pensioen ondergrens – geen verdeling
Het pensioen wordt niet altijd verdeeld. In de wet is er een ondergrens bepaald voor de uitbetaling door de pensioenuitvoerder. Deze ondergrens bedraagt € 465,95 bruto per jaar (2016). Indien het deel van je ex partner, na het verdelen van het pensioen, onder dit bedrag valt zal het pensioen niet worden verdeeld.

 

Laat je goed informeren
Als je gaat scheiden is het dus belangrijk om, na goed advies, afspraken te maken over de pensioenen. Ook al is het pensioen nog ver weg. Gaan jullie scheiden? Laat je dan goed informeren over de mogelijkheden en gevolgen voor het pensioen van jou en je ex-partner.

(Bron: Jurofoon)

‘Kunnen we het goede doel niet vragen of ze genoegen willen nemen met minder?’, vraagt Cees-Jan mij voorzichtig. Ik leg Cees-Jan uit dat het altijd mogelijk is om een dergelijk verzoek te doen, maar dat de praktijk leert dat goede doelen in bijna alle gevallen vasthouden aan wat er in het testament is vastgelegd. De laatste wil van de overledene moet tenslotte worden gerespecteerd. ‘Met andere woorden, vader had het zo gewild’, vat Cees- Jan gelaten samen.

Onverwacht

Steeds vaker worden erfgenamen onverwacht geconfronteerd met een bepaling in het testament waarin staat dat het positieve vermogen van de nalatenschap toekomt aan een goed doel. En daar waar de gedachte van de overledene misschien nobel en begrijpelijk is, vinden erfgenamen het vaak lastig om te accepteren dat niet zij het geld ontvangen, maar iemand die de overledene nooit heeft gekend. Dat terwijl de erfgenamen wel zelf de erfenis moeten regelen en niet zelden hun dierbare familielid hebben verzorgd tot aan het bittere einde.

Procedure

Soms halen dergelijke erfrechtelijke kwesties het nieuws. Misschien herinner je je het verhaal van de miljonair Arend Broekhuis nog. Hij  liet zijn erfenis van 26 miljoen en een groot landhuis na aan twee goede doelen. Volgens zijn familie had hij dit gedaan omdat hij ziek was en daardoor in de war. Bovendien zou het goede doel hem al tijdens zijn leven hebben benaderd over zijn erfenis. Toch wilden de goede doelen niet in gesprek met de familie. Daarom startte de familie in 2015 een gerechtelijke procedure. De uitkomst is nog onbekend.

Wilsbekwaam

‘Heeft zo’n procedure eigenlijk wel zin?’, vraagt Cees-Jan geïnteresseerd. Ik leg hem uit dat je in zeer uitzonderlijke gevallen het testament kunt aanvechten. Je moet dan wel medische verklaringen, van artsen en specialisten, kunnen overleggen welke aantonen dat de betrokkene niet wilsbekwaam was op het moment van het opstellen van het testament. Kort gezegd: vader was als gevolg van zijn ernstige (geestelijke) ziekte niet in staat om de gevolgen van zijn handeling ten volle te overzien. Een testament zal echter niet snel nietig worden verklaard door een rechter. Notarissen zijn beroepshalve verplicht strenge regels en protocollen te volgen om de wilsbekwaamheid van de persoon op meerdere momenten en manieren te toetsen.

Legitieme portie

Daarnaast vertel ik Cees-Jan dat hij in ieder geval aanspraak kan maken op zijn legitieme portie. Daar kunnen de kinderen van overledene binnen vijf jaar na overlijden aanspraak op maken, ook als ze in het testament zijn onterfd. Het is dus niet zo dat Cees-Jan helemaal niets zal erven, ook al lijkt dat wel in het testament te staan.

(bron: DAS)

Waarschijnlijk wilt u er liever niet bij stilstaan dat u er straks niet meer bent. Toch is het fijn als op dat moment alles goed is geregeld. Vanuit mijn expertise ‘estate planning’ geef ik u de komende maanden een aantal handvatten omtrent uw testament. Laten we starten bij het begin.

Waarom zou u een testament laten opstellen?

