DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, omzetbelasting

De factureringsregels voor de btw worden aanpast per 1 januari 2013. Niet alleen in Nederland, maar in de hele Europese Unie. Dat heeft gevolgen voor hoe u een btw-factuur maakt, maar ook voor wanneer u hem uitreikt. Deze nieuwe btw-regels moeten factureren eenvoudiger maken en elektronisch factureren stimuleren.

Nieuwe factureringsregels btw per 1 januari 2013
Een van de veranderingen is dat de huidige eisen waaraan een btw-factuur moet voldoen, op een aantal punten worden aangepast. Daarnaast kunt u in bepaalde gevallen volstaan met een vereenvoudigde factuur of zelfs helemaal geen factuur, en mag u bij grensoverschrijdende transacties de regels van uw eigen lidstaat volgen. Verder worden de eisen voor een elektronische factuur versoepeld.

De nieuwe factureringsregels gaan pas volgend jaar in. Toch is het verstandig om er alvast in te duiken en, indien nodig, het administratieve proces binnen uw bedrijf aan te passen. Op het uitreiken van een onjuiste factuur staat namelijk een boete van maximaal € 4.920,-.

I. Bijzondere regeling expliciet vermelden
Een bijzondere regeling voor de btw-heffing zet u nu nog met ‘enige aanduiding’ op de factuur. Dat wordt aangescherpt: u moet de bijzondere regeling expliciet en herkenbaar omschrijven.

a. De huidige verwijzing naar een eventuele vrijstelling, verleggingsregeling of intracommunautaire levering gaat vanaf 2013 als volgt:
– Indien de afnemer de factuur uitreikt (in plaats van de leverancier of dienstverrichter), dan vermeldt u: ‘factuur uitgereikt door de afnemer’
– Indien een verleggingsregeling van toepassing, dan vermeldt u: ‘btw verlegd’
– Indien van toepassing, dan verwijst u naar de vrijstelling of intracommunautaire levering

b. Indien van toepassing, dan vermeldt u: ‘Bijzondere regeling reisbureaus’

c. De verwijzing naar de margeregeling wordt:
– ‘Bijzondere regeling – gebruikte goederen’, of
– ‘Bijzondere regeling – kunstvoorwerpen’, of
– ‘Bijzondere regeling – voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten.

II. Vereenvoudigde btw-factuur
U mag vanaf 2013 een vereenvoudigde factuur uitreiken als het bedrag niet hoger is dan € 100,- (inclusief btw). Het voordeel van een vereenvoudigde factuur is dat u er minder gegevens op hoeft te zetten.

U mag geen vereenvoudigde factuur uitreiken bij grensoverschrijdende afstandverkopen en bij intracommunautaire leveringen tegen het nultarief.

Eisen vereenvoudigde btw-factuur per 1 januari 2013
1. Factuurdatum;
2. NAW-gegevens van de leverancier;
3. Aard van geleverde goederen of verrichte diensten;
4. Het te betalen btw-bedrag, óf de gegevens waarmee dat bedrag kan worden berekend.

III. Vooruitbetaling
Bij een vooruitbetaling voor de levering van goederen of diensten moet u nu nog een factuur uitreiken. Dat is straks bij een vooruitbetaling voor een intracommunautaire levering niet meer verplicht.

IV. Particulieren
Zijn uw goederen of diensten bestemd voor particulieren? Dan is een factuur minder belangrijk voor de btw-heffing en is afgifte ervan ook niet verplicht.

In de onderstaande gevallen geldt hierop echter een uitzondering, en is bij particulieren alsnog een factuur verplicht:

– Groothandelaren in levensmiddelen, dranken, tandheelkundige grondstoffen en (onderdelen van) tandtechnische werken;
– Er is sprake van een afstandsverkoop (export naar klanten in de EU die geen btw-aangifte doen);
– Levering van een nieuw of weinig gebruikt vervoermiddel aan particulier uit ander EU-land.

V. Over de grens gelden regels eigen lidstaat
Een btw-factuur stelt u nu nog op aan de hand van de regels van de lidstaat waar de prestatie belast is. Bij grensoverschrijdende transacties wordt echter steeds vaker de btw wordt verlegd. Daarbij controleert de lidstaat waar de afnemer is gevestigd of aan de fiscale verplichtingen is voldaan.

Vanaf 2013 reikt u als presterende ondernemer een btw-factuur uit naar de regels van uw eigen lidstaat, en dus niet naar de eisen van de lidstaat waar de btw-prestatie belast is.

Dit geldt ook als u goederen of diensten buiten de Europese Unie levert.

VI. Elektronische facturen
Elektronische facturen kunt u binnen Nederland vorm- en middelvrij opmaken en versturen, zolang u maar aan de regels voor integriteit, authenticiteit en leesbaarheid voldoet. Dat is echter lastiger bij grensoverschrijdende transacties, omdat de regels voor elektronisch factureren sterk verschillen per EU-lidstaat.

