DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, ondernemerschap

De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel ter invoering van de “beschikking geen loonheffingen” ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel moet de bestaande regeling van de VAR (Verklaring ArbeidsRelatie) vervangen. De VAR biedt geen zekerheid voor de opdrachtnemer. De fiscale kwalificatie van inkomen voor de inkomstenbelasting vindt pas plaats bij de afhandeling van diens aangifte inkomstenbelasting op basis van de VAR en gegevens over de feitelijke arbeidsrelatie. Deze kwalificatie kan afwijken van de kwalificatie volgens de VAR. De VAR biedt wel zekerheid voor de opdrachtgever omdat hij wordt gevrijwaard van de verplichting om loonbelasting en premie volksverzekeringen in te houden en premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de vergoeding te betalen. Wanneer een afgegeven VAR achteraf onjuist blijkt te zijn kan de Belastingdienst alleen bij de opdrachtnemer corrigeren. Deze beperking wordt door dit wetsvoorstel opgeheven.

De  huidige onderverdeling in vier verschillende VAR’s wordt ook opgeheven. In plaats daarvan komt er één beschikking: de Beschikking geen loonheffingen (BGL). Voor het aanvragen van de BGL komt een webmodule waarmee op elk gewenst moment kan worden beoordeeld wat de aard van een arbeidsrelatie is. De BGL is beperkt tot een oordeel over de inhoudingsplicht voor de loonheffing en  de werknemersverzekeringen. Anders dan de VAR geeft de BGL geen  voorlopig oordeel over de kwalificatie van de werkzaamheden voor de inkomstenbelasting.

Daarnaast introduceert het wetsvoorstel medeverantwoordelijkheid  voor de opdrachtgever. De zekerheid dat geen  loonheffingen hoeven worden inghouden geldt namelijk alleen dan wanneer de werkzaamheden en de wijze waarop en condities waaronder in de praktijk gewerkt wordt overeenkomen met hetgeen op de beschikking staat. Het betreft de wijze en condities waarop de opdrachtgever zelf beslissende invloed kan uitoefenen. Factoren waarop de opdrachtgever geen invloed heeft, worden niet op de beschikking vermeld. De opdrachtnemer is hiervoor verantwoordelijk.

Het wetsvoorstel voorziet in overgangsrecht. Het wordt mogelijk gemaakt om al een BGL af te geven als de wet in het Staatsblad is gepubliceerd maar nog niet in werking is getreden. Zo kunnen opdrachtnemers de BGL aanvragen voordat deze geldig wordt. Daarnaast wordt de geldigheidsduur van de VAR 2014 verlengd tot het moment waarop de Wet BGL in werking treedt.

(Bron: Schuiteman)

Volgens het regeerakkoord vervalt voor medisch specialisten vanaf 2015 het fiscale voordeel van het ondernemer zijn. Is dit een gelopen race of zijn er ook vanaf 2015 nog mogelijkheden om fiscaal als ondernemer verder te gaan?

Gegarandeerd ondernemerschap?

Exit ondernemerschap. Op dit moment bestaat er voor medisch specialisten die niet in loondienst zijn, een garantie op fiscaal ondernemerschap. Volgens het regeerakkoord zal deze garantie in 2015 vervallen. Het specialistenhonorarium moet dan een integraal onderdeel worden van het ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten zal verdwijnen.

Grote stappen, snel thuis. Vooralsnog lijkt het erop dat uitsluitend de garantie op het fiscaal ondernemerschap per 2015 vervalt.

Individuele toets. De beoordeling of een medisch specialist in fiscale zin ondernemer is, zal vanaf 2015 weer plaatsvinden aan de hand van de reguliere criteria. En als de Belastingdienst vindt dat een individuele medisch specialist géén ondernemer (meer) is kan de specialist dit ter beoordeling aan de belastingrechter voorleggen.

Niet meer gegarandeerd ondernemer

Geen gelopen race. Zoals gezegd, hoeft de nieuwe situatie niet het einde van het (fiscale) ondernemerschap te betekenen. Wel moet een medisch specialist die zijn fiscale ondernemerschap wil behouden, voldoen aan de reguliere criteria die de wet en de fiscale rechtspraak hiervoor hanteert. Een garantie is er dan niet meer.

