DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof, juridisch nieuws, diversen

De hoogte van partneralimentatie kan veranderd worden als er sprake is van een ‘wijziging van omstandigheden’. Wanneer spreken we over een ‘wijziging van omstandigheden’ die ons voldoende gronden geeft om een herziening van de hoogte van de partneralimentatie aan te vragen?

Een ‘wijziging van omstandigheden’ kan betrekking hebben op vermindering van financiële draagkracht door de betalende partij, met als gevolg een verlaging van de partneralimentatie.
Een vermindering van financiële draagkracht kan veroorzaakt worden door:

  • ontslag, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid;
  • nieuwe baan met lager salaris;
  • samenwonen of hertrouwen;
  • hogere woonkosten door (noodzakelijke) verhuizing.

Naast een mogelijke wijziging van omstandigheden blijven zich in de jurisprudentie strengere toetsingskaders voor de alimentatie-ontvanger ontwikkelen voor partneralimentatie. Hieronder lichten wij een tweetal kaders kort toe.

Behoefte

De behoefte aan partneralimentatie wordt mede gerelateerd aan de welstand tijdens het huwelijk. Bij de bepaling van de hoogte van deze behoefte dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden. De behoefte dient voldoende te worden onderbouwd door de ontvanger, anders wordt de behoefte vastgesteld op bijstandsniveau. Inzichtelijk moet worden gemaakt wat de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk zijn geweest alsmede het uitgavenpatroon van de ontvanger.

Verdiencapaciteit

Daarnaast worden er ook steeds strengere eisen gesteld aan de rustende inspanningsverplichting die van de ontvanger verwacht mag worden. Dit houdt in dat de ontvanger  zich steeds actiever moet opstellen om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Zeker naarmate de echtscheiding meer in het verleden ligt. In deze situatie mag er verwacht worden dat het uitgavenpatroon van de ontvanger aangepast zal zijn aan zijn/haar huidige inkomsten. De verbondenheid met het huwelijk is door de verstreken tijd na einde huwelijk verbleekt, waardoor de behoefte van de man/vrouw naar het oordeel van de rechtbank niet langer gerelateerd dient te worden aan de welstand tijdens het huwelijk. Maar aan de mate van welstand waarin de ontvanger de laatste jaren gewend is.

Conclusie:

Indien het inkomen of kosten van uw levensonderhoud van u als alimentatiebetaler ingrijpend is gewijzigd, en zeker indien het einde van het huwelijk langere tijd geleden is, kan het interessant zijn om na te gaan of op grond van de veranderde verdiencapaciteit dan wel de behoefte van uw ex-partner aanpassing van de hoogte en/of de duur van de partneralimentatie mogelijk is. Wij kunnen dit voor u nagaan. Uiteindelijk zal hiertoe door een advocaat een verzoek moeten worden ingediend bij de rechtbank. Door de veranderende jurisprudentie zijn de kansen op aanpassing wel vergroot.

(Bron: AcconAVM)

Betaalt u alimentatie? Dan moet u wellicht rekening houden met een verhoging. Jaarlijks worden de alimentatiebedragen namelijk aangepast. Per 1 januari 2018 gaan bestaande, vastgestelde of gewijzigde alimentaties met 1,5% omhoog.

Jaarlijkse aanpassingen

Omdat elk jaar de lonen veranderen, worden ook elk jaar de alimentatiebedragen aangepast. Dit heet indexering. Voor 2018 geldt een verhoging van 1,5%.

Stel dat de alimentatie die u betaalt in 2014 is vastgesteld op € 300 per maand. Dit alimentatiebedrag gaat vervolgens ieder jaar omhoog. Per 1 januari 2015 was dit met 0,8%, voor 2016 met 1,3% en voor 2017 met 2,1%. In 2018 komt daar 1,5% bij. In schema ziet dit er als volgt uit:

Jaar Percentage  Alimentatiebedrag per maand
 2014  € 300,00
 2015  0,8%  € 302,40
 2016  1,3%  € 306,33
 2017  2,1%  € 312,76
 2018  1,5%  € 317,45