Vanaf 2013 verandert dat. U bepaalt dan zelf hoe u de integriteit, authenticiteit en leesbaarheid van een elektronische factuur waarborgt (vanaf het moment dat u de factuur uitreikt totdat de bewaartermijn verloopt). Dat kan met de geavanceerde elektronische handtekening, Electronic Data Interchange (EDI), of met een ander systeem. Als het verband tussen factuur en prestatie maar te controleren is. Dit laatste kan echter wel per bedrijf verschillen en is ook afhankelijk van soort en grootte van het bedrijf.

(Bron: De Zaak)

1. Mogen ondernemers voor prestaties die zij verrichten na 30 september 2012 reeds voor 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%?

Ja. Om te voorkomen dat ondernemers aanvullende factureren voor het verschil tussen 19% en 21% moeten uitreiken mogen ondernemers voor prestaties die zij verrichten na 30 september 2012 en die onder het 21% tarief vallen reeds voor 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%. De ondernemer die de prestatie afneemt mag die 21% conform de regels voor hetrecht op aftrek in aftrek brengen.

2. Onder welke rubriekpost op het aangifteformulier dient het 21% tarief te worden opgenomen tot 1 oktober 2012?

Als voor prestaties die na 30 september 2012 verricht worden voor 1 oktober 2012 een factuur wordt uitgereikt met 21% btw dan kan deze btw opgenomen worden in rubriek 1c van het aangifteformulier. Indien het aangeven in rubriek 1c problematisch is voor de ondernemer dan mag hij er voor kiezen dat wordt aangegeven in rubriek 1a (momenteel 19%). Met ingang van 1 oktober 2012 moet het algemene btw-tarief van 21% gewoon weer in rubriek 1a van het aangifteformulier aangegeven worden. Dit is de rubriek waar tot 1 oktober 2012 het 19% btw-tarief moet worden aangegeven en dat vanaf 1 oktober 2012 wordt aangeduid met “hoog tarief”.

3. Welk tarief is van toepassing bij doorlopende prestaties die zijn aangevangen vóór 1 oktober 2012 en eindigen na 30 september 2012?

Als de afrekening voor doorlopende prestaties betrekking heeft op een periode die eindigt na 30 september 2012 moet de afrekenperiode worden gesplitst. Voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt vóór 1 oktober 2012 geldt het oude tarief van 19%. Voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt ná 30 september 2012 geldt het nieuwe tarief van 21% Hierbij valt te denken aan het verlenen van licenties, abonnementen op leveringen van bijvoorbeeld gas, elektriciteit en water en telecommunicatiediensten.

4. Hoe dient de correctie in verband met de btw verhoging van 19 naar 21% over de periode 1 oktober tot en met 31 december 2012 bij doorlopende prestaties plaats te vinden?

Voor het deel van de (doorlopende) prestatie dat plaatsvindt ná 30 september 2012 moet in beginsel bij prestaties aan ondernemers en rechtspersonen een aanvullende factuur uitgereikt worden met 21% btw. Als een ondernemer begin 2013 een “jaarfactuur” uitreikt over het jaar 2013 dan kan hij om administratieve redenen er voor kiezen op deze factuur mede de extra verschuldigde btw over het laatste kwartaal van 2012 in rekening te brengen. Op deze factuur kan de “2012 btw” vermeld worden als “na gefactureerde btw 2012”. De ondernemer moet de extra verschuldigde btw wel voldoen over het tijdvak oktober 2012.

5. Op welk moment kan worden aangenomen dat de dienst is afgerond bij onderhoudsen serviceabonnementen voor cv-installaties, liften e.d.?

Met de klant worden afspraken gemaakt over onderhoudswerkzaamheden aan cv-installaties die nodig zijn voor de veiligheid en het ongestoord functioneren van de cv. Vaak worden hiervoor zogenoemde onderhoudsabonnementen afgesloten. Als daarnaast ook afspraken worden gemaakt waarbij de ondernemer zich, tegen een relatief geringe (extra) vergoeding, verplicht om binnen een bepaalde termijn (meestal 24 uur) een storing te verhelpen worden dit meestal serviceabonnementen genoemd. Kenmerkend aan de hier bedoelde overeenkomsten is dat in alle gevallen eenmaal per jaar onderhoudswerkzaamheden aan de installatie worden verricht. Het moment waarop de vergoeding wordt betaald kan variëren van een eenmalige vooruitbetaling, betaling in termijnen of zodra de onderhoudswerkzaamheden zijn verricht. Zowel bij de hiervoor bedoelde onderhoudsabonnementen als de serviceabonnementen is de onderhoudsdienst de hoofdprestatie (hetgeen onder andere tot uitdrukking komt in de prijs van het abonnement). Het moment waarop de onderhoudsdienst is afgerond is daarom bepalend voor het antwoord op de vraag of het algemene tarief van 19% of 21% van toepassing is. Hierbij is niet van belang op welke wijze de vergoeding (vooraf, in termijnen of na afloop) wordt betaald.