Wanneer dan wél ondernemer?

Toetsingscriteria. Voor wat een onderneming is, kan men te rade gaan bij de (bedrijfs)economie, maar ook de fiscale rechter heeft zich meer dan eens uitgesproken over de toetsingscriteria.

Bij het antwoord op de vraag of activiteiten kunnen worden aangemerkt als een ‘onderneming’ spelen de volgende factoren een rol:

  • de omvang van de investeringen;
  • de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;
  • de winstverwachting;
  • de aard en omvang van het risico dat er wordt gelopen (bijvoorbeeld het debiteurenrisico);
  • de zelfstandigheid ten opzichte van opdracht­­gevers;
  • het aantal opdrachtgevers;
  • de beschikbare (werk)tijd.

Wikken en wegen. Deze opsomming is niet uitputtend. Per ondernemer en per onderneming kan het gewicht van de criteria verschillen. Het is duidelijk dat een specialist op basis van deze criteria ook vanaf 2015 nog steeds ondernemer kan zijn. Dit kan echter afhangen van de concrete omstandigheden. Tip. Werken voor meerdere ziekenhuizen zou kunnen helpen.

Opvatting staatssecretaris. De staatssecretaris van Financiën heeft over het ondernemerschap eerder opgemerkt dat het voor de medisch specialist van essentieel belang is dat deze een zelfstandig declaratierecht heeft en dat hij het daaraan verbonden debiteurenrisico loopt.

Conclusie. Een medisch specialist kan de fiscale voordelen van het ondernemerschap ook ná 2014 behouden. Hij moet dan voldoen aan de eisen die de wet en de fiscale rechtspraak aan iedere ondernemer stelt. Van essentieel belang is verder dat de medisch specialist een zelfstandig declaratierecht heeft én een debiteurenrisico loopt. Ook kan werken voor meerdere ziekenhuizen helpen.

De garantie op ondernemerschap zoals deze nu bestaat voor medisch specialis­­ten gaat tot het verleden behoren. Belangrijke factoren om fiscaal ondernemer te blijven, zijn: zelfstandig declareren, debiteurenrisico lopen en meerdere opdrachtgevers hebben.
(Bron:  ondernemingsdatabank)

Op het moment dat iemand een script aanbiedt aan een uitgever en dit ook daadwerkelijk wordt uitgegeven, is er geen sprake meer van een hobby. De fiscus mag in dat geval ervan uitgaan dat men beoogde daarvoor een vergoeding te ontvangen en dat ook redelijkerwijs kon verwachten. Die vergoeding vormt in dat geval een belast resultaat uit overige werkzaamheden.

Een dame die een boek over oosterse religie en filosofie had geschreven en daarvoor een vergoeding ontving van de uitgeverij, probeerde tevergeefs te ontkomen aan de heffing van inkomstenbelasting door te stellen dat sprake was geweest van liefhebberij. Het hof was van oordeel dat op het moment van het sluiten van het contract met de uitgever er vanuit kon worden gegaan dat de vrouw voor haar script een vergoeding beoogde te ontvangen en dat ook redelijkerwijs kon verwachten. Het volledige door de uitgeverij aan de vrouw betaalde bedrag vormde een belast resultaat uit overige werkzaamheden. De werkzaamheden bestaande uit het schrijven van een boek voor een uitgever waren niet van dien aard en omvang dat gesproken kon worden van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee werd beoogd door deelname aan het maatschappelijk productieproces winst te behalen. Verder vond het hof de boete van 50% passend en geboden. Het laten overmaken van het bedrag op een derdenrekening van het kantoor van haar gemachtigde en het zich vervolgens in contanten laten uitbetalen van dat bedrag door de gemachtigde was zo ongebruikelijk en merkwaardig dat dit het vermoeden rechtvaardigde dat zij hiermee willens en wetens had beoogd de uitbetaling voor de inspecteur verborgen te houden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de vrouw zonder nadere motivering ongegrond.

