DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank

Is uw echtgenoot of partner ook aansprakelijk?

Gaat uw bedrijf failliet of heeft u schulden? Als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap heeft, kan het zijn dat uw partner ook aansprakelijk is.

Hoe zit het met de aansprakelijkheid?

Uw aansprakelijkheid is afhankelijk van de rechtsvorm van uw bedrijf. Een ander belangrijk aspect is uw burgerlijke staat. Binnen een ‘regulier’ huwelijk of een geregistreerd partnerschap en een eenmanszaak of vof, is er geen verschil tussen privé- en ondernemingsvermogen. Bent u in gemeenschap van goederen samen en gaat u failliet? Dan zijn zowel u als uw partner aansprakelijk met uw privévermogen. Bekijk onderstaande aandachtspunten.

De juiste rechtsvorm kiezen

Bij de ene rechtsvorm loopt uw partner meer risico dan bij de ander.

Trouwen op huwelijkse voorwaarden

In huwelijksvoorwaarden zet u afspraken over bijvoorbeeld de verdeling van de bezittingen, de inkomsten en pensioenrechten. U kunt bijvoorbeeld het bedrijf op uw naam zetten en het huis op de naam van uw partner. U verkleint dan het risico dat de bank uw huis verkoopt als het slecht gaat met uw bedrijf. In dat geval is het noodzakelijk om zowel de hypotheek als huis op dezelfde persoon af te sluiten. Zorg voor daadwerkelijke jaarlijkse verrekening volgens de akte om de huwelijkse voorwaarden in stand te houden.

Procedure opstellen huwelijkse voorwaarden

De procedure voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden voordat u trouwt, is simpel. U vraagt een notaris om huwelijkse voorwaarden op te stellen. De notaris zorgt voor inschrijving van de huwelijkse voorwaarden in het huwelijksgoederenregister. De huwelijkse voorwaarden gelden vanaf het moment van uw huwelijk.

Achteraf omzetten naar huwelijkse voorwaarden

Bent u langer dan 1 jaar getrouwd? In dat geval kan de notaris alsnog huwelijkse voorwaarden opstellen. Dankzij een wetswijziging is de toestemming van de rechtbank niet meer nodig voor wijziging of opstellen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk.

In de ‘nieuwe’ wet die geldt vanaf 2012 worden eventuele schuldeisers alsnog beschermd. Wil men het huwelijk wijzigen in een huwelijk met huwelijkse voorwaarden? Dan dienen beide echtgenoten zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor alle gemeenschapsschulden die er op de datum van wijziging van het huwelijk zijn.

Man-vrouwfirma

Zit u samen met uw man of vrouw in een vof, dan bent u beiden ondernemer en aansprakelijk met uw privévermogen. In die situatie biedt trouwen onder huwelijksvoorwaarden nauwelijks bescherming. U bent allebei met uw privévermogen aansprakelijk bij eventuele schulden.

Huwelijksvoorwaarden opheffen

Heeft u uw bedrijf verkocht of bent u gestopt en gaat u met pensioen? Dan kan het voordelig zijn om de huwelijksvoorwaarden om te zetten naar een wettelijke gemeenschap van goederen. Uw erfgenamen betalen dan minder successierechten als u overlijdt.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Als u gaat samenwerken met andere bedrijven, is het handig om afspraken met elkaar te maken. Soms is het verstandig een rechtsvorm te kiezen voor uw samenwerking. Welke het beste bij u past, hangt van uw situatie en wensen af. Stel uzelf 10 vragen en kies dan de juiste rechtsvorm.

Tien vragen voordat u een rechtsvorm kiest

  1. Is de samenwerking eenmalig of voor onbepaalde tijd?
  2. Hoe intensief is de samenwerking? Worden al uw zakelijke activiteiten ondergebracht in een samenwerkingsverband? Of betreft het slechts een deel en hebben partners daarnaast ook een eigen onderneming?
  3. Heeft u als doel om geld te verdienen (winstoogmerk) of werkt u samen uit idealisme?
  4. Accepteert u dat u aangesproken kunt worden op verplichtingen die uw compagnon of partner aan gaat? Tot hoe ver mag dat gaan? Of wilt u de aansprakelijkheid beperken?
  5. Welke omzet verwacht u? De hoogte van de omzet bepaalt voor een belangrijk deel welke rechtsvorm fiscaal het meest interessant is.
  6. Onder welke naam wordt naar buiten getreden; wie mogen de contracten met klanten sluiten: de individuele partners of compagnons, of het collectief?
  7. Gaan de partners of compagnons zich zelf bezighouden met de dagelijkse bedrijfsvoering van de samenwerking, of sturen zij alleen op afstand?
  8. Is het de bedoeling vermogen op te bouwen binnen het samenwerkingsverband? Zo ja hoe wordt dit verdeeld?
  9. Komen er regelmatig nieuwe leden bij of stappen bestaande leden uit? Wanneer kan dat en tegen welke vergoeding?
  10. Hoe belangrijk is het om het samenwerkingsverband overdraagbaar te maken of op een bepaald moment te kunnen verkopen?