Uitsluiting

De jaarlijkse verhoging van de alimentatiebedragen geldt automatisch. Dat kan bezwaarlijk zijn als u bijvoorbeeld moet leven van een vast inkomen dat niet meegaat met de loonstijgingen. Daarom kunt u samen met uw ex-partner afwijken van de automatische stijging van de alimentatie. Zo kunt u met uw ex-partner afspreken dat de jaarlijkse verhoging niet geldt, dat de verhoging enkel voor een bepaalde periode niet geldt of dat u gezamenlijk kiest voor een andere vorm van automatische aanpassing. In alle gevallen moet dan wel schriftelijk (bij overeenkomst) worden vastgelegd dat de wettelijke indexering wordt uitgesloten. Komt u er gezamenlijk niet uit dan kunt u dit ook aan de rechter vragen.

Let op!Op de automatische jaarlijkse verhoging van de alimentatiebedragen bestaat nog een uitzondering. De wettelijke indexering geldt niet als de alimentatie vóór 1 januari 1973 is vastgesteld en er toen afspraken zijn gemaakt over de verhoging van de alimentatie. In dat geval geldt wat de rechter toen heeft vastgesteld, of wat u samen met elkaar destijds in een overeenkomst heeft afgesproken.

(Bron: HLB)

Huizenkopers kunnen volgend jaar toch meer lenen voor een hypotheek, ondanks de strengere regels voor hypotheekrenteaftrek en de waarde van de woning. De verwachte loonstijging en de aanhoudend lage rente maken de aanscherping van de regels meer dan goed.

Dat stelt het Nibud, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, in het adviesrapport Financieringslastnormen 2018. Op basis van de adviezen van het Nibud worden jaarlijks de wettelijke hypotheeknormen vastgesteld die bepalen hoeveel huishoudens kunnen lenen voor een huis.

Ettelijke duizenden euro’s

Met de verwachte loonstijging van gemiddeld 2,2 procent kunnen de inkomens tot 45.000 euro bruto ongeveer hetzelfde bedrag lenen als voorheen voor de aanschaf van een woning. De extra leencapaciteit voor hogere inkomens van zowel een- als tweeverdieners loopt op tot ettelijke duizenden euro’s.

In het advies heeft het Nibud rekening gehouden met het feit dat in 2018 een hypotheek tot maximaal 100 procent van de waarde van de koopwoning mag worden afgesloten in plaats van de huidige 101 procent. Ook de verlaging van de hypotheekrenteaftrek van een half procent in de hoogste belastingschijf is meegerekend.

Maximale hypotheek voor eenverdieners bij rentevaste periode korter dan 10 jaar (toetsrente 5 %)

Bruto jaarinkomen 2017 35.000 50.000 70.000
Bruto jaarinkomen 2018 (incl. loonstijging) 35.770 51.100 71.540
Maximale hypotheek 2017 143.980 205.686 325.993
Maximale hypotheek 2018 144.371 210.211 338.717
Verschil + 391 + 4.525 + 12.724

Maximale hypotheek voor tweeverdieners bij rentevaste periode korter dan 10 jaar (toetsrente 5 %)

Bruto jaarinkomen 2017 25.000 & 12.500 35.000 & 17.500 50.000 & 25.000
Bruto jaarinkomen 2018 (incl. loonstijging) 25.500 & 12.775 35.770 & 17.885 51.100 & 25.550
Maximale hypotheek 2017 154.264 215.970 337.635
Maximale hypotheek 2018 154.684 220.722 356.962
Verschil + 440 + 4.752 + 19.327

Het Nibud adviseert om het tweede inkomen bij tweeverdieners iets zwaarder te laten meetellen, zodat er meer geleend kan worden. Nu gebeurt dat voor 60 procent, het Nibud pleit voor 70 procent. Ook voor een energiezuinige woning kan een hogere hypotheek verkregen worden.

Hoeveel een huizenkoper kan lenen hangt ook af van de rentevaste periode die wordt afgesproken. Voor korter dan 10 jaar wordt een wettelijke toetsrente gehanteerd van 5 procent. Daardoor ligt vanaf een inkomen van 45.000 euro de maximale hypotheek 25.000 tot 35.000 euro lager dan voor een hypotheek met een rentevaste periode langer dan 10 jaar.

