DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, diversen

De belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een proefproces de vermogensrendementsheffing over spaartegoeden in box 3 in stand gehouden voor de jaren 2013 en 2014. Bij de heffing wordt uitgegaan van een zogenaamd forfaitair rendement van 4%. Dit is een fictief percentage aan rendement waarover belasting betaald moet worden. Voor dit proefproces waren door de Belastingdienst onder meer twee zaken geselecteerd waarin belastingplichtigen stelden dat in de jaren 2013 en 2014 het forfaitaire rendement van 4% teveel afwijkt van het rendement dat daadwerkelijk behaald kan worden.

Eigendomsrecht

Het percentage van 4% is vastgelegd in de wet. De rechter moet de wet toepassen en kan daar alleen van afwijken als de wet in strijd is met een verdrag. Volgens de belanghebbenden is belastingheffing over een forfaitair rendement van 4% voor spaartegoeden in strijd met het eigendomsrecht zoals dat beschermd wordt in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM), omdat het percentage hoger is dan het daadwerkelijk te behalen rendement.

Niet in strijd met verdrag

De rechtbank is van oordeel dat de huidige heffing van 30% over een forfaitair rendement van 4% over spaartegoeden niet in algemene zin in strijd is met artikel 1 EP EVRM in de jaren 2013 en 2014. De Hoge Raad oordeelde eerder al dat de rendementsheffing voor de jaren 2010 en 2011 niet in strijd is met artikel 1. De Hoge Raad heeft daartoe geoordeeld dat voor die jaren niet is komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar was (het onhaalbaarheidscriterium). De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de jaren 2013 en 2014 anders te oordelen. Ook voor die jaren is namelijk met alles wat de belanghebbenden hebben aangevoerd niet komen vast te staan dat aan het onhaalbaarheidscriterium wordt voldaan. Dat de werkelijk te behalen rendementen op spaartegoeden in die jaren lager zijn dan 4% is niet voldoende.

(Bron: Rechtspraak.nl)

Grachtenpanden in Amsterdam ANP

Eigenaren van monumentale panden kunnen het onderhoud volgend jaar toch als aftrekpost bij de Belastingdienst opgeven. Het kabinet wilde de monumentenaftrek met ingang van 2017 schrappen. De Tweede Kamer reageerde kritisch; oppositiepartijen vreesden voor verval van het culturele erfgoed.

Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur) ziet nu af van het plan en dat betekent dat er een financieel gat van 25 miljoen euro ontstaat. De minister vreest dat dit bedrag nog zal oplopen. “Het risico bestaat voor een aanzuigende werking, dat eigenaren werkzaamheden versneld uitvoeren”, staat in een brief aan de Tweede Kamer.

Plan

Ook wordt een aftrek voor scholing niet geschrapt. De komende tijd gaat Bussemaker een nieuw plan maken om de beide fiscale aftrekposten te vervangen.

Bussemaker wilde de aftrekpost van monumentale panden schrappen; de regeling zou gevoelig zijn voor “fouten en onbedoeld gebruik”. Met andere woorden: huiseigenaren zeggen hun pand te restaureren, maar zijn eigenlijk bezig hun huis voor zichzelf comfortabeler te maken.

(Bron: Nos.nl)

Een dga (naar verluidt de oprichter van Randstad) schonk in 2008 ieder van zijn drie dochters een substantieel aandelenbelang in zijn holding. Destijds was er nog geen doorschuifmogelijkheid voor de afrekening van de aanmerkelijk belangheffing. En de dga had dus een aanzienlijke IB-schuld. Hij kreeg hiervoor wel 10 jaar lang renteloos uitstel van betaling. IB-schulden zijn niet aftrekbaar in box 3.

Daar verzon de dga het volgende op: hij droeg de IB-schuld over aan zijn BV. Op die manier bracht hij alsnog een vermogensdaling van meer dan 100 miljoen in box 3 teweeg. Daar wordt elke zichzelf respecterende inspecteur natuurlijk wat chagrijnig van.