Mogelijke juridische vormen

Er zijn veel juridische vormen mogelijk die elk voor- en nadelen hebben. Daarom is het goed om op een rijtje te hebben wat voor u en uw partners belangrijk is. Kies vervolgens de rechtsvorm die u het meeste biedt. Let goed op fiscale verschillen en aansprakelijkheid.

Contracten en andere mogelijkheden

Wanneer de samenwerking kortdurend of eenmalig is, kunt u ook een gelegenheidscontract opstellen. Ook zijn er combinaties van rechtsvormen mogelijk, bijvoorbeeld een VOF en een BV. En tot slot is er ook nog een aantal meer ‘exotische’ rechtsvormen die vooral in bepaalde branches populair zijn. Een voorbeeld hiervan is de Engelse LLP, die kenmerken heeft van zowel VOF als BV en die om die reden populair is bij zakelijke dienstverleners als advocaten en accountants. U heeft dus veel mogelijkheden.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Partneralimentatie

In beginsel is partneralimentatie nog altijd verschuldigd voor een periode van 12 jaar, tenzij het huwelijk kinderloos is gebleven en ten hoogste 5 jaar heeft geduurd. De duur van de partneralimentatie is dan gelijk aan de duur van het huwelijk. De grondslag, berekeningsmethodiek en duur van de periode waarin partneralimentatie moet worden betaald, houden de gemoederen al een tijdje bezig in politiek Den Haag. Het wetsvoorstel om de partneralimentatie te versoberen ligt echter nog steeds bij de Tweede Kamer en al enige tijd stil.

Hoe wordt de omvang van deze alimentatie vastgesteld?

De omvang van de partneralimentatie wordt vooralsnog bepaald aan de hand van drie kernbegrippen: behoefte, behoeftigheid en draagkracht. Behoefte en behoeftigheid worden in de praktijk weleens door elkaar gehaald, maar dienen goed te worden onderscheiden.

1. Behoefte

Behoefte is het bedrag dat de alimentatiegerechtigde nodig heeft om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Naast de inkomsten van beide echtgenoten tijdens de laatste jaren van hun gemeenschappelijke huishouding, wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar hun uitgavenpatroon in diezelfde periode. Hieruit wordt afgeleid in welke welstand partijen hebben geleefd.

2. Behoeftigheid

Om te kunnen spreken van behoeftigheid dient de alimentatiegerechtigde onvoldoende inkomsten te hebben en zich deze in redelijkheid ook niet te kunnen verwerven om te voorzien in het eigen levensonderhoud (in de eigen behoefte). Dat een gewezen echtgenoot behoefte heeft, is dus nog geen grond voor een alimentatie-uitkering.

3. Draagkracht

Tot slot wordt gekeken of de draagkracht van de alimentatieplichtige een dergelijke bijdrage toelaat. Naast het maandelijkse inkomen wordt de draagkracht van de alimentatieplichtige ook bepaald door zijn of haar vermogen.

Interen op vermogen is ook behoefte scheppend

Een recente uitspraak van het Hof Den Haag laat de drie kernbegrippen, op grond waarvan de partneralimentatie wordt vastgesteld, beter tot de verbeelding spreken.[1] Het betrof de volgende zaak:

De man en de vrouw hadden tijdens hun huwelijk een riante levensstijl gekend. De man en de vrouw woonden in een groot huis, reden beiden in een luxe BMW, boekten regelmatig reisjes naar het buitenland en gingen vaak uit eten. Het kon niet op. Deze levensstijl konden zij zich permitteren door in te teren op vermogen. De rechtbank stelde de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vast op een bedrag ad € 4.862,– per maand. De man vond dit te hoog vastgesteld en ging in hoger beroep. Het Hof ging hier als volgt mee om.

