DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de eenmanszaak of vof

Vennoten van vennootschappen onder firma en beherend vennoten van commanditaire vennootschappen zijn ook hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap die zijn ontstaan voordat de vennoten als vennoot tot de vennootschap toetraden. Dit heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld. Van Iersel Luchtman Advocaten geeft in een blog aan waarom dit zo’n belangrijke uitspraak is.

De Hoge Raad heeft op 13 maart 2015 een belangrijke uitspraak gewezen over de hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten van vennootschappen onder firma (v.o.f.) en beherend vennoten van commanditaire vennootschappen (c.v.). In deze uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat vennoten van een v.o.f. of en beherend vennoten van een c.v. ook hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap die zijn ontstaan voordat de vennoten als vennoot tot de vennootschap toetraden. Over de vraag of vennoten van een v.o.f. of c.v. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden voorafgaand aan hun toetreden als vennoot, bestond al lange tijd onduidelijkheid in de rechtspraak en literatuur. Over het algemeen werd geoordeeld dat vennoten die tot een al bestaande v.o.f. of c.v. toetraden niet voor oude schulden aansprakelijk waren, tenzij zijzelf bewust aansprakelijkheid hadden aanvaard.

Motivatie HR
De Hoge Raad heeft zijn belangrijke oordeel als volgt gemotiveerd. In de wettelijke regeling over de hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten van een v.o.f. of c.v. valt geen beperking te lezen tot verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat een vennoot tot de vennootschap is toegetreden. Daarnaast brengt de strekking van de betreffende bepalingen volgens de Hoge Raad met zich mee dat de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten alle schulden/verplichtingen betreffen die ten tijde van hun toetreding tot de vennootschap bestaan, of nadien zijn ontstaan. Het betreft bepalingen die tot doel hebben de schuldeisers van een v.o.f. of c.v. te beschermen in de situatie dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is om aan alle schulden/verbintenissen van de vennootschap te voldoen. In die gevallen kunnen de schuldeisers dus ook de vennoten aanspreken.

Verhaalsmogelijkheid
De uitspraak betekent dat schuldeisers er, bij het toetreden van een nieuwe vennoot, een verhaalsmogelijkheid bij krijgen. Dat feit leidt, zo overweegt de Hoge Raad, niet tot een ander oordeel. De grondslag daarvoor is dat de schuldeiser die een rechtsbetrekking is aangegaan met een v.o.f. of c.v. weet dat de vennoten daar op grond van de wet persoonlijk voor instaan. Daarbij stelt de Hoge Raad dat de persoonlijke aansprakelijkheid van vennoten van een v.o.f. of c.v. voor alle schulden van de vennootschap de rechtszekerheid dient. Er hoeft dan dus ook niet nader onderzocht te worden wat het ontstaansmoment van een schuld is.

De Hoge Raad is van oordeel dat aan de belangen van de vennoten die toetreden tot een bestaande  v.o.f. of c.v. voldoende tegemoet gekomen wordt, omdat zij voorafgaand aan toetreding kunnen bedingen dat zij volledige inzage krijgen in de schuldenpositie van de vennootschap en daar nader onderzoek naar kunnen doen. Ook is het mogelijk dat toetredende vennoten (intern) afspraken maken met de bestaande vennoten over de onderlinge draagplicht van eventuele bestaande schulden van de vennootschap.

Kortom, vanaf nu is duidelijk dat de vennoten van een v.o.f. of c.v. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schulden/ verplichtingen van de vennootschap.

N.B. Waar in deze blog hierna worden gesproken over “vennoot” of “vennoten”, wordt de vennoot van een v.o.f. en de beherend vennoot van de c.v. bedoeld. Deze blog heeft geen betrekking op de “stille vennoot” van de c.v., die niet als vennoot naar buiten treedt en geen beheersdaden pleegt. Stille vennoten liepen overigens al het risico aansprakelijk te worden voor alle schulden van de c.v., indien en zodra zij beheersdaden pleegden.

(Bron: Accountancyvanmorgen)

In alle emoties en hectiek rond een echtscheiding worden de belastinggevolgen vaak over het hoofd gezien. Dat heeft onverwachte gevolgen voor de hypotheekrenteaftrek en toeslagen. Drie veel voorkomende fouten bij echtscheidingen zijn: echtscheidingsverzoek niet indienen, woonadres niet wijzigen en slechte afspraken maken over de hypotheekrente.