Met een testament regelt u de overgang van uw vermogen na overlijden. Ook worden vaak andere zaken geregeld in een testament, zoals voogdij en bewind. Hieronder geef ik acht motieven voor het opstellen van een testament.

  1. Heeft u geen testament op het moment van uw overlijden, dan bepaalt de wet wie uw vermogen erft. Mogelijk wenst u het vermogen toe aan andere verkrijgers, bijvoorbeeld een familielid waarmee u een bijzondere band heeft of een goed doel.
  2. Heeft u minderjarige kinderen? Dan kunt u via een testament de voogdij regelen over de kinderen. U bepaalt dan zelf wie de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich neemt als de kinderen beide ouders hebben verloren.
  3. In een testament kunt u een bewindvoerder aanwijzen die het vermogen voor uw kinderen tot een bepaalde leeftijd (bijvoorbeeld 23 jaar) beheert als beide ouders zijn overleden.
  4. In een testament kunt u bepalen dat de verkrijging bij een erfgenaam (veelal de kinderen) niet in een huwelijksgemeenschap valt. Die erfgenaam hoeft dan bij echtscheiding de erfenis niet te delen met de partner.
  5. Het wettelijk erfrecht is (uiteraard) niet altijd fiscaal het meest voordelig. Wenst u de belastingheffing bij overlijden te minimaliseren, dan kan een testament gewenst zijn.
  6. Bij een testament kunt u een executeur benoemen die de nalatenschap afwikkelt.
  7. U kunt ook bepaalde personen (direct of indirect) uitsluiten van de vererving, zoals kinderen waarmee u een slechte band heeft. Het kan ook zijn dat u niet wilt dat na overlijden van een kind het resterende deel van uw erfenis naar uw schoonzoon of schoondochter vererft.
  8. Heeft u een bedrijf en een beoogde bedrijfsopvolger, dan kan het verstandig zijn om in uw testament een regeling voor de bedrijfsopvolger op te nemen.

Tot zover enige motieven voor een testament. Eigenlijk kan in iedere fase van uw leven een testament van belang zijn. Het is dan ook goed om periodiek te (laten) bekijken of uw testament aanpassing verdient.

 

(Bron: Schipper Groep)

Als u investeert, komt u in bepaalde gevallen in aanmerking voor investeringsaftrek. De ontvangen aftrek moet u terugbetalen als u de betreffende bedrijfsmiddelen binnen een bepaalde termijn weer verkoopt. Dit is de zogenaamde desinvesteringsbijtelling. Hoe kunt u dit voorkomen?

Wat valt er onder de investeringsaftrek?

Het betreft aftrekmogelijkheden voor kleinschalige investeringen en die voor milieu- en energievriendelijke investeringen. De aftrekken zijn fors en bedragen maximaal 28%, 36% respectievelijk 58% van het bedrag aan investering.

Wanneer moet u de investeringsaftrek terugbetalen?

Alleen als u het bedrijfsmiddel binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar waarin u investeert verkoopt, krijgt u te maken met de desinvesteringsbijtelling. U moet het percentage aan aftrek dat u destijds gekregen heeft berekenen over de verkoopprijs die u ontvangt. Dit bedrag telt u op bij de winst en hierover betaalt u belasting. Verkoopt u na vijf jaar, vervalt de desinvesteringsbijtelling.

Voorbeeld: U investeerde op 4 maart 2012 voor €20.000 in een professionele filmcamera, en ontving hiervoor 28% investeringsaftrek, ofwel €5.600. Verkoopt u deze filmcamera in 2016 voor €10.000, dan moet u 28% x €10.000 ofwel €2.800 bij de winst optellen. Verkoopt u de camera in 2017, dus vijf jaar na aanschaf, heeft u geen desinvesteringsbijtelling.

Let op! U hoeft de investeringsaftrek alleen terug te betalen als u in één jaar voor meer dan €2.300 aan bedrijfsmiddelen verkoopt.

Voorbeeld: U investeerde op 4 maart 2013 in een fotocamera van €10.000 en ontving hiervoor 28% investeringsaftrek te weten €2.800. U verkocht deze een paar jaar later, eind 2016, weer voor €2.000. Dit is het enige product dat u in 2016 verkoopt. Dan blijft u met €2.000 onder het drempelbedrag van €2.300 en hoeft u niets bij uw winst op te tellen.