1. Behoefte

Het Hof oordeelde dat interen op vermogen ook behoefte scheppend is. In het kader van de behoefte speelde de voorzienbare teruggang in levensstijl geen rol. Voor de behoefte wordt immers uitgegaan van de welstand van partijen tijdens het huwelijk en wordt geen rekening gehouden met een voorzienbare situatie in de toekomst. Het Gerechtshof achtte de vastgestelde behoefte van de rechtbank alleszins redelijk.

2. Behoeftigheid

Met betrekking tot de behoeftigheid stelde de man de verdiencapaciteit van de vrouw aan de orde. Zij zou ruim voldoende ervaring en tijd hebben om (meer) betaalde arbeid te verrichten. Het Hof oordeelde dat de vrouw haar verdiencapaciteit niet verder kon benutten dan zij al deed. De leeftijd van de vrouw (61 jaar), het feit dat het traditionele rollenpatroon haar arbeidsmogelijkheden negatief had beïnvloed, dat de vrouw ziek was geweest, zij hier nog steeds hinder van ondervond, maar desondanks als gastvrouw in een verzorgingshuis werkte, droegen bij aan dit oordeel.

3. Draagkracht

De man stelde dat hij geen draagkracht had om in het levensonderhoud van de vrouw te kunnen voldoen. Het Hof oordeelde dat de man voldoende had aangetoond geen draagkracht te hebben, mede in het licht van zijn hoge schuldenlast in zijn onderneming en zijn DGA-inkomen. De man betaalde zijn schulden en lasten met gelden afkomstig uit leningen bij zijn moeder. Hij kon zich geen hoger inkomen toekennen dan hij al deed. De vrouw moest de eventueel teveel ontvangen partneralimentatie verrekenen met wat zij uit de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap ontving.

De rechtbank en het Gerechtshof waren het dus eens over de behoefte en behoeftigheid van de vrouw. Echter, het Hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had waarmee de aanspraak van de vrouw op partneralimentatie verviel. Deze uitspraak illustreert dat voor de toekenning van partneralimentatie de begrippen behoefte, behoeftigheid en draagkracht in samenhang moeten worden bezien. Het Hof heeft bepaald dat behoefte ook kan worden gecreëerd door het maken van schulden. Als er echter geen draagkracht is, dan zal de alimentatie alsnog niet worden toegewezen.

(Bron: DVAN)

Als u een factuur stuurt aan uw klanten, moet u de btw daarover direct aangeven en betalen. Betaalt uw klant de factuur uiteindelijk niet of maar gedeeltelijk? Dan hebt u btw betaald die u niet ontvangen hebt. U kunt deze btw dan terugvragen.

Wanneer terugvragen?

U kunt de btw terugvragen zodra het zeker is dat uw klant de factuur niet (geheel) zal betalen. U stuurt dan een brief naar uw belastingkantoor, binnen een maand na het tijdvak waarin duidelijk is dat uw factuur niet meer betaald zal worden. Stuur met het verzoek gegevens mee waaruit blijkt dat de afnemer niet heeft betaald en niet zal betalen. In uw verzoek noteert u in ieder geval de volgende gegevens:

  • naam en adres van uw afnemer
  • datum en nummer van de betreffende factuur
  • het niet-betaalde factuurbedrag
  • het bedrag aan btw dat u terugvraagt

Als deze gegevens op de factuur staan, kunt u ook een kopie van de factuur meesturen.

Factoorovereenkomst

Hebt u een factoorovereenkomst gesloten? Dat betekent dat een andere ondernemer, de ‘factoor’, uw vorderingen op uw afnemers heeft overgenomen. Als de facturen niet betaald worden, mag de factoor namens u de btw terugvragen. U moet de factoor dan machtigen. Dit kan door hem een afzonderlijke machtiging te geven of door het verzoek om teruggaaf te ondertekenen.

Let op!

Als u achteraf een korting hebt gegeven of goederen hebt terugontvangen, kunt u een creditnota uitreiken en de btw daarover verrekenen bij uw aangifte.

(Bron: Belastingdienst)

De voordelen van goede begrotingen en prognoses
Je bent als ondernemer al druk genoeg met vandaag en morgen, waarom zou je je dan nu al druk maken over de verre toekomst? Omdat je nu de juiste beslissingen moet nemen als je straks ook nog succesvol wilt zijn. Daarom stel je prognoses en begrotingen op. De voordelen op een rij.