Tip: Zorg dat de afspraken fiscaal in orde zijn.

Fout 1. Echtscheidingsverzoek niet indienen

Voortgezet fiscaal partnerschap kan gevolgen hebben voor onder andere de inkomensafhankelijke combinatiekorting, het kindgebonden budget, de zorgtoeslag, de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag.
U blijft fiscaal partner met uw (ex)echtgenoot of (ex)geregistreerd partner totdat het verzoek tot echtscheiding is ingediend én u niet meer samen op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie Persoonsgegevens bent ingeschreven.
Let op: Zolang u fiscaal partner blijft, worden uw toeslagrechten bepaald op basis van het gemeenschappelijke inkomen en vermogen.

Tip: Geef tijdig de wijzigingen door aan de Belastingdienst/Toeslagen.

Fout 2. Woonadres niet wijzigen na verbreking duurzame samenleving

Zolang u het woonadres niet wijzigt tijdens de echtscheiding, blijft u fiscaal partner. Dat kan dezelfde vervelende gevolgen hebben als het te lang wachten met een echtscheidingsverzoek: voortgezet fiscaal partnerschap. Staat voor u vast dat u definitief uit elkaar bent, zorg er dan voor dat het woonadres van de vertrokken partner in de Basisregistratie Persoonsgegevens wordt aangepast.

Fout 3. Slechte afspraken maken over de hypotheekrente

Veel mensen gaan ervan uit dat de hypotheekrente aftrekbaar is, ook als één van beiden alle rente betaalt. Dat is niet zo. Daarover moet u goede afspraken maken. Bent u geen fiscaal partner meer? En betaalt u de rente voor uw ex-partner die in de woning is achtergebleven? Dan is die rente niet aftrekbaar.

In het jaar waarin u uw fiscaal partnerschap verbreekt, kunt u er nog voor kiezen de hypotheekrente onderling fiscaal zo gunstig mogelijk te verdelen. Daarna moet u afspraken hebben gemaakt. Bijvoorbeeld dat uw ex-partner u vergoedt voor de voorgeschoten rente. Dan heeft uw ex-partner de renteaftrek. Of u regelt dat u de rente betaalt als een vorm van partneralimentatie. Dan heeft u aftrek in de vorm van partneralimentatie, maar die is dan wel belast bij uw ex-partner. Andere oplossingen zijn ook mogelijk.

Let op! Blijft uw ex-partner achter in de voormalige echtelijke woning? Na verbreking van de duurzame samenleving kunt u uw eigen hypotheekrente nog 2 jaar aftrekken. Betaalt één van beiden alle rente, dan moet u daarover uitdrukkelijke afspraken maken.

Y dreef een onderneming die mensen hielp met het vinden van werk door koppeling met anderen in networks en door persoonlijke training, met name via de beeldtelefoon. In mei 2004 trad zijn echtgenote X toe tot de onderneming en gingen zij verder in v.o.f. A. In april 2006 richtte X een stichting op, die als doel had het creëren van mogelijkheden om te bevorderen dat kinderen in aanmerking kwamen voor logopedie. Op 10 januari 2007 richtte het echtpaar v.o.f. B op, die producten en diensten op het gebied van orthopedagogie en logopedie ontwikkelde en vermarktte. Op 31 maart 2009 richtten zij v.o.f. C op die full video bi-directional expertise aanbood, een videoverbinding tussen logopedist en klant. Voor het jaar 2007 stelde de inspecteur een ondernemingsverlies van € 20.496 vast voor X. Na een boekenonderzoek herzag de inspecteur de verliesbeschikking en stelde deze vast op nihil, omdat volgens hem geen sprake was van een bron van inkomen. X ging in beroep en stelde dat de drie v.o.f.’s moesten worden gezien als één onderneming. Rechtbank Noord-Nederland besliste dat het criterium daarvoor was of voldoende samenhang of nauw verband bestond tussen de activiteiten. Volgens de Rechtbank was dat niet het geval, omdat de aard van de activiteiten te veel van elkaar verschilde, de klantenkring van v.o.f. A significant afweek van die van v.o.f. B en v.o.f. C en afzonderlijke jaarstukken waren opgemaakt van de drie v.o.f.’s. De bronvraag moest daarom voor alle drie afzonderlijk worden beantwoord. Voor v.o.f. A besliste de Rechtbank dat X niet aannemelijk had gemaakt dat deze onderneming, eventueel op termijn, een positieve opbrengst zou genereren. Vervolgens besliste de Rechtbank dat wel voldoende samenhang of nauw verband bestond tussen de activiteiten van v.o.f. B en v.o.f. C. Tussen partijen was niet in geschil dat de activiteiten van v.o.f. C in 2009 een bron van inkomen vormden. De Rechtbank besliste dat de bron van inkomen daarom zijn oorsprong vond in 2007. Tot slot besliste de Rechtbank dat X niet aannemelijk had gemaakt dat zij in 2007 ten minste 1.225 uren aan de onderneming had besteed. Het urenoverzicht was te globaal, zodat X geen recht had op zelfstandigenaftrek. De Rechtbank stelde het verlies over 2007 vast op € 4.312 en verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)