(Bron: Taxence)

Opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Dat staat in een wetsvoorstel dat staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Door de Wet ‘invoering Beschikking geen loonheffingen’ kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

De staatssecretaris maakt met de invoering van de Beschikking geen loonheffing (BGL) zowel opdrachtgever als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de vraag of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval moet de opdrachtgever loonheffingen afdragen.

VAR
De BGL vervangt de zogenoemde Verklaring Arbeidsrelatie, de VAR. Bij de VAR vraagt een zzp´er vooraf een oordeel van de Belastingdienst of zijn inkomen wel of niet wordt beoordeeld als loon. De opdrachtgever is nu niet betrokken bij deze aanvraag en ondervindt geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de zzp´er, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de zzp’er.

Handhaving
Opdrachtgevers vragen zzp’ers een VAR te tonen zodat zij geen loonheffingen hoeven in te houden en af te dragen. Voor zzp´ers is de VAR van belang bij het werven van opdrachten. Dit kan schijnzelfstandigheid in de hand werken: arbeidskrachten die op papier werken als zzp´er, maar in de praktijk een dienstbetrekking vervullen.

Het kabinet wil echte ondernemers ondersteunen en tegelijkertijd schijnconstructies bestrijden opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Doordat de BGL zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer verantwoordelijk maakt voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

Bij de aanvraag van een BGL beantwoordt een zzp’er via een webmodule een aantal vragen. Als deze vragenreeks tot een beschikking leidt, staat daarin vermeld onder welke voorwaarden de opdracht wordt uitgevoerd. De opdrachtgever dient de beschikking te controleren voordat hij de opdracht daadwerkelijk verstrekt. Een zzp’ er hoeft niet voor elke opdracht een nieuwe beschikking aan te vragen: bij opdrachten waar werkzaamheden, omstandigheden en voorwaarden gelijk zijn, kan de zzp’er dezelfde beschikking gebruiken.

(Bron: Overheid)

De staatssecretaris heeft het wetsvoorstel Wet invoering beschikking geen loonheffingen (BGL), dat op Prinsjesdag al werd aangekondigd, bij de Tweede Kamer ingediend. De wet treedt niet meteen in werking na plaatsing in het Staatsblad, met uitzondering van twee overgangsmaatregelen. Het wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:

  • De BGL (art. 8b Wet LB) vervangt de VAR: de BGL beperkt zich echer tot een oordeel of voor de arbeidsverhouding onder de Wet LB geen inhoudingsplicht bestaat, wat ook doorwerkt in de inhoudingsplicht voor de PVV en de verschuldigdheid van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden. Tegen een afwijzing van een verzoek om een BGL is bezwaar mogelijk.
  • De opdrachtgever wordt medeverantwoordelijk voor de controle op de juistheid van de BGL: er wordt alleen zekerheid voor de loonheffingen verkregen, als naast het soort werkzaamheden dat wordt verricht, ook de wijze waarop en condities waaronder in de praktijk wordt gewerkt, volledig overeenkomen met de wijze en condities die op de BGL staan vermeld. Deze wijze en condities hebben betrekking op wat de opdrachtnemer aan de Belastingdienst heeft gemeld bij de aanvraag van de BGL en het betreft alleen de wijze en condities waarop opdrachtgevers zelf beslissende invloed kunnen uitoefenen. Andere punten hoeft de opdrachtgever niet te controleren en deze worden daarom ook niet op de BGL vermeld. De opdrachtgever moet een kopie van de BGL en een kopie van het identiteitsbewijs van de opdrachtnemer in zijn administratie bewaren.
  • De aanvraag van een BGL via een webmodule: deze biedt een oordeel over de inhoudingsplicht aan de hand van een serie vragen die zijn gebaseerd op de jurisprudentie en direct na het invullen van de vragenlijst wordt zichtbaar of de aanvraag wordt gehonoreerd. Het is vervolgens aan de opdrachtnemer om te beslissen of de BGL daadwerkelijk wordt aangevraagd.