6. Vaak worden service- en onderhoudsabonnementen in termijnen betaald of ze zijn al vooraf betaald (lees: ook al gefactureerd) in januari. Is het juist dat als de onderhoudsbeurt plaatsvindt na 30 september 2012 de ondernemer nog extra 2% verschuldigd is als gefactureerd is en betaling al heeft plaatsgevonden tegen 19%?

Ja, zie het antwoord bij 3. Het moment waarop de prestatie wordt verricht is beslissend. Opgemerkt wordt nog dat het opmaken van de factuur als zodanig irrelevant is. Als bijvoorbeeld de prestatie vóór 1 oktober 2012 wordt verricht en de factuur wordt opgemaakt ná die datum is toch het 19% tarief van toepassing.

7. Overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen. Wat wordt bedoeld met “een gesloten overeenkomst”? Indien nog opschortende voorwaarden gelden valt deze overeenkomst dan wel al onder de werking van de overgangsregeling of pas vanaf het moment dat de opschortende voorwaarden zijn uitgewerkt?

Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan (artikel 6:213 van het Burgerlijk Wetboek). Van belang is dat de (koop/aannemings)overeenkomst vóór 28 april 2012 is gesloten. Niet van belang is of er opschortende dan wel ontbindende voorwaarden zijn opgenomen in deze overeenkomst.

8. Hoe zit het met gemengde objecten (woning versus bedrijfsgedeelte)? Geldt de overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen alleen voor het woongedeelte en niet voor het bedrijfsgedeelte?

Panden die deels als woning en deels als bedrijfspand worden gebruikt (bijvoorbeeld woon-/winkelpanden) mogen in hun geheel als woning worden aangemerkt. Daarbij geldt de voorwaarde dat die panden voor meer dan 50% voor particuliere bewoning worden gebruikt. Bij een percentage van 50% of minder mag het deel dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt voor de toepassing van het tarief worden afgesplitst. In dit laatste geval is de overgangsregeling alleen van toepassing op het woongedeelte.

9. Worden er eisen gesteld aan de verkrijger van de woning? (particulier?)

Nee, er worden geen eisen gesteld aan de verkrijger van de woning.

10. Hoe dient men te handelen bij de overgangsregelingen voor onroerende zaken en aangekochte nieuwbouwwoningen bij meerwerk?

Meerwerk: In het kader van de uitvoering van een koop/aanneemovereenkomst is het vaak mogelijk zgn. meerwerk te laten uitvoeren. Veel koop/aanneemovereenkomsten bepalen terzake dat de opdrachtgever bij het verstrekken van de opdracht tot meerwerk direct een bedrag moet betalen ter grootte van een bepaald percentage, bijvoorbeeld 50%, van de vergoeding voor dat meerwerk.

Overgangsregeling onroerende zaken: Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk wordt verstrekt vóór 1 oktober 2012,  kan het daarbij direct te betalen bedrag worden beschouwd als een op dat tijdstip vervallen termijn. Daarvoor geldt dan dus het 19% tarief.

Overgangsregeling nieuwbouwwoningen: Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk is verstrekt vóór 28 april 2012 (dus als onderdeel van de koop/aanneemovereenkomst voor de bouw van een nieuwbouwwoning) en de betaling daarvan in één of meer termijnen gedaan wordt vóór 1oktober 2013 geldt het 19% tarief.

11. Een particulier heeft vóór 28 april 2012 een bouwkavel gekocht. Er is (nog) geen aannemingsovereenkomst overeengekomen voor de bouw van een nieuwbouwwoning. Is de overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen ook van toepassing op de aankoop van een bouwkavel?

Nee, de overgangsregeling geldt niet. De overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen is slechts van toepassing als een ondernemer ingevolge een vóór 28 april 2012 gesloten koop/aannemingsovereenkomst ná 30 september 2012 een woning levert. De datum van 28 april 2012 is in die zin een fatale termijn. Als er vóór die datum geen koop/aannemingsovereenkomst is gesloten voor de bouw van een nieuwbouwwoning is de overgangsregeling niet van toepassing.

12. Geldt de overgangsregeling voor onroerende zaken ook voor apart overeengekomen verbouwingen (zoals het plaatsen van een keuken of badkamer) waarbij de vergoeding vervalt in termijnen naarmate de verbouwing vordert?