Volgens de inspecteur ging de vlieger niet op omdat bij een schuldovername de schuldeiser (de belastingdienst) de overname moet goedkeuren. En dat deed de belastingdienst niet. Volgens de inspecteur bleef de dga dus gewoon een (niet aftrekbare ) belastingschuld aan de fiscus houden. De zaak kwam voor het Hof en uiteindelijk voor de Hoge Raad. De Hoge Raad gaf de dga gelijk. Ook al werkt de schuldovername niet tegenover de ontvanger, de schuld gaat de dga niet meer aan (in de woorden van de Hoge Raad: “De draagplicht van de belastingschuld is overgegaan op de BV”) en behoort dus niet meer tot het vermogen in box 3.

Bijkomend fiscaal voordeel van deze constructie is het volgende. De dga heeft de schuld overgedragen tegen de contante waarde. Voor minder dus dan de nominale waarde (er was immers 10 jaar uitstel van betaling). De BV moet na 10 jaar natuurlijk wel de volledige nominale waarde aan de belastingdienst betalen. Het verschil tussen de nominale waarde en de lagere contante waarde is een extra aftrekpost voor de BV!

(Bron: Accountantweek.nl)

In het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2017 (OFM 2017) staan maatregelen die geen of nauwelijks gevolgen hebben voor het budgettaire en koopkrachtbeleid voor 2017. De voorgestelde wijzigingen zijn de volgende.