V.o.f. X exploiteerde in 2008 en 2009 een handelsbedrijf in onder meer koffie. De vennoten waren Y en zijn echtgenote Z. Y exploiteerde in Duitsland ook nog een eenmanszaak. X verwierf de koffie nagenoeg geheel van de eenmanszaak van Y en verkocht deze koffie door aan onder meer afnemers in ander EU-landen, waaronder de Franse vennootschappen D en E. X paste op de verkopen het 0% BTW-tarief toe en gaf deze als intracommunautaire leveringen aan. Na een controle legde de inspecteur naheffingsaanslagen BTW met 10% vergrijpboeten op omdat X ten onrechte het 0%-tarief had toegepast. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde voorop dat het ging om afhaaltransacties. De koffie die X bij de eenmanszaak van Y in Duitsland bestelde, werd intracommunautair aan X geleverd, naar Nederland vervoerd en afgeleverd bij logistieke dienstverleners. De eenmanszaak van Y vroeg voor de uitvoer naar Nederland Duitse BTW terug en kreeg die ook. X had voor verkopen aan de Franse afnemers facturen opgemaakt. De koffie was opgehaald door diverse vervoerders en vervolgens direct naar afnemers in Duitsland vervoerd. De Rechtbank besliste dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat bij de onderhavige transacties sprake was geweest van valse bewijzen en belastingfraude. De Rechtbank nam daarbij in aanmerking dat uit de overgelegde setjes documenten viel op te maken dat de schijn werd gewekt dat de goederen naar Frankrijk werden vervoerd. In die setjes bevonden zich onder andere aan D gerichte en door deze voor ontvangst in Frankrijk getekende CMR-vrachtbrieven, terwijl het aannemelijk was dat een substantieel deel van de goederen in werkelijkheid direct naar Duitsland was vervoerd. Verder waren voor de verkopen aan E vrachtbrieven opgemaakt die waren gericht aan D. De Rechtbank vond het aannemelijk dat de door X achteraf overgelegde en opgemaakte afhaalverklaringen niet de werkelijke gang van zaken weergaven en daarom valselijk waren opgemaakt. De Rechtbank besliste dat X niet aannemelijk had gemaakt dat zij er alles aan had gedaan om betrokkenheid te voorkomen. De Rechtbank besliste dat sprake was van grove schuld en dat een boete van 5% van de nageheven BTW passend en geboden was. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn matigde de Rechtbank de boete met 20% tot € 7.355 voor 2008 en € 4.449 voor 2009. De naheffingsaanslagen BTW verminderde de Rechtbank naar € 184.902 voor 2008 en € 112.053 voor 2009.

(Bron: FUTD)

 

Het verslag van de inbreng op het initiatiefwetsvoorstel modernisering huwelijksvermogensrecht bevat opvallend veel vragen over het publieke draagvlak van het wetsvoorstel. Meerdere politieke partijen willen van initiatiefnemers D66, PvdA en VVD weten of het klopt dat een meerderheid van de bevolking het voorstel wil.

D66, PvdA en VVD willen met het wetsvoorstel de wettelijke gemeenschap van goederen beperken tot dat wat beide echtgenoten tijdens en door hun huwelijk door hun inspanning inbrengen. Uit het verslag blijkt dat de SP de stelling van de initiatiefnemers, dat het meest wenselijke regime in de wet dient te staan, begrijpt. De partij vraagt zich wel af of het niet wenselijk is nader onderzoek te doen naar wat dan in Nederland door een meerderheid als ’wenselijk’ wordt ervaren. Het CDA uit twijfels over het nut en de noodzaak van het initiatiefwetsvoorstel.

