DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof

Op 4 juni 2019 zijn de eerste contouren van het (concept) pensioenakkoord bekendgemaakt. De onderhandelingen in november 2018 liepen vast op de stijging van de AOW-leeftijd. De regering is met een handreiking gekomen door de stijging van de AOW voor twee jaar te bevriezen en de koppeling aan de levensverwachting te temperen. De vakbond FNV kan nog roet in het eten gooien. Er zit namelijk een groot gat tussen wat zij als AOW- eis op tafel hadden gelegd en wat in het huidige onderhandelaarsresultaat is opgenomen. Op 14 juni kunnen alle FNV leden hierover stemmen.

Pensioenopbouw via werkgever nog onduidelijk

De invulling van de plannen voor de tweede pijler, pensioenopbouw via de werkgever, blijven nog onduidelijk. Centrale vragen zijn:

  • Hoe wordt het persoonlijk pensioen in de toekomst opgebouwd?
  • Hoe pakt dit uit voor de verschillende generaties?
  • Wie wordt op welke wijze gecompenseerd vanwege een lagere pensioenopbouw?

Afspraken pensioenakkoord die al duidelijk zijn

  • De AOW-leeftijd wordt vanaf 2020 voor twee jaar bevroren. De leeftijd gaat daarna omhoog naar 67 in 2024, in plaats van in 2021 zoals nu het geval is. De eis van de bonden was vijf jaar bevriezing. Voor de jaren na 2024 is een gedempte koppeling met de levensverwachting afgesproken: voor elk extra jaar levensverwachting stijgt de AOW-leeftijd met acht maanden. Dit kost het kabinet structureel €4 miljard per jaar. De bonden hadden ingezet op zes maanden.
  • Mensen met een zwaar beroep kunnen drie jaar eerder stoppen met werken. Voor bruto inkomens tot €19.000 per jaar hoeven werkgevers niet langer de zogeheten rvu-boete te betalen.
  • Zzp’ers moeten verplicht een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten, tenzij ze kunnen aantonen voldoende vermogen te hebben om ziekte en arbeidsongeschiktheid op te vangen. Een verplicht pensioen voor hen komt er niet.
  • Voor het nieuwe contract komen er twee varianten, waaruit pensioenfondsen kunnen kiezen:  de collectieve variant zonder buffers en de premieregeling. De doorsnee-systematiek wordt vervangen door degressieve opbouw.
  • Het wordt mogelijk om op de pensioeningangsdatum een bedrag van maximaal 10% van de opgebouwde waarde in een keer op te nemen (lumpsum) ter vrije besteding.

(Bron: ABAB)

Als particulier heeft u recht op teruggaaf van de btw op de aankoop- en installatiekosten van uw zonnepanelen, wanneer u de opgewekte elektriciteit (deels) terug levert aan het energienet. De Rechtbank heeft nu geoordeeld dat de betaalde btw op de (bouw)kosten van een nieuwe woning met zonnepanelen, ook deels voor teruggaaf in aanmerking komt. Kopers van een nieuwbouwwoning met zonnepanelen kunnen mogelijk meer btw terugvragen dan eerder werd gedacht.

Hoe zat het ook alweer?

Het Hof van Justitie oordeelde op 20 juni 2013 dat het terug leveren van elektriciteit aan het elektriciteitsnet een ondernemersactiviteit is. Eigenaren van zonnepanelen kunnen daarom binnen vijf jaar na het kalenderjaar van de aankoop een verzoek om btw-teruggaaf indienen. Particuliere eigenaren van zonnepanelen hoeven in de meeste gevallen door toepassing van de kleineondernemersregeling geen btw betalen, nadat de investering in de zonnepanelen is gedaan. Als particulier word u daarom automatisch ontheven van uw administratieve verplichtingen voor de btw.

Btw op bouwkosten woning

Bij nieuwbouwprojecten komen er tegenwoordig bijna standaard zonnepanelen op het dak te liggen. Tot voor kort was het uitgangspunt dat kopers van een nieuwbouwwoning met zonnepanelen alleen de betaalde btw op de zonnepanelen terug mochten vragen. Twee verschillende rechtbanken hebben nu een uitspraak gedaan over de teruggaaf van btw op de bouwkosten van een woning met zonnepanelen. In beide zaken kreeg de particulier een deel van de betaalde btw op de bouwkosten van de woning terug. In de ene zaak ging het om niet-geïntegreerde zonnepanelen en in de andere zaak om geïntegreerde zonnepanelen. Dit onderscheid bepaalt hoeveel btw u (mogelijk) terug kan vragen.

Niet-geïntegreerde zonnepanelen (Rechtbank Gelderland, 18 maart 2019)

Dit zijn zonnepanelen die niet tegelijkertijd als dakbedekking dienen en dus op het dak liggen. De zonnepanelen zijn geen onderdeel van uw woning. Als u elektriciteit terug levert aan het energienet, dan mag u alle btw op de aankoop- en installatiekosten van deze zonnepanelen terugvragen. De btw die u verschuldigd bent, bepaalt u aan de hand van een forfait. Hiervoor hoeft u alleen het opwekvermogen van uw zonnepanelen te weten. De terug te vragen btw wordt verminderd met de verschuldigde btw. Het resultaat is uw definitieve teruggaaf.

