DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof

De Hoge Raad verlaagt het bijdrage-inkomen van een ondernemer met het bedrag van diens lijfrentestorting vanuit de fiscale oudedagsreserve.

De zaak (23 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2175) verloopt als volgt. Een ondernemer staakt in 2014 zijn onderneming. De ondernemer zet van de fiscale oudedagsreserve (FOR) een bedrag van € 18.500 om in een lijfrente (artikel 3.128 Wet IB 2001). De inspecteur brengt de ondernemer een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) in rekening over een bijdrage-inkomen van € 18.500. Op dit bijdrage-inkomen is de betaalde lijfrentepremie niet in mindering gekomen. Dat deze premie niet in aftrek komt op het bijdrage-inkomen, is in overeenstemming met de wet. De ondernemer berust hier echter niet in en stapt naar de rechter.

Hof Den Haag oordeelt dat de ondernemer die pensioen opbouwt met een lijfrente, ongelijk wordt behandeld ten opzichte van werknemers die een pensioen opbouwen via hun werkgever. De eigen bijdrage in de pensioenregeling verlaagt namelijk wel het bijdrage-inkomen van deze werknemers. Lijfrentepremies doen dat niet. Volgens het hof is deze ongelijke behandeling niet gerechtvaardigd, maar het hof ziet geen mogelijkheden tot rechtsherstel.

De Hoge Raad ziet die mogelijkheid daarentegen wel en verleent de ondernemer alsnog de door hem gewenste aftrek op het bijdrage-inkomen van de door hem betaalde lijfrentepremie vanuit de FOR. Voor de goede orde: de latere lijfrentetermijnen behoren wél tot het bijdrage-inkomen voor de Zvw.

Belang voor de praktijk

Dit is wat ons betreft de belangrijkste lijfrente-uitspraak van 2018. Het is velen al jaren een doorn in het oog dat de Belastingdienst bij lijfrenten twee keer een bijdrage Zvw berekent. Dat is weliswaar in overeenstemming met de wet, maar twee keer de Zvw-bijdrage betalen – de eerste keer doordat de storting niet in aftrek komt en de tweede keer bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen – voelt toch niet goed.

De vraag is wat de reikwijdte van deze uitspraak is? Geldt de aftrek van lijfrentestortingen op het bijdrage-inkomen nu in zijn algemeenheid, dus ook bij het benutten van jaarruimte of reserveringsruimte (ruime lezing), of is deze beperkt tot stakende ondernemers die hun FOR omzetten (enge lezing)? Kortom, wanneer is er nu sprake van een discriminerende ‘dubbelop-situatie’ die rechtgezet wordt? Dat punt is vooralsnog onduidelijk. Hopelijk komt deze duidelijkheid alsnog snel.

Voorts is het de vraag hoe de Belastingdienst aan deze uitspraak praktisch uitwerking gaat geven. Moet een belastingplichtige in een voorkomend geval via een bezwaarschrift een en ander regelen of wordt dit in een automatisch proces ingeregeld? Ook dat is op dit moment nog onduidelijk. Feit is dat de systemen van de Belastingdienst hier momenteel nog niet op zijn ingericht.

Ten slotte is het de vraag of de wetgever de handschoen oppakt om de Zvw-wetgeving in overeenstemming te brengen met deze uitspraak. Wat ons betreft mag de hele financiering van de Zvw wel eens kritisch tegen het licht worden gehouden. Er zijn nog wel meer onrechtvaardigheden glad te strijken. Twee voorbeelden:

  1. Een tweede ‘dubbelop-situatie’ kan ontstaan na echtscheiding. Gesteld dat iemand aan zijn ex-partner alimentatie betaalt of een deel van zijn pensioen doorbetaalt, dan wordt bij hem de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw berekend over zijn inkomen zónder rekening te houden met de alimentatie- c.q. pensioendoorbetalingsverplichting. Desalniettemin is de ex-partner over het ontvangene zelf ook opnieuw de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd. Ook dit komt weinig rechtvaardig over. Dat de wetgever deze ‘dubbelop-situaties’ bewust heeft geaccepteerd, maakt dit niet anders.
  2. Periodieke uitkeringen behoren tot het bijdrage-inkomen. De afkoopsom van een aanspraak op periodieke uitkeringen daarentegen niet (tenzij van dezelfde uitvoerder in het belastingjaar andere periodieke uitkeringen worden ontvangen). De rekeninghouder van een stamrechtrekening, die een inkomensoverbrugging wenst tot zijn AOW, kan dan beter kiezen voor het periodiek gedeeltelijk opnemen (afkoop) van zijn tegoed in plaats van een uitkeringsreeks aankopen. In het laatste geval is hij de Zvw-bijdrage verschuldigd over de ontvangen termijnen, in het eerste geval in principe niet.

