DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, ondernemerschap

Bij de toets of een activiteit rendabel genoeg is om als bron van inkomen te kwalificeren moet men in beginsel ook de financieringskosten betrekken.

Wie het standpunt inneemt dat bepaalde activiteiten kwalificeren als het drijven van een onderneming, zal eerst moeten aantonen dat sprake is van een bron van inkomen. Eén van de voorwaarden van een bron van inkomen is dat er een objectieve redelijke verwachting bestaat dat de activiteiten (op lange termijn) een positief voordeel opleveren. Een echtpaar dat in een verbouwde boerderij een ‘Bed and Breakfast’ (B&B) exploiteerde, stelde dat deze exploitatie een bron van inkomen was. De Belastingdienst zou dit standpunt overnemen onder de voorwaarde dat de cumulatieve resultaten over de eerste zeven jaren positief zouden zijn. Maar het echtpaar kon alleen aan zo’n positief resultaat komen als het geen rekening hield met de financieringskosten van de verbouwing van de boerderij. Hof Leeuwarden oordeelde dat de financieringskosten wel degelijk meetelden, zodat het B&B geen bron van inkomen vormde. Daarbij was van belang dat de geldlening volgens het hof niet was aangegaan voor de verwerving van de B&B als zodanig, maar deel uitmaakte van de B&B.

(Bron: Taxence)

 

Een bedrijf starten kan ook naast uw betaalde baan. Voor parttime ondernemers gelden dezelfde regels als voor fulltime ondernemers.

Moet u toestemming vragen aan uw werkgever?

U moet uw plannen bespreken met uw werkgever. Vraag hem om toestemming voor een bedrijf naast uw baan. Soms staan daar al afspraken over in uw arbeidscontract. Dit heet een concurrentiebeding of een relatiebeding. Bij een concurrentiebeding mag u bijvoorbeeld in een bepaald gebied geen concurrentie vormen voor het bedrijf waar u in dienst bent. Bij een relatiebeding mag u niet de klanten benaderen van het bedrijf waar u in dienst bent. Ook als u uit dienst gaat, kan het concurrentie- of relatiebeding nog tijdelijk gelden.

Wat moet u weten over belastingen en aftrekposten?

U krijgt te maken met btw en inkomstenbelasting. Betaalt u weinig btw? Dan kunt u in aanmerking komen voor de kleine-ondernemersregeling. Dit betekent dat u minder (of zelfs helemaal geen) btw betaalt.

Steekt u jaarlijks 1.225 uur in uw bedrijf? Besteedt u meer dan 50 procent van uw werktijd aan uw bedrijf? En ziet de Belastingdienst u als ondernemer onder de inkomstenbelasting? Dan hebt u recht op extra aftrekposten.

Gaat u werken voor opdrachtgevers, dan willen zij weten of de Belastingdienst u als ondernemer ziet. Anders moeten zij loonbelasting en sociale premies voor u betalen. Met een verklaring arbeidsrelatie kunt u aantonen dat u ondernemer bent.

Als u geen zzp’er of werknemer bent, maar wel werkzaamheden verricht die inkomsten opleveren, bent u voor de Belastingdienst resultaatgenieter. U hebt dan inkomen uit overig werk.

(Bron: Overheid)

Ontvangt u de nieuwe VAR (Verklaring arbeidsrelatie) niet automatisch? Dan moet u hem zelf aanvragen. Dat kan elk jaar vanaf 1 september.

Geldigheidsduur
Een VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) is maximaal 1 kalenderjaar geldig. Tenzij u voldoet aan de voorwaarden om een VAR automatisch te ontvangen (zie onder), moet u hem steeds opnieuw aanvragen.

Zo’n aanvraag kan elk jaar vanaf 1 september. Dat betekent dat u sinds kort de aanvraag voor een VAR voor 2013 kunt doen.

U ontvangt een nieuwe VAR meestal binnen 5 werkdagen, maar uiterlijk binnen 8 weken.

Zie ook: Checklist voor een VAR-aanvraag »

Voorwaarden automatisch ontvangen VAR
U ontvangt een VAR wel automatisch als:

– U de afgelopen 3 jaar een VAR hebt aangevraagd;
– U telkens een VAR voor hetzelfde soort werk hebt aangevraagd;
– U het werk onder vergelijkbare omstandigheden hebt uitgevoerd;
– U telkens eenzelfde VAR van de Belastingdienst hebt gekregen;
– De Belastingdienst de VAR’s in de tussentijd niet heeft herzien.