Regeren is vooruitzien

Om vooruit te kunnen kijken, heb je inzicht nodig in je bedrijf. Vaak moet je maanden of weken van tevoren al bestellingen plaatsen om straks de juiste spullen in je schappen te kunnen leggen. En om bijvoorbeeld succesvol marketing te kunnen voeren, moet je weten wanneer mensen behoefte hebben aan jouw product of dienst. Daarvoor stel je prognoses of begrotingen op.

Het verschil tussen prognose en begroting

Prognoses en begrotingen. Ze lijken op elkaar, maar er is wel verschil.
  • Een prognose is een voorspelling van het financiële resultaat van een bepaalde bedrijfsactiviteit. In een prognose kijk je een bepaalde periode vooruit, bijvoorbeeld een kwartaal of hooguit een jaar.
  • Een begroting maak je voor een afgebakende periode, bijvoorbeeld het jaar 2016. Waar een prognose steeds kan worden bijgesteld, stel je een begroting een keer op en verander je die daarna niet meer.
Om goede prognoses en begrotingen te kunnen maken, zul je moeten inschatten hoe de vraag zich ontwikkelt. Als je dit weet, kun je ook beter inkopen, personeel inplannen en investeringen doen. Je weet waar je aan toe bent en neemt op het goede moment beslissingen om daarmee om te gaan.
“Prognoses komen eigenlijk altijd van pas”, weet Ivo Meij, adviseur van Deloitte. “Je hebt ze nodig als je net begint, een krediet wilt aanvragen of je bedrijf wilt verkopen, maar ook gewoon voor jezelf, om te kunnen meten of je je eigen doelen haalt. En daarnaast willen aandeelhouders of de bank graag prognoses zien.”

Budget

Aan de hand van je begroting kun je ook budgetten vaststellen. Hierin leg je vast wat je in een bepaalde periode wilt uitgeven aan een bepaalde bedrijfsactiviteit, bijvoorbeeld marketing. Je houdt je hier ook aan. In tegenstelling tot prognoses zijn budgetten statisch: eenmaal vastgesteld blijven ze voor een vastgestelde periode (meestal een maand, kwartaal of jaar) hetzelfde. Budgetten geven je grip op je uitgaven.
Veel ondernemers maken geen begrotingen en prognoses omdat ze uit ervaring wel ongeveer weten wat ze nodig hebben en hoe de vraag zich ontwikkelt. Maar het blijft voor elke ondernemer handig om af en toe stil te staan bij hoe de markt en je bedrijf zich ontwikkelen. Dan weet je ook of je je eigen doelen hebt gehaald of niet. Alleen zo zorg je ervoor dat je op de lange termijn winst blijft maken, voldoende inkomsten houdt en de juiste investeringen doet.

Noodzaak voor starters

“Vooral voor starters en ondernemers die werken in een veranderende markt is het noodzakelijk om vooruit te kijken”, weet Meij. “Je wilt weten wanneer je kunt gaan investeren en daarom wil je inzicht hebben op de in- en uitgaande geldstromen. Zeker als je net bent begonnen of heel hard groeit, kun je met prognoses betere beslissingen nemen.”
(Bron: MKB Servicedesk)

Niet alle medische handelingen zijn vrijgesteld van btw. Volgens de wet is de medische vrijstelling btw alleen van toepassing op de handelingen van een medische beroepsbeoefenaar opgenomen in het register van beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG’er).

 

Echter ook de handelingen van niet-BIG’ers kunnen voor btw-vrijstelling in aanmerking komen. De handelingen moeten dan kwalitatief gelijkwaardig zijn aan de handelingen van BIG’ers. Voor de medische beroepsbeoefenaar in dienst van een bv is van belang of er sprake is van een verhouding van ondergeschiktheid.

Eisen btw-vrijstelling voor niet-BIG-diensten

Of er sprake is van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hangt af van de opleiding van de medische beroepsbeoefenaar. Deze moet minimaal beschikken over medische basiskennis (MBK) of psychosociale basiskennis (PSBK).