Mening notariaat
Volgens de SP wordt vooral de kritiek op het buiten de gemeenschap houden van het voorhuwelijkse vermogen breed gedragen door verschillende vakorganisaties. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) verwacht ten aanzien van het bijhouden van de daarmee samenhangende administratie door de echtgenoten problemen. Verder vindt de beroepsorganisatie dat het wettelijk huwelijksvermogensrecht een goede regeling moet bevatten voor de grootste groep gehuwden. Het voorstel voor wijziging van het huwelijksvermogensrecht is nu nog te complex en moet daarom breder worden onderbouwd.

(Bron: KNB)

 

 

Een bank mag niet zomaar een lening opzeggen vanwege de verschuldigde boeterente, zo heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld. Dat is belangrijk nieuws voor ondernemers, want de bank moet dus ook rekening houden met de belangen van de klant.

Banken denken dat ze alles mogen. In de algemene bankvoorwaarden staan ze zichzelf zo ongeveer alles toe, de klant moet zich maar schikken naar de wensen van de kredietverstrekker. Zo eigent iedere bank zich op ruime gronden het recht toe het krediet op te zeggen. Ondernemers in bijzonder beheer kunnen erover meepraten.

Als je een lening met vaste rente hebt, heeft opzegging als vervelend gevolg dat je een boeterente moet betalen. Is dat altijd gerechtvaardigd? Nee dus. De beëindiging van de kredietrelatie kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn, omdat de bank onvoldoende rekening houdt met de belangen van de ondernemer, zo heeft de hoogste rechter onlangs bevestigd.

Belangenafweging

Let op, het gaat dus altijd om een belangenafweging. In dit geval was de ondernemer een van de verplichtingen uit hoofde van de leningsovereenkomst niet nagekomen, maar had die wel altijd keurig rente en aflossing betaald. Bovendien waren er voldoende zekerheden gesteld, waardoor de bank nauwelijks enig risico liep. Onder deze omstandigheden had de bank te veel gewicht toegekend aan het eigen belang.

Overigens: de bank had ook de rekening-courant opgezegd, maar dat was wel toegestaan, nu de bank rekening had gehouden met de opzegtermijn. Daarnaast speelde in dat geval het probleem van de boeterente natuurlijk niet.

Strijd gewonnen, oorlog verloren

Hoe mooi de uitspraak ook is – banken verliezen niet vaak in hoogste instantie – het zal veel ondernemers niet helpen. Tegen de tijd dat de procedures over opzegging van het krediet lopen, is vaak alles al misgegaan. Een overwinning in de rechtszaal is dan een kwestie van strijd gewonnen, oorlog verloren. Meestal is überhaupt geen geld om advocaten in te huren.
Het komt er in praktijk op aan zulke situaties te voorkomen door op de juiste manier de dialoog te voeren met de bank. Banken zijn zich welbewust van de juridische haken en ogen aan opzegging en bereiden dat voor om later geen verwijten te krijgen. Ondernemers doen er verstandig aan hetzelfde te doen. Dat betekent dat je een dossier moet opbouwen, afspraken schriftelijk moet vastleggen en moet proberen helder te krijgen waarom de bank de relatie wil afbouwen.

Wat is je rechtspositie?

Om dat te voorkomen is het zaak (opnieuw) vertrouwen te winnen van de bank. Kom dus tijdig afspraken na en schets een realistisch scenario voor aflossing. Last but not least: schakel een kundig adviseur in, zodat je weet wat je (rechts-) positie is. Daar heb je meer aan dan.
(Bron: MKB Sevicedesk)

 

De Staatssecretaris van Financiën keurt goed dat de tijdelijk verruimde vrijstelling schenkbelasting van € 100.000 voor de schenking voor de eigen woning onder voorwaarden ook kan worden toegepast op het deel van de schenking dat in 2015 wordt gebruikt voor een eigen woning in aanbouw.

Besluit Staatssecretaris van Financiën, 5 november 2014, BLKB2014/1865M, Stcrt. 2014, 32842

Eén van de voorwaarden is dat al in 2014 een begin is gemaakt met de besteding van een deel van het geschonken bedrag voor een woning in aanbouw. In 2014 moet ten minste 10% van het geschonken bedrag zijn besteed aan de verwerving van (eigendoms)recht of vervallen termijnen met betrekking tot de woning in aanbouw. Het op 31 december 2014 nog niet bestede bedrag van de schenking moet in 2015 worden besteed aan de eerstvolgende bouwtermijn(en) die (alle) in 2015 vervallen. De eigendom van de bouwgrond moet uiterlijk 31 december 2014 bij notariële akte zijn geleverd.