(Bron: Taxlive)

Als iemand een goed vanuit zijn privévermogen inbrengt in zijn ondernemingsvermogen, moet hij dit activeren voor de waarde in het economische verkeer. Als die waarde evenwel is aan te merken als nog niet gerealiseerd resultaat uit overige werkzaamheden, moet het te activeren bedrag worden beperkt tot het in die waarde begrepen bedrag van de voor die werkzaamheden gemaakte kosten, voor zover deze kosten niet al ten laste van het inkomen zijn gekomen.

Een systeemprogrammeur ontwikkelde in privétijd software waarmee het mogelijk was op een computer aanpassingen en verbeteringen voor ‘mainframe-aplicaties’ te ontwikkelen. Daar besteedde de programmeur enkele honderden uren gedurende twee jaar. Op enig moment is de tool tot het ondernemingsvermogen gerekend en de programmeur activeerde de tool voor € 250.000. In 2012 verkocht de programmeur licentierechten en schreef hij € 100.000 af op de tool. De inspecteur heeft deze afschrijving gecorrigeerd naar € 5.000.

Inkomsten uit andere arbeid

In geschil is de afschrijving. Het hof gaf als hoofdregel dat een belastingplichtige die een goed inbrengt vanuit zijn privévermogen, dit goed in zijn ondernemingsvermogen moet activeren voor de waarde in het economische verkeer. Dit lijdt echter uitzondering als die waarde is aan te merken als de nog niet gerealiseerde opbrengst als resultaat uit overige werkzaamheden (inkomsten uit andere arbeid). In zo’n geval moet het te activeren bedrag worden beperkt tot het in die waarde begrepen bedrag van de voor die werkzaamheden gemaakte kosten, voor zover die kosten niet reeds ten laste van het inkomen konden worden gebracht. De Hoge Raad oordeelt dat uit de uitspraak van het hof niet blijkt op welke gronden hij tot de conclusie is gekomen dat de werkzaamheden van de programmeur voor de ontwikkeling van de tool moeten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Alleen dan kan sprake zijn van nog niet gerealiseerde opbrengst als resultaat uit overige werkzaamheden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Den Bosch.

(Bron: Taxence)

Het is mogelijk dat de Belastingdienst de loonheffing in de voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor 2019 verkeerd heeft berekend waardoor de de teruggave groter is dan verwacht of het te betalen bedrag lager.

De Belastingdienst stuurt een excuusbrief en een nieuwe aanslag waarin de loonheffing juist is berekend. De aanslag is mogelijk verkeerd berekend wanneer alle, onderstaande situaties van toepassing zijn:

  • De belastingplichtige is in 2019 jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
  • De belastingplichtige heeft zowel inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking.
  • Er is sprake van dubbele dienstbetrekking.
  • Het hoogste inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking is lager dan € 6.758.
  • Het hoogste inkomen uit vroegere dienstbetrekking is hoger dan het hoogste inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking.

Bron: Belastingdienst

In de aanloop van elk nieuw kalenderjaar worden de heffingskortingen opnieuw vastgesteld. Zo ook voor het jaar 2016. Normaal gebeurt dat tijdig, zodat de Belastingdienst hiermee nog rekening kan houden met de uitbetaling van voorlopige teruggaven. Maar dat was niet het geval met de met €12 verhoogde algemene heffingskorting voor 2016. Die verhoging werd pas bekend in december 2015, waardoor de Belastingdienst daar geen rekening meer mee kon houden bij de uitbetaling van de voorlopige teruggaven. Nu wil het geval dat voor een teruggaaf bij de definitieve aanslagregeling in 2016, net als in 2018 overigens, een minimaal teruggavebedrag gold van € 14. Daarom konden veel belastingplichtigen die genoemde € 12 niet alsnog ontvangen bij de definitieve aanslagregeling. Toch is nu besloten om het bedrag alsnog uit te betalen aan, naar wij hebben begrepen, zo’n 175.000 belastingplichtigen. Behoort u tot die groep? Dan zult u hierover binnenkort een brief ontvangen van de Belastingdienst.

(Bron: RB)

U spaart en/of belegt? Dan heeft u te maken met belastingheffing in box 3. Voor het jaar 2019 heeft de staatssecretaris de nieuwe forfaitaire rendementscijfers bekend gemaakt. Bekijk de nieuwe belastingtarieven en lees onze toelichting op de nieuwe tarieven.