Tip: Vroeg in het jaar investeren beperkt dus de termijn van terugbetalen van de investeringsaftrekken.

Bedrijfsmiddel verhuren?

U kunt het terugbetalen van de investeringsaftrek voor milieu- en energievriendelijke investeringen ook voorkomen door uw bedrijfsmiddel te verhuren als u het zelf niet meer nodig heeft. Deze optie bestaat niet voor het ontgaan van de desinvesteringsbijtelling voor kleinschalige investeringen, zoals de filmcamera. Die moet u ook terugbetalen bij verhuur van het bedrijfsmiddel.

(Bron: Koenenenco)

Het is weer mogelijk een aanvraag in te dienen binnen de WBSO-regeling (Wet Bevordering Speur- & Ontwikkelingswerk) voor 2017. Wilt u uw financiële lasten van research and development (R&D) projecten verlagen en voert u de R&D werkzaamheden zelf als onderneming uit? Dan is de WBSO-regeling interessant voor u.

 

Deze fiscale stimuleringsregeling voor speur- & ontwikkelingswerk geldt voor iedere ondernemer in Nederland  ongeacht hoe groot uw bedrijf is en in welke bedrijfstak u actief bent. De projecten moeten betrekking hebben op onderzoek naar of ontwikkeling van technisch nieuwe (onderdelen van) producten, processen of programmatuur.

 

Uw fiscaal voordeel met WBSO

Als loonbelastingplichtige draagt u minder loonbelasting af terwijl u als zelfstandige een vaste aftrek krijgt voor S&O-uren. Het WBSO loonbelasting voordeel wordt berekend over het totaal aan S&O-loonkosten plus de overige kosten en uitgaven (of het forfaitaire bedrag voor kosten en uitgaven).

 

Als loonbelastingplichtigen drukt dit zich uit in een vermindering van de af te dragen loonbelasting van 32% (40% voor starters) over de eerste €350.000 van het totaal aan kosten en uitgaven in 2016. Over het merendeel bedraagt de vermindering 16%.

 

De aftrek die voor zelfstandig ondernemers geldt vanaf 2017 wordt pas in december definitief bekend gemaakt. In 2016 kon het voordeel voor zelfstandig ondernemers oplopen tot wel €18.729. Wij gaan ervan uit dat in 2017 soortgelijke voordelen te behalen zijn voor starters. U krijgt een vaste aftrek van €12.484 en voor startende zelfstandigen is er nog een extra aftrek van €6.245 mits u als zelfstandige ondernemer minstens 500 S&O uren maakt.

Aanvragen subsidie

Het aanvraagregime voor de WBSO is flexibel zodat doorlopend aanvragen kunnen worden ingediend. In totaal kan maximaal 3 keer per kalenderjaar WBSO worden aangevraagd voor een periode van 3 tot 12 maanden.

(Bron: Subsidienieuws)

wat is een earn out regeling

Bij een overname wordt steeds vaker gewerkt met een zogenaamde earn out regeling als onderdeel van de koopprijs. Een earn out regeling is een bepaling in een overnamecontract waarbij een deel van de koopprijs op een later moment wordt betaald en waarvan de hoogte afhankelijk is van bepaalde voorwaarden zoals al dan niet gerealiseerde targets (bijvoorbeeld: winst).

waarom een earn out regeling

De earn out regeling wordt doorgaans ingezet in de situaties waarbij de verkopende aandeelhouder na de overname nog aanblijft als manager. Denk bijvoorbeeld aan een overname door een participatiemaatschappij waarbij zij afhankelijk zijn van de kennis van de verkopende aandeelhouder voor de toekomstige resultaten. De koper wil dan graag dat de verkopende aandeelhouder als manager nog gedurende een bepaalde periode aanblijft. Bij een earn out regeling wordt dan overeengekomen dat hoe beter de resultaten zijn die de manager realiseert, hoe hoger de earn out betaling zal zijn. Dit dient mede ter stimulans voor de manager om goed te presteren, ook al is hij geen eigenaar meer. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij een earn out regeling wordt overeengekomen zonder dat de verkopende aandeelhouder nog op enigerlei wijze verbonden is met de verkochte onderneming.

uitgangspunt

Het uitgangspunt dat voor een earn out regeling wordt gehanteerd, is voor de uitwerking in het overnamecontract van wezenlijk belang.

rechtspraak

Dat blijkt wel weer uit de uitspraak van 13 juli 2016 van de rechtbank Noord-Nederland. In onderhavige situatie hadden verkoper en koper de uitgangspunten voor de verkoop van de aandelen eerst vastgelegd in een intentieovereenkomst en daarna in een koopovereenkomst.