  • Voortaan worden alle vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust of is gevestigd, volledig in aanmerking genomen bij de vruchtgebruiker, en niet (deels) bij de bloot eigenaar.
  • Een goedkeuring uit een beleidsbesluit van 21 februari 2014 wordt gecodificeerd. Hierdoor kan een vruchtgebruiker de rente en kosten van de schuld voor een eigen woning die hij krachtens erfrecht in vruchtgebruik heeft in aftrek brengen, ook al gaat het niet om een schuld van de vruchtgebruiker zelf. Daarbij zijn enige aanpassingen opgenomen.
  • Voor buitenlands belastingplichtige bestuurders en commissarissen van in Nederland gevestigde vennootschappen is wettelijk vastgelegd dat Nederland kan heffen over de beloningen, zowel wanneer sprake is van winst uit onderneming als wanneer sprake is van loon of resultaat uit overige werkzaamheden.
  • Er is een maatregel getroffen met betrekking tot goedkeuring die al was opgenomen in een beleidsbesluit van 6 december 2014 en een uitbreiding daarvan. Die komt erop neer dat de vrijstelling voor een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW), beleggingsrecht eigen woning (BEW), of een kapitaalverzekering van vóór 1 januari 2001 in met name de in het beleidsbesluit genoemde situaties toch kan worden genoten terwijl niet is voldaan aan de voor de vrijstelling vereiste looptijd van 15 (lage vrijstelling), of 20 jaar (hoge vrijstelling). De codificatie is uitgebreid met betrekking tot de situatie van verkoop van de eigen woning.
  • In de WVA wordt wettelijk vastgelegd dat eindheffingsloon is uitgesloten van het loonbegrip dat in het kader van de S&O-afdrachtvermindering wordt gehanteerd voor de berekening van het gemiddelde uurloon. Daarnaast wordt de boete bij niet-naleving van de mededelingsplicht van het aantal over het kalenderjaar bestede S&O-uren en gerealiseerde kosten en uitgaven per S&O-verklaring, gemaximeerd op € 2.500.
  • Om ongewenste gevolgen van de van de quasi-inbestedingsvrijstelling voor overheidslichamen in de Vpb en eventuele taxplanning te voorkomen, is de quasi-inbestedingsvrijstelling voortaan niet meer van toepassing op het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen die bij de afnemer worden aangewend ten behoeve van belaste (niet-vrijgestelde) activiteiten. Omdat de quasi-inbestedingsvrijstelling het equivalent van de vrijstelling voor interne diensten, wordt ook deze vrijstelling op gelijke wijze aangepast.
  • De gevolgen van het arrest van 22 april 2016 worden met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2016 gerepareerd. In dit arrest besliste de Hoge Raad dat een indirect belang in een onderneming van een erflater of schenker dat kleiner is dan 5%, onder omstandigheden kan kwalificeren als ondernemingsvermogen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de erf- en schenkbelasting (BOF) en de doorschuifregeling voor het a.b. in de IB. Er wordt teruggekeerd naar de werkwijze zoals de Belastingdienst die sinds 2010 hanteerde.
  • Vanaf 1 januari 2017 mag iedereen tussen 18 en 40 jaar per schenker eenmalig een schenking van € 100.000 ten behoeve van de eigen woning vrijgesteld ontvangen. Deze vrijstelling is eenmalig, maar het is mogelijk om deze verspreid over drie achtereenvolgende kalenderjaren te benutten. De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan, worden aangewend ten behoeve van de eigen woning. Aangezien meestal pas na drie kalenderjaren duidelijk is in hoeverre de vrijstelling feitelijk is benut en hoe de vrijstelling is gebruikt, wordt de termijn voor het opleggen van de aanslag met twee jaar verlengd tot vijf jaar.
  • Om de inwerkingtreding van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 budgettair neutraal te laten plaatsvinden, wordt de Accijnswet aangepast, waardoor de tarieven van wijn, mousserende wijn en tussenproducten wijzigen.
  • De teruggaafregeling voor biobrandstoffen in de Accijnswet wordt uitgebreid met hernieuwbare brandstoffen.
  • In de Accijnswet wordt opgenomen dat dieren en apparatuur mogen worden meegenomen voor controles.
  • Voor de teruggaafregeling van energiebelasting voor aardgas, gebruikt in zeeschepen, moet de inspecteur voortaan beslissen bij voor bezwaar vatbare beschikking.
  • De Awir wordt in overeenstemming gebracht met een uitspraak van 1 juni 2016 waarin de ABRvS besliste dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst/Toeslagen een voorschot in het nadeel van de aanvrager kan herzien of de definitieve toeslag lager kan vaststellen, vervalt vijf jaar na de laatste dag van het berekeningsjaar.
  • In de Awir wordt een bepaling opgenomen die een grondslag biedt voor gegevensverstrekking door de Belastingdienst/Toeslagen aan andere bestuursorganen waarmee op basis van een convenant wordt samengewerkt. Bij algemene maatregel van bestuur zal nader worden uitgewerkt welke gegevens voor welke doeleinden worden verstrekt aan welke bestuursorganen .
  • De goedkeuring in het besluit van 26 november 2014 waardoor ook sprake kan zijn van een woning in aanbouw als de feitelijke bouwwerkzaamheden (heien of aanleggen fundering) nog niet zijn begonnen, wordt per 1 januari 2017 omgezet in wetgeving.
  • Op grond van een beleidsbesluit van 19 februari 2016 kon al met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 een vrijstelling van afvalstoffenbelasting worden toegepast voor zuiveringsslib dat wordt afgegeven om te worden verbrand. De datum van 1 januari 2015 is nu ook wettelijk geregeld.

(Bron: FUTD)

In het Belastingplan 2017 zijn de volgende voorstellen opgenomen:

  • De derde schijf van de LB en IB eindigt bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.072.
  • De maximale algemene heffingskorting bedraagt € 2.254.
  • De maximale arbeidskorting bedraagt € 3.223. Het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting komt op € 32.444 te liggen.
  • De ouderenkorting wordt € 1.292 voor pensioengerechtigden met een verzamelinkomen van niet meer dan € 36.057.
  • In box II moet worden afgerekend over de positieve a.b.-claim als een lichaam waarin de belastingplichtige een a.b. heeft, de vbi-status verkrijgt. Deze maatregel treedt met terugwerkende kracht tot en met Prinsjesdag 2016 in werking. Box III-vermogen dat wordt ondergebracht in een vbi waarin de belastingplichtige een a.b. heeft, wordt niet alleen belast in box II, maar blijft ook belast in box III als dit vermogen binnen achttien maanden weer terugkomt naar box III. Het percentage van het forfaitaire rendement uit een vbi wordt automatisch gekoppeld aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box III.
  • In de APV-regeling is een bepaling opgenomen om dubbele belastingheffing te voorkomen: de toerekeningsstop. Deze zal alleen nog gaan gelden voor APV’s voor zover die een reële, actieve onderneming drijven. Daardoor worden in een (aanzienlijk) aantal gevallen waarin dit voorheen niet het geval was, het door een APV genoten inkomen en gehouden bezittingen, zoals aandelen en winstbewijzen, toegerekend aan de inbrenger of diens erfgenamen. De verkrijgingsprijs van deze aandelen en winstbewijzen wordt in beginsel vastgesteld op de historische verkrijgingsprijs van de inbrenger vóór de inbreng in het APV. Deze maatregel treedt met terugwerkende kracht tot en met Prinsjesdag 2016 in werking.
  • De nexusbenadering wordt in de innovatiebox geïmplementeerd en de toegangscriteria worden aangepast. De nexusbenadering betekent dat, indien een gedeelte van de uitgaven van een belastingplichtige verband houdt met het uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan verbonden lichamen, een navenant deel van de voordelen niet in aanmerking komt voor de innovatiebox. Octrooien, naar hun aard met octrooien vergelijkbare rechten als “utility models” (gebruiksmodel), kwekersrechten, weesgeneesmiddelen en aanvullende beschermingscertificaten, programmatuur en overige activa die niet voor de hand liggen en nieuw en nuttig zijn, zijn toegangstickets voor de innovatiebox. De toegang voor de laatste categorie activa is beperkt tot belastingplichtigen met een nettogroepsomzet van ten hoogste € 50 mln per jaar en brutovoordelen uit intellectueel eigendom van ten hoogste € 7,5 mln per jaar.
  • De berekeningssystematiek van de overnameholdingbepaling in de Vpb wordt aangescherpt voor het geval een overnameschuld door middel van een zogeheten “debt push-down” wordt verplaatst van het niveau van de overnameholding naar het niveau van de overgenomen vennootschap. Daarnaast wordt de termijn van zeven jaar, waarbinnen de financiering moet worden afgebouwd van ten hoogste 60% van de verkrijgingsprijs naar ten hoogste 25% van de verkrijgingsprijs, aangescherpt. Voorwaarde voor toepassing van de renteaftrekbeperking is dat de leningen zijn verstrekt door een “verbonden lichaam”. Van de vereiste verbondenheid is ook sprake bij de aanwezigheid van een samenwerkende groep.
  • Het belastbare loon van DGA’s van innovatieve start-ups mag vanaf 2017 voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon.
  • De eerste tariefschijf van de Vpb van 20% wordt in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000.
  • Voor een niet-ingezeten natuurlijke persoon en een niet-ingezeten lichaam met Nederlandse aandelen wordt teruggaaf op verzoek mogelijk van ingehouden dividendbelasting.
  • Ook bij (niet-kwalificerende) buitenlandse belastingplichtigen met een box III-inkomen wordt het heffingvrije vermogen in aanmerking genomen.
  • Een terrein wordt als bouwterrein voor de BTW aangemerkt, wanneer uit een beoordeling van alle omstandigheden blijkt dat op de datum van levering het betrokken terrein daadwerkelijk was bestemd om te worden bebouwd.
  • De BTW-vrijstelling voor watersportorganisaties wordt gewijzigd.
  • Het tarief van de exportheffing in de afvalstoffenbelasting wordt met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 op nul gezet. Het tarief van de afvalstoffenbelasting wordt verhoogd.

(Bron: FUTD)

VENUE, Vereenvoudigde aangifte e-commerce, dat is de naam van het nieuwe systeem voor aangifte van e-commercegoederen. Hiermee kunnen belastingplichtigen binnenkort de aangifte ten invoer en ten uitvoer doen.

Tot nu toe kunnen belastingplichtigen voor e-commercegoederen alleen aangifte doen met AGS, het aangiftesysteem van de Douane. Binnenkort kan dat ook met de Vereenvoudigde aangifte e-commerce, VENUE. Dit meldt de Belastingdienst vandaag.