De Rechtbank oordeelde in de procedure over deze zonnepanelen, dat een onlangs gebouwde woning door de installatie van de zonnepanelen deels een zakelijke functie had gekregen. Om de omvang van het zakelijk gebruik van de woning te bepalen, deelde de Rechtbank de oppervlakte van de zonnepanelen door de oppervlakte van de ‘nuttige ruimtes’ in de woning. Met de ‘nuttige ruimtes’ werd de totale vloeroppervlakte van de woning bedoeld, met daarbij opgeteld de oppervlakte van de zonnepanelen. Het zakelijk gebruik van de woning kwam daarmee uit op 21,5%. De betaalde btw voor de bouw van de woning moet daarom voor 21,5% aan de particulier worden terugbetaald. Deze teruggaaf komt bovenop de terug te geven btw, die betaald is voor de aankoop en installatie van de zonnepanelen.

Geïntegreerde zonnepanelen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29 maart 2019)

Dit zijn zonnepanelen die niet alleen energie opwekken, maar ook als dakbedekking dienen. Omdat deze zonnepanelen ook deel van uw dak en woning zijn, hebben de zonnepanelen niet alleen maar een economische (zakelijke) functie. U mag daarom slechts een deel van de betaalde btw over deze zonnepanelen terugvragen. De overheid heeft bepaald dat dit een derde deel van de btw is. Net als bij de niet-geïntegreerde zonnepanelen bepaalt u de verschuldigde btw door een forfait.

De Rechtbank ging er in deze procedure mee akkoord dat de oppervlakte van de geïntegreerde zonnepanelen werd gedeeld door de totale vloer- en dakoppervlakte van de woning. Het resultaat van deze breuk moet worden vermenigvuldigd met een derde deel. Door die berekening kwam het zakelijk gebruik van de woning op 3,8% uit. Dit percentage van de btw op de bouwkosten van de woning moet aan de particulier worden terugbetaald.

Procedure

De Belastingdienst kan tegen de uitspraken van de Rechtbank nog in hoger beroep gaan. Wij volgen de ontwikkelingen en zullen u hiervan op de hoogte houden.

(Bron: GT)

Op 5 april 2019 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over uitsluitingsclausule. De uitsluitingsclausule wordt vaak toegevoegd aan schenkingen en erfenissen om ervoor te zorgen dat het verkregen vermogen altijd tot het privévermogen van de verkrijger blijft behoren. Ook als de verkrijger in gemeenschap van goederen gaat huwen of is gehuwd. De Hoge Raad heeft nu beslist dat als bij de echtscheiding blijkt dat het verkregen vermogen is besteed aan gemeenschappelijke uitgaven (zoals een vakantie), de verkrijger een vordering heeft ter grootte van dit bedrag.

Een vordering op de gemeenschap; wat vindt de Hoge Raad?

Er heeft zich een specifieke situatie voorgedaan waarbij een vrouw tijdens het huwelijk drie schenkingen (3 x € 10.000) onder uitsluitingsclausule heeft ontvangen, welke bedragen op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten zijn gestort. Op het moment dat zij privévermogen stort op de gemeenschappelijke rekening krijgt de vrouw een vergoedingsvordering ter grootte van € 30.000 op het gemeenschapsvermogen. Van de gemeenschappelijke rekening worden diverse consumptieve en huishoudelijke uitgaven gedaan. Ten tijde van de echtscheiding is echter niet meer traceerbaar waaraan het geschonken bedrag is besteed. De vraag die in deze zaak aan de orde was, is of aan de vrouw (nog steeds) een vordering heeft op de gemeenschap en, zo ja, ter grootte van welk bedrag.

De Hoge Raad is van mening dat de vrouw met haar privévermogen gezamenlijke schulden heeft betaald en daardoor haar vordering heeft behouden. Als de vrouw het geld had gebruikt voor privé-uitgaven, dan had ze geen of een lagere vordering gehad. De man heeft dit echter niet kunnen aantonen, waardoor ze de volledige waarde van de vordering van € 30.000 heeft behouden.

De wettelijke gemeenschap van goederen

Tot 1 januari 2018

In deze situatie zijn echtgenoten voor 1 januari 2018 gehuwd en is het oude huwelijksvermogensrecht op hun huwelijk van toepassing. Onder het oude recht ontstaat vanaf de voltrekking van het huwelijk een algehele gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle (toekomstige) bezittingen en schulden tot de gemeenschap gaan behoren. Dat geldt ook voor schenkingen, tenzij aan de schenking een uitsluitingsclausule is verbonden. Schulden behoren in beginsel eveneens tot de huwelijksgoederengemeenschap (op enkele specifieke uitzonderingen na). Onder schulden wordt in dit verband ook verstaan uitgaven in verband met consumptieve bestedingen en kosten van de huishouding.

Met ingang van 1 januari 2018

Inmiddels is het wettelijke systeem van de huwelijksgoederengemeenschap gewijzigd. De omvang van de gemeenschap is beperkter geworden voor huwelijken die na 1 januari 2018 worden gesloten. Dit betekent dat het privévermogen dat een van de echtgenoten voorafgaande aan de huwelijkssluiting bezat, privévermogen blijft. Ook blijven schenkingen in beginsel tot het privévermogen behoren. Net als onder het oude regime zijn consumptieve uitgaven en kosten van de huishouding gemeenschappelijke schulden. Als één van de echtgenoten privévermogen op de gemeenschappelijke rekening stort, ontstaat een vergoedingsvordering. Deze vergoedingsvordering blijft volgens de Hoge Raad dus in stand als van de gemeenschappelijke rekening consumptieve bestedingen en kosten van de huishouding worden betaald.