 

Daarnaast moet hij beschikken over een of meerdere beroepsgerelateerde opleidingen:

  1. een afgeronde gezondheidskundige hbo-bachelor opleiding (240 ECTS);
  2. een diploma van een door de overheid erkende (NVAO-geaccrediteerde*) hbo-bachelor opleiding;
  3. een diploma van een opleiding op hbo-bachelor niveau die voldoet aan NVAO-accreditatie-eisen dat goedgekeurd is door CPION** of SNRO*** of een vergelijkbare instelling;
  4. een EVC-certificaat**** of een vergelijkbare erkenning waaruit gerichte kennis en ervaring op (minimaal) hbo-bachelorniveau blijkt;
  5. een registratie bij een door zorgverzekeraars erkende beroepsvereniging en/of overkoepelende organisatie waaruit zowel medische of psychosociale basiskennis als specifieke beroepsgerichte kennis op hbo-bachelorniveau blijkt;
  6. een gevolgde opleiding en/of kennis en ervaring die is beoordeeld op kwaliteit door een erkend, onafhankelijke accreditatie-instituut.

 

Voldoet de opleiding en ervaring van de medisch beroepsbeoefenaar aan deze eisen, dan zijn de handelingen vrijgesteld van btw. Uiteraard moet er dan sprake zijn geneeskundige verzorging van mensen. Zo vallen cosmetische ingrepen niet onder de btw-vrijstelling.

Zorgverlener in dienst van bv

Geldt het bovenstaande ook voor de medisch beroepsbeoefenaar die zijn handelingen verricht vanuit een bv? Volgens het standpunt van de Advocaat-Generaal (A-G) van de Hoge Raad is dat niet het geval. De A-G stelt dat de medisch beroepsbeoefenaar niet zelfstandig is en dus geen ondernemer is voor de btw. De handelingen van de medisch beroepsbeoefenaar zijn dan niet ‘zichtbaar’ voor de heffing van btw. Dit zou betekenen dat de dienstverlening vanuit de bv niet medisch van aard is. Dus kan de bv geen beroep doen op de btw-vrijstelling. Het is nu de vraag of de Hoge Raad dit standpunt overneemt.

 

Voor de medisch beroepsbeoefenaar in een bv is dus niet zeker of de medische vrijstelling btw van toepassing is. Wilt u het risico op btw-heffing verminderen, dan kan het zinvol zijn om een andere bedrijfsstructuur te overwegen.

 

Btw-vrijstelling onder de loep

De invulling van de btw-vrijstelling voor medische handelingen is nog steeds aan verandering onderhevig. Wat vandaag belast is volgens de Belastingdienst, is morgen mogelijk vrijgesteld. Andersom kan ook, gelet op de conclusie van de A-G over de medisch beroepsbeoefenaar vanuit een bv.

(Bron: ABAB)

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscale aspecten een grote rol. De Belastingdienst kijkt bij de overdracht namelijk kritisch mee. Het bedrijf is er voor bestaanszekerheid van de huidige generatie, de volgende generatie en liefst nog vele generaties daarna.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Bij de overdracht van een persoonlijke onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstpost waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar wordt gecorrigeerd, als voor meer dan € 2300 wordt gedesinvesteerd. Ook vallen de fiscale reserves (herinvesteringsreserve, kostenegalisatiereserve en de oudedagsreserve) vrij bij de bedrijfsoverdracht.

Wordt een onderneming verkocht met onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans?

Dan moet de overnemer overdrachtsbelasting betalen. Er is mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag?

Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna globaal besproken.

Tip: De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente, of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van de overdracht van een bv en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen?

Dan geniet de overdrager een boekwinst en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij 25% belasting betalen in box 2.

Tip: De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur (de boekwinst die de holding-bv geniet door de verkoop van de werk-bv valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling).

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – persoonlijke onderneming

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of zelfs aangetrouwde familie. Het moet wel iemand die al in het bedrijf meewerkt. Er moet dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en de stakingswinst opgeeft aan de fiscus en daarover belasting betaalt Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van zijn winst aftrekken. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremie- en de stakingsaftrek.

Onverrekende verliezen

Afrekenen bij bedrijfsoverdracht kan bijvoorbeeld fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst of als hij de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht geen inkomstenbelasting, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming, in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip: Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager kiezen voor maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de fiscus betalen. Voor de overnemer zijn er de hiervoor beschreven voordelen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip: Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak wil doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden mede-ondernemer is (maat of firmant) of medewerker (werknemer). Laat uw bedrijfsopvolger daarom als mede-ondernemer of werknemer ten minste 36 maanden meedraaien in het bedrijf.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na de doorschuiving afschrijven zoals de overdrager dat deed. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant Afrekenen zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken. Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer.

Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing, overleg met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv). Daarin kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng en arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fases.

Tip: Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig geld (liquiditeit)? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel commanditaire vennootschap) zitten als geldschieter (kapitaalverschaffer). Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting (zie hierna).

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- en overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van één van de firmanten.

Andere overdrachtsvormen

Als de financierbaarheid van de overname een probleem is, dan komen in de praktijk de volgende alternatieven voor:

  • verhuur van de gehele onderneming
  • huurverkoop van de onderneming
  • overdracht van de onderneming tegen een winstrecht
  • overdracht van de onderneming tegen een lijfrente

Een combinatie is ook mogelijk, door bijvoorbeeld de overdrachtsprijs deels in een vast bedrag en deels in een winstrecht vast te stellen. Het voert te ver om in deze advieswijzer al deze overdrachtsvormen te bespreken. Laat u voorlichten en begin tijdig met (de voorbereiding van) uw bedrijfsopvolging.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – besloten vennootschap

Heeft u een onderneming in de vorm van een bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil 25% inkomstenbelasting (box 2 aanmerkelijk belangheffing).

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. Wel geldt dan een vrijstelling voor de schenkbelasting (zie hierna).

Tip: Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Andere overdrachtsvormen

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers met een bv voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering aan u als aandeelhouder moet u over het dividend 25% inkomstenbelasting betalen.

Tip: Een holdingstructuur werkt goed als u uw onderneming voor een reële prijs wilt verkopen aan uw bedrijfsoverdrager.

Let op! Als u uw onderneming wilt schenken of verkopen voor een lagere dan reële prijs, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (zie hierna). Wel moet u dan ook de inkomstenbelastingclaim afrekenen. Als u de aandelen verkoopt maar de overnemer de koopsom schuldig blijft, kunt u verzoeken om een betalingsregeling van tien jaar.

Tip: Heeft u veel beleggingsvermogen in uw holding en/of werk-bv en wilt u de aandelen schenken?
Zonder uw beleggingsvermogen dan af, al dan niet in een vrijgestelde beleggingsinstelling. U maakt daarmee de bestaande aandelen (in de holding) lichter en geschikt voor schenking, terwijl u door de herstructurering directe fiscale claims over het beleggingsvermogen voorkomt.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 6% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen bedrijfsonroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband (vof, cv, maatschap). Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruik maken van een vrijstelling of door gewoonweg de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen (buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen).

Tip: Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door uw bedrijfsopvolger uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Die is onbelast voor de overdrachtsbelasting. Bij zo’n testamentaire regeling kunt u ook bepalen dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de overige erfgenamen (‘legaat tegen inbreng’).

Onroerendezaaklichaam

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een onroerendezaaklichaam is. Dat is het geval als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor meer dan 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken beleggingsvermogen zijn. Kort gezegd moet de verkrijger van de aandelen dan overdrachtsbelasting over de waarde van de onroerende zaken betalen als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft of verkrijgt.

Bedrijfsopvolgingsregeling – schenkbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is van toepassing bij het schenken of vererven van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting of erfbelasting, die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen heeft overgedragen gekregen.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de going-concernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de going-concernwaarde vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De going-concernwaarde is 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.060.298, daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Betalingsregeling

Is de going-concernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten. Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming, zoals dat op de balans staat. Duurzaam beleggingsvermogen telt hierbij niet mee, want dat hoort niet thuis op de ondernemingsbalans. Bij bv’s is de faciliteit beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv plus beleggingsvermogen voor een waarde van 5% van het ondernemingsvermogen. De schenker of erflater moet bovendien een aanmerkelijk belang (ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal) in de bv hebben. Aandelen in een beleggings-bv tellen niet mee.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijk aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben. Uiteraard moet de werk-bv een actieve onderneming drijven.

Vastgoed-bv’s

In het kader van de eis van de bedrijfsopvolgingsregeling – het moet gaan om ondernemingsvermogen – heeft de Hoge Raad in april 2016 een interessante uitspraak gedaan.