Partijen waren overeengekomen dat koper, naast een initiële betaling van een deel van de koopprijs welke bij levering van de aandelen zou worden voldaan, recht zou hebben op een earn out betaling als aan bepaalde resultaten was voldaan. De bepaling luidde als volgt:

Het resterende gedeelte van de koopprijs ad EUR 150.500 is afhankelijk gesteld van het bruto resultaat van de vennootschap over het jaar 2012.

Indien over 2012 een bruto resultaat wordt behaald van minimaal EUR 160.000, dan zal verkoper aan koper het resterende gedeelte van de koopprijs volledig voldoen.

Indien over 2012 een bruto resultaat wordt behaald dat lager is dan EUR 160.000, dan zal verkoper aan koper een gedeelte van het resterende gedeelte van de koopprijs voldoen naar rato van de afwijking van het behaalde resultaat ten opzichte van het bedrag van EUR 160.000, doch minimaal een bedrag van EUR 50.000.

Verkoper is na de overdracht van de aandelen in dienst getreden bij de vennootschap om zorg te dragen voor het behalen van het beoogde resultaat. Na afronding van het boekjaar 2012 blijkt echter dat het beoogde bruto resultaat niet is behaald door de vennootschap. Sterker nog, er is zelfs sprake van een verlies. Partijen belanden vervolgens in de discussie of koper enige earn out betaling moet verrichten aan verkoper. Deze discussie sleept zich voort totdat verkoper in oktober 2015 koper sommeert tot betaling van de restant koopprijs, bestaande uit het minimumbedrag van de earn out regeling. Verkoper neemt vanaf dat moment ook ontslag bij de vennootschap.

Verkoper is van mening dat het minimum bedrag van EUR 50.000 aan haar dient te worden betaald en stelt hiertoe een vordering in. Verkoper verwijst hiervoor naar de letterlijke tekst van de earn out bepaling in de koopovereenkomst. Hierin staat, aldus verkoper, dat koper een minimumbedrag verschuldigd is van EUR 50.000 als een brutoresultaat wordt behaald dat lager dan EUR 160.000 is.

Koper betwist dat zij de earn out betaling verschuldigd is aan verkoper. Als verweer geeft koper aan dat partijen nooit rekening hadden gehouden met de mogelijkheid dat door de onderneming verlies zou worden geleden. De bedoeling van partijen was altijd, aldus koper, dat alleen sprake kon zijn van een earn out betaling, als in 2012 winst zou zijn gerealiseerd. De koper verwees hiervoor naar de tekst van de intentieovereenkomst.

De rechtbank gaf de koper gelijk voor wat betreft de insteek dat het voor de beoordeling van de uitleg van de inhoud van een schriftelijke overeenkomst niet alleen aan komt op een zuiver taalkundige uitleg van de daarin opgenomen bepalingen, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang van de gedetailleerdheid van de contractsbevestigingen en de wijze van totstandkoming ervan (waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden).

Uit de bewoordingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat minimaal een bedrag van EUR 50.000 dient te worden betaald als resterend gedeelte van de koopprijs, als over het jaar 2012 een bruto resultaat van minder dan EUR 160.000 werd behaald. De door koper genoemde voorwaarde van het behalen van een positief resultaat kan naar het oordeel van de rechtbank niet uit de tekst van de overeenkomst worden afgeleid. Uit de tekst van de intentieovereenkomst volgt dit oordeel, aldus de rechtbank, evenmin.