Het Nibud bepaalt de financiële ruimte voor woonuitgaven voor een huishouden door het bruto inkomen te verminderen met belastingen en premies en met de kosten van het levensonderhoud.

(Bron: NOS)

Man en vrouw wonen samen in een gezamenlijke woning. De relatie eindigt en de vrouw verlaat de woning. De rechtbank oordeelt dat zij recht heeft op een gebruiksvergoeding.

De zaak (Rechtbank Amsterdam 7 juni 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:4006) verloopt als volgt. Op 2 september 2014 eindigt de relatie tussen man en vrouw. De vrouw verlaat op die dag de woning die zij in 2011 samen kochten en daarna samen bewoonden. In de samenlevingsovereenkomst is afgesproken dat ieder 50% van de kosten van de woning zal dragen. Naast de betaling van hypotheekrente gaat het om de gemeentelijke en andere heffingen en de kosten van verzekering.
Hoewel de vrouw niet meer in de woning woont, betaalt zij haar aandeel (50%) in de kosten door tot en met april 2015. De man stelt dat hij daarna alle kosten voldaan heeft. Hij vordert voor de rechter dat de vrouw hem compenseert. De vrouw stelt dat zij recht heeft op een gebruiksvergoeding. Daar is de rechtbank het mee eens. De gebruiksvergoeding heeft tot doel haar het profijt te vergoeden dat zij misloopt doordat zij de gebruiksrechten aan de man heeft gegund. Het gaat er dus om het woongenot te vergoeden dat zij misloopt.
De rechter kent de eis van een gebruiksvergoeding toe. De hoogte van de gebruiksvergoeding moet worden vastgesteld aan de hand van de redelijkheid en billijkheid. De vergoeding heeft betrekking op de periode mei 2015 tot het moment van verkoop van de woning. De rechtbank stelt de vergoeding vast op de helft van alle lasten verbonden aan de woning over deze periode. De man zal derhalve al deze kosten voor zijn rekening moeten nemen.

Belang voor de praktijk

Bij gezamenlijke eigendom van een woning is in beginsel elke mede-eigenaar op grond van artikel 3:169 BW bevoegd tot het gebruik van de woning. Wanneer slechts één mede-eigenaar met uitsluiting van de ander de woning gebruikt, dan kan dat aanleiding zijn voor het toekennen van een vergoeding voor gederfd gebruiksgenot.
Door de uitspraak van de rechtbank moet de man alle hypotheekrente betalen vanaf mei 2015 tot het moment van verkoop van de woning. Maar mag hij ook alle hypotheekrente aftrekken? Dat is niet het geval. Gaan partners uit elkaar en is er een gezamenlijke eigen woning, dan heeft iedere partner vanaf het moment van uit elkaar gaan slechts recht op aftrek van de helft van de hypotheekrente. Voor de partner die de woning verlaat, geldt dit recht bovendien gedurende maximaal twee jaar. De partner die renteaftrek claimt, zal die rente zelf moeten betalen. Willen de partners het zo regelen dat de woonlasten slechts op één van hen drukt, dan kan dat via de route van alimentatiebetalingen.

[ Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden ]

De regering wil het initiatiefwetsvoorstel beperking omvang wettelijke gemeenschap van goederen op 1 januari 2018 in werking laten treden. In een brief aan de Eerste en Tweede Kamer gaat de Staatssecretaris van Financiën in op de fiscale gevolgen van de nieuwe regeling.

Het gaat onder andere om de toepassing van de eigenwoningregeling. De eigenwoningreserve blijkt bij gezamenlijke financiering niet te leiden tot de gewenste uitkomst. De staatssecretaris beziet in hoeverre deze uitwerking meer in lijn kan worden gebracht met het doel van de bijleenregeling.

De andere onderwerpen betreffen de fiscale gevolgen van het vergoedingsrecht van art. 1:87 BW en het verschil in fiscale gevolgen tussen een ondernemer in de IB en een ondernemer in de VPB, die staande het huwelijk overgaat van een beperkte naar de algehele gemeenschap van goederen. Voor de IB-ondernemer zijn er geen fiscale gevolgen. Voor de VPB-ondernemer gaat de helft van de aandelen zonder ab-heffing over naar de andere echtgenoot. Hierbij geldt meestal de doorschuiffaciliteit.