Ja, de overgangsregeling voor onroerende zaken geldt ook voor apart overeengekomen verbouwingen waarbij de vergoeding vervalt in termijnen naarmate de verbouwing vordert. Dit geldt echter niet voor diensten bestaande in het verrichten van onderhouds- of herstelwerkzaamheden. Als zodanig zijn in dit verband aan te merken werkzaamheden die (vrijwel) uitsluitend gericht zijn op de instandhouding van de zaak, zoals het vervangen van kozijnen of dakgoten en het vernieuwen van dakbedekking. Van verbouwing is slechts sprake, als de werkzaamheden gericht zijn op een verandering van de inrichting, de aard of de omvang van de zaak. Dat is bij woningen bijvoorbeeld het geval bij veranderingen aan/het plaatsen van keukens en badkamers, het aanbouwen van een serre en het aanbrengen van een dakkapel. Ingeval in het kader van de uitvoering van een en hetzelfde contract naast verbouwingswerkzaamheden tevens werkzaamheden worden verricht die van belang zijn voor de instandhouding van de zaak, zodat het contract in zoverre mede een element van onderhoud of herstel in zich draagt, is niettemin het geheel aan te merken als verbouwing, mits de werkzaamheden als geheel niet (vrijwel) uitsluitend gericht zijn op de instandhouding van de zaak. Er behoeft alsdan geen splitsing te worden gemaakt: de overgangsregeling kan worden toegepast op de verbouwing als geheel. Daarbij wordt aangenomen dat de ondernemer dan ook het 19%-tarief berekent aan de klant.

13. Heeft de verhoging van het algemene btw-tarief gevolgen voor de wijze van verrekenen van negatieve tijdvak- en jaarwinstmarges bij toepassing van de globalisatieregeling bij de margeregeling?

Nee, er hoeft bij het verrekenen van negatieve tijdvak- en jaarwinstmarges geen rekening te worden gehouden met de tariefsverhoging.

14. Hoe wordt bij toepassing van de globalisatieregeling bij de margeregeling na afloop van het kalenderjaar 2012 de btw berekend over de voor 2012 vastgestelde winstmarge voor goederen waarop het algemeen tarief van toepassing is?

De btw over de jaarwinstmarge 2012 voor goederen waarvoor het algemeen tarief van toepassing is moet tijdsevenredig worden berekend. Dat wil zeggen dat voor ¾ van de jaarwinstmarge het 19%-tarief geldt en voor ¼ van de jaarwinstmarge het 21%-tarief

(Bron: Overheid)

Het algemene BTW-tarief zal van 19% naar 21% gaan op 1 oktober van dit jaar. De verhoging betekent voor ondernemingen die de BTW niet volledig kunnen aftrekken een hogere kostenpost. De overheid zal waarschijnlijk een overgangsregeling hanteren bij de verhoging. De overheid wil voorkomen dat ondernemingen door vooruit te betalen BTW-voordeel behalen voor prestaties die na de BTW-verhoging plaatsvinden.

Tijdstip van de prestatie (dienst/levering)

Factureert u na de tariefsverhoging, maar de levering of dienst vindt plaats voor de tariefsverhoging, dan berekent u het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de levering of dienst verricht wordt. In deze situatie moet u 19% BTW in rekening brengen. Vindt de levering of dienst plaats na de tariefsverhoging, maar factureert u gedeeltelijk of geheel vooruit, dan moet u 21% BTW in rekening brengen.

De afrekenperiode splitsen

Is er sprake van doorlopende prestaties die u periodiek factureert en zowel de periode voor als na de tariefsverhoging bestrijken, dan is in principe het nieuwe tarief op de gehele vergoeding van toepassing. Het is voor doorlopende prestaties wel toegestaan de afrekenperiode te splitsen. U spitst deze dan in een afrekening die betrekking heeft op de periode voor de tariefsverhoging en op de periode na de tariefsverhoging. Zo rekent u 19% BTW tot 1 oktober 2012 en 21% BTW na 1 oktober 2012.

Ons advies

Probeer er voor te zorgen dat u zoveel mogelijk uiterlijk 30 september 2012 al uw prestaties gefactureerd hebt. Dit voorkomt dat u in oktober 2 percentages door elkaar moet gaan gebruiken. Het is ook verstandig om diensten in september niet vooruit te factureren, maar pas begin oktober vooruit te factureren. Dit voorkomt namelijk dat u in september 2 percentages door elkaar moet hanteren. Vragen? Stuur gerust een bericht naar info@ambitions.nu

Bij de toets of een grote verbouwing van een pand leidt tot het ontstaan van een nieuwe onroerende zaak voor de btw moet de belanghebbende naar het totale pand kijken. Volgens Hof Amsterdam mag men dus niet alleen kijken naar een deel van het pand dat ondanks een aparte functie een integrerend deel van het pand is.

Deze toets kan ook van belang zijn voor de overdrachtsbelasting. In de zaak voor Hof Amsterdam had een beheermaatschappij een appartementsrecht van een winkel verkregen. Volgens de Belastingdienst was deze verkrijging belast met 6% overdrachtsbelasting. Maar de bv wees erop dat kort vóór haar verkrijging de winkelruimte een grote verbouwing had ondergaan. Daardoor zou een nieuwe onroerende zaak tot stand zijn gekomen. De verkrijging van een nieuwe onroerende zaak is belast met btw. In dat geval geldt onder voorwaarden een vrijstelling van overdrachtsbelasting om cumulatie van btw en overdrachtsbelasting te voorkomen. Het hof oordeelde dat het niet ging om het verschil tussen de winkelruimte vóór en na de verbouwing, maar om de toestand van het gebouw in zijn geheel. De winkelruimte was namelijk een integrerend onderdeel van het gebouw. Het hof constateerde dat de verbouwing voor het pand in zijn geheel onvoldoende veranderingen had veroorzaakt om te stellen dat sprake was van een nieuwe onroerende zaak. De beheermaatschappij moest dus gewoon overdrachtsbelasting betalen.
(Bron: Taxence)

Wanneer u goederen verzendt is het gebruikelijk een bedrag aan verzendkosten op de factuur te vermelden. Regelmatig onstaan er misverstanden over het feit of er nu omzetbelasting (btw) over die verzendkosten gerekend moet worden. 