De Belastingdienst legt deze VENUE-mogelijkheid uit in de brochure VENUE: vereenvoudigde aangifte e-commerce.

VENUE mag alleen worden gebruikt bij invoer en uitvoer van e-commercegoederen. Dat zijn alle transacties die, zo stelt de Belastingdienst:

  • langs elektronische weg door tussenkomst van een computernetwerk (bijvoorbeeld het internet) tot stand komen en
  • fysieke goederenstromen tot gevolg hebben die aan douaneformaliteiten zijn onderworpen.

Een aanvraag voor een vergunning om aangiften ten invoer en /of aangiften ten uitvoer  te mogen doen met VENUE, kan worden gedaan door bijvoorbeeld importeurs, exporteurs, douane-expediteurs en logistieke dienstverleners. Hiervoor kan de Aanvraag Vergunning vereenvoudigde aangifte worden gedownload. In september organiseert de Douane een webinar over e-commerce. Daarnaast heeft de Douane een film over e-commerce via YouTube. gepubliceerd.

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Veel samengestelde gezinnen denken, ten onrechte, dat ze geen fiscale partners zijn. Als gevolg hiervan laten ze fiscale voordelen liggen. Echter, fiscaal partnerschap ontstaat niet alleen uit een samenlevingsovereenkomst. Bent u gescheiden en woont u ongehuwd samen met een nieuwe partner? Mogelijk geldt ook voor u een fiscaal partnerschap.

 

Er zijn meerdere situaties waarin samenwoners door de Belastingdienst als fiscale partners worden gezien. U bent automatisch fiscaal partner als u voor een bepaalde periode op hetzelfde adres ingeschreven staat en;

  • u een notariële samenlevingscontract heeft;
  • u samen een kind heeft;
  • de ene samenwoner een kind heeft erkend van de ander;
  • u bij uw pensioenfonds aangemeld staat als pensioenpartners;
  • u samen eigenaar bent van de woning waarin u beiden woont;
  • op het adres, naast u als meerderjarige samenwoners ook een minderjarig kind staat ingeschreven, of;
  • u het voorgaande jaar al fiscaal partner was.

 

Bij samengestelde gezinnen die samenwonen én waarbij minimaal één minderjarig kind ingeschreven staat, bent u verplicht fiscaal partner. Mocht u in deze situatie niet het hele jaar aan de voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld omdat uw minderjarig kind maar drie maanden ingeschreven staat, dan kunt u er toch voor kiezen het hele jaar fiscaal partner te zijn. Dit op voorwaarde dat de samenwoners wel het hele jaar op hetzelfde adres ingeschreven staan.

 

Maar wat als één van de samenwoners nog is gehuwd?

Het kan voorkomen dat één van de twee samenwoners nog gehuwd is met een ander. Het is niet mogelijk dat iemand twee fiscale partners heeft. Zolang één van de twee samenwoners nog niet het verzoek tot echtscheiding heeft gedaan én de echtgenoten nog op hetzelfde adres ingeschreven staan, zijn zij fiscaal partner.

 

Fiscaal partnerschap is geen keuze. Uiteraard kunt u de feitelijke omstandigheden aanpassen, aan de hand waarvan het fiscaal partnerschap wordt vastgelegd. Eventueel afwijkende wensen zijn hierop niet van invloed.

(Bron: ABAB)

 

De belasting  die wordt geheven over vermogen (box 3 van de inkomstenbelasting) is in strijd met het recht van eigendom (art. 1 van het Eerste Protocol EVRM). Dat schrijft  advocaat-generaal Niessen  in een advies aan de Hoge Raad. Mensen die zeer verschillende resultaten behalen op hun vermogen, betalen hetzelfde percentage belasting. Dat leidt tot willekeur, aldus de advocaat-generaal. Wanneer dit vaste percentage belasting niet kan worden betaald uit de opbrengst van het vermogen is er sprake van een oneigenlijke ontneming.

Inkomsten uit sparen en beleggen (bv. rente en dividend) én de waardestijging van vermogen (bv. stijging van vastgoedprijzen of aandelenkoersen)  worden in de inkomstenbelasting belast naar een fictief rendement. De wetgever gaat ervan uit dat iedereen gemiddeld over een aantal jaren een rendement van 4% kan behalen (dus dat dat vermogen groeit met 4 %). Een deel van dit fictieve rendement, namelijk 1,2 procent, moet worden afgedragen aan de Belastingdienst. Deze regeling is aan het einde van de jaren negentig gemaakt na een lange periode van grote economische voorspoed. Maar volgens de advocaat-generaal kan met de kennis van nu niet meer worden uitgegaan van een dergelijk rendement. Maatschappelijk, zo stelt hij vast, is over deze belasting na 2011 steeds meer onrust en onvrede ontstaan.

De advocaat-generaal wijst er op dat de moderne belastingwetgeving is gebaseerd op individuele draagkracht. Een heffing die uitgaat van een fictief gemiddelde is daarmee in tegenspraak. Ook zijn belastingplichtigen volgens hem vrij om hun financiën zelf in te richten en zouden zij daarom niet moeten worden belast op basis van een opbrengt die zij volgens de wetgever hadden kunnen halen.

De rechter kan de regeling niet wijzigen of vervangen omdat daarbij rechtspolitieke keuzes moeten worden gemaakt. De advocaat-generaal adviseert de wetgever een termijn te geven voor aanpassing of vervanging van de regeling. Zolang dat niet is gebeurd, kan de rechter beslissen dat de regeling buiten toepassing moet blijven in gevallen waarin een belastingplichtige verlies lijdt op zijn vermogen.

Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.

(Bron: Rechtsspraak.nl)

In het Belastingplan 2016 zijn onder meer maatregelen opgenomen die voortvloeien uit de gesprekken die in het kader van het zogenoemde vijfmiljardpakket zijn gevoerd. Wij ontlenen aan het Belastingplan 2016 het volgende:

  1. Het tarief in de eerste schijf wordt verhoogd tot 36,55%.
  2. Het tarief in de tweede en derde schijf wordt met 1,85%-punt verlaagd naar 40,15%.
  3. De vierde schijf begint bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan € 66.421.
  4. De afbouw van de algemene heffingskorting wordt verhoogd met 2,476 procentpunt tot 4,796%. Ook wordt de algemene heffingskorting volledig afgebouwd.
  5. Het maximumbedrag van de arbeidskorting wordt met € 638 extra verhoogd. Het startpunt van de afbouw met 4% van het arbeidsinkomen wordt met € 15.950 verlaagd.
  6. De opbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt verhoogd naar 6,159%. Het maximumbedrag van de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt verhoogd met € 606.
  7. De ouderenkorting wordt per saldo verhoogd tot € 1.187.
  8. De vermogensrendementsheffing in box III wordt met ingang van 1 januari 2017 herzien. Het forfaitaire rendement wordt gebaseerd op de gemiddelde verdeling van het box III-vermogen over spaargeld en beleggingen in combinatie met een in het verleden in de markt gerealiseerd rendement op beide componenten. Het vermogen van elke belastingplichtige wordt verdeeld over maximaal drie schijven, namelijk: € 0 tot € 100.000, € 100.000 tot € 1 mln en meer dan € 1 mln. Het heffingvrije vermogen wordt per 2017 verhoogd naar € 25.000 per persoon.
  9. Om het emigratielek bij a.b.-houders te bestrijden, leiden winstuitdelingen na emigratie voortaan in alle gevallen tot belastingheffing of tot een (naar rato) intrekking van het uitstel van betaling. Ook wordt de conserverende belastingaanslag niet meer louter als gevolg van tijdsverloop na tien jaar kwijtgescholden. De maatregel heeft terugwerkende kracht tot en met 15 september 2015, 15.15 uur.
  10. Door een integratie van de S&O-afdrachtvermindering en de RDA bestaat de S&O-afdrachtvermindering uit een grondslag voor alle S&O-kosten. Er gelden twee schijven met percentages van 32% en 16%. De grens tussen de eerste en de tweede schijf ligt bij € 350.000. Daarnaast zal er een verhoogd starterspercentage van de eerste schijf blijven bestaan van 40. Tot slot vervalt het huidige plafond in de S&O-afdrachtvermindering.
  11. De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt vereenvoudigd.
  12. De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt met ingang van 2017 verruimd tot € 100.000. Ook vervalt de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind, waardoor ook buiten de gezinssituatie kan worden gebruikgemaakt van de vrijstelling.
  13. Twee personen die zijn gehuisvest in een opvanghuis met een kind van een van beiden, worden gedurende dat verblijf niet als partners aangemerkt.
  14. Verplichtingen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn die rechtstreeks uit het familierecht voortvloeien, worden met ingang van 1 januari 2017 uitgezonderd van de in box III in aanmerking te nemen verplichtingen. Vergelijkbare verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen en verstrekkingen waarvan het recht ook is uitgezonderd van box III, worden ook uitgesloten van box III.
  15. In de praktijk wordt als financieringsstructuur of voor de vervreemding van beleggingsvastgoed steeds vaker gebruikgemaakt van de zogenoemde erfpachtlease in plaats van een sale-en-lease-back om heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen. Deze economisch vergelijkbare gevallen worden voortaan gelijk behandeld door niet meer toe te staan dat de heffingsgrondslag waarover in geval van verkoop met gelijktijdige vestiging van een erfdienstbaarheid, een recht van erfpacht of een recht van opstal, kan worden verminderd met de gekapitaliseerde waarde van de erfpachtcanon of retributie.
  16. Een niet-ingezetene die is onderworpen aan de heffing van MRB, wordt geacht te wonen in de provincie die het laagste aantal opcenten heeft.
  17. De vrijstelling van kolenbelasting voor kolen die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit, wordt opnieuw ingevoerd. Ter dekking van de herintroductie van de vrijstelling worden de tarieven in de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit verhoogd.