Het initiatiefwetsvoorstel introduceert als standaardstelsel in het huwelijksvermogensrecht de beperkte gemeenschap van goederen. Het geldt voor huwelijken gesloten vanaf 1 januari 2018. Van het nieuwe stelsel kan worden afgeweken door het sluiten van huwelijkse voorwaarden.

(Bron: Taxlive)

Vandaag is het wetsvoorstel ‘beperking wettelijke gemeenschap van goederen’ door de Eerste Kamer aangenomen. De nieuwe wet brengt verandering in de traditie van de gemeenschap van goederen in Nederland. Al heel lang wordt bij een echtscheiding (bijna) alles fifty-fifty-gedeeld, als paren niet op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Kort samengevat is het uitgangspunt van de nieuwe huwelijksregels dat bij een scheiding niet meer alles fifty-fifty wordt gedeeld.

Aansluiting bij de werkelijkheid

Netwerk Notarissen is vanaf het initiatief van D’66, VVD en PvdA voorstander van de modernisering van de huwelijksregels. “De maatschappelijke werkelijkheid is de afgelopen jaren drastisch veranderd onder meer doordat mensen al jaren samenwonen vóór het huwelijk en vaak meerdere keren in hun leven trouwen. De wet moet aansluiten bij die werkelijkheid én bij wat de meeste mensen in Nederland een goed systeem vinden”, zegt Lucienne van der Geld, directeur van Netwerk Notarissen.

Gevolgen voor echtscheidingen en erfenissen

Er is in de Tweede en Eerste Kamer flink gediscussieerd over de nieuwe wet. Ook buiten de Kamers waren er tegenstanders en uiteindelijk werd vandaag met 1 stem verschil de wet aangenomen. “Tegenstanders hanteerden onder meer het argument dat het ingewikkeld wordt als niet alle bezittingen en schulden in de gemeenschap vallen. Maar dat zijn we nu van erfenissen waarover in het testament is vastgelegd dat ze niet in de gemeenschap vallen, al gewend.”

Paren die met elkaar discussies willen voorkomen over wat er wel en niet gedeeld moet worden bij een scheiding kunnen voorzorgsmaatregelen nemen. Netwerk Notarissen gaat zodra de nieuwe huwelijksregels zijn ingevoerd de mogelijkheid bieden het vermogen van beide partners bij de notaris op papier te laten zetten voordat zij trouwen. De notaris kan dan meteen praktische tips geven over hoe ze hun financiën het beste tijdens het huwelijk kunnen regelen.

Huwelijkse voorwaarden

De nieuwe huwelijksregels zijn een stap in de goede richting vindt Netwerk Notarissen. “We hebben de initiatiefnemers laten weten dat we liever een nog grotere stap naar modernisering gezet hadden gezien. Nu blijft het bijvoorbeeld voor partners met een bedrijf nodig om huwelijkse voorwaarden te maken om de partner te beschermen tegen ondernemersrisico.” Dit heeft te maken met wat er in de nieuwe huwelijksregels over de schulden is geregeld.

(Bron: Netwerk Notarissen)

Man en vrouw zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In het kader van de echtscheiding twisten zij over de vraag of het goudenhanddrukstamrecht van de man, onder het te verrekenen vermogen valt. Zij vragen de rechter om duidelijkheid.

De zaak (Rechtbank Den Haag, 20 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15738) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Er is sprake van uitsluiting van elke gemeenschap van goederen met een periodiek verrekenbeding. In 2007 ontvangt de man een ontslagvergoeding van € 175.000 in de vorm van een goudenhanddrukstamrecht. Hij bedingt een uitgesteld stamrecht bij de eigen BV. Op 6 juli 2015 dienen zij het echtscheidingsverzoek in bij de rechtbank. Deze datum is ook de peildatum voor het te verrekenen vermogen.
Man en vrouw twisten over de vraag of het stamrecht in de verrekening moet worden betrokken. De rechtbank oordeelt dat het stamrecht tot het privévermogen van de man behoort en geen deel uitmaakt van het te verrekenen vermogen. Er zijn nog geen stamrechtuitkeringen gedaan. De rechtbank is van oordeel dat deze aanspraken gezien de in de huwelijkse voorwaarden opgenomen bepaling over het begrip inkomen, namelijk besteedbaar inkomen, buiten de verrekening vallen.

