DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), juridisch, diversen

‘Hij die eist, bewijst’, vormt een van de hoofdregels van het Nederlandse bewijsrecht. Om uw standpunt achteraf te bewijzen, legt u mondelinge afspraken vaak schriftelijk vast. Immers, papier is geduldig. Maar is het ondertekenen van iedere pagina nodig?

Een schriftelijk stuk, oftewel een onderhandse akte, heeft dwingende bewijskracht indien deze door beide partijen is ondertekend. Een rechter moet dan uitgaan van de juistheid hiervan. Tegenbewijs door de andere partij is echter mogelijk. Slaagt hij niet in het tegenbewijs, dan krijgt de eisende partij alsnog gelijk.

Een recente uitspraak van het Hof Den Haag laat zien dat naast de schriftelijke vastlegging en de ondertekening van de overeenkomst op de laatste pagina, het paraferen van iedere pagina van de overeenkomst van essentieel belang is.

Waar mocht het Hof in hoger beroep over oordelen?

Egelinck B.V. stelt bij de Rechtbank dat zij met meneer X een overeenkomst voor een geldlening gesloten heeft ter waarde van 150.000 euro. Om dit aan te tonen overlegt Egelinck B.V een op de laatste pagina getekende overeenkomst. De overeenkomst beslaat twee pagina’s. De heer X erkent dat de geplaatste handtekeningen echt zijn, maar stelt dat die zijn gezet op een leeg handtekeningenblad die bij een andere overeenkomst hoort. Egelinck B.V. heeft, zo stelt de heer X, later de eerste bladzijde en de tekst op de tweede bladzijde toegevoegd.

Op Egelinck B.V., die terugbetaling van de uitgeleende 150.000 euro vordert, rust nu volgens de hoofdregel de bewijslast om aan te tonen dat partijen een overeenkomst van geldlening zijn aangegaan.

De Rechtbank vindt dat de heer X zijn stelling, dat Egelinck de boel bedonderd heeft, te weinig onderbouwt en gaat ervan uit dat de leningsovereenkomst bestaat. De Rechtbank wijst de vordering van Egelinck toe. De heer X moet dus 150.000 euro betalen.

Dwingende bewijskracht

De heer X is het er niet mee eens en gaat in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. Het Hof vindt, kortgezegd, dat dwingende bewijskracht alleen geldt voor hetgeen op dezelfde bladzijde boven de handtekening in de leningsovereenkomst staat. Het leidt te gemakkelijk tot misbruik wanneer bladzijden zonder paraaf of handtekening worden beschouwd als wel ondertekend door een handtekening op de laatste bladzijde. Het Hof vond ook dat de heer X voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de inhoud van de overeenkomst niet kende of dat tekst later toegevoegd is.

Het Hof is het dus met de heer X eens. Het gevolg hiervan is dat de overeenkomst geen dwingende bewijskracht heeft. En daarmee staat niet vast dat de overeenkomst van geldlening is gesloten.
Het Hof geeft Egelinck B.V. vervolgens de bewijsopdracht om aan te tonen dat de partijen een lening zijn aangegaan.

Het is maar de vraag of Egelinck B.V. hierin slaagt. Kan Egelinck B.V. het bestaan van de overeenkomst niet bewijzen, dan wordt haar vordering alsnog afgewezen en hoeft de heer X niet te betalen.

Tip

Om te voorkomen dat achteraf discussie ontstaan over wat nu wel of niet is afgesproken is het van belang om alle pagina’s van een overeenkomst te paraferen en/of te ondertekenen. Dit geldt al als de overeenkomst maar uit twee pagina’s bestaat, maar natuurlijk ook voor uitgebreide contracten.

Onderteken of parafeer ook de mogelijk bij de overeenkomst gevoegde bijlagen en vermeldt op de bijlage dat ze onderdeel uitmaken van de overeenkomst.

(Bron: GT)

De regering wil het initiatiefwetsvoorstel beperking omvang wettelijke gemeenschap van goederen op 1 januari 2018 in werking laten treden. In een brief aan de Eerste en Tweede Kamer gaat de Staatssecretaris van Financiën in op de fiscale gevolgen van de nieuwe regeling.

Het gaat onder andere om de toepassing van de eigenwoningregeling. De eigenwoningreserve blijkt bij gezamenlijke financiering niet te leiden tot de gewenste uitkomst. De staatssecretaris beziet in hoeverre deze uitwerking meer in lijn kan worden gebracht met het doel van de bijleenregeling.

De andere onderwerpen betreffen de fiscale gevolgen van het vergoedingsrecht van art. 1:87 BW en het verschil in fiscale gevolgen tussen een ondernemer in de IB en een ondernemer in de VPB, die staande het huwelijk overgaat van een beperkte naar de algehele gemeenschap van goederen. Voor de IB-ondernemer zijn er geen fiscale gevolgen. Voor de VPB-ondernemer gaat de helft van de aandelen zonder ab-heffing over naar de andere echtgenoot. Hierbij geldt meestal de doorschuiffaciliteit.

Het initiatiefwetsvoorstel introduceert als standaardstelsel in het huwelijksvermogensrecht de beperkte gemeenschap van goederen. Het geldt voor huwelijken gesloten vanaf 1 januari 2018. Van het nieuwe stelsel kan worden afgeweken door het sluiten van huwelijkse voorwaarden.

(Bron: Taxlive)

Vandaag is het wetsvoorstel ‘beperking wettelijke gemeenschap van goederen’ door de Eerste Kamer aangenomen. De nieuwe wet brengt verandering in de traditie van de gemeenschap van goederen in Nederland. Al heel lang wordt bij een echtscheiding (bijna) alles fifty-fifty-gedeeld, als paren niet op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Kort samengevat is het uitgangspunt van de nieuwe huwelijksregels dat bij een scheiding niet meer alles fifