DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof

Vanaf 1 januari 2017 mag men voor de eigen woning een bedrag van € 100.000 belastingvrij schenken aan een ander tussen 18 en 40 jaar. Maar wat als de verkrijger ‘over de datum’ is? Is dat einde verhaal? Moet de verkrijger ook aan de leeftijdseis voldoen bij het opknippen van de jubelton? En mogen partners ieder een ton schenken?

De eenmalige verhoogde vrijstelling van € 100.000 voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning (de jubelton) geldt vanaf 2017 niet alleen voor schenkingen van ouders aan kinderen. Iedereen kan een ton belastingvrij schenken, mits aan bepaalde wettelijke vereisten wordt voldaan. Zo moet de verkrijger tussen 18 en 40 jaar oud zijn. Het kan echter gebeuren dat de verkrijger niet voldoet aan deze leeftijdseis. In dat geval kan men toch een beroep doen op de jubelton als de verkrijger een partner heeft die wel voldoet aan de leeftijdseis. De schenker ‘leent’ voor de toepassing van de vrijstelling slechts de leeftijd van de partner en hoeft die partner niet daadwerkelijk een ton te schenken.

 

Wie is een partner?

Voor de schenkbelasting wordt als partner aangemerkt de echtgeno(o)t(e) en de geregisterde partner. Twee ongehuwde personen worden als partner aangemerkt als zij gedurende twee jaar (en niet zes maanden zoals bij de erfbelasting) vóór de schenking:

a.      beiden meerderjarig zijn;

b.      op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland;

c.      volgens een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting hebben;

d.      geen bloedverwanten in de rechte lijn zijn, en

e.      niet met een ander aan de in de onderdelen a tot en met d genoemde voorwaarden voldoen.

 

Jubelton uitsmeren

De eenmalige verhoogde schenkingsvrijstelling van € 100.000 is een eenmalige faciliteit die in één kalenderjaar kan worden gebruikt. Dat is de hoofdregel. Doet men in de aangifte een beroep op de vrijstelling en wordt deze slechts gedeeltelijk benut? Dan kan het onbenutte deel gespreid worden over de twee daaropvolgende kalenderjaren. Die schenkingen (lees: het claimen van de vrijstelling en daadwerkelijk overmaken van het bedrag) moeten wel plaatsvinden in de periode dat de verkrijger niet ouder is dan 39 jaar. Zo niet, dan komt de vrijstelling te vervallen.

 

Hoeveel keer een ton?

Ouders mogen samen eenmalig een bedrag van € 100.000 belastingvrij schenken aan hun kind, zolang de som van de schenkingen in één kalenderjaar niet hoger is dan de vrijstelling. Ook voor ouders die gescheiden zijn en allebei een schenking doen, geldt dat de som van de schenkingen in één kalenderjaar niet hoger mag zijn dan het bedrag van de vrijstelling. Een kleinkind kan echter wel € 200.000 belastingvrij krijgen als de grootouders zijn gescheiden.

 

Let op!

Indien schenkingen worden gedaan binnen een jaar vóór het huwelijk van de schenkers of begiftigden, wordt het huwelijk al geacht te bestaan ten tijde van de schenkingen.

(Bron: Taxence)

Vandaag is het wetsvoorstel ‘beperking wettelijke gemeenschap van goederen’ door de Eerste Kamer aangenomen. De nieuwe wet brengt verandering in de traditie van de gemeenschap van goederen in Nederland. Al heel lang wordt bij een echtscheiding (bijna) alles fifty-fifty-gedeeld, als paren niet op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Kort samengevat is het uitgangspunt van de nieuwe huwelijksregels dat bij een scheiding niet meer alles fifty-fifty wordt gedeeld.

Aansluiting bij de werkelijkheid

Netwerk Notarissen is vanaf het initiatief van D’66, VVD en PvdA voorstander van de modernisering van de huwelijksregels. “De maatschappelijke werkelijkheid is de afgelopen jaren drastisch veranderd onder meer doordat mensen al jaren samenwonen vóór het huwelijk en vaak meerdere keren in hun leven trouwen. De wet moet aansluiten bij die werkelijkheid én bij wat de meeste mensen in Nederland een goed systeem vinden”, zegt Lucienne van der Geld, directeur van Netwerk Notarissen.

Gevolgen voor echtscheidingen en erfenissen

Er is in de Tweede en Eerste Kamer flink gediscussieerd over de nieuwe wet. Ook buiten de Kamers waren er tegenstanders en uiteindelijk werd vandaag met 1 stem verschil de wet aangenomen. “Tegenstanders hanteerden onder meer het argument dat het ingewikkeld wordt als niet alle bezittingen en schulden in de gemeenschap vallen. Maar dat zijn we nu van erfenissen waarover in het testament is vastgelegd dat ze niet in de gemeenschap vallen, al gewend.”

Paren die met elkaar discussies willen voorkomen over wat er wel en niet gedeeld moet worden bij een scheiding kunnen voorzorgsmaatregelen nemen. Netwerk Notarissen gaat zodra de nieuwe huwelijksregels zijn ingevoerd de mogelijkheid bieden het vermogen van beide partners bij de notaris op papier te laten zetten voordat zij trouwen. De notaris kan dan meteen praktische tips geven over hoe ze hun financiën het beste tijdens het huwelijk kunnen regelen.

Huwelijkse voorwaarden

De nieuwe huwelijksregels zijn een stap in de goede richting vindt Netwerk Notarissen. “We hebben de initiatiefnemers laten weten dat we liever een nog grotere stap naar modernisering gezet hadden gezien. Nu blijft het bijvoorbeeld voor partners met een bedrijf nodig om huwelijkse voorwaarden te maken om de partner te beschermen tegen ondernemersrisico.” Dit heeft te maken met wat er in de nieuwe huwelijksregels over de schulden is geregeld.

(Bron: Netwerk Notarissen)

Een faillietverklaring is mogelijk als er aangetoond kan worden dat er minstens één andere crediteur is die niet wordt betaald (pluraliteit). Deze tweede vordering wordt ook wel steunvordering genoemd. Uit een recente uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt dat conceptvorderingen ook als steunvorderingen kunnen dienen.

In deze zaak ging het om een conflict tussen de Belastingdienst en Komobouw Bouwcare Benelux bv. De fiscus had het faillissement  van Komobouw aangevraagd. In dit verzoek gaf de Belastingdienst aan dat hij in totaal € 26.730 tegoed had van Komobouw. Dit bedrag bestond uit de optelsom van BTW-aanslagen uit 2010, 2014 en 2016 en aanslagen voor de vennootschapsbelasting (VPB-aanslagen). Daarnaast liet Komobouw volgens de fiscus ook andere schuldeisers onbetaald. De rechtbank wees de faillissementsaanvraag af omdat er volgens de rechter onvoldoende was gebleken dat Komobouw meerdere schuldeisers moest betalen. Volgens de rechter was er dan ook geen grond om de organisatie failliet te verklaren. De fiscus was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De schuld bij de Belastingdienst was toen al opgelopen tot € 82.000. In hoger beroep overhandigde de Belastingdienst stukken van drie verschillende schuldeisers van Komobouw. Met deze documenten wilde de fiscus bewijzen dat meerdere schuldeisers niet werden betaald.

Concept steunvordering was voldoende

Het hof stelde voorop dat de faillissementsprocedure naar zijn aard beperkt is en zich niet leende voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten en omstandigheden. Na een kort onderzoek was de schuld die Komobouw bij de Belastingdienst had, volgens de rechter vast komen te staan. Bij het hof beriep de fiscus zich primair op de slechte financiële situatie die hij onderbouwde met een lijst met crediteuren van Komobouw. Dit overzicht was ook naar voren gekomen tijdens een boekenonderzoek naar de boekhouding van Komobouw. Deze schuldeisers waren benaderd door de fiscus, waarna de Belastingdienst van hen schriftelijke stukken ontving. Het hof was van mening dat deze stukken ook als bewijs konden dienen voor het feit dat Komobouw opgehouden was met het betalen van de vorderingen, waardoor de onderneming failliet kon worden verklaard. Het hof kwam tot dit oordeel omdat deze vorderingen door (een werknemer van) Komobouw of een externe waren opgenomen in de boekhouding. Dat er in de boekhouding achter een aantal vorderingen ‘concept’ was opgenomen, wijzigde de beslissing van het hof niet. Door het opnemen van deze vorderingen in de boekhouding werd aannemelijk dat er ten minste twee crediteuren waren, terwijl één steunvordering voldoende was. Het faillissement kon dus op grond van de conceptvorderingen in de boekhouding worden aangevraagd.

(Rendement)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er bij de waardebepaling van de tool sprake is van nog niet gerealiseerde opbrengst van arbeid in de zin van art. 22 Wet IB 1964. X realiseert namelijk alsnog de opbrengsten van de door hem in het verleden verrichte arbeid.

Belanghebbende, X, werkt als systeemprogrammeur voor A. In zijn vrije tijd ontwikkelt hij software waarmee het mogelijk is om op een pc aanpassingen en verbeteringen voor mainframeapplicaties te ontwikkelen. Hij stelt deze tool jarenlang om niet ter beschikking aan A en zijn collega’s. In 1995 richt X een onderneming, Z, op. Tot 2011 verricht deze onderneming geen activiteiten. In 2011 brengt X de tool in Z in. De tool wordt daarbij geactiveerd voor de WEV van € 250.000. In zijn IB-aangifte 2012 voert X een willekeurige afschrijving van € 100.000 op. De inspecteur corrigeert de aangifte en staat slechts een afschrijving van € 5000 toe. Volgens de inspecteur moet de tool worden geactiveerd tegen de historische kostprijs, van € 5000. In beroep stelt X dat er sprake moet zijn van een inhaalafschrijving over het jaar 2011 van € 50.000, en een normale afschrijving over het jaar 2012 van € 50.000, zodat per saldo over het jaar 2012 een bedrag van € 100.000 aan afschrijving ten laste van het resultaat moet worden gebracht. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de tool op de ROW-openingsbalans te boek moet worden gesteld voor de aanschaffings- of voortbrengingskosten van € 5000.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er bij de waardebepaling van de tool sprake is van nog niet gerealiseerde opbrengst van arbeid in de zin van art. 22 Wet IB 1964. Volgens het hof realiseert X namelijk, door de tool via zijn onderneming voor eigen rekening te exploiteren, alsnog de opbrengsten van de door hem in het verleden verrichte arbeid. De te activeren waarde mag dan niet worden vastgesteld op de WEV, maar moet worden vastgesteld op het in de waarde begrepen bedrag van de voordien ten behoeve van de werkzaamheden gemaakte kosten, voor zover deze niet reeds ten laste van het inkomen konden worden gebracht. Het hof wijst er hierbij op dat anders, door activering van een gedeelte van de opbrengst van de werkzaamheden, dit gedeelte buiten de IB-heffing zou kunnen blijven. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

(Bron: Taxlive)

Heeft u over 2016 te weinig btw aangegeven, doe dit dan alsnog met een suppletieformulier omzetbelasting. Doet u dat vóór 1 april 2017, dan betaalt u geen belastingrente. Een correctie van € 1.000 of minder kunt u ook in uw eerstvolgende aangifte verwerken.

Heeft u in een btw-aangifte over 2016 te weinig btw aangegeven, dan moet u dit corrigeren middels een suppletie. Wacht daar niet te lang mee. U bent namelijk geen belastingrente verschuldigd als u de verschuldigde btw alsnog aangeeft en betaalt vóór 1 april 2017. Ook kunt u zo een boete voorkomen, maar dan mag het alsnog te betalen btw-bedrag niet hoger zijn dan € 20.000 of niet meer zijn dan 10% van de betaalde btw over 2016.

Tip! Corrigeren kan met een suppletie omzetbelasting. Neem hiervoor contact op met uw adviseur.

Na het indienen van de suppletie ontvangt u van de Belastingdienst een naheffingsaanslag.

Tip! Heeft u teveel btw aangegeven, dan kunt u dit ook met een suppletieformulier corrigeren. U ontvangt dan binnen enkele weken een teruggaafbeschikking van de Belastingdienst.

Kleine correcties

Voor kleine correcties hoeft u geen suppletie in te dienen. Het gaat dan om een bedrag van € 1.000 of minder aan te veel of te weinig opgegeven btw. Deze btw mag u verwerken in uw eerstvolgende btw-aangifte. U krijgt dan van de Belastingdienst geen teruggaafbeschikking of naheffingsaanslag.

I

Heeft u over 2016 te weinig btw aangegeven, doe dit dan alsnog met een suppletieformulier omzetbelasting. Doet u dat vóór 1 april 2017, dan betaalt u geen belastingrente. Een correctie van € 1.000 of minder kunt u ook in uw eerstvolgende aangifte verwerken.

Heeft u in een btw-aangifte over 2016 te weinig btw aangegeven, dan moet u dit corrigeren middels een suppletie. Wacht daar niet te lang mee. U bent namelijk geen belastingrente verschuldigd als u de verschuldigde btw alsnog aangeeft en betaalt vóór 1 april 2017. Ook kunt u zo een boete voorkomen, maar dan mag het alsnog te betalen btw-bedrag niet hoger zijn dan € 20.000 of niet meer zijn dan 10% van de betaalde btw over 2016.

Tip! Corrigeren kan met een suppletie omzetbelasting. Neem hiervoor contact op met uw adviseur.

Na het indienen van de suppletie ontvangt u van de Belastingdienst een naheffingsaanslag.

Tip! Heeft u teveel btw aangegeven, dan kunt u dit ook met een suppletieformulier corrigeren. U ontvangt dan binnen enkele weken een teruggaafbeschikking van de Belastingdienst.

Kleine correcties

Voor kleine correcties hoeft u geen suppletie in te dienen. Het gaat dan om een bedrag van € 1.000 of minder aan te veel of te weinig opgegeven btw. Deze btw mag u verwerken in uw eerstvolgende btw-aangifte. U krijgt dan van de Belastingdienst geen teruggaafbeschikking of naheffingsaanslag.

(Bron: Schipper Groep)

Bent u arbeidsongeschikt of bent dit geworden en beschikt u over een lijfrente? Dan kunt deze onder voorwaarden afkopen zonder dat u extra belasting hoeft te betalen. Wat zijn in deze situatie de regels en voorwaarden?

Belasting plus belasting

De overheid beschouwt een lijfrente als aanvullende oudedagsvoorziening. Voortijds afkopen hoort daar dus niet bij. Om dit onaantrekkelijk te maken betaalt u 20% extra belasting bij voortijdige afkoop, de zogenaamde revisierente. Naast dus de belasting die u sowieso al over de lijfrente-uitkering zelf betaalt, in veel gevallen al 52%.

Uitzondering bij arbeidsongeschiktheid

U kunt een lijfrente afkopen zonder 20% revisierente te betalen indien u arbeidsongeschikt bent. U hoeft niet een bepaald percentage arbeidsongeschikt te zijn.

Let op! Uw arbeidsongeschiktheid moet blijken uit een verklaring van een arts. Deze moet verklaren dat u uw hoofdberoep niet volledig uit kunt oefenen en dat deze situatie naar verwachting nog minstens 12 maanden voortduurt.

Hoeveel mag ik afkopen?

Welk bedrag u jaarlijks mag afkopen zonder dat u revisierente hoeft te betalen, is afhankelijk van uw inkomen. Hiermee is duidelijk dat de faciliteit bedoeld is als aanvulling op uw inkomen uit arbeidsongeschiktheid.

Let op! Vanwege de uitvoerbaarheid is bepaald dat de afkoop van een bedrag van €40.321 (2017) per jaar niet tot heffing van revisierente leidt.

Tip: Heeft u meer aan lijfrentes en heeft u ook meer nodig om uw inkomen voldoende te kunnen aanvullen, dan kunt u via uw inspecteur te weten komen tot welk bedrag u zonder revisierente te betalen vrij kunt opnemen.

Wilt u uw lijfrente (deels) afkopen, neem dan tijdig contact op met uw verzekeraar. Na ontvangst van de artsenverklaring zal deze dan geen revisierente inhouden.

(Bron: HLB)

Het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA) moet ook worden toegepast als de terbeschikkingstelling van huisvesting noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Dit heeft rechtbank Gelderland onlangs aangegeven.

Een organisatie kan in principe de BTW verrekenen die in rekening is gebracht door leveranciers. Op deze hoofdregel bestaan een aantal uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen betreffen goederen en diensten die door een organisatie worden betaald, maar worden gebruikt voor de werknemers. Dit privégebruik door werknemers mag uiteraard niet leiden tot aftrekbare BTW voor de organisatie. Hiervoor is het BUA  ingevoerd. Hierdoor is bijvoorbeeld de BTW op uitgaven voor huisvesting van werknemers niet aftrekbaar als voorbelasting. In onderstaande zaak ging het om de vraag of het BUA ook van toepassing is als het gaat om huisvesting die noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

Werknemers waren hier maar tijdelijk

Het ging hier om een uitzendbureau dat vooral buitenlandse uitzendkrachten ter beschikking stelde aan opdrachtgevers. Voor deze uitzendkrachten werden overnachtings/verblijfsplekken geregeld waarvoor ze geen vergoeding hoefden te betalen. Het uitzendbureau vond dat het BUA niet van toepassing was omdat de werknemers hier alleen maar tijdelijk verbleven en in het land van herkomst bleven wonen. Daarnaast waren de belangen van de uitzendkrachten ondergeschikt aan die van het uitzendbureau. De benodigde werknemers met specialistische kennis waren in Nederland ook niet te vinden. Het ging daarom om kosten die rechtstreeks verband hielden met de uitzendactiviteiten. Het uitzendbureau was dus de verbruiker van de geleverde huisvestingsdienst.

Verstrekking in persoonlijk belang

De Belastingdienst was het hier niet mee eens omdat hier sprake was van een verstrekking in het persoonlijke belang van de uitzendkracht. Het uitzendbureau had er zelf voor gekozen om iets te regelen voor de werknemers. De rechter sloot zich aan bij de fiscus. Zelfs als de verstrekking noodzakelijk was voor de bedrijfsvoering bleef het BUA gelden. Er was ook geen sprake van dat het BUA in strijd was met het Europese recht.

De Bond voor Belastingbetalers heeft de Autoriteit Persoonsgegevens schriftelijk verzocht te onderzoeken of de Belastingdienst bij de aangifte inkomstenbelasting handelt in overeenstemming met de privacywetgeving.

De aanleiding voor dit verzoek is onder andere een recent arrest van de Hoge Raad. Hierin oordeelt de hoogste rechter in Nederland dat de wijze waarop de Belastingdienst jarenlang gegevens systematisch verzamelt en gebruikt een ongeoorloofde inbreuk is op het privéleven van de betrokkenen. Een voldoende precieze wettelijke grondslag – die in zo’n geval is vereist op grond van artikel 8 EVRM – ontbreekt voor deze werkwijze van de overheid. Het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens is derhalve relevant, Aldus de Bond.

Kruisje

De Bond heeft grote zorgen dat de Belastingdienst alles opslaat wat burgers invullen in het aangifteprogramma. Zo kan de Belastingdienst nagaan of getallen een aantal malen zijn aangepast voordat de aangifte werd verstuurd. Iemand die bijvoorbeeld de waardering van een woning of bedrijfspand een aantal malen aanpast, kan zo een kruisje achter zijn naam krijgen en gecontroleerd worden. Hetzelfde geldt voor iemand die een aantal keren zijn giften of ziektekosten aanpast of aanvult.

Bang voor slechte reputatie bij fiscus

De Bond wijst erop dat iedereen het recht heeft te zoeken naar, en te verfijnen tot, een optimale belastingaangifte. De vermeende werkwijze van de Belastingdienst kan ertoe leiden dat burgers zodoende geen aanspraak durven te maken op hun rechten, omdat ze bang zijn voor een slechte reputatie bij de Belastingdienst. Jurgen de Vries, oprichter van de Bond voor Belastingbetalers: “Wij zijn niet tegen controle door de Belastingdienst, maar vinden wel dat de Belastingdienst de burger correct en duidelijk moet informeren over de wijze waarop met data wordt omgegaan. Het is niet duidelijk of dat nu gebeurt en daarom verzoeken wij de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoek te doen.”

(Bron: Accountantweek)

De Hoge Raad heeft op 24 februari 2017 beslist dat de Belastingdienst voor de controle van rittenregistraties in het kader van het privégebruik van een auto van de zaak geen gebruik mag maken van met ANPR-camera’s (Automatic Number Plate Recognition) vastgelegde beelden. Voor het gebruik van deze beelden bestaat volgens de Hoge Raad geen toereikende wettelijke grondslag en dat is vereist op grond van artikel 8 EVRM. Het privéleven van de betrokkenen wordt geraakt door de manier van het verzamelen en gebruiken van de met ANPR-camera’s verkregen gegevens. Het gaat hier namelijk niet om één of enkele waarnemingen in de openbare ruimte, maar om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken en jarenlang bewaren van gegevens over de bewegingen van voertuigen op diverse plaatsen in Nederland. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook als de Belastingdienst de ANPR-gegevens heeft verkregen van het Korps Landelijke Politiediensten op basis van artikel 55 AWR, en deze niet zelfstandig heeft verzameld. Ook artikel 55 AWR biedt volgens de Hoge Raad geen voldoende precieze grondslag voor het verzamelen, vastleggen, bewaren en gebruiken van de ANPR-gegevens.

(Bron: FUTD)

De Tweede Kamer nam het amendement-Omtzigt/Ronnes aan. Hiermee kan een belastingplichtige eerder gebruik maken van de kapitaalsvrijstelling van een kapitaalverzekering eigen woning.

Kapitaalsvrijstelling KEW

Voor kapitaalverzekeringen eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW) gelden kapitaalsvrijstellingen. Voor een beroep op de lage vrijstelling ( € 36.800) moet de belastingplichtige ten minste 15 jaar premies betalen en voor de hoge vrijstelling (€ 162.000) 20 jaar. Deze jaareis geldt niet als de belastingplichtige verhuist naar een huurwoning of een restschuld eigen woning heeft.

Verruiming tijdklem

In het Belastingplan 2017 stelt het kabinet voor om de tijdklem van 15 of 20 jaar in sommige gevallen niet toe te passen. De belastingplichtige kan zijn KEW laten uitkeren en een beroep doen op de hoge kapitaalvrijstelling zonder dat hij 20 jaar premies betaalde, als:

  • het partnerschap van de belastingplichtige is geëindigd;
  • de belastingplichtige schuldhulpverlening wordt geboden;
  • de belastingplichtige een eigen woning heeft verkocht en hem, op het moment direct na die verkoop, nog steeds of opnieuw een eigen woning ter beschikking staat, of
  • er is vastgesteld dat de belastingplichtige financiële problemen heeft en als gevolg daarvan niet meer in staat is de lasten met betrekking tot zijn eigen woning te voldoen of naar verwachting binnen afzienbare tijd niet meer zal kunnen voldoen.