(Bron: De Zaak)

Ik weet niet precies of ik wel of niet voldoe aan de voorwaarden van een zelfstandige. Waar toetst de Belastingdienst op bij de aanvraag van een VAR?”

De Belastingdienst wil uw fiscale positie vaststellen en gaat na of er sprake is van een arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

Voor het verkrijgen van een VAR wuo, winst uit onderneming, moet u voldoen aan de criteria van het zelfstandig ondernemerschap: ondernemersrisico lopen, zelfstandig werkzaamheden uitvoeren, niet doorbetaald krijgen tijdens vakantie en 1225 uur per jaar in de onderneming investeren. Daarbij wordt gekeken naar het totaalplaatje, de samenhang van de antwoorden.   Ook het aantal opdrachtgevers is bijvoorbeeld belangrijk, waarbij een vuistregel een minimum van drie is. Winst maken is een belangrijk criterium, maar wanneer er aanloopverliezen zijn en verder alles wijst op fiscaal ondernemerschap kan er toch een VAR-wuo worden toegekend.   Kent de Belastingdienst u een VAR-row, resultaat uit overige werkzaamheden, toe en is er sprake van een dienstbetrekking, dan is de opdrachtgever verplicht om loonheffingen in te houden.

(Bron: De Zaak)

Een geringe omzet en weinig directe uren in de aanvangsfase hoeven geen beletsel te zijn voor het ondernemerschap in de inkomstenbelasting, zo stelt de Hoge Raad. Dat gaat lijnrecht in tegen het oordeel van het hof dat veel belang hecht aan de omzeteis bij een oud-militair die naast zijn pensioen ook een advies- en incassobedrijf begint. De Hoge Raad vindt echter dat het oordeel van het hof door de beugel kan. De oud-militair krijgt niet het predikaat ‘IB-ondernemer’.
De zaak gaat als volgt. De belanghebbende is een gepensioneerde militair. In 2003 start hij met juridische dienstverlening en incassowerkzaamheden. Hij staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maakt reclame voor zijn werkzaamheden en heeft een eigen website. ­ In 2006 besteedt de oud-militair 1416,5 uren aan deze werkzaamheden (waarvan 235,5 directe uren). De omzet bedraagt in de jaren 2005 tot en met 2009 € 1280 (2005), € 2640 (2006), € 10.726 (2007), € 14.710 (2008) en € 7099 (in de eerste vier maanden van 2009).
Hij geniet in 2006 een ABP-pensioen van € 31.119. In navolging van de inspecteur oordelen zowel Rechtbank Breda als Hof ’s-Hertogenbosch dat de oud-militair in 2006 weliswaar een bron van inkomen heeft, maar (nog) geen winst uit onderneming geniet. ­ Het hof wijst erop dat zowel de omzetten als het aantal directe uren gering is. De Hoge Raad stelt echter dat een lage omzet in combinatie met een relatief laag aantal directe uren in de beginfase geen beletsel hoeven te vormen voor het IB-ondernemerschap. Telkens gaat het om een weging van verschillende factoren. Er kan sprake zijn van een onderneming als een lage omzet en weinig directe uren worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de omvang van de activiteiten. De beslissing van het hof komt volgens de Hoge Raad erop neer dat in het geval van de oud-militair het grote aantal aan acquisitie bestede uren onvoldoende tegenwicht biedt voor de geringe omzet. En dat mag het hof vinden ondanks dat de Hoge Raad anders tegen de zaak aankijkt. Het hofoordeel berust volgens de Hoge Raad immers “niet op een onjuiste rechtsopvatting”.

Directe en indirecten uren

Directe uren zijn de voor het bedrijf gewerkte uren waarin iemand daadwerkelijk geld verdient. Indirecte uren zijn uren besteed aan bijvoorbeeld administratie, het werven van opdrachtgevers of studie. Ook reisuren zijn indirecte uren.

Resultaat uit overige werzaamheden of winst uit onderneming?

De Hoge Raad gaat in dit arrest in op het onderscheid tussen resultaat uit overige werkzaamheden en winst uit onderneming. Voorop moet worden gesteld dat de bron onderneming zich van de bron overige werkzaamheden onderscheidt door de aanwezigheid van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van winst uit onderneming, stelt de Hoge Raad de volgende beoordelingscriteria vast:

  • de omvang van de organisatie van iemands activiteiten;
  • de omvang van de risico’s op debiteuren en voorraad; en
  • de mate waarin iemand van één afnemer afhankelijk is.

De volgende elementen spelen daarbij in ieder geval een belangrijke rol:

  • de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;
  • de omvang van de brutobaten;
  • de winstverwachting;
  • het lopen van (ondernemers)risico;
  • de beschikbare tijd;
  • de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheid wordt gegeven;
  • het aantal opdrachtgevers; en
  • het spraakgebruik.

In deze zaak heeft het hof geoordeeld dat de bruto omzet, vóór aftrek kosten, die de oud-militair met de activiteiten in de jaren 2005 en 2006 heeft behaald zodanig gering is dat niet gesproken kan worden van een onderneming. Hiermee heeft het hof, met instemming van de Hoge Raad, het lage omzetcijfer in dit geval doorslaggevend laten zijn.

(Bron: Pleinplus)

Alle opbrengsten (zowel positieve als negatieve) worden in de belastingheffing betrokken als deze opkomen uit een zogeheten bron van inkomen. In fiscale zin is sprake van een bron van inkomen als is voldaan aan drie criteria: men neemt deel aan het economische verkeer, met het oogmerk om daarmee een voordeel te behalen dat redelijkerwijs is te verwachten. Als de betreffende activiteiten een bron van inkomen vormen, zijn in beginsel de opbrengsten belast en de kosten aftrekbaar. De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat feiten en omstandigheden van latere jaren van belang kunnen zijn voor vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en dus van een inkomensbron.
Alle opbrengsten (zowel positieve als negatieve) worden in de belastingheffing betrokken als deze opkomen uit een zogeheten bron van inkomen. In fiscale zin is sprake van een bron van inkomen als is voldaan aan drie criteria:

  • men neemt deel aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om daarmee een voordeel te behalen,
  • dat redelijkerwijs is te verwachten.

Als de betreffende activiteiten een bron van inkomen vormen, zijn in beginsel de opbrengsten belast en de kosten aftrekbaar.

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of feiten en omstandigheden van latere jaren van belang kunnen zijn voor de beoordeling of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en dus van een bron van inkomen.

In de onderhavige procedure had een man in 2005 drie muzikale optredens verzorgd. Al vóór 2005 was hij begonnen met het op peil brengen van zijn muzikale vaardigheden en het inspelen van een digitaal orkest dat zorgde voor de begeleiding bij zijn optredens. De man had zich ingeschreven in het handelsregister en voerde een boekhouding. In 2005 waren de kosten van zijn optredens hoger dan de kosten. De man wilde een verlies uit onderneming in aanmerking nemen en claimde de zelfstandigenaftrek. De inspecteur stemde daarmee echter niet in. Rechtbank Arnhem was het daarmee eens. Voor Hof Arnhem was in geschil of de muzikale activiteiten van de man in het jaar 2005 een bron van inkomen vormden, in het bijzonder of sprake was van een (objectieve) voordeelsverwachting.

Het hof was van oordeel dat de man in 2005 redelijkerwijs niet kon verwachten dat hij met zijn muzikale activiteiten in de toekomst positieve opbrengsten zou behalen en dat die activiteiten daarom niet kwalificeerden als een bron van inkomen. Het hof baseerde zijn oordeel op de omstandigheid dat in de jaren 2005 tot en met 2008 de kosten van de optredens steeds de opbrengsten overtroffen en dat hij in 2009 geen optredens meer had verzorgd. Ook had hij het hof aangegeven dat het niet erg waarschijnlijk was dat zijn muzikale activiteiten al op korte termijn tot positieve resultaten zouden leiden.

De man stelde daarop beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. Hij was van mening dat voor de beoordeling van de aanwezigheid van een bron van inkomen (winst uit onderneming) niet mag worden gelet op gegevens van latere jaren (wijsheid achteraf) en dat het hof een te korte termijn in aanmerking had genomen voor de beoordeling van de bronvraag.
De Hoge Raad was echter van oordeel dat het hof juist had geoordeeld. Voor de vraag of in een bepaald jaar sprake is van een onderneming en in het bijzonder of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, zijn in beginsel de feiten en omstandigheden van dat jaar beslissend. Maar dit is nog niet het complete verhaal. Feiten en omstandigheden van latere jaren kunnen licht werpen op de vraag of in het onderhavige jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting -en dus van een inkomensbron- en mogen daarom in aanmerking worden genomen.