 

BTW en postzegels Wanneer u postzegels of pakketzegels koopt, betaalt u geen btw op deze producten. U kunt hier dus ook geen omzetbelasting voor aftrekken op uw aangifte omzetbelasting. De reden hiervoor is dat in de wet postverkeer en in de wet omzetbelasting de organisatie TPG voor wat betreft post- en pakketzegels is vrijgesteld van btw-verplichtingen. Wellicht denkt u nu dat u als ondernemer uw verzendkosten dan ook zonder btw mag factureren aan uw klanten. Dit is echter niet het geval.
Omzetbelasting(btw) en verzendkosten De wet op de omzetbelasting stelt dat: “Portokosten die bij de levering van goederen in rekening worden gebracht, behoren tot de vergoeding waarover belasting is verschuldigd. Hierbij is hetzelfde BTW-tarief van toepassing als dat van die goederen.” U dient dus omzetbelasting te berekenen over het totaalbedrag van uw goederen inclusief verzendkosten.

Wat nu als u dat niet doet? Wanneer u geen btw afdraagt over de verzendkosten die u aan klanten factureert, komt u in de problemen bij een belastingcontrole. Wanneer sprake is van veel verzendingen, kan dit aardig in de papieren lopen. Bovendien loopt u het risico op een boete, daar u als ondernemer verplicht bent kennis te nemen van de wet- en regelgeving die op u van toepassing is.  

Uitzondering voor boekhandels Een bijzondere positie is weggelegd voor de boekhandels. Deze berekenen ook geen btw wanneer zij post-en pakketzegels verkopen. Dit is het gevolg van een speciale constructie; de boekhandel is een agentschap van TPG post. De postzegels worden op papier nooit ingekocht door de boekhandel en daardoor rechtstreeks uit naam van TPG Post. ngt hierbij af van onder welk omzetbelastingtarief uw goederen vallen. Vaak zal dit 19% zijn.

 

 

BTW-supletieformulier vanaf 1 april verplicht

Hebt u over de afgelopen 5 jaar te veel of te weinig btw aangegeven? Dan bent u verplicht dit te melden aan de Belastingdienst. Deze verplichting bestaat sinds 1 januari. Vanaf 1 april moet u deze btw-correcties aangeven met een verplicht gesteld suppletieformulier. U kunt dit formulier vinden in het beveiligde gedeelte van belastingdienst.nl, of hier downloaden. U kunt de formulieren nu ook al gebruiken.

Kleine correcties

Om uw administratieve lasten te beperken, mag u kleine btw-correcties – dat wil zeggen tot per saldo 1000 euro (te betalen of terug te ontvangen) – ook verwerken in uw eerstvolgende aangifte omzetbelasting. Let op: verwerk hierbij wel de correcties in de juiste rubrieken van de aangifte. Bij correctie in de reguliere aangifte ontvangt u geen naheffingsaanslag of afzonderlijke teruggaafbeschikking voor de correctie.

Bron: belastingdienst

De meest voorkomende periodes om aangifte omzetbelasting/BTW te doen zijn jaaraangifte, kwartaalaangifte of jaaraangifte. Indien je voor de omzetbelasting/BTW jaaraangifte hoeft dan doe je jaarlijks achteraf aangifte per kalenderjaar. Je hebt dan vanaf 1 januari tot en met 31 januari van het jaar op tijd om aangifte te doen en als je BTW/omzetbelasting moet betalen dan dien  je dat dan ook uiterlijk 31 januari van het jaar erop gedaan te hebben. Start je bijvoorbeeld in dit jaar dan loopt de eerste BTW/omzetbelasting aangifte van de startdatum van je onderneming (inschrijving bij de Kamver van Koophandel) tot het einde van het kalenderjaar.

De meeste onderneming die zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel en die verplicht omzetbelasting/BTW-aangifte moeten doen, moeten dit per kwartaal doen. Hieronder zijn de tijdvakken weergegeven voor BTW/omzetbelasting-aangifte. Begint je onderneming in de loop van een kwartaal dan loopt de aangifte tot het einde van het betreffende kwartaal. Bijvoorbeeld begin je per 16 maart dan moet je van 16 maart tm 31 maart aangifte Omzetbelasting/BTW doen. Vervolgens sluit je gewoon weer aan op de reguliere data om aangifte omzetbelasting / BTW te doen.