(Bron: Taxlive)

Enkel het afnemen van examens valt niet onder de btw-vrijstelling voor het verstrekken van onderwijs. Er is immers geen sprake van kennisoverdracht, maar alleen van toetsing van kennis, zo oordeelde Rechtbank Gelderland.

Het ging om de fiscale eenheid ‘kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven’. Dit kenniscentrum nam examens af voor beroepsopleidingen in de sectoren economie, administratie en beveiliging. Daarnaast was het ook actief in de medische sector. In geschil was of de activiteiten vielen onder de btw-vrijstelling voor onderwijs. Rechtbank Gelderland oordeelde dat dit niet het geval was. Uit het Horizoncollege-arrest (C-434/05) volgde dat het enkel afnemen van examens niet valt onder het verstrekken van onderwijs. Doorslaggevend daarvoor is dat – ook naar het spraakgebruik – voor het geven van onderwijs essentieel is dat kennis en/of vaardigheden worden overgedragen. Bij het examineren van kennis en/of vaardigheden is echter geen sprake van kennisoverdracht, maar alleen van toetsing van kennis. Hierbij maakte het geen verschil dat het kenniscentrum was geregistreerd in het Centrale Register Kort Beroeps Onderwijs (CRKBO) of dat de examens onder toezicht stonden van het ministerie van Veiligheid en Justitie en van het ministerie van Financiën. De rechtbank oordeelde ook dat de wetgever niet zijn beoordelingsvrijheid had overschreden door te bepalen dat het afnemen van examens, door een ander dan de ondernemer die voor het desbetreffende onderwijs heeft opgeleid, alleen onder de onderwijsvrijstelling kan worden gerangschikt, als vaststaat dat het examen dient ter afsluiting van vrijgesteld onderwijs.

(Bron: Taxence)

Als de belastingadviseur in eerste instantie bewust een duidelijk onjuiste aangifte indient en daarna een juiste aangifte, heeft de inspecteur geen nieuw feit nodig om te kunnen navorderen. Er is dan namelijk sprake van kwade trouw. De fiscus heeft dan ook de mogelijkheid om de verliesbeschikking te herzien.

Een steakhouse-houder had de ib-aangifte over 2004 door zijn adviseur laten invullen en op 13 mei 2006 ingediend. Deze aangifte bevatte niet de gegevens die de inspecteur nodig had om de winst op de juiste manier vast te stellen, omdat er in het geheel geen winst uit onderneming was opgegeven. Op 20 oktober 2006 stuurde de adviseur een nieuwe aangifte in over het jaar 2004. Bij de rechter voerde hij aan dat de eerdere aangifte per ongeluk was verstuurd, maar de rechter vond dat dit uit niets bleek. De rechter nam dan ook aan dat de adviseur bewust een onjuiste aangifte had gedaan voor de steakhouse-houder en dat hij ter kwader trouw was ten aanzien van de opgegeven feiten over de winst. Deze kwade trouw werd de ondernemer toegerekend. Daarom waren er geen nieuwe feiten nodig voor de inspecteur om toch te kunnen navorderen. Dit gold ook voor het herzien van het verlies.

(Bron: Taxence)

 

Verleent een ondernemer tegen vergoeding toegang tot een online databank aan particulieren? Dan moet hij vanaf volgend jaar rekening houden met de gewijzigde btw-regels en kan hij met toepassing van de mini-one-stop-shop-regeling (MOSS-regeling) administratieve lasten voorkomen.

Per 1 januari 2015 veranderen de btw-regels voor telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die de ondernemer verricht aan particuliere afnemers. Vanaf 1 januari 2015 zijn deze diensten – net als wanneer deze diensten aan ondernemers worden verricht – belast in het land waar de (niet-belastingplichtige) afnemer woont. U las hierover in het bericht ‘Nieuwe btw-regels elektronische diensten in 2015’. Om te voorkomen dat de ondernemer zich in elke EU-lidstaat waar hij digitale diensten levert moet registreren, is er vanaf 1 januari 2015 de ‘mini-one-stop-shop-regeling’ (MOSS-regeling). Deze regeling biedt de mogelijkheid om btw die de ondernemer over deze diensten moet betalen aan te geven via één land: de lidstaat waar hij hiervoor geregistreerd staat. Hij mag dan – onder voorwaarden – in Nederland aangifte doen voor de belasting die hij in andere EU-lidstaten verschuldigd is. De ondernemer is overigens niet verplicht om gebruik te maken van de MOSS-regeling en na aanmelding kan hij zich ook weer uitschrijven.