Belang voor de praktijk

Een periodiek verrekenbeding is een beding waarmee de beide partners afspreken dat ze jaarlijks het niet geconsumeerde inkomen verdelen. Onder het niet geconsumeerde inkomen moet meestal worden verstaan het inkomen dat overblijft nadat de kosten van huishouding (woonlasten, boodschappen, etc.) zijn betaald. Wat en hoe er moet worden verrekend kan verschillen. Het ene periodiek verrekenbeding is het andere niet. Dat heeft vooral te maken met de omschrijving van het begrip ‘inkomen’ in de huwelijkse voorwaarden. Feit is overigens dat er van de overeengekomen jaarlijkse verrekening vaak niet veel terecht komt. En wat dan?
Als een verrekenbeding is opgenomen in de huwelijkse voorwaarden maar niet is uitgevoerd, dan bepaalt de wet dat er bij het einde van het huwelijk alsnog moet worden verrekend tussen de beide echtgenoten. Dat kan dus bij overlijden zijn, maar ook bij echtscheiding. Vaak kan een juiste verrekening niet meer plaatsvinden, simpelweg omdat de daarvoor benodigde gegevens ontbreken. Het komt er dan op neer dat het totale vermogen van de beide huwelijkspartners moet worden verdeeld alsof er een huwelijkse goederengemeenschap is.

[ Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden ]

Als je een erfenis hebt geaccepteerd, kun je hier in principe niet meer op terugkomen als later blijkt dat de erfenis meer schulden dan bezittingen heeft. Deze schulden moet je dat uit je eigen vermogen betalen. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken of de overledene schulden heeft voordat je een erfenis accepteert. Vanaf 1 september 2016 kent de wet één uitzondering waarin je als een erfgenaam de rechter kan vragen of je de erfenis alsnog beneficiair mag aanvaarden. Dit is het geval als je ‘onverwachte schulden’ van de overledene tegenkomt. De wetgever is streng bij de beoordeling wat een onverwachte schuld is en niet.
Geen onverwachte schulden
Als erfgenaam heb je een onderzoeksplicht naar de schulden van de overledene en moet je actief op zoek naar mogelijke schulden. Dit onderzoek stopt niet bij de openstaande rekeningen. Als erfgenaam moet je ook rekening houden met zaken waar ‘verborgen’ schulden uit kunnen komen, zoals bodemverontreiniging of schulden in de onderneming van de overledene. Ook bij een woning die duur in onderhoud is en moeilijk verkoopbaar, kunnen de kosten zo hoog oplopen dat deze kosten niet meer uit de erfenis kunnen worden betaald. Deze kosten zijn voorzienbaar en de wet biedt voor dit soort schulden geen bescherming. Er is ook geen sprake van een onverwachte schuld als je op de hoogte bent van de schuld, maar verrast wordt over de hoogte. Ben je als erfgenaam verkeerd ingelicht over de hoogte van de schuld door de schuldeiser, dan mag je wel een beroep doen op de uitzondering.
Wel onverwachte schulden
Een onverwacht schuld is een schuld die je niet in de administratie van de overledene kunt terugvinden en die je ook niet kunt voorzien. Hierbij kun je denken aan schulden die volgen uit de aansprakelijk van de overledene. Ook schulden bij een online account, zoals een PayPal-rekening, kun je niet in de administratie van de overledene kunt terugvinden. Tenslotte kunnen schulden die ontstaan door het overlijden van een eerder partner onder omstandigheden worden aangemerkt als een onverwachte schuld (aanspraken van stiefkinderen). Dit is alleen het geval als je als erfgenaam niet op de hoogte bent van deze erfrechtelijke aanspraken, doordat de overledene bijvoorbeeld al jaren gebrouilleerd is met deze stiefkinderen en je niet weet van het bestaan van deze stiefkinderen.
(Bron: Netwerk Notarissen)

De Minister van Justitie stelt jaarlijks een indexeringspercentage voor alimentatie vast voor zowel partner- als kinderalimentatie.

percentage 2017

Voor 2017 is dit percentage inmiddels bekend en vastgesteld op 2.1%. Dit betekent dat per 1 januari a.s. de door de rechter of bij overeenkomst vastgestelde alimentatiebedragen met 2.1% verhoogd moeten worden.