Hieronder een overzicht van de tijdvakken aangiftedata en uiterste betaalmomenten voor de omzetbelasting/BTW voor kwartaal en maandaangifte (Er staat 2012, maar er kan ook een willekeurig ander jaar ingevuld worden):

Kwartaalaangifte (Veelal van belang voor BTW, omzetbelasting ZZP’ers eenmanszaken):

 

Tijdvak

Ingangsdatum

Einddatum

Uiterste Aangiftedatum

Uiterste betaaldatum

1e kwartaal

01-01-2012

31-03-2011

30-04-2012

30-04-2012

2e kwartaal

01-04-2012

30-06-2012

31-07-2012

31-07-2012

3e kwartaal

01-07-2012

30-09-2012

31-10-2012

31-10-2012

4e kwartaal

01-10-2012

31-12-2012

31-01-2013

31-01-2013

 

Maandaagifte

 

Tijdvak

Ingangsdatum

Einddatum

Uiterste Aangiftedatum

Uiterste betaaldatum

Januari

01-01-2012

31-01-2011

29-02-2012

29-02-2012

Februari

01-02-2012

29-02-2012

31-03-2012

31-03-2012

Maart

01-03-2012

31-03-2012

30-04-2012

30-04-2012

April

01-04-2012

30-04-2012

31-05-2012

31-05-2012

Mei

01-05-2012

31-05-2012

30-06-2012

30-06-2012

Juni

01-06-2012

30-06-2012

31-07-2012

31-07-2012

Juli

01-07-2012

31-07-2012

31-08-2012

31-08-2012

Augustus

01-08-2012

31-08-2012

30-09-2012

30-09-2012

September

01-09-2012

30-09-2012

31-10-2012

31-10-2012

Oktober

01-10-2012

31-10-2012

30-11-2012

30-11-2012

November

01-11-2012

30-11-2012

31-12-2012

31-12-2012

December

01-12-2012

31-12-2012

31-01-2013

31-01-2013

 

 

 

Bij een bedrijfspand komt de btw altijd om de hoek kijken. Of het nou om een huurcontract gaat, een kooppand of een kantoor aan huis, de vraag is altijd: “Is het met of zonder btw?”

BEDRIJFSPAND EN BTW – 8 VRAGEN EN ANTWOORDEN
De keuze voor het bedrijfspand is een belangrijke beslissing. Vijf jaar aan een huurcontract vastzitten? Een bedrijfspand kopen of toch liever een kantoor aan huis? In alle gevallen luidt de hamvraag: ‘Met of zonder btw?’

1. Hoe zit het met btw bij koop?
In principe is de levering van een onroerende zaak vrijgesteld van btw-heffing. Is echter sprake van een levering van een bouwterrein of van nieuwbouw (waarbij de levering vóór, op of uiterlijk twee jaren na eerste ingebruikneming van het pand plaatsvindt) dan is btw over de aankoopsom verplicht. Maar ook bij een ‘ouder’ pand kunnen koper en verkoper kiezen voor levering inclusief btw.

“Dat mag echter alleen – en is ook pas interessant – als de koper het nieuwe onderkomen aanwendt voor werkzaamheden die nagenoeg geheel (voor negentig procent of meer) btw-plichtig zijn. In sommige branches bestaat deze mogelijkheid al bij zeventig procent”.

2. Wat wordt bedoeld met btw-plichtig?

U bent btw-plichtig als u voor de btw ondernemer bent. In een aantal gevallen is het leveren van goederen of het verlenen van diensten bij wet vrijgesteld van btw. Over deze prestaties mag u geen btw berekenen aan uw afnemer en hoeft u geen btw af te dragen. U hebt geen recht op aftrek van voorbelasting voor zover u goederen en diensten gebruikt voor uitsluitend vrijgestelde prestaties.

Voor koop en huur van het bedrijfspand hanteert de wetgever de eerder genoemde grens van negentig procent. Gaat u daar overheen, dan mogen koper en verkoper opteren voor levering van een pand met btw.

3. Waarom kiezen voor levering met btw?
Wanneer een ondernemer het pand nagenoeg geheel voor btw-belaste prestaties gebruikt, is het voor hem interessant om te opteren voor btw-belaste levering. Hij kan de aan hem in rekening gebrachte btw (nagenoeg geheel) aftrekken.

Let wel op dat de koper er rekening mee moet houden dat de vooraftrek ‘voorwaardelijk’ is. “Er start een herzieningstermijn van negen jaar na afloop van het jaar waarin hij het pand in gebruik heeft genomen. Verkoopt de ondernemer binnen deze periode het pand, dan kan hij met herzienings-btw worden geconfronteerd. Wordt bij de verkoop binnen de herzieningstermijn geen btw in rekening gebracht, dan moet de verkoper een deel van de afgetrokken voorbelasting ineens terugbetalen.”

De verkoper zal deze terugbetaling naar alle waarschijnlijkheid (indien mogelijk) in zijn verkoopprijs willen verdisconteren.

4. Is naast btw-heffing ook overdrachtsbelasting verschuldigd?
Wanneer de levering van een pand verplicht met btw plaatsvindt, kan gebruik worden gemaakt van de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting.

Dat geldt echter niet als de koper de btw geheel of gedeeltelijk kan terugvragen en het pand al als bedrijfsmiddel is gebruikt. Kiest u in dat geval voor levering mét btw, dan is naast de btw ook overdrachtsbelasting verschuldigd.

5. Is de huursom belast met btw?
In principe is verhuur van een bedrijfspand onbelast. Huurder en verhuurder kunnen echter gezamenlijk kiezen voor btw-belaste verhuur. Hierdoor kan de verhuurder de aan hem in rekening gebrachte btw in aftrek brengen. Voorwaarde is dat de huurder negentig procent of meer van de in rekening gebrachte btw in aftrek kan brengen. Voor sommige branches geldt zeventig procent.

6. Is btw op een pand dat ook privé wordt gebruikt aftrekbaar?
Tot 2011 kon een ondernemer van een pand dat zowel voor bedrijfs- als voor privédoeleinden werd gebruikt de btw via de zaak voor de volle honderd procent opvoeren bij de aangifte omzetbelasting, wanneer het pand voor de btw volledig tot het bedrijfsvermogen werd gerekend.

Van deze mogelijkheid werd nog al eens gebruik gemaakt, wanneer een ondernemer een woning liet bouwen. De over de bouw verschuldigde btw was direct aftrekbaar. Het privégebruik werd vervolgens belast.

Sinds 1 januari is deze mogelijkheid vervallen en is de btw over de aanschaf-, onderhouds- en renovatiekosten alleen nog maar aftrekbaar voor het bedrijfsgedeelte van het pand (voorzover recht op aftrek van voorbelasting bestaat). Als het bedrijfsgedeelte qua omvang binnen tien jaar wijzigt, wordt de btw-aftrek alsnog gecorrigeerd.

7. Hoe pakt dit financieel uit?
Een voorbeeld. De btw over de aanschaf van een pand dat geheel tot het bedrijfsvermogen gaat behoren bedraagt € 38.000,-. De ondernemer gebruikt het pand voor 80% voor bedrijfsdoeleinden waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat en voor 20% voor privédoeleinden.

Tot 2011 kon de ondernemer € 38.000,- in aftrek brengen en diende er jaarlijks een correctie plaats te vinden van € 760,- (ervan uitgaande dat het privégebruik 20% blijft).

Onder de nieuwe regeling kan de ondernemer ‘maar’ € 30.400,- (80% van € 38.000,-) op zijn btw-aangifte in vooraftrek brengen. 20% (€ 7.600,-) is privé-gebruik en komt niet voor aftrek via de zaak in aanmerking. Wijzigt op een later tijdstip het privégebruik, dan wordt de in aftrek gebrachte voorbelasting herzien.

8. En hoe zit het met het verlaagde btw-tarief bij renovatie en herstel?
Een van de crisismaatregelen is de verlaging van het btw-tarief naar 6% voor renovatie en herstel van een woning die minimaal twee jaar oud is. De regeling geldt nog tot 1 juli 2011. Het gaat hierbij om het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van (delen van) de woning. Dus ook het plaatsen van bijvoorbeeld een serre.

De staatssecretaris heeft echter goedgekeurd dat panden die deels als woning en deels als bedrijfspand worden gebruikt (bijvoorbeeld woon/winkelpanden) voor het verlaagde btw-tarief in hun geheel als woning worden aangemerkt. Daarbij geldt als voorwaarde dat die panden voor meer dan vijftig procent voor particuliere bewoning worden gebruikt. Bij een percentage van vijftig procent of minder geldt het lage tarief alleen voor het woongedeelte. Het verlaagde tarief is overigens alleen van toepassing op het arbeidsloon, niet op materialen.

Bron: De Zaak

Per 1 januari 2013 zullen nieuwe factureringsregels gaan gelden voor de btw. Het is van belang is om nu al kennis te nemen van de nieuwe regels, zodat tijdig met de aanpassing van ERP-systemen kan worden begonnen. In de Nederlandse wet wordt nu expliciet vastgelegd dat een factuur moet voldoen aan factureringsregels van de EU-lidstaat waar de levering of dienst wordt belast. Dit was in Nederland al praktijk. De ondernemer mag echter de factureringsregels van zijn eigen land toepassen als de btwheffing over zijn prestatie is verlegd naar de afnemer of als de levering of dienst volgens de Europese btw-regels is belast buiten de EU. Daarnaast komen er enkele extra vermeldingen die op de factuur moeten worden gezet in geval van ‘self billing’ (‘factuur uitgereikt door afnemer’), als de btw is verlegd (‘btw verlegd’) of bij toepassing van bijzondere regelingen, zoals de reisbureau- en margeregeling.