Het is en blijft dus zeer belangrijk te administreren wat er met het op de gemeenschappelijke rekening gestorte privévermogen gebeurt, zowel voor huwelijken die voor 1 januari 2018 als voor huwelijken die vanaf 1 januari worden gesloten. Niet alleen bij echtscheiding moet een overzicht van het privévermogen en gezamenlijke vermogen opgesteld worden, maar bijvoorbeeld ook bij een overlijden.

Een goede administratie is belangrijk

Heeft u of uw echtgenoot privévermogen gestort op een gemeenschappelijke rekening, dan is een goede administratie belangrijk.

(Bron: BDO)

De Belastingdienst heeft het begrip ‘gezagsverhouding’ in het Handboek Loonheffingen 2019 nader toegelicht. De beoordeling van de gezagsverhouding is belangrijk voor de vraag of een opdrachtnemer in dienstbetrekking staat tot een opdrachtgever. Deze nadere toelichting geeft opdrachtgevers en opdrachtnemers meer handvatten om zelf te beoordelen of er sprake is van een gezagsverhouding.

Beoordeling gezagsverhouding

In de nadere toelichting op het begrip ‘gezagsverhouding’ gaat de Belastingdienst in op de elementen die relevant zijn voor de beoordeling van de gezagsverhouding. Bij de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding spelen alle relevante elementen en hun onderlinge verhouding een rol. Het is niet mogelijk om van tevoren alle mogelijke elementen te definiëren. In de uitleg in het Handboek Loonheffingen is in ieder geval ingegaan op de volgende elementen:

  • Leiding en toezicht
    Bij leiding en toezicht wordt gekeken naar de invloed die de opdrachtgever heeft op de manier waarop de werkende de werkzaamheden uitvoert. Belangrijk hierbij is dat de opdrachtgever het recht heeft om instructies en aanwijzingen te geven. Of dit daadwerkelijk wordt gedaan is hierbij niet van belang. Zo kan er toch sprake zijn van een gezagsverhouding als het werk eenvoudig van aard is en het daardoor nagenoeg niet nodig is om opdrachten en aanwijzingen te geven.
  • Vergelijkbaarheid personeel
    Hier wordt gekeken naar de verhouding tussen de opdrachtnemer en de werkende en in hoeverre deze verhouding vergelijkbaar is met het personeel dat in dienst is bij de opdrachtgever. Een aanwijzing voor de aanwezigheid van een gezagsverhouding bestaat als de werkzaamheden die de werkende bij de opdrachtgever verricht, bij deze opdrachtgever ook worden verricht door mensen in dienstbetrekking. Als de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever, dan is de kans groter dat er sprake is van een gezagsverhouding.
  • Werktijden, locatie, materialen, hulpmiddelen en gereedschappen
    Bij dit element is van belang in hoeverre de werkende zelf zijn werktijden en de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, kan bepalen. Ook is het hierbij relevant of de werkende al dan niet zelf voor materialen en hulpmiddelen zorgt die gebruikt worden bij de werkzaamheden.
  • Manier waarop de werkende naar buiten treedt
    Indien de werkende als een zelfstandige naar buiten treedt (bijvoorbeeld wanneer de werkende bedrijfskleding van zijn eigen bedrijf mag gebruiken), dan is dit een aanwijzing dat er geen gezagsverhouding is.

Naast de voornoemde elementen kunnen ook andere factoren een rol spelen bij de beoordeling van een gezagsverhouding. Hierbij valt te denken aan risicoaansprakelijkheid, een concurrentie- of relatiebeding en bijvoorbeeld ook doorbetaling ingeval van ziekte.

Opvolging Wet DBA

De Staatssecretaris heeft onlangs aangegeven dat de nieuwe wetgeving (de opvolger van de Wet DBA) naar verwachting per 1 januari 2021 in werking zal treden. Tot dan is de huidige Wet DBA van toepassing. De handhaving van de Wet DBA is opgeschort tot in ieder geval 1 januari 2020. Dit houdt in dat opdrachtgevers en opdrachtnemers tot 1 januari 2020 geen boetes of naheffingen krijgen als achteraf blijkt dat er sprake is van een dienstbetrekking, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid. In dit kader is een juiste beoordeling van de gezagsverhouding dus zeker van belang.

(Bron: Mazars)

In 2018 zijn er in totaal 20.881 datalekken gemeld aan de Autoriteit Persoonsgegevens gemeld. Vooral vanuit de sectoren gezondheid en welzijn, financiële en zakelijke dienstverlening, IT-sector en openbaar bestuur. In dit artikel bespreken we wat u moet doen tegen of bij datalekken, en wat we van de datalekken in 2018 kunnen leren.

Wat is een datalek?

Een datalek wordt omschreven als een inbreuk op de beveiliging die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, het verlies, de wijziging of de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte persoonsgegevens.

De meest voorkomende type datalekken in 2018 waren:

  • Het versturen of afgeven van persoonsgegevens aan een verkeerde ontvanger. Denk hierbij aan een e-mail met persoonsgegevens die naar een verkeerde persoon wordt gestuurd, bijvoorbeeld door een typefout. Of een brief met gevoelige gegevens die bij de verkeerde persoon terecht is gekomen en is geopend.
  • Het kwijtraken van papieren of de diefstal van een gegevensdrager, zoals een laptop of usb-stick.
  • Verlies van gegevens door hacking, phishing of malware.