Gelet op voorgaande alsmede op het feit dat koper, volgens de rechtbank, verder geen concrete feiten of omstandigheden tot haar verweer heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat partijen ondanks de letterlijke tekst van de overeenkomst niettemin een koppeling tussen de earn out regeling en het realiseren van winst zijn overeengekomen, moet  naar het oordeel van de rechtbank in dit geval doorslaggevende betekenis worden toegekend aan een tekstuele uitleg van de bepaling uit de koopovereenkomst. Kortom, koper was verplicht de resterende koopprijs uit hoofde van de earn out bepaling van EUR 50.000 aan verkoper te voldoen.

conclusie

Uit deze uitspraak van de rechtbank blijkt eens te meer dat het zorgvuldig formuleren van bepalingen, in dit geval een earn out bepaling, cruciaal is. Schrijf duidelijk uit wat de bedoeling van partijen is met een earn out bepaling, waarbij financiële termen zorgvuldig worden uitgewerkt. Als onderbouwing van de bedoeling van partijen kan het helpen bij een earn out bepaling rekenvoorbeelden aan te hechten waarbij van verschillende scenario’s wordt uitgegaan om de werking van de earn out bepaling duidelijk te maken.

 

(Bron: DVAN)

Afbeeldingsresultaat voor advocaatkostenX verleende administratieve ondersteuning aan particulieren. Zij bracht in haar aangifte IB 2011 € 12.605 aan advocaatkosten in aftrek op haar resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur weigerde de aftrek. X ging in beroep en stelde dat de advocaatkosten betrekking hadden op de begeleiding door een advocaat bij een naar haar ingesteld boekenonderzoek. Hof Den Bosch besliste echter dat X niet aannemelijk had gemaakt dat de advocaatkosten waren gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de werkzaamheden. Door geen inzage te geven in de kosten kon volgens het Hof niet worden getoetst of de advocaatkosten aftrekbaar waren. In plaats van zich in te spannen om duidelijkheid te verschaffen, had X het advocatenkantoor geïnstrueerd om dergelijke informatie niet te verstrekken. Het Hof geloofde niet dat de inspecteur het bewijs zou manipuleren, als X de specificatie van de prijsafspraak met de advocaat zou overleggen. Volgens het Hof had de inspecteur voldoende redenen om te twijfelen aan de aftrekbaarheid van de advocaatkosten, omdat de advocaat ook werkzaamheden had verricht voor de echtgenoot van X. Tot slot verwierp het Hof ook de stelling van X dat de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel had geschonden. De inspecteur had na de ontvangst van de aangifte en ook in de bezwaarfase herhaaldelijk geprobeerd informatie te vergaren en had X ook nog gehoord en daarvan een verslag gemaakt. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X ongegrond.

(Bron: FUTD)

ZZP’ers kunnen ook onder de Wet DBA worden ingezet als tijdelijke vervangers van vaste werknemers. Dat meldde staatssecretaris Wiebes onlangs in antwoord op kamervragen. De Belastingdienst wekte eerder tijdens webinars over de regels van de Wet DBA de indruk dat vervanging door zzp’ers als dienstbetrekking zal worden gezien.

D66-kamerlid Steven van Weyenberg stelde vragen over de vervanging naar aanleiding van een artikel over criteria rond schijnzelfstandigheid op zipconomy.nl. Volgens Wiebes is vervanging door een zzp’er in het geval van zwangerschap of ziekte van een medewerker in loondienst, of in geval van overbrugging geen probleem.

Een arbeidsrelatie, ook een tijdelijke ter vervanging van iemand die in loondienst is, wordt op zijn eigen fiscale merites beoordeeld, schrijft Wiebes. ‘De beoordeling of er geen dienstbetrekking aanwezig is staat los van het gegeven of het gaat om tijdelijke, structurele of variabele werkzaamheden.’

Als een invaller hetzelfde werk doet op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden als degene in loondienst die wordt vervangen, dan is er volgens Wiebes wel sprake van een dienstbetrekking. ‘Onder de VAR was dat zo en dat is ook onder de Wet DBA het geval’, aldus Wiebes.
Als de invaller hetzelfde werk doet, maar de voorwaarden en omstandigheden verschillen ten opzichte van degene die in dienstbetrekking werkte, dan kan de invaller wel degelijk buiten dienstbetrekking werken, zo meldt hij.

(Bron: Salarisnet)