 

Staatssecretaris heeft meer tijd nodig voor invoering VAR 2015

De Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) die al tijden een heet hangijzer is in de ZZP-wereld, blijft de gemoederen bezig houden. Staatssecretaris Wiebes van Financiën informeert de Tweede Kamer dat hij verwacht het wetsvoorstel waarin de medeverantwoordelijkheid voor de opdrachtgever wordt geregeld, eind augustus aan de Kamer te kunnen toesturen. Vooruitlopend daarop licht hij de maatregelen toe die hij voornemens is te treffen om de overgang naar de nieuwe systematiek zo soepel mogelijk te kunnen laten verlopen.

Om de overgang van de invoering van de VAR soepel te laten verlopen heeft de minister kennelijk meer tijd nodig. Hij wil dan ook dat de VAR van 2014 ook in de eerste maanden van 2015 geldig blijft. Hoe lang deze geldigheid duurt, daar is de staatssecretaris nog niet uit. Het uitstel is volgens de staatssecretaris mede doordat hij nog wil bezien of het mogelijk is dat de aanvrager bij het invullen van de webmodule duidelijk kan worden gemaakt waar de opdrachtgever medeverantwoordelijkheid voor moet aanvaarden. Dit was een van de adviezen van ACTAL, het Adviescollege toetsing regeldruk, dat de regering en Staten-Generaal  adviseert om de regel­druk voor bedrijven, burgers, en beroepsbeoefenaren in de zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid, zo laag mogelijk te maken.

De staatssecrcetaris over de verlengde geldigheid van de VAR:

Vooruitlopend op het indienen van het wetsvoorstel wil ik uw Kamer informeren over de maatregelen die ik voornemens ben te treffen om de overgang naar de nieuwe systematiek zo soepel mogelijk te kunnen laten verlopen. Om rechtszekerheid te bieden aan de huidige VAR-houders heb ik besloten dat zij – in afwachting van de indiening van het wetsvoorstel rond de VAR en de besluitvorming daarover – geen verzoeken voor het kalenderjaar 2015 hoeven te doen. De voor het kalenderjaar 2014 afgegeven VAR’s kunnen ook gedurende de eerste maanden van het kalenderjaar 2015 nog worden gebruikt. De termijn van de verlengde geldigheidsduur van de voor het jaar 2014 afgegeven VAR’s is afhankelijk van de besluitvorming in de Staten-Generaal over het wetsvoorstel.Om te voorkomen dat onzekerheid bij de gebruikers van de VAR en een massale toeloop bij de Belastingdienst (waaronder de Belasting Telefoon) ontstaat, is het nodig dat de Belastingdienst de laatste week van juli en de maand augustus benut voor de communicatie hierover. 

(Bron: ZZP Nederland)

Mensen die vanuit de WW een bedrijf willen oprichten, kunnen daarvoor een startersregeling van uitkeringsinstantie UWV gebruiken.

Volgens de regeling krijgt de WW’er maximaal 26 weken de tijd om het bedrijf op te starten.

In die periode ontvangt de beginnende zelfstandige ondernemer 29 procent minder WW. Tegelijkertijd vervalt de sollicitatieplicht. Bovendien mag hij de inkomsten uit het bedrijf houden.

Binnen de regeling mag de ondernemer alles doen wat nodig is om het bedrijf in de steigers te zetten. Zo kan hij opdrachten zoeken en uitvoeren, een pand inrichten of een winkel openen. Wel moet hij als werkzoekende ingeschreven blijven staan. Alleen zo blijft het recht op WW bestaan.

Haalbaarheid

 

Niet iedereen komt in aanmerking voor de startersregeling. De WW’er moet eerst aangeven dat hij als zelfstandige wil beginnen. Een adviseur van UWV nodigt de aanvrager dan uit om het idee te bespreken.

Samen wordt dan naar de haalbaarheid, de financiering, de locatie en de benodigde verzekeringen en vergunningen gekeken. Na toestemming van de adviseur kan de WW’er zijn ondernemingsplan schrijven.

Toestemming

 

De adviseur geeft pas toestemming voor de startersregeling, als de kans groot is dat de aanvrager als zelfstandig ondernemer genoeg kan verdienen om van te leven

Ook moet iemand in staat zijn om te ondernemen. Zo moet hij zijn eigen boekhouding kunnen doen.

Het is overigens niet verplicht om de gewerkte uren als zelfstandige door te geven. Maar dat kan wel verstandig zijn, omdat iemand met voldoende uren ondernemersaftrek kan krijgen.

Dat is een fiscaal voordeel over de winst uit een onderneming. Na de startperiode is het doorgeven van de gewerkte uren wel weer verplicht.

Oude baas

 

Opdrachten uitvoeren voor de voormalige werkgever is tijdens de startperiode niet toegestaan. In dat geval raakt de starter zijn WW-uitkering kwijt en kan hij een boete krijgen. Voor de oude baas werken mag pas na de 26 weken weer.

Als iemand tijdens of na de startperiode ontdekt dat het bedrijf niet levensvatbaar is, dan kan zijn WW-uitkering misschien weer voortgezet worden. Dat hangt af van hoelang iemand recht heeft op WW en hoe lang het bedrijf heeft bestaan. Maar de uitkering kan pas weer lopen nadat de periode van 26 weken voorbij is.

Stoppen

 

Voor de uitkeringsinstantie moet dan wel duidelijk zijn dat de startende ondernemer wel echt iets heeft gedaan om het bedrijf te stoppen. Hij moet bijvoorbeeld zijn site uit de lucht halen, geen reclame meer maken en zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst.

Volgens UWV is het vooral voor vijftigplussers verstandig om vanuit de WW te starten, omdat zij vaak moeite hebben met het vinden van een baan in loondienst. Werkgevers geven namelijk vaak de voorkeur aan jongeren. Dat zegt de instantie tegen informatieplatform ZZP Servicedesk.

“We zien dat als 50-plussers als zzp’er aan de slag gaan, hun leeftijd ineens niet meer van belang is voor opdrachtgevers. Ze worden vanwege hun ervaring juist eerder ingehuurd. Mits ze een concurrerend uurloon rekenen natuurlijk”, stelt een woordvoerder tegenover het platform.

De Belastingdienst bekijkt steeds kritischer wat voor soort Verklaring arbeidsrelatie (VAR) wordt afgegeven aan de aanvrager hiervan. Blijkt dat er een verkeerde VAR is afgegeven, dan kan dat met name voor de zzp’er vervelende consequenties hebben. Maar ook de opdrachtgever moet oppassen, anders kan hij met terugwerkende kracht loonbelasting, bijdrage Zvw en premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Dat meldt Alfa Accountants en Adviseurs.

Dat laatste kan het geval zijn als de zzp’er een VAR wuo (winst uit onderneming) heeft overhandigd, maar de zzp’er eigenlijk in loondienst werkt. De Belastingdienst beoordeelt namelijk de feitelijke arbeidsrelatie en kijkt alleen zijdelings naar wat er op papier is afgesproken.

Risicobeperking opdrachtgever
De opdrachtgever zit uiteraard niet te wachten op dit soort financiële perikelen. Als hij een zzp’er inschakelt, wil hij er gewoon van op aan kunnen dat hij geen loonbelasting, bijdrage Zvw en premie werknemersverzekeringen hoeft in te houden. Daarom is het voor de opdrachtgever van belang om te voldoen aan de volgende voorwaarden:
– hij moet beschikken over een kopie van de VAR-wuo van de zzp’er over het juiste tijdvak;
– de werkzaamheden die in de VAR-wuo worden genoemd, moeten overeenkomen met de werkzaamheden die de zzp’er voor hem uitvoert.

Als aan deze beide voorwaarden is voldaan, kan de Belastingdienst niet achteraf constateren dat de opdrachtgever tóch belasting en premies had moeten inhouden. De raad aan opdrachtgevers is dan ook om deze twee voorwaarden goed in het oog te houden. Het risico wordt hiermee ingeperkt.