Cijfers rendementsklassen 2019

Rendementsklasse Normrendement
I (sparen) 0,13%
II (beleggen) 5,60%

Forfaitaire normrendementen per vermogensschijf 2019

Op basis van deze cijfers per rendementsklasse zijn de volgende forfaitaire normrendementen per vermogensschijf te berekenen voor 2019. Over het normrendement betaalt u in box 3 een belasting van 30 procent. Het belastingdrukpercentage op het box 3 vermogen ziet u in onderstaande tabel.

Uw vermogen Normrendement Belastingdruk (tarief 30%)
€ 30.360* Vrijstelling Vrijstelling
Van € 0** tot en met € 71.650 1,94% 0,58%
Van € 71.651 tot en met € 989.736 4,45% 1,34%
Vanaf € 989.737 5,60% 1,68%

* Het heffingsvrije vermogen bedraagt: € 30.360 (voor fiscale partners wordt dit bedrag verdubbeld).

** Vanaf het heffingsvrije vermogen.

Ook in 2019 betaalt u meer dan 100 procent belasting over uw rente

Omdat het cijfer inzake de rendementsklasse I (sparen) tegenwoordig is gekoppeld aan de maandcijfers over een 12-maandsperiode die eindigt op 30 juni jongstleden, is deze informatie pas recent beschikbaar.

In de eerste vermogensschijf weegt ‘beleggen’ (rendementsklasse II) ook mee. En wel voor circa tweederde deel. Daarom bedraagt het normrendement zelfs al in de eerste vermogensschijf 1,94 procent. Dat is natuurlijk nog altijd veel te hoog ten opzichte van hetgeen een risicomijdende spaarder momenteel daadwerkelijk aan rente ontvangt.

Zelfs met de aanpassingen die sinds 1 januari 2017 bij box 3 zijn doorgevoerd, doet zich nog steeds de situatie voor dat belastingplichtigen meer dan 100 procent belasting betalen over de gerealiseerde rentebate. En dat is in 2019 dus opnieuw het geval.

Verkorten van de referentieperiode

De verkorting van de referentieperiode, in 2017 nog vijf jaar en sinds 2018 nog maar 12 maanden, voor het bepalen van de spaarrente is eigenlijk een listig verhaal. De wijziging is doorgevoerd per 1 januari 2018. Uiteraard sluit het normpercentage op deze manier beter en sneller aan bij het werkelijke rendement. Als de rente stijgt, werkt dat vanwege die kortere referentieperiode beduidend sneller door naar het normrendement van box 3.

Het verkorten van de referentieperiode kan daarom in het voordeel van de belastingdienst uitwerken. Zolang in de eerste vermogensschijf de rendementsklasse II (beleggen) zwaar meetelt, blijft u sowieso last houden van een te hoog normrendement. En zolang de rentevoet laag blijft, blijft box 3 een onrechtvaardig systeem.

(Bron: GT)

Vanuit fiscaal oogpunt bestaat de mogelijkheid om hypotheekrente voor uw eigen woning vooruit te betalen. Regelmatig komt dit terug in de lijstjes met fiscale eindejaarstips. Bij vooruitbetaling is de in 2018 vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op een tijdvak dat uiterlijk op 30 juni 2019 eindigt, nog in 2018 aftrekbaar. Vanuit fiscaal oogpunt kan dit interessant zijn gelet op de reeds ingezette afbouw van de hypotheekrenteaftrek en de aangekondigde versnelling van deze afbouw uit het Belastingplan 2019.

Hypotheekrente eigen woning aftrekbaar

In 2019 is de hypotheekrente voor de eigen woning aftrekbaar tegen een tarief van maximaal 49%. In 2018 is dit nog 49,5%. Vanaf 2020 zal de afbouw versneld worden met 3% per jaar, totdat in 2023 het niveau van het belastingtarief van de eerste schijf is bereikt (37,05%).

Door vooruit te betalen kunt u de betaalde hypotheekrente voor de eigen woning nog aftrekken tegen het nog hogere geldende tarief van het jaar ervoor. Voor 2018-2019 zal het tariefvoordeel slechts 0,5% bedragen. Voor 2019-2020 zal dit tarief voordeel oplopen tot 3%. Bij een hogere rente zal het voordeel logischerwijs ook hoger uitvallen. Tevens zal bij een eventueel box 3 vermogen de vooruitbetaalde rente geen onderdeel meer uitmaken van uw vermogen op 1 januari.