(Bron:FUTD)

Op 27 juni 2014 besliste de Hoge Raad in twee proefprocedures van exploitanten van kansspelautomaten dat vanaf 1 juli 2008 kansspelbelasting (KSB) mocht worden geheven. Verwijzingshof Den Haag moest echter nog wel beslissen over de vraag of sprake was van een individuele en buitensporige last voor BV X en BV Y die over juli 2008 respectievelijk € 72.723 en € 511.474 aan KSB waren verschuldigd door de wijzing van het regime (KSB in plaats van BTW). Hof Den Haag besliste ten aanzien van BV X dat de wijziging van de Wet KSB in haar geval een buitensporige last van een zodanige omvang had teweeggebracht dat zonder compensatie geen sprake was van een “fair balance” tussen het algemeen belang en de bescherming van de individuele rechten. Het Hof honoreerde daarom het verzoek van BV X om schadeloosstelling. Het aan een bepaald jaar toe te rekenen gedeelte van de in totaal geleden schade (het “jaarbedrag”) kwam volgens het Hof slechts voor vergoeding in aanmerking indien en voor zover de daarin begrepen posten ertoe hadden geleid dat BV X in het desbetreffende jaar een negatief bedrijfsresultaat had behaald. Het enkel niet lijden van verliezen vond het Hof echter onvoldoende om het voortbestaan van een onderneming te verzekeren en daarom ging het Hof uit van een “decent profit” van (in dit geval) € 100.000 per jaar. Van BV X mocht redelijkerwijs wel worden verwacht dat zij na de regimewijziging maatregelen zou treffen en daarom vond het Hof een geleidelijke afbouw van de schadeloosstelling redelijk en billijk. Het Hof stelde de schadeloosstelling vast op respectievelijk 100%, 75%, 50% en 25% van het jaarbedrag voor 2008, 2009, 2010 en 2011. Het Hof veroordeelde de inspecteur uiteindelijk tot een schadeloosstelling van in totaal € 1.364.740. Ten aanzien van BV Y besliste het Hof dat zij met de overgelegde overzichten van bedrijfsresultaten niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van een buitensporige last, hoewel niet moest worden voorbijgegaan aan de omstandigheid dat de invoering van de KSB ook bij BV Y een forse last had veroorzaakt.

(Bron: FUTD)