Risico zzp’er
Maar het risico ligt hier natuurlijk ook nadrukkelijk bij de zzp’er, als hij bij de aanvraag van de VAR bepaalde vragen al dan niet bewust (gedeeltelijk) verkeerd invult. Hierdoor kan de Belastingdienst de onjuiste conclusie trekken dat er sprake is van een onderneming. Heeft de zzp’er als gevolg daarvan ten onrechte een VAR-wuo gekregen, dan vordert de Belastingdienst inkomstenbelasting na bij de zzp’er, vanwege het terugdraaien van de ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. De Belastingdienst kan ook de misgelopen premies navorderen. Het risico bedraagt minimaal enkele duizenden euro’s en kan gemakkelijk oplopen tot meer dan tienduizend euro! Geen enkele zzp’er zit daarop te wachten.

Meldplicht zzp’er
De zzp’er zal de gestelde vragen bij de aanvraag van een VAR daarom juist en zorgvuldig moeten beantwoorden. Blijkt nadat de VAR is afgegeven dat de feiten afwijken van hetgeen is doorgegeven aan de Belastingdienst bij de VAR-aanvraag? In dat geval is de zzp’er verplicht de veranderde omstandigheden te melden. De Belastingdienst kan de VAR vervolgens herzien. Meldt de zzp’er de veranderde omstandigheden niet, dan riskeert hij forse belastingaanslagen.

Toekomst VAR
Inmiddels is aangekondigd dat er met ingang van 1 januari 2015 een VAR-webmodule komt. De komst van deze VAR-webmodule brengt met zich mee dat de opdrachtgever medeverantwoordelijk wordt voor de VAR-aanvraag van de zzp’er.

(Bron: KluwerFinancieelManagement)

Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat X een onderneming in watersportartikelen drijft. Het hof acht daarbij onder andere de verklaringen die tijdens een onderzoek zijn afgelegd van belang.

X geniet tot 31 januari 2002 een bijstandsuitkering. Hij staat sinds 1 februari 2002 ingeschreven bij de KvK. X heeft zich ook bij de Belastingdienst gemeld als startende ondernemer. X verkoopt watersportartikelen, onder andere jetski’s. De ondernemingsactiviteiten worden verricht vanuit een showroom en werkplaats die naast de woonwagen van X zijn gelegen. Uit een boekenonderzoek blijkt dat de leverancier van de jetski’s het overgrote deel van de verkopen in de periode 2000 tot februari 2002 als contante verkopen heeft geboekt en dat na 1 februari 2002 bijna geen contante verkopen meer zijn geboekt. X is sinds 1 februari 2002 de grootste afnemer van de jetski’s. Naar aanleiding van het boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X IB-ondernemer is en legt hij een IB-navorderingsaanslag 2000 op aan X in verband met de verkoop van jetski’s. X stelt echter dat hij in 2000 slechts om niet jetski’s voor zijn leverancier bewaarde.

Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat het aannemelijk is dat X sinds het jaar 2000 betrokken is geweest bij de verkoop van waterscooters. Deze betrokkenheid beperkte zich volgens het hof niet tot het om niet opslaan van waterscooters voor de leverancier. Het Hof wijst hierbij onder andere op een luchtfoto uit het jaar 2000 waarop een aantal in de directe omgeving van de woonwagen opgestelde waterscooters zichtbaar is. Verder hecht het hof belang aan diverse verklaringen die door afnemers en anderen zijn afgelegd. De inspecteur heeft X dan ook terecht als IB-ondernemer aangemerkt. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

(Bron: Taxlive)

Kenmerkend aan de functie van de commissaris is dat hij niet aan gezag is onderworpen. Geen dienstbetrekking dus, of toch wel? Hoe werkt het met de beloning van de commissaris?

Fictieve dienstbetrekking

Eén van de drie voorwaarden van de aanwezigheid van een dienstbetrekking is de gezagsverhouding. Kenmerkend voor de functie van commissaris is dat hij voor zijn werkzaamheden aan geen enkel gezag is onderworpen. Sterker nog, het is juist de bedoeling dat een commissaris zijn werkzaamheden naar eigen inzicht uitvoert. Hij is immers toezichthouder. Er is dus geen sprake van een echte dienstbetrekking. Maar in de wet is wel bepaald dat een commissaris in beginsel in fictieve dienstbetrekking is. Dit is alleen anders als de commissaris beschikt over een verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming of directeur-grootaandeelhouder. Wordt voldaan aan de voorwaarden die gelden rondom de VAR, dan hoeft er geen loonbelasting/premie volksverzekeringen in te worden gehouden over zijn beloning. Dit zal echter niet vaak voorkomen.