Regels elektronisch factureren versoepeld: De regels voor elektronisch factureren (e-invoicing) worden versoepeld. Ondernemers zijn vrij om zelf de technologie te kiezen om de authenticiteit, integriteit en leesbaarheid van de factuur te waarborgen. Afstemming met de inspecteur is niet meer vereist. Momenteel moet men gebruikmaken van een geavanceerde elektronische handtekening, uitwisseling van gegevens via een EDI (Electronic Data Interchange)-systeem of een andere vooraf door de inspecteur geaccordeerde methode.

Vereenvoudigde facturen: Er komt een mogelijkheid om vereenvoudigde facturen uit te reiken voor facturen met een vergoeding die niet hoger is dan € 100 en voor aanvullende documenten op een eerdere factuur, zoals creditnota’s. Een vereenvoudigde factuur bevat minder gegevens dan een normale factuur. Bij afstandsverkopen, intracommunautaire leveringen en als diensten belast zijn in een andere lidstaat dan waar de dienstverrichter is gevestigd, mag geen vereenvoudigde factuur worden uitgereikt.

Doorlopende intracommunautaire leveringen: Ten slotte wordt een regeling ingevoerd voor doorlopende intracommunautaire leveringen, bijvoorbeeld leveringen via een pijpleiding. Zij worden geacht elke kalendermaand te zijn voltooid. Op dat moment moet een factuur worden uitgereikt en btw afgedragen. De verplichting om bij vooruitbetalingen een factuur uit te reiken vervalt. Momenteel is men aangewezen op eventuele nationale regelgeving van lidstaten omdat er geen Europese regeling bestaat.

(Bron: Pleinplus bewerkt)

Ondernemers gebruiken soms middelen van de zaak voor prive-doeleinden. Denk hierbij bijvoorbeeld het gebruiken van een zakelijke auto voor privédoeleinden. Oftewel het meer dan 500 kilometer privé rijden met een zakelijke auto. De BTW (Belasting over de toegevoegde waarde) is een einheffing gericht op de consument. De belastingdienst ziet het gebruik van de auto door u als privépersoon dus eigenlijk als gebruik als consument.

Zou er geen correctie plaats vinden voor privé-gebruik dan loopt de belastingdienst dus eigenlijk omzetbelasting mis. In hoofdlijnen zijn vaak twee berekeningsmethoden voor het BTW privegebruik te onderkennen. Dit zijn de forfaitaire berekening op basis van vaste stelregels (vaak door de staatsecretaris goedgekeurd in een besluit) of het berekenen van het privégebruik op basis van werkelijke privégebruik en zakelijk gebruik (berekeningsmethode is vaak in de wet opgenomen).

De volgende correcties met betrekking tot privégebruik komen vaak voor:

– Correctie privégebruik auto voor de omzetbelasting (let op de uitspraak van Rechtbank Haarlem van juli 2011)

-Privégebruik omzetbelasting gas, water en elektra indien u een bedrijfspand heeft en een gedeelte hiervan prive gebruikt.

– correctie btw voor gebruik door ondernemer van tot het bedrijf behorende goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden (onder andere privégebruik, bijvoorbeeld bedrijfsmiddelen die de ondernemer zowel zakelijk als privé gebruikt.)

-Correctie in het kader van de bedrijfskantineregeling (Besluit Uitsluiting Aftrek voorbelasting)

-Overige correcties inzake BTW. Bijvoorbeeld de ondernemer heeft goederen onttrokken aan de zaak voor privé-doeleinden. Een concreet voorbeeld hiervan kan zijn het boodschappen doen in een supermarkt van jezelf.

 

Andere aandachtspunten zijn:

-Soms kan er ook sprake zijn dat bijvoorbeeld onroerende zaken gedeeltelijk privé en gedeeltelijk zakelijk worden gebruik en die reeds eerder zijn aangeschaf waarbij het gehele bedrag aan omzetbelasting is afgetrokken. (De omzetbelasting moet dan over een periode van 10 jaar opnieuw worden uitgerekend in de juiste verhouding zakelijk /privé dient dan een correctie plaats te vinden.)

-Het kan bijvoorbeeld ook gebeuren dat een goed wat in eerste instantie 100% zakelijk werd gebruikt nu minder dan 100% zakelijk word gebruikt. Er dient dan ook nagegaan te worden of er correctie BTW ter zake van voorgenomen gebruik plaats dient te vinden.

-Vergeet bij de laatste aangifte van het jaar ook de kleine ondernemingsregeling niet. Als het bedrag onder de € 1.881 ligt gelden er specifieke verminderingen. Er geld echter een specifieke berekeningswijze voor de vermindering van de omzetbelasting.

Het berekenen van de juiste bedragen van privégebruik, hierziening of vermindering van omzetbelasting kan soms best lastig zijn. Neem gerust eens contact met ons op voor een vraag. U kunt ons bijvoorbeeld:. Mailen.