Het verhuren van panden aan derden wordt door de Belastingdienst niet aangemerkt als het drijven van een onderneming. Een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling wordt bij vastgoed-bv’s niet gehonoreerd. Inmiddels heeft de Hoge Raad bepaald dat een vastgoed-bv wel degelijk een onderneming kan drijven. In deze specifieke zaak ging het om de verhuur van 350 winkelpanden en achtte de Hoge Raad dat al de werkzaamheden die de bv zelf uitvoerde, als ondernemingsactiviteiten konden worden aangemerkt. Daarnaast werd een rendement gerealiseerd dat bij normaal vermogensbeheer niet kon worden behaald. Deze twee elementen zorgden ervoor dat in het kader van de bedrijfsopvolgingsregeling de panden aangemerkt werden als ondernemingsvermogen.

Tip: De rechtspraak heeft zich recent voor vastgoed-bv’s zeer positief ontwikkeld. Wellicht kan deze uitspraak van de Hoge Raad ook worden gebruikt bij wat kleinere familievastgoed-bv’s. Laat u hieromtrent goed adviseren.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het terbeschikkinggestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten, worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf jaar. Zo zult u tijdig moeten nadenken over de juiste ondernemingsstructuur, omdat u hiermee belastingclaims kunt voorkomen of beperken. De fiscale regelingen waarop u bij bedrijfsoverdracht een beroep kunt doen, zijn complex en bevatten veel voorwaarden. Bij een bedrijfsoverdracht in de familiesfeer kan de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet een fors fiscaal voordeel opleveren. De regeling kan veel vaker worden toegepast dan veel ondernemers denken. Vrijwel altijd vergt een bedrijfsoverdracht ook uitwerking in de samenwerkingsovereenkomst (bij samenwerkende ondernemers), de aandeelhoudersovereenkomst, statuten (bij een bv) en het testament. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

Een huwelijk in gemeenschap van goederen eindigt in een echtscheiding. Tijdens het huwelijk ontving de vrouw een erfenis van haar ouders. De ouders van de vrouw hebben in hun testament een uitsluitingsclausule opgenomen. Nu het huwelijk op de klippen is gelopen, vordert de vrouw het volledige bedrag uit die erfenis op haar ex-partner.

 

Anti-schoonzoonclausule

De uitsluitingsclausule, ook wel de anti-schoonzoonclausule genoemd, stelt dat de erfenis privé is en dus niet in gemeenschap van goederen valt. Ook als dit bedrag op de gemeenschappelijke rekening is gestort, mag de erfgenaam deze erfenis bij een echtscheiding (voorafgaand op de verdeling van de gemeenschap van goederen) uit de boedel halen. Dat de ex-partner nu de gedeelde erfenis moet terugbetalen, voelt vaak oneerlijk. Als de erfenis is gebruikt bij de koop van het gezamenlijk huis, zal de vordering van de vrouw weinig problemen opleveren. Het geërfde bedrag is dan immers nog zichtbaar aanwezig. Maar wanneer deze erfenis tijdens het huwelijk is gebruikt voor bijvoorbeeld een reis die de voormalig echtgenoten samen maakten, voelt zo’n vordering een stuk oneerlijker aan. Toch is de rechtspraak hier duidelijk in. Het geld komt toe aan degene die het erfde, ongeacht hoe het besteed is.

 

Wetsvoorstel

Met de komst van het wetsvoorstel ‘Beperking gemeenschap van goederen’ lijkt meer duidelijkheid te ontstaan over welk deel van de boedel privé is. Erfenissen die tijdens het huwelijk worden ontvangen, blijven privébezit van de erfgenaam. Hierbij is het niet langer relevant of een uitsluitingsclausule is opgenomen in het testament. Hierdoor zal de partner die niet erft bij scheiding echter wel vaker geconfronteerd worden met een vordering. Dit zal in veel gevallen, zoals bij een gezamenlijke vakantie die uit de erfenis wordt betaald, niet wenselijk zijn.

 

Heeft u een uitsluitingsclausule opgenomen in uw testament en wilt u zulke situaties zoveel mogelijk voorkomen? Laat uw testament dan controleren en waar nodig aanpassen zodat uw testament, ook als deze wet wordt doorgevoerd, voldoet aan uw wensen.

(Bron: ABAB)

Regelmatig sta ik cliënten bij die te maken krijgen met een controle door de Belastingdienst. Ook als je alles keurig volgens de regels doet, kan je dat overkomen. Wat zijn dan eigenlijk je rechten?

Wie belastingaangifte heeft gedaan, ontvangt enige tijd later een aanslag. In 99 van de 100 gevallen hoor je verder niets. Toch kan het gebeuren dat de fiscus vragen stelt en erger nog: de inspecteur kan besluiten tot het onderzoeken van je administratie. Dat is schrikken, want de Belastingdienst is een machtige organisatie die veel bevoegdheden heeft.