 

Loonheffingen

Gevolg van de fictieve dienstbetrekking is dat voor de commissaris de reguliere regels voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen gelden. De verstrekte vergoeding is dus belast. Commissarissen zijn echter niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen, omdat er geen sprake is van een gezagsverhouding. Er hoeven dan ook geen premies werknemersverzekeringen in te worden gehouden voor de commissaris. Denk er ook aan dat voor de commissaris administratieve verplichtingen van toepassing zijn. Zo moet identificatie van de commissaris plaatsvinden aan de hand van een geldig identificatiebewijs en hiervan moet een kopie bij de loonadministratie worden bewaard, net als van de overige gegevens die voor de aangifte loonheffingen relevant zijn.

 

Kostenvergoeding

Bij sommige commissariaten is afgesproken dat de commissaris (alleen) een kostenvergoeding voor zijn werkzaamheden ontvangt. Hierbij kan voor de commissaris gebruik worden gemaakt van dezelfde belastingvrije vergoedingsmogelijkheden als die ook voor werknemers open staan. Eventueel kan de commissaris voor de regelmatig terugkerende kosten een vaste kostenvergoeding ontvangen, in plaats van vergoedingen op declaratiebasis. Zorg er dan wel voor dat de vaste kostenvergoeding vooraf wordt gespecificeerd naar soort en vermoedelijke omvang. Bij voorkeur aan de hand van een representatief kostenonderzoek.

 

Belast loon

Als een commissaris voor zijn werkzaamheden een factuur met btw stuurt (waartoe hij in beginsel verplicht is), is het bedrag van de factuur exclusief btw belast loon. Stel dat de beloning van de commissaris € 1.000 is en de kostendeclaratie € 100 bedraagt. De factuur vermeldt een btw-bedrag van € 231 (21% van € 1.100). De totale factuur bedraagt dan € 1.331. In de loonadministratie moet de in te houden loonbelasting/premies volksverzekeringen worden berekend over de beloning exclusief btw en kostendeclaratie, dus over € 1.000.

 

Doorbetaald loon

Het komt ook voor dat een werknemer voor zijn dienstbetrekking als commissaris werkt bij een ander bedrijf. Hij is in dat geval door zijn (hoofd)werkgever aangewezen om bij dat bedrijf als commissaris te fungeren. Daarbij heeft de werknemer de verplichting om het commissarisloon af te staan aan zijn hoofdwerkgever. Onder bepaalde voorwaarden hoeft de vennootschap of de organisatie die het loon van de commissaris betaalt, geen loonheffingen in te houden  In feite betaalt de hoofdwerkgever het totale loon aan de commissaris, inclusief zijn loon voor het commissariaat. We spreken dan over de doorbetaaldloonregeling. Voor toepassing van de doorbetaaldloonregeling is allereerst toestemming nodig van de Belastingdienst. Deze toestemming kunnen de doorbetaler, hoofdwerkgever en werknemer samen aanvragen. Op dit verzoek beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking. De doorbetaler mag alleen afzien van inhouding van loonheffingen na een positieve beslissing.

 

Voorwaarden regeling

Naast de aanwezigheid van een beschikking zijn er nog de volgende voorwaarden:

  • De werknemer is voor zijn dienstbetrekking bij de hoofdwerkgever ook in dienstbetrekking bij de doorbetaler.
  • De werknemer woont in Nederland. Als de werknemer niet in Nederland woont, geldt als extra voorwaarde dat Nederland het recht moet hebben om loonheffingen in te houden op het doorbetaalde loon.
  • De hoofdwerkgever is gevestigd of woont in Nederland.
  • De doorbetaler betaalt het loon en de bijbehorende (vrije) vergoedingen rechtstreeks aan de hoofdwerkgever.
  • De doorbetaler geeft geen (vrije) verstrekkingen aan de werknemer zonder dit vooraf aan de hoofdwerkgever te laten weten.

(Bron: Taxence)