DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, pensioen

(Netto) pensioen volgens de Pensioenwet

Omdat het gaat over netto ‘pensioen’ in de zin van de Pensioenwet, wordt de fiscale behandeling van het netto pensioen (tweede pijler) anders dan die van de netto lijfrente (derde pijler). Dit vanwege de verschillen in de juridische basis, de verzekeringsvorm, de begunstigden en de afkoopmogelijkheden. In de toelichting op het ontwerpbesluit is aangegeven dat voor het netto pensioen de fiscale voorwaarden worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler.

Hierbij een overzicht van de verschillen tussen het netto pensioen en de netto lijfrente:

 
Netto pensioen (2e pijler) Netto lijfrente (3e pijler)
INKOMENSVOORZIENINGEN Ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen Oudedagslijfrente, nabestaandenlijfrente of tijdelijke oudedagslijfrente
AANBIEDER Pensioenfonds, verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI) Pensioenfonds, verzekeraar, PPI, bank of beleggingsinstelling
KRING VAN GERECHTIGDEN
NABESTAANDEN-
VOORZIENINGEN
Partnerpensioen: (gewezen) echtgenoot of degene met wie (gewezen) werknemer gemeenschappelijk huishouding voert / voerde

Wezenpensioen: (pleeg)kinderen tot 30 jaar

Nabestaandelijfrente: elke willekeurige natuurlijk persoon die verzekeringnemer (belastingplichtige) heeft aangewezen
UITKERINGSVORMEN Levenslange uitkering in geld (niet beleggingseenheden) die kan variëren binnen de marge 100:75 Levenslange of tijdelijke uitkering die vast en gelijkmatig is in geld of beleggingseenheden
VERERVEN Niet mogelijk Wel mogelijk (in geval van spaarrekening of beleggingsrecht)
AFKOOP Afkoopmogelijkheden worden beheerst door Pensioenwet (PW). Afkoop niet mogelijk behalve in PW opgenomen situaties (met name klein pensioen) Afkoopmogelijkheden worden niet beheerst door Pensioenwet, maar door Wet inkomstenbelasting 2001. Voorgestelde sanctie bij schending voorwaarden: vrijstelling in box 3 wordt (fictief) teruggenomen*

* De voorgestelde sanctie is het alsnog betalen van vermogensrendementsheffing. Berekend over de helft van de afkoopwaarde x het aantal deelnemingsjaren (met een maximum van 10 jaar).

In de brief aan de Tweede Kamer wordt erkend dat in eerste instantie door de staatssecretaris van Financiën is aangegeven dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen netto pensioen en netto lijfrente. Maar, door de term netto lijfrente (tweede pijler) te wijzigen in netto pensioen, vindt het kabinet het meer passend ook het fiscale kader daarop aan te passen nu sprake is van pensioen in de zin van de Pensioenwet. Dit brengt onder meer de volgende wijzigingen voor netto pensioen met zich mee:

  • Kring van gerechtigden bij nabestaandenvoorzieningen is beperkter dan bij netto lijfrente;
  • De hoogte van pensioenuitkeringen kan variëren binnen de bandbreedte 100:75, en;
  • De mogelijkheid bestaat om een beschikbare premiestaffel van 3% rekenrente te hanteren als basis voor de inleg (vermenigvuldigd met de nettofactor).

(Bron: Brief staatssecretarissen van SZW en Financiën 1 september 2014, kenmerk 2014- 0000126834)

Reactie Zwitserleven

Door het wijzigen van de naam netto lijfrente (tweede pijler) naar netto pensioen krijgen we er ook weer een ander fiscaal kader bij. Dit resulteert in de volgende mogelijkheden, met ieder haar eigen fiscaal kader:

 
INKOMEN TOT EN MET
€ 100.000
Werknemerspensioen (tweede pijler)
(Bruto) lijfrente (derde pijler)
INKOMEN BOVEN
€ 100.000
De werknemer betaalt de premies uit het nettoloon. Deze zijn niet aftrekbaar via de aangifte Inkomstenbelasting.