Aandachtspunten vooruit betalen hypotheekrente

Tegenover de voordelen staan ook een aantal aandachtspunten. Zo dient tijdig afgestemd te worden met de geldverstrekker (Bank of eigen B.V.) of vooruitbetaling (praktisch) mogelijk is. Tevens dient rekening gehouden te worden met eventuele administratiekosten c.q. verwerkingskosten die het voordeel laten verminderen of zelfs laten verdwijnen.

(Bro: BDO)

Als u een eigen woning bezit, kunt u in beginsel de hypotheekrente aftrekken. Verkoopt u de woning en koopt u een andere woning terug, dan geldt het uitgangspunt dat u de ‘oude’ lening kunt toerekenen aan de nieuw gekochte woning. Dit kan ook als de oude woning op het moment van aankoop van de nieuwe, nog niet is verkocht. Dit heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eerder beslist.

Oude woning nog niet verkocht

Zoals vaker voorkomt, had in deze zaak een belastingplichtige een woning gekocht, terwijl zijn oude woning nog niet verkocht was. Hij had de nieuwe woning gefinancierd met een tweetal leningen en met een deel eigen geld. Nadat de oude woning verkocht was, wilde hij een deel van de oude lening weer toerekenen aan de aanschaf- en verbouwingskosten van de nieuwe woning en de rente op deze oude lening aftrekken.

Besluit

In een Besluit van het ministerie van Financiën uit 2010 wordt deze ‘herbesteding’ van financiële middelen toegestaan en goedgekeurd dat de rente op een dergelijke lening aftrekbaar is. In het betreffende geval was de oude woning na drie jaar echter nog niet verkocht. In dat geval gaat de fiscus ervan uit dat deze ‘fictief is vervreemd’. De woning en corresponderende lening worden dan gezien als vermogen en verhuizen naar box 3. Naar het oordeel van de Belastingdienst was de goedkeuring in deze situatie niet van toepassing.

Wat zegt de rechter?

De rechter was van mening dat het besluit aldus moest worden uitgelegd, dat ook bij een fictieve vervreemding de lening mee kan verhuizen naar de nieuwe woning.

Bijleenregeling

Het enige waarmee hierbij rekening moet worden gehouden, is de bijleenregeling. In het kort komt deze erop neer dat wanneer uw oude woning meer opbrengt dan het bedrag van de erop rustende financiering, het meerdere op de lening voor uw nieuwe woning in mindering moet worden gebracht.

Heeft u vragen over de toerekening van een lening na verhuizing naar een andere woning, neem dan contact met ons op.

(Bron: SRA)

Staatssecretaris Snel meldt in de 22e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst dat de problemen nog groot, complex en hardnekkig zijn. De afhandeling van bezwaren binnen de Awb-termijn lukt steeds minder goed.

Bezwaarbehandeling

Het percentage dat binnen de Awb-termijn wordt afgehandeld is van 85% in de eerste helft van 2017 gedaald naar 81% in de eerste helft van 2018. Per belastingmiddel verschilt dit percentage en de oorzaak daarvan. De grootste hoeveelheid bezwaren ziet op de inkomensheffing. Er zijn het afgelopen half jaar stappen gezet om het bezwaarproces daar te verbeteren. Deze maatregelen sorteren echter nog onvoldoende effect, omdat de werving van nieuwe personele capaciteit voor dit proces moeizaam verloopt. Ook bij andere belastingmiddelen wordt de Awb-termijn voor bezwaren te weinig gehaald. Snel stuurt eind november een brief met een Belastingdienstbrede analyse van het probleem en mogelijke oplossingen.

 

Gebruik van camerabeelden voor toezicht privégebruik auto

Het onderzoek naar het gebruik van (gegevens ontleend aan) camerabeelden voor de controle van de bijtelling privégebruik auto in de inkomsten- en loonbelasting wijst uit dat met het gebruik van de camerabeelden niet kan worden voldaan aan het vereiste van proportionaliteit dat voortvloeit uit de privacyregelgeving. Daarom heeft Snel besloten deze camerabeelden niet meer te gebruiken voor dit toezicht. Voor de controle of een auto van de zaak waarvoor niet wordt bijgeteld op (kalender)jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, hanteert de Belastingdienst een mix aan controle-instrumenten. Nu de camerabeelden niet meer worden gebruikt, voert de Belastingdienst de controle met de andere beschikbare instrumenten uit.