Gegevens datalek

De soorten persoonsgegevens die het meest vrijkomen bij een datalek zijn NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats), BSN- en medische gegevens.

Wat schrijft de AVG voor?

De AVG schrijft voor dat uw organisatie bepaalde inbreuken in verband met de verwerking van persoonsgegevens, zogenaamde datalekken, moet melden bij de AP. In sommige situaties moet u ook de betrokkenen (bijvoorbeeld de klanten of werknemers) bij het datalek informeren.

Waarschuwing Autoriteit Persoonsgegevens

In 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in veel gevallen organisaties uitleg gegeven over te nemen beveiligingsmaatregelen. Daarnaast heeft de AP acties ondernomen zoals een waarschuwing en aansturen op het beëindiging van de overtreding.

In het bijzonder zal de AP in 2019 aandacht schenken aan het ten onrechte niet of te laat melden van datalekken aan betrokkenen of aan de AP. Niet alle meldplichtige datalekken worden namelijk door organisaties gemeld. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk als betrokkenen melding maken van een datalek, terwijl dat door de organisatie zelf niet is gedaan. Het is dus belangrijk hier aandacht voor te hebben.

Boete Uber

In november 2018 heeft de AP vervoersdienst Uber een boete van € 600.000 opgelegd voor het willens en wetens te laat melden van een datalek. Het ging om het te laat melden aan zowel de AP als aan de betrokkenen.

Wat kunt u doen rondom datalekken?

Belangrijke zaken die u binnen uw organisatie op kunt pakken zijn:

  • Blijf aandacht geven aan het vergroten van het bewustzijn van uw medewerkers met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens en de risico’s hiervan.
  • Gaat het een keer fout? Zorg dan dat medewerkers het beveiligingsincident/datalek ook daadwerkelijk melden bij de intern verantwoordelijke hiervoor. U wilt voorkomen dat u aangeschreven wordt door de AP over een datalek binnen uw organisatie waar u zelf geen weet van hebt.
  • Zorg dat er een interne procedure is voor het omgaan met datalekken, zodat u precies weet wat u moet doen bij een datalek. Let op: er is een maximale aanmeldtermijn van 72 uur.
  • Registreer alle beveiligingsincidenten en (mogelijke) datalekken, analyseer deze periodiek en beoordeel wat u op basis hiervan kunt verbeteren binnen uw bedrijf.

Welke verplichtingen heeft u bij een datalek?

  • Bij een datalek moet u deze uiterlijk 72 uur nadat u er kennis van heeft genomen, melden bij de AP. Hiervoor moet u het digitale meldingsformulier op de website van de AP gebruiken.
  • Een datalek hoeft niet gemeld te worden als, zoals de AVG bepaalt, het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk in verband met persoonsgegevens een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. Dit houdt in dat het datalek geen betrekking heeft op persoonsgegevens van gevoelige aard en/of het datalek niet leidt tot ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van de verwerkte persoonsgegevens.
  • Wanneer een inbreuk waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, moet u de betrokkene(n) direct informeren. Dit hoeft niet als u de persoonsgegevens onbegrijpelijk heeft gemaakt, zoals door versleuteling van gegevens.
  • Een (sub)verwerker, zoals een leverancier of serviceprovider, moet u, omdat u verantwoordelijke bent, direct informeren zodra hij kennis heeft genomen van een datalek, zodat u nog de gelegenheid heeft tijdig de AP te informeren.
  • U moet alle datalekken – met inbegrip van de feiten over de inbreuk in verband met persoonsgegevens, de gevolgen daarvan en de genomen maatregelen – documenteren. Dit betreft zowel datalekken die u niet heeft gemeld aan de AP als datalekken die u wel heeft gemeld. Het vastleggen kan bijvoorbeeld in een incidentenregister.

(Bron: DRV)

Het zal u niet zijn ontgaan dat Nederland sinds 1 januari 2018 nieuwe regels heeft voor gehuwden en geregistreerde partners. Wat u mogelijk wel is ontgaan is de regeling die is gaan gelden voor alle ondernemers van wie de onderneming geen gemeenschappelijk vermogen met een partner is.

Het gaat om de volgende ondernemers:

Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en u hebt uw onderneming geërfd of geschonken gekregen met toepassing van een uitsluitingsclausule.

Gehuwd en geregistreerd partner ná 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd volgens de nieuwe wettelijke regels, zodat uw onderneming tot uw privévermogen behoort.

Ondernemer is vergoeding verschuldigd aan de huwelijksgemeenschap

In het nieuwe huwelijksvermogensregime gaat de wetgever ervan uit, dat alle inkomsten die u en uw partner gedurende het huwelijk verdienen in de huwelijksgemeenschap vallen. Voor u als ondernemer valt derhalve uw arbeidsbeloning (of de privé-onttrekkingen aan uw onderneming) in de huwelijksgemeenschap. Omdat u als ondernemer echter ook ‘verdiensten’ heeft uit uw onderneming in de vorm van waardegroei of dividend (al dan niet opgepot in uw onderneming), vindt de wetgever dat u deze ‘verdiensten’ aan de huwelijksgemeenschap moet vergoeden. Het gaat daarbij om een vergoeding die naar maatstaven van redelijkheid wordt bepaald: een redelijke vergoeding. 


Deze redelijke vergoeding heeft alleen betrekking op de waardegroei die is ontstaan door arbeidsinspanningen tijdens de huwelijkse periode. Het gaat niet om waardegroei die vóór uw huwelijk als bestond of welke is ontstaan door externe marktfactoren of autonome waardegroei (zoals bijvoorbeeld bij vastgoed). 


Hebt u een BV met winstreserves? Dan vertegenwoordigen die reserves de basis voor het bepalen van de redelijke vergoeding.

Kortom: volgens de wet deelt u als ondernemer niet alleen uw arbeidsbeloning met uw partner maar ook een redelijke vergoeding uit de meerwaarde of uit opgepotte winsten van uw onderneming. 

Let op! Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018? 
Deze regeling geldt ook voor u, als u voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd. Het gaat dan om de waardegroei van uw onderneming vanaf 1 januari 2018 tot aan het einde van uw huwelijk.

Kom in actie en voorkom financiële problemen voor uw onderneming

Het zal u direct duidelijk zijn, dat deze nieuwe wettelijke regel voer voor discussie is bij een onverhoopte echtscheiding. 
Want hoe hoog is die redelijke vergoeding in uw situatie? Wat betekent dit voor de continuïteit van en liquiditeit in uw onderneming? Hoe bepaalt u de meerwaarde in uw onderneming die louter door uw arbeid is ontstaan? De wetgever geeft geen antwoord op al deze vragen en laat de beantwoording ervan over aan de rechtspraak.

Gelukkig kunt u met uw partner afspreken hoe u wilt omgaan met deze nieuwe wettelijke regel. Misschien wilt u ervan afwijken en samen een andere regeling treffen? Of wellicht bent u het er samen over eens dat de ontvangen arbeidsbeloning voor u samen al de ‘redelijke vergoeding’ vertegenwoordigt?

Hebt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden, dan legt u de onderling gemaakte afspraken daarin vast. Daarvoor is een bezoek aan de notaris noodzakelijk. 
Hebt u geen huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden? Dan is het zeker zaak om deze alsnog op te stellen, als is het alleen maar om de afspraken over de redelijke vergoeding daarin vast te leggen.

Wij kunnen u hierbij uiteraard helpen. Niet alleen met het cijfermatige deel van de afspraken, maar ook met de begeleiding richting uw notaris.

(Bron: HLB van Daal)

Het zal u niet zijn ontgaan dat Nederland sinds 1 januari 2018 nieuwe regels heeft voor gehuwden en geregistreerde partners. Wat u mogelijk wel is ontgaan is de regeling die is gaan gelden voor alle ondernemers van wie de onderneming geen gemeenschappelijk vermogen met een partner is.

Het gaat om de volgende ondernemers:

Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en u hebt uw onderneming geërfd of geschonken gekregen met toepassing van een uitsluitingsclausule.

Gehuwd en geregistreerd partner ná 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd volgens de nieuwe wettelijke regels, zodat uw onderneming tot uw privévermogen behoort.

Ondernemer is vergoeding verschuldigd aan de huwelijksgemeenschap

In het nieuwe huwelijksvermogensregime gaat de wetgever ervan uit, dat alle inkomsten die u en uw partner gedurende het huwelijk verdienen in de huwelijksgemeenschap vallen. Voor u als ondernemer valt derhalve uw arbeidsbeloning (of de privé-onttrekkingen aan uw onderneming) in de huwelijksgemeenschap. Omdat u als ondernemer echter ook ‘verdiensten’ heeft uit uw onderneming in de vorm van waardegroei of dividend (al dan niet opgepot in uw onderneming), vindt de wetgever dat u deze ‘verdiensten’ aan de huwelijksgemeenschap moet vergoeden. Het gaat daarbij om een vergoeding die naar maatstaven van redelijkheid wordt bepaald: een redelijke vergoeding. 


Deze redelijke vergoeding heeft alleen betrekking op de waardegroei die is ontstaan door arbeidsinspanningen tijdens de huwelijkse periode. Het gaat niet om waardegroei die vóór uw huwelijk als bestond of welke is ontstaan door externe marktfactoren of autonome waardegroei (zoals bijvoorbeeld bij vastgoed). 


Hebt u een BV met winstreserves? Dan vertegenwoordigen die reserves de basis voor het bepalen van de redelijke vergoeding.

Kortom: volgens de wet deelt u als ondernemer niet alleen uw arbeidsbeloning met uw partner maar ook een redelijke vergoeding uit de meerwaarde of uit opgepotte winsten van uw onderneming. 

Let op! Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018? 
Deze regeling geldt ook voor u, als u voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd. Het gaat dan om de waardegroei van uw onderneming vanaf 1 januari 2018 tot aan het einde van uw huwelijk.

Kom in actie en voorkom financiële problemen voor uw onderneming

Het zal u direct duidelijk zijn, dat deze nieuwe wettelijke regel voer voor discussie is bij een onverhoopte echtscheiding. 
Want hoe hoog is die redelijke vergoeding in uw situatie? Wat betekent dit voor de continuïteit van en liquiditeit in uw onderneming? Hoe bepaalt u de meerwaarde in uw onderneming die louter door uw arbeid is ontstaan? De wetgever geeft geen antwoord op al deze vragen en laat de beantwoording ervan over aan de rechtspraak.

Gelukkig kunt u met uw partner afspreken hoe u wilt omgaan met deze nieuwe wettelijke regel. Misschien wilt u ervan afwijken en samen een andere regeling treffen? Of wellicht bent u het er samen over eens dat de ontvangen arbeidsbeloning voor u samen al de ‘redelijke vergoeding’ vertegenwoordigt?

Hebt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden, dan legt u de onderling gemaakte afspraken daarin vast. Daarvoor is een bezoek aan de notaris noodzakelijk. 
Hebt u geen huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden? Dan is het zeker zaak om deze alsnog op te stellen, als is het alleen maar om de afspraken over de redelijke vergoeding daarin vast te leggen.

Wij kunnen u hierbij uiteraard helpen. Niet alleen met het cijfermatige deel van de afspraken, maar ook met de begeleiding richting uw notaris.

(Bron: HLB van Daal)

Bent u gehuwd of als partner geregistreerd en…

  • hebben u en uw partner niet dezelfde nationaliteit of heeft u meerdere nationaliteiten?
  • bent u in het buitenland uw huwelijk of geregistreerd partnerschap aangegaan?
  • zijn u en uw partner na het voltrekken van uw huwelijk of geregistreerd partnerschap ieder in een ander land gaan wonen?
  • woont u al geruime tijd in het buitenland?
  • heeft u vermogen in het buitenland?

Dan geldt er voor uw huwelijk of geregistreerd partnerschap wellicht een ander recht dat andere gevolgen met zich meebrengt.

De vraag welk recht van toepassing is op een huwelijk of geregistreerd partnerschap met internationale elementen is vaak lastig te beantwoorden. Met name wanneer de echtgenoten/geregistreerde partners niet dezelfde nationaliteit hebben en zij na het aangaan van de verbintenis niet in hetzelfde land gaan of blijven wonen. Of in het geval de partners jaren in een ander land wonen dan waar zij de eerste tijd na het aangaan van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap hebben gewoond. Daarbij komt dat veel landen hun eigen regels hebben wat het nog complexer maakt om vast te stellen welk internationaal recht (of misschien zelfs wel rechten) op het huwelijk/geregistreerd partnerschap van toepassing zijn.

Europese Verordening Huwelijksvermogensrecht

Op 29 januari 2019 is de Europese Verordening Huwelijksvermogensrecht in werking getreden. Het doel van de verordening is het geven van duidelijkheid over onder meer het recht van welk land van toepassing is op het huwelijk/geregistreerd partnerschap. Daarnaast biedt het ook de mogelijkheid om zelf duidelijkheid te scheppen over het recht dat van toepassing is op het huwelijk of geregistreerd partnerschap door het maken van een rechtskeuze.

Bent u vóór 29 januari 2019 getrouwd of een geregistreerd partnerschap aangegaan en speelt een van bovenstaande situaties voor u? Laat u dan informeren over het recht van welk land of de rechten van welke landen die op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap van toepassing zijn en de gevolgen daarvan. Ook voor deze huwelijken/geregistreerde partnerschappen kan de verordening meer duidelijkheid bieden. Zo kunt u bijvoorbeeld door het opstellen van huwelijkse voorwaarden een keuze maken voor het recht dat van toepassing zal zijn op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dat kan naar de toekomst toe en onder voorwaarden zelfs ook voor het verleden.  

Bent u na 29 januari 2019 getrouwd of gaat u nog trouwen en speelt één van bovenstaande situaties bij u, laat u dan adviseren over de gevolgen van de verordening en hetgeen u zelf zou kunnen regelen om ongewenste gevolgen te voorkomen.

(Bron: WVDB)

Mensen die in 2018 zijn gescheiden, krijgen een brief van de Belastingdienst. Hierin staan tips voor de aangifte inkomstenbelasting over 2018 en wordt onder andere aangeraden om samen aangifte te doen. 

Als een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst beëindigd wordt gedurende het jaar, dan kunnen de (ex-)partners ervoor kiezen toch het hele jaar als fiscale partner te worden beschouwd. De inkomsten en aftrekposten mogen dan nog verdeeld worden.
Blijft één van de partners in de koopwoning wonen? Dan heeft dat gevolgen voor de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait. 

Laat u informeren

Gezamenlijk aangifte doen voorkomt vaak fouten en maakt het gemakkelijker de inkomsten en aftrekposten optimaal te verdelen. Laat u hierbij altijd goed informeren zodat de aangifte juist wordt ingediend.

Op 23 oktober 2018 is in werking getreden de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (‘Wbb’) (Stb. 2018, 369, i.w.tr. Stb. 2018, 370).

De Wbb vormt een implementatie van Europese Richtlijn 2016/943/EU die op zijn beurt de implementatie vormt van art. 39 van het WTO-TRIPs-verdrag dat bescherming van bedrijfsgeheimen voorschrijft.

De bescherming van bedrijfsgeheimen verliep in Nederland tot de invoering van de Wbb 99 jaar lang (sinds het arrest Lindenbaum/Cohen, HR 31 januari 1919, NJ 1919/161) via de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW), via het contractenrecht en via het strafrecht.

Ieder verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen zonder toestemming is onrechtmatig. Dat klinkt begrijpelijk en eenvoudig. Maar de uitwerking roept tal van interessante vragen op.

Wanneer is iets (een bedrijfs)geheim?

In art. 1 Wbb is de volgende definitie opgenomen:

bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

  1. zij is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;
  2. zij bezit handelswaarde omdat zij geheim is, en
  3. zij is door degene die daar rechtmatig over beschikt, onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.

‘Geheim’ betekent dat de informatie niet gemakkelijk toegankelijk is, ook niet voor deskundigen. ‘Handelswaarde’ betekent dat ‘onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken daarvan schadelijk zou kunnen zijn voor de belangen van de persoon die rechtmatig over de informatie beschikt, aangezien daardoor afbreuk wordt gedaan aan het wetenschappelijk en technisch potentieel, de zakelijke of financiële belangen, de strategische posities of het concurrentievermogen van die persoon’ (ov. 14 bij de Richtlijn).

Dit klinkt erg ruim en dat is het ook. Vaak zal het gaan om informatie waarmee geld verdiend kan worden door deze toe te passen. Denk aan geheime recepten en productieprocessen. Maar strategische plannen van een onderneming kunnen er ook onder vallen. En televisieformats, of marketingplannen die nog niet zijn openbaar gemaakt. En wat te denken van examenopgaven die nog geheim zijn?

Het is niet eenvoudig om voorbeelden te bedenken van geheimen van of over bedrijven die geen handelswaarde hebben. Mogelijk valt bedrijfsgevoelige of koersgevoelige informatie over fraude, misstanden, aanstaande bestuurswisselingen, overnames of reorganisaties niet onder het begrip ‘bedrijfsgeheim’ in de zin van de Wbb. Maar dat betekent uiteraard niet dat het openbaar maken daarvan niet tóch onrechtmatig kan zijn. Voor het ‘klokkenluiden’ kent de Wbb in art. 4 overigens een expliciete uitzondering.

Redelijke maatregelen

Bij ‘redelijke maatregelen’ moet gedacht worden aan “het opnemen van geheimhoudingsclausules in handelscontracten, het opnemen van geheimhoudingsbepalingen in arbeidsovereenkomsten en arbeidsreglementen, het expliciet benoemen of registreren van bedrijfsgeheimen (dat wil zeggen een organisatorische maatregel ter beveiliging, zoals een bepaling dat alleen sleutelfiguren in een bedrijf toegang hebben tot de geheimen of het verrichten van een i-depot) en het bewaken van het bedrijfsterrein of de betrokken installatie. Voorts is te denken aan digitale beschermingsmaatregelen zoals encryptie, bijvoorbeeld ter voorkoming van het inbreken in computerbestanden of e-mail.” (W.v. 34 821, nr. 3, p.17).

Het lijkt een open deur om te stellen dat informatie die bekend wordt of uitlekt omdat er onvoldoende ‘redelijke maatregelen’ zijn genomen, daardoor niet meer geheim is en dus geen bescherming als bedrijfsgeheim meer geniet. Maar dit is vermoedelijk wel de belangrijkste praktische boodschap voor bedrijven: die ‘redelijke maatregelen’ móeten genomen worden. Die noodzaak is enigszins vergelijkbaar met de verplichtingen onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het regelmatig verzenden van bedrijfsgeheimen via onbeveiligde e-mail of via WeTransfer betekent mogelijk al dat er dus geen redelijke maatregelen worden genomen. Het feit dat een werknemer per ongeluk een bedrijfsgeheim naar de verkeerde persoon stuurt, hoeft niet, maar kan wel betekenen dat er geen ‘redelijke maatregelen’ waren genomen om dit te voorkomen. De enkele stelling dat die werknemer in strijd handelde met zijn arbeidsovereenkomst, lijkt niet voldoende.

Wie is rechthebbende?

Rechthebbende op een bedrijfsgeheim is de houder van het bedrijfsgeheim: ‘iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt’. Ook deze definitie roept vragen op.

Betekent dit dat íedere licentienemer die rechtmatig kennis heeft van het bedrijfsgeheim en die kennis ook toepast, ook gerechtigd is om de rechten verbonden aan het zijn van houder van een bedrijfsgeheim op zijn eigen houtje uit te oefenen jegens derden? Denk aan het instellen van verbodsvorderingen, beslagleggen en schadevergoedingsvorderingen. Dat zal toch meestal niet de bedoeling zijn van de licentiegever van wie het bedrijfsgeheim afkomstig is. Maar dat zal hij dan vermoedelijk wel contractueel moeten vastleggen.

Betekent dit ook dat een ieder die door reverse engineering een geheim ontdekt heeft, zelf ook weer rechthebbende op dat geheim wordt en dat recht kan uitoefenen? ‘Observatie, onderzoek, demontage of testen van een product of voorwerp dat ter beschikking van het publiek is gesteld of dat op een rechtmatige manier in het bezit is van degene die de informatie verwerft en die niet gebonden is aan een rechtsgeldige verplichting het verkrijgen van het bedrijfsgeheim te beperken’ is namelijk toegestaan en levert rechtmatig gebruik op. Of is het bedrijfsgeheim niet meer geheim zodra iemand door reverse engineering heeft ontdekt wat het is?

Wie maakt inbreuk?

Verkrijgen

Verkrijging van een bedrijfsgeheim is onrechtmatig wanneer iemand zich schuldig maakt aan ‘onbevoegde toegang tot of het zich onbevoegd toe-eigenen of kopiëren van documenten, voorwerpen, substanties, materialen of elektronische bestanden waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt en die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid’.

Gebruiken of openbaar maken

Gebruiken of openbaar maken is onrechtmatig als het bedrijfsgeheim onrechtmatig is verkregen of wanneer een contractuele verplichting tot geheimhouding wordt geschonden. Dit ligt voor de hand.

Had moeten weten

Maar, ‘het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim is ook onrechtmatig wanneer een natuurlijke persoon of rechtspersoon op het moment van het verkrijgen, gebruiken, of openbaar maken, wist, of gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte’ (art. 2 lid 3).

Hier komen we in de sfeer van het profiteren van andermans wanprestatie. In geval van opzet of kwader trouw is dit duidelijk. Maar derden kunnen lang niet altijd weten dat iets een bedrijfsgeheim is (geweest).

Verkoop van ‘inbreukmakende goederen’

Nog verder gaat het dat iemand die ‘inbreukmakende goederen’ invoert, aanbiedt of opslaat ook onrechtmatig kan handelen. (inbreukmakende goederen: ‘goederen waarvan het ontwerp, de kenmerken, de werking, het productieproces of het in de handel brengen aanzienlijk voordeel heeft of hebben bij bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt’).

Als een handelaar ‘wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt’ bij het in het verkeer brengen, kan er ook bij hem op dergelijke goederen beslag worden gelegd of een verkoopverbod worden gevorderd. Maar wat nu als de handelaar op het moment van inkoop van niets wist, maar vervolgens op de hoogte wordt gesteld? Mag hij dan nog iets verkopen?

Wat te denken van goederen waar op zichzelf niets mis mee is, maar waarbij bij de eerste verkoop gebruik is gemaakt van een klantenlijst die door een ex-werknemer aan een concurrent is doorgespeeld? Zijn die goederen dan ‘besmet’ en mag de verdere (door)verkoop ervan worden verboden vanwege die schending van een bedrijfsgeheim bij de eerste verkoop?

Het heeft er alle schijn van dat onvoldoende is nagedacht over dit vergaande ‘zaaksgevolg’ van schending van bedrijfsgeheimen.

Beperkingen

De Wbb kent beperkingen ten gunste van de pers- en informatievrijheid en van het ‘klokkenluiden’(het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten) (art. 4).

Procesrechtelijke bepalingen

Een apart sub-specialisme is de geheimhouding tijdens een procedure over de beweerdelijke schending van bedrijfsgeheimen. Regels daarover zijn onder andere opgenomen in een nieuwe titel 15a Rv, art. 1019ia t/m 1019ie. Om te bewijzen dat iemand anders gebruik maakt van jouw bedrijfsgeheim is het nodig om in ieder geval aan de rechter, maar ook aan de wederpartij, duidelijk te maken wat het bedrijfsgeheim is en waaruit blijkt dat de wederpartij het gebruikt. Maar daarbij wil je het geheim zèlf tegelijkertijd ook geheimhouden, in ieder geval voor derden. En om dat inbreukmakend gebruik aan te tonen, wil je mogelijk bewijsbeslag leggen bij de wederpartij. Maar dat mag weer niet uitmonden in een fishing expedition waarbij juist bedrijfsgeheimen van die wederpartij worden onthuld. Zie bijvoorbeeld het recente arrest van de Hoge Raad waarin al wordt geanticipeerd op de Wbb. (HR  28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775, Organik / Dow).

Daarom is nu in art. 1019ib expliciet bepaald dat het aan deelnemers aan ‘gerechtelijke procedures tot bescherming van bedrijfsgeheimen ingevolge de Wet bescherming bedrijfsgeheimen’ verboden is ‘bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen te gebruiken of openbaar te maken die de rechter op verzoek van een partij als vertrouwelijk heeft aangemerkt en die hun ter kennis zijn gekomen als gevolg van een dergelijke deelname of toegang’. De rechter kan ook bepalen wie er kennis mogen nemen van die geheimen.

Maar die mogelijkheid bestaat ook voor procedures die zelf niet over bedrijfsgeheimen gaan. Aan art. 22 wordt een nieuwe derde lid toegevoegd:

“De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. […]”

Dit roept ook weer belangrijke vragen op. Wat moet een advocaat met informatie die hij niet met zijn cliënt mag delen? Is dit niet een inbreuk op de bijzondere vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt? De advocaat kan vaak niet oordelen over de (technische) geheime informatie waar hij wèl kennis van mag nemen, maar die hij níet met zijn client mag delen. Hoe kan hij daar dan iets zinnigs mee doen?

Volledige proceskosten

Voor het overige bevat de nieuwe titel 15a Rv bepalingen die grote gelijkenis vertonen met het IE-procesrecht opgenomen in titel 15 Rv. Bij amendement is daar ook de mogelijkheid van een volledige proceskostenveroordeling bij opgenomen. Die volledige proceskostenveroordeling stuitte bij een deel van de Eerste Kamer op grote bezwaren, hetgeen ook de reden is dat de Wbb niet tijdig is geïmplementeerd. De Richtlijn had al op 8 juni 2018 moeten zijn geïmplementeerd. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen, is een wijziging aangekondigd waardoor het mogelijk wordt om bij AMvB ten aanzien van zaken over bedrijfsgeheimen regels te stellen ‘in welke gevallen de rechter de in het ongelijk gestelde partij kan veroordelen in de kosten’. (w.v. 34 821, H).

Veel ervaring in common law landen

Tot slot is het nuttig om te melden dat er in de Angelsaksische wereld heel veel ervaring bestaat met trade secret protection als onderdeel van confidential information. Er is daar veel rechtspraak en allerlei leerstukken, zoals relative secrecy en de springboard doctrine, zijn daar al decennia in ontwikkeling. Bescherming van bedrijfsgeheimen en het bijbehorende procesrecht is daar al heel lang een belangrijke en afzonderlijke tak van sport. En dat gaat het in Nederland en de rest van de EU de komende jaren zeker ook worden. Met veel vragen van uitleg aan het HvJ EU over de verschillende geharmoniseerde begrippen en regels.

(Bron: mr-online)