Opmerkelijk is dat wordt aangegeven dat de fiscale voorwaarden van netto pensioen worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler. Echter, een netto pensioen heeft in zijn geheel niets (meer) van doen met de Wet op de loonbelasting 1964. Op het bruto loon zijn immers al de loonheffingen ingehouden, is het netto loon geworden en daarmee heeft het loon (en dus ook het netto pensioen) het loonbelastingregime verlaten.

Bovendien is het opmerkelijk dat nu de regels van de Pensioenwet van toepassing zijn, dit ook zijn effect blijkt te hebben op de fiscale maximering van de inleg. Eerst werd nog gesproken over een voor beide ‘regimes’ gelijke inleg. Nu is voor het netto pensioen ook een inleg op basis van een 3% rekenrente staffel (vermenigvuldigd met de nettofactor) mogelijk. Onduidelijk is waarom dit ook is gewijzigd. Het netto lijfrente product wordt door een lager fiscaal maximale inleg ten opzichte van het netto pensioen hiermee op achterstand gezet.

Hoewel pensioen in de zin van de Pensioenwet in beginsel niet wordt gerenseigneerd, verwachten wij dat het netto pensioen wél zal moeten worden gerenseigneerd. De Belastingdienst zal namelijk willen weten of de inleg niet meer dan fiscaal maximaal is. Dit in combinatie met de box 3 – vrijstelling.

(Bron: Zwitserleven)

In 2013 of 2014 ontslag? Probeer dit plannen ivm een wetsvoorstel over het afschaffen van de fiscale faciliteiten hieromtrent en het eenmalig in 2014 met een belastingkorting kunnen opnemen van pensioen in eigen beheer bijvoorbeeld. Dat komt vooral door het voorstel om per 1 januari 2014 de zogenoemde stamrechtvrijstelling af te schaffen. Werknemers die een goudenhanddrukstamrecht willen regelen moeten snel zijn. Zeker als ze die willen storten in een eigen BV. Wat kunt u nog plannen voor het einde van het jaar?
Stamrechten
Als u als werknemer bij de beëindiging van uw dienstverband een ontslagvergoeding (‘gouden handdruk’) krijgt, dan wordt die vergoeding in beginsel direct belast met loon- en inkomstenbelasting. Fiscaal bezien is dat logisch maar voor u als ex-werknemer is het juist heel onhandig. Door de ontslagvergoeding wordt u al snel tegen een hoger belastingtarief belast dan wanneer u de vergoeding verspreid over de jaren zou ontvangen.De stamrechtvrijstelling biedt daar een oplossing voor. U zet de ontslagvergoeding om in een recht op periodieke uitkeringen (het ‘stamrecht’). Vervolgens wordt belasting geheven over de ontvangen uitkeringen in plaats van over de ontslaguitkering ineens. Zowel de uitkeringen als de belastingheffing worden dus naar de toekomst verschoven. Stamrechten kunt u regelen bij een bank, een beleggingsinstelling, een verzekeraar of in een eigen bv.Afschaffen en uitkeren
Om extra belastingopbrengsten te realiseren wil het kabinet de stamrechtvrijstelling per 1 januari 2014 afschaffen. Er kunnen dan geen nieuwe ontslagvergoedingen meer in een stamrecht worden ondergebracht, zodat een ontslagvergoeding voortaan direct wordt belast. Dat kan voor de ex-werknemer dus tot een tariefnadeel leiden.

Voor bestaande stamrechten blijft de vrijstelling gewoon gelden. Om toch ook over dàt vermogen belasting te kunnen heffen wordt de mogelijkheid geboden stamrechten in 2014 in één keer op te nemen met een korting van 20%. U betaalt dan over slechts 80% van de uitkering inkomstenbelasting in plaats van over 100%. Bovendien is geen revisierente – een strafrente van 20% – verschuldigd.

Ook ná 2014 mogen stamrechten in één keer worden uitgekeerd. Dan geldt niet meer de korting van 20%, maar geldt wel dat er geen revisierente verschuldigd is.

Fiscale ontslagplanning
Voor wie nog in 2013 ontslag verwacht is planning zinvol. We noemen een paar mogelijkheden. Voor advies op maat kunt u bij ons terecht.

U zou nog dit jaar de stamrechtvrijstelling kunnen gebruiken en vervolgens in 2014 het stamrecht ineens laten uitkeren. U bespaart daarmee belastingheffing over 20% van de uitkering. Let op dat u in dat geval niet voor de lijfrente als stamrecht kiest, omdat de Belastingdienst dan zou kunnen stellen dat u feitelijk geen aanspraak op periodieke uitkeringen heeft bedongen. Het beste kunt u in dat geval de ontslagvergoeding in een bankspaarproduct storten. Laat u hierbij begeleiden door een adviseur. U moet daarmee overigens wel snel zijn omdat onlangs is bepaald dat de kortingsregeling alléén geldt als de ontslagvergoeding vóór 15 november 2013 is overgemaakt naar de bank of verzekeraar. (Nb. deze wetsvoorstellen dienen ook nog definitief goedgekeurd te worden door beiden kamers, maar dit gaat hoogstwaarschijnlijk nu wel gebeuren.)

Verwacht u in 2014 ontslag? Het kan lonen om daarop te anticiperen. Werkgevers blijken bereid te zijn om nog in 2013 de ontslagvergoeding te betalen, zelfs als het ontslag pas in 2014 plaatsvindt. Als de ontslagvergoeding vóór 15 november 2013 wordt overgemaakt naar de bank of verzekeraar en vaststaat dat de vergoeding dient ter compensatie van te derven loon, is de kans groot dat u de stamrechtvrijstelling kunt toepassen.

Eigen stamrecht-BV
Bent u van plan na uw ontslag voor uzelf te beginnen? Dan kan een eigen BV interessant zijn. Door het stamrecht in een eigen BV onder te brengen kan het dienen als startkapitaal voor uw onderneming. U moet dan wel snel zijn. De stamrechtvrijstelling vervalt naar verwachting op 1 januari 2014.

 

Met een recente uitspraak heeft Hof Arnhem-Leeuwarden duidelijk gemaakt dat een pensioen niet meer tussen echtgenoten is te verdelen als eenmaal de uitkeringen zijn ingegaan. De pensioengerechtigde geniet immers op dat moment het pensioen.

Een man had in de zaak voor het hof geprobeerd om de helft van zijn pensioenuitkering aan zijn echtgenote toe te rekenen. Hij stelde dat dit mogelijk was op basis van het arrest van de Hoge Raad van 27 november 1981, LJN: AG4271, ook wel bekend als het Boon/Van Loon-arrest. Dit arrest zag echter op een ander geval, namelijk de civielrechtelijke verdeling van de pensioenaanspraken die gedurende een huwelijkse gemeenschap van goederen zijn opgebouwd. In het geval voor het hof ging het om de belastingheffing van een pensioenuitkering. De rechter oordeelde dat de man deze uitkering fiscaal gezien had genoten als niet-gemeenschappelijk inkomen. Dat de pensioenuitkering was gestort op een gezamenlijke rekening van de man en zijn echtgenote deed daar niets aan af. De Belastingdienst had terecht de pensioenuitkering voor het volle bedrag gerekend tot het belastbare inkomen van de man.

(Bron: Taxence)

Lijfrentepremies voor 2012 zijn alleen aftrekbaar wanneer deze vóór 1  januari 2013 zijn betaald. Dat meldt de Belastingdienst op zijn website.

De polis moet voor de aftrekbaarheid wel voldoen aan sommige  voorwaarden.

Lijfrentepremies

Vanaf belastingjaar 2011 mag iemand in zijn aangifte alleen nog lijfrentepremies aftrekken die diegene in het jaar zelf betaalt. Dit betekent dat premies die in het eerste kwartaal van 2013 worden betaald niet meer mogen worden afgetrokken in de aangifte 2012. Alleen onder hele specifieke voorwaarden kunnen soms nog lijfrentepremies in het eerste kwartaal worden afgetrokken. Overleg hiertoe met u adviseur.

Pensioen

Dit geldt ook voor stortingen op een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht. Deze regels gaan in vanaf belastingjaar 2011. Voor belastingjaar 2010 gelden de oude voorwaarden.

(Bron: Elsevierfiscaal / bewerkt Ambtions.nu)

In de tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2012 staat een nadere uitwerking van de overgangsregeling levensloop en werkbonus.

De overgangsregeling van de levensloopregeling wordt ten opzichte van het wetsvoorstel op de volgende punten aangepast:

  • In het wetsvoorstel is uitgegaan van een leeftijdgrens voor deelname aan de overgangsregeling vanaf 2013. Deze leeftijdgrens wordt losgelaten.
  • De overgangsregeling wordt – binnen de grenzen van de uitvoerbaarheid – gericht op de groep die door actief spaargedrag heeft aangetoond van de levensloopregeling gebruik te willen maken. In dat kader blijft inleg vanaf 2012 alleen mogelijk voor werknemers die op 31 december 2011 een saldo van 3000 euro of meer (inclusief rendement) hebben opgebouwd. In het wetsvoorstel is nog uitgegaan van de voorwaarde van een positief saldo op die datum.
  • Vanaf 2012 wordt geen levensloopverlofkorting (LLVK) meer opgebouwd. Tot die tijd opgebouwde rechten kunnen wel verzilverd worden bij opname van het spaartegoed of bij de omzetting van levensloop in vitaliteitssparen.
  • Deelnemers met minder dan 3000 euro aan tegoed in de levensloopregeling op 31 december 2011 kunnen het tegoed in 2012 of in 2013 voor verlof opnemen of in 2013 onbelast doorstorten naar vitaliteitssparen, maar kunnen niet meer in levensloop storten. Als de deelnemers met op 31 december 2011 minder dan 3000 euro aan tegoed in de levensloopregeling hun levenslooptegoed niet uiterlijk op 31 december 2013 hebben opgenomen en dit ook niet hebben doorgestort naar vitaliteitssparen, dan valt het volledige levenslooptegoed aan het eind van het jaar 2013 na inhouding van belasting vrij.
  • Deelnemers met 3000 euro of meer aan tegoed in de levensloopregeling op 31 december 2011 kunnen het tegoed in 2013 eveneens fiscaal geruisloos doorstorten naar vitaliteitssparen, ook als de waarde van de voorziening hoger is dan het maximum van 20.000 euro dat fiscaal wordt gefacilieerd in vitaliteitssparen. Ook na 2013 kunnen deze deelnemers hun levenslooptegoed fiscaal geruisloos doorstorten naar vitaliteitssparen. Voor die jaren geldt echter wel het maximum dat in vitaliteitssparen fiscaal wordt gefacilieerd (20.000 euro in 2013). Over het eventuele meerdere moet belasting worden betaald bij de aanslag over het desbetreffende jaar. De levensloopverlofkorting wordt ook in deze situaties verrekend. Men kan dan niet meer terug naar de levensloopregeling, omdat de deelname aan het overgangsrecht na 2013 alleen mogelijk blijft als de waarde van de aanspraak ingevolge levensloop aan het begin van het kalenderjaar meer bedraagt dan nihil.
  • Net als in het wetsvoorstel is het niet mogelijk om deel te nemen aan zowel de overgangsregeling levensloop als aan vitaliteitssparen.

Werkbonus
De werkbonus wordt budgettair neutraal één jaar naar voren gehaald. De werkbonus geldt voor 61-plussers en bedraagt maximaal 2350 euro.

(Bron: kluwerfiscaal 11 oktober 2011)