 

Schenk- en erfbelasting

De achterstand kan naar verwachting in lijn met een eerdere toezegging in 2018 worden verminderd naar het gebruikelijke niveau. Snel zal de Kamer later dit jaar daar nog over informeren.

 

Over de resultaten van alle inspanningen zal Snel in de 23e halfjaarsrapportage rapporteren. Dit zal de laatste halfjaarsrapportage zijn. De Kamer zal voortaan een jaarplan ontvangen over de de doelstellingen en plannen van de Belastingdienst. Het eerste Jaarplan ‘nieuwe stijl’ stuurt Snel begin november naar de Kamer.

(Bron: Taxence)

Kan ik mijn onderneming voortzetten?

Als ondernemer krijgt u bij een echtscheiding het nodige voor de kiezen. Naast keuzestress over de verdeling van het vermogen, het pensioen en de koopwoning komt u ook voor de vraag te staan of de onderneming kan worden voortgezet. En zo ja, wat moet u aan uw ex-partner betalen? Dit kan leiden tot vele discussies. Het uitkopen van uw ex-partner kan een behoorlijke aanslag betekenen op de financiering. En vergeet niet dat u mogelijk ook alimentatie moet betalen.

Wat is de waarde van mijn onderneming?

Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen, moet u de waarde van de onderneming of van de aanmerkelijk belang aandelen van de dga verdelen. Dit speelt ook als in huwelijkse voorwaarden een verrekenbeding is opgenomen. Uw ex-partner heeft mogelijk recht op een deel van de waarde van de onderneming of de aandelen.

Die waarde van uw onderneming is op verschillende manieren te bepalen. Denk hierbij niet alleen aan het vaststellen van de waarde van de bezittingen van de onderneming, maar ook aan de wijze van waardering van de winsten. En dat kan leiden tot een andere verrekening vordering van de ex-partner. Onze waarderingsspecialisten helpen u graag bij het vaststellen van de waarde van uw onderneming.

Per 1 januari 2018 is het huwelijksvermogensrecht gewijzigd

Wanneer u al een onderneming heeft voordat u trouwt (huwelijken na 1 januari 2018), dan valt deze onderneming buiten de beperkte gemeenschap van goederen. Start u tijdens het huwelijk een onderneming? Dan valt de onderneming, net als onder de oude wetgeving, in de gemeenschap van goederen. Wanneer dit wegens het ondernemersrisico of anderszins niet gewenst is, dan moet u ook onder de nieuwe wetgeving huwelijkse voorwaarden opmaken. Dit kan een hoop extra leed bij een echtscheiding voorkomen.

Heeft advies nodig bij de financiële keuzes die u moet maken na een echtscheiding? Neem contact met mij op. Ik denk graag met nu mee.

(Bron: GT)

Met de invoering van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod heeft de rechter de mogelijkheid om bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, nv’s, bv’s en stichtingen een bestuursverbod op te leggen voor de maximale duur van vijf jaar. In september zijn de eerste twee verboden ingeschreven in het door de Kamer van Koophandel (KvK) bijgehouden register.

Civielrechtelijk bestuursverbod voor wangedrag bij faillissementen

De wet geeft de rechter onder meer de mogelijkheid om bestuurders die faillissementsfraude plegen of zich schuldig maken aan wangedrag in aanloop naar een faillissement een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Het bestuursverbod geldt bij faillissementen van na 1 juli 2016. Het Openbaar Ministerie en de curator van de failliete rechtspersoon kunnen de rechtbank verzoeken het verbod op te leggen.

Overzicht van opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden

Bij invoering van de wet is bepaald dat Handelsregisterwet 2007 zou worden aangepast, zodat het registreren van opgelegde bestuursverboden door de KvK mogelijk wordt. De aanpassing van de wet heeft vertraging opgelopen, waardoor er juridisch gezien nog geen verboden kunnen worden geregistreerd in het door de KvK inmiddels opengestelde register. De KvK heeft de opgelegde bestuursverboden die door de Rechtbank Den Haag zijn opgelegd wel al gepubliceerd. In een overzicht op de website houden zij de opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden bij. Hierbij vermelden zij naam van de natuurlijke persoon en tevens de begin- en einddatum waarop het verbod van kracht is. Ook wordt de datum en tijd getoond dat het bestuursverbod openbaar is. Na afloop van het bestuursverbod worden de gegevens van de betreffende natuurlijke persoon verwijderd uit het overzicht.

Op de website van de KvK kunt u het volledige overzicht zien van de opgelegde bestuursverboden. Weer een extra reden om het handelsregister te raadplegen.

(Bron: ABAB)