Alimentatieplichtigen dienen de alimentatie telkens voor de eerste dag van iedere nieuwe maand aan alimentatiegerechtigden te voldoen. De eerste keer dat het nieuwe alimentatiebedrag voldaan dient te worden is dan ook in december 2016 voor de maand januari 2017.

achterstand

Als de indexering over voorgaande jaren nog niet is voldaan, kan het zijn dat de te weinig betaalde of ontvangen alimentatie is verjaard. Dat is al zo na verloop van vijf jaar. Incasso is dan niet meer mogelijk, maar het alimentatiebedrag moet wel worden geactualiseerd naar 2017.

Om geen achterstand op te lopen in betaling of ontvangst van alimentatie, is het raadzaam om de alimentatieplichtige tijdig op de hoogte te brengen van de verhoging.

(Bron: DVAN)

Op 1 september is de nieuwe Wet bescherming erfgenamen tegen schulden ingegaan. Deze wet heeft als doel om de erfgenaam die de nalatenschap zuiver heeft aanvaard, te beschermen tegen onverwachte schulden. Zuiver aanvaarden kan door een schriftelijke verklaring, maar ook door bepaalde gedragingen. In de oude wet werd niet uitgelegd om wat voor soort gedragingen het dan gaat. De nieuwe wet doet dat wél.

Zuiver aanvaarden

Je gedraagt je als ‘zuiver aanvaard hebbende erfgenaam’ als je goederen van de nalatenschap verkoopt of bezwaart met een schuld. Denk aan een hypotheek op een huis in de nalatenschap, of als je goederen op andere wijze aan schuldeisers onttrekt. Als je de schuldeisers te kennen geeft dat je de schulden van de nalatenschap voor je rekening neemt, aanvaard je ook zuiver.

Nieuwe mogelijkheid

De nieuwe wet geeft een mogelijkheid om alsnog beneficiair te aanvaarden als je achteraf geconfronteerd wordt met een schuld die je niet kende en ook niet behoorde te kennen. Je kunt dan ‘beneficiair aanvaarden’ binnen drie maanden nadat je de schuld ontdekt hebt. Dat gaat via de kantonrechter. Als er een onverwachte schuld boven tafel komt nadat de nalatenschap verdeeld is, en de schuld te hoog is om uit de nalatenschap te betalen, dan kan de erfgenaam die zuiver heeft aanvaard de kantonrechter binnen drie maanden verzoeken om te worden ontheven uit de verplichting om de schuld uit zijn eigen vermogen te voldoen. Deze mogelijkheid gaf de oude wet niet.

Beter beschermd

Wordt de erfgenaam nu echt beter beschermd door deze wijziging? Ik denk dat voorkomen beter is dan genezen. De beste bescherming is nog altijd beneficiair te aanvaarden. De wetgever kiest ervoor om dat niet als standaard in te voeren, in tegenstelling tot omringende Europese landen. Nu kun je alsnog in een discussie verzeild raken of je een schuld kende of had behoren te kennen. Dat wil je niet. De wetgever wil erfgenamen niet op kosten jagen omdat het 123 euro kost om beneficiair te aanvaarden, maar een procedure voeren over een discussie of je een schuld niet kende of behoorde te kennen, is vele malen duurder. Ik begrijp daarom niet waarom de wetgever voor deze ‘halve oplossing’ heeft gekozen. Als je een wet wijzigt, doe het dan meteen goed.

Openheid

Daarnaast geldt het oude advies: geef openheid van zaken aan eventuele schuldeisers. Dan kan je niet verweten worden dat je goederen aan schuldeisers onttrekt. Praktisch betekent dat bijvoorbeeld dat als er een huurwoning in de nalatenschap is die op korte termijn leeg opgeleverd moet worden, die best ontruimd mag worden. Je moet de inboedel dan wel opslaan en de schuldeisers daarvan in kennis stellen. En aangeven dat je de nalatenschap beheert en deze werkzaamheden in die hoedanigheid uitvoert.

(Bron: DAS)