 

Voor welke diensten?

Het gaat dus om telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die een niet-btw-belastingplichtige (vaak de particulier) uit een andere EU-lidstaat afneemt. Voorbeelden van diensten die onder de nieuwe regelgeving kunnen vallen zijn toegang tot of downloaden van software (en software updates), onlineverkeersinformatie en -weerberichten, onlinedagbladen en -tijdschriften, onlinegegevensopslag, gebruik van zoekmachines en onlinespelen, digitale toegang tot muziek, films, spellen enzovoorts, e-learning omgevingen, telecommunicatie zoals telefoon-, sms-, video- en internetdiensten, webhosting en domeinnaamregistratie en uitzending van radio- en televisieprogramma’s.

 

Registreren bij de Belastingdienst

Om gebruik te maken van de MOSS-regeling moet de ondernemer zijn geregistreerd bij de Belastingdienst. Hiervoor kan hij sinds 1 oktober jl. een aanmeldformulier opsturen. Als hij zich voor het einde van het jaar heeft aangemeld (en bevestiging heeft ontvangen), kan hij vanaf 1 januari 2015 gebruik maken van de mini-shop-one-stop. Er zijn twee regelingen: de EU-regeling en de niet-EU-regeling. De EU-regeling geldt als de ondernemer aan één van de volgende voorwaarden voldoet:

  • hij heeft een hoofdvestiging in Nederland;
  • zijn hoofdvestiging is buiten de EU gevestigd, maar hij heeft een vaste inrichting in Nederland. Als hij meerdere vaste inrichtingen in de EU heeft en de hoofdvestiging is buiten de EU gevestigd, dan kan de ondernemer zich ook in een andere EU-lidstaat registreren.

De niet-EU-regeling geldt als de ondernemer aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • zijn hoofdvestiging is niet in de EU gevestigd;
  • hij heeft geen vaste inrichting in de EU;
  • hij is niet geregistreerd voor de btw in de EU.

 

Hoe werkt de MOSS-regeling?

Na 1 januari 2015 treedt de MOSS-regeling in werking. De ondernemer stuurt dan ieder kwartaal digitaal via het beveiligde gedeelte van de internetsite van de Belastingdienst de btw-melding (btw-aangifte) in. Het maakt niet uit of er in dat kwartaal telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten zijn geleverd. De btw-melding moet uiterlijk 20 dagen na afloop een tijdvak digitaal zijn ingediend. De inleverdata zijn daarom 20 april, 20 juli, 20 oktober en 20 januari. Na ontvangst stuurt de fiscus de btw-meldingen, samen met de btw die de ondernemer heeft betaald, door naar de desbetreffende lidstaten via een beveiligd communicatienetwerk. Vanaf het moment dat de melding en de betaling zijn doorgestuurd naar de betreffende lidstaten, nemen zij de behandeling van de btw-melding over.

 

Betaling

De ondernemer betaalt de btw in één bedrag aan de Belastingdienst. Dit bedrag is gelijk aan het totale btw-bedrag van de btw-melding. Het is belangrijk dat het bedrag uiterlijk 20 dagen na afloop van het tijdvak moet zijn betaald. De Belastingdienst splitst vervolgens de btw-melding uit naar de betrokken lidstaten en sturen deze gegevens door. Vervolgens verdelen zij het geld over de lidstaten. En let op, voorbelasting kan niet via de btw-melding worden teruggevraagd. Voorbelasting zal via de portaalsite van de Belastingdienst teruggevraagd moeten worden.

 

Administratie

De ondernemer die gebruik maakt van de MOSS-regeling, moet in zijn administratie alle informatie bewaren over digitale diensten die hij (aan particulieren) levert. Denk hierbij aan het soort dienst, de datum van dienstlevering, de btw die verschuldigd is en de lidstaat van verbruik waar de dienst wordt geleverd. Deze gegevens moeten tien jaar worden bewaard na afloop van het jaar waarin de diensten zijn geleverd. Op verzoek van de Nederlandse of een buitenlandse belastingdienst moeten deze gegevens digitaal worden verstrekt. En let op, voor facturen gelden de regels van de lidstaat waar de dienst is geleverd!

(Bron: Taxence)