Wettelijke basis

De basis voor zo’n boekenonderzoek is het wetsartikel waarin staat dat ‘ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn.’ Of je nu hoog of laag springt, je bent verplicht om de gevraagde informatie te geven. Vaak merk ik dat cliënten meegaand zijn onder het motto: “Ik heb niks te verbergen en ik kan de inspecteur beter te vriend houden.” Dat laatste is zeker verstandig. Toch heb je een heleboel rechten!

Beginselen behoorlijk bestuur

Over het boekenonderzoek op zich is wettelijk niks geregeld. Wel moet de inspecteur zich houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur.

Hij moet open zijn over zijn intenties en behoor je niet met vragen te overvallen. Dit is het  zorgvuldigheidsbeginsel. Hij dient je voldoende te informeren, moet een boekenonderzoek van te voren aankondigen en daarbij aangeven waartoe het zich zal uitstrekken. Als de controle gaat over de inkomstenbelasting dan mag hij geen vragen stellen over omzetbelasting.

 

Zo snel mogelijk afronden

Een ander beginsel is het evenredigheidsbeginsel: de nadelige gevolgen voor de burger dienen niet onevenredig te zijn ten opzichte van het belang van de belastingdienst. Hieruit volgt dat de inspecteur geen vragen mag stellen die een grote hoeveelheid werk oproepen terwijl de kans klein is dat daar iets van werkelijk belang uitkomt. Ook volgt hieruit dat de fiscus een boekenonderzoek zo snel en efficiënt mogelijk dient af te ronden, omdat het anders onnodig veel nadelen, zoals overlast en tijdsbeslag, met zich meebrengt.

 

Vertrouwensbeginsel

Ook belangrijk: het vertrouwensbeginsel. Neem als voorbeeld de vraag of een woning privé- of ondernemingsvermogen is. Als daarover in het verleden vragen zijn gesteld en de belastingdienst akkoord is gegaan met de keuze die je toen hebt gemaakt, mag je aannemen dat daarmee de kous af is. Er is sprake van opgewekt vertrouwen. Als een paar jaar later in een boekenonderzoek opnieuw de vraag aan de orde komt of die keuze terecht is, kun je verwijzen naar die eerdere discussie en zal de inspecteur zich moeten neerleggen bij de uitkomsten daarvan.

Tot zover de voorbeelden van spelregels waaraan de fiscus zich bij een boekenonderzoek moet houden. Dit zijn slechts voorbeelden, dit overzicht is zeker niet volledig. Ook al heb je niets te verbergen, wees niet te makkelijk en kom op voor je rechten. De Belastingdienst is groot en machtig, jij bent een eenvoudige burger. Dat blijft een ongelijke strijd.

(Bron: MKB Servicedesk)

Vraagt u een eigen bijdrage aan uw werknemers voor bijvoorbeeld het gebruik van telefoon, openbaar vervoer of sportfaciliteiten? Dan moet u hier btw uit berekenen en afdragen.

De eigen bijdrage wordt gezien als een vergoeding inclusief btw. Het is afhankelijk van de aard van de prestatie welk tarief van toepassing is. Zo dient uit de eigen bijdrage voor eten en drinken, openbaar vervoer en sporten 6% btw gehaald te worden. Voor het gebruik van een auto of telefoon is dit 21%. Eigen bijdragen voor het pensioen zijn vrijgesteld van btw.

Geen aparte factuur

De werknemer kan de eigen bijdrage op verschillende manieren betalen. De meest gangbare manier is het inhouden van een bedrag op het loon van de werknemer. Dit gaat vaak via de loonadministratie. Er hoeft voor betaling van de eigen bijdrage geen aparte factuur te worden uitgereikt, de vermelding op het salarisstrookje volstaat.

Btw moet direct worden voldaan

De btw moet worden voldaan middels de btw-aangifte in het tijdvak dat de werknemer de eigen bijdrage betaalt. Wanneer het 21%-tarief van toepassing is, moet de btw worden aangegeven in rubriek 1a. Wanneer het 6%-tarief van toepassing is dan moet dit worden aangegeven in rubriek 1b.

Let op! In relatie met directeur-grootaandeelhouders wordt de eigen bijdrage in de praktijk vaak verrekend in rekening-courant. In dat geval is ook btw verschuldigd.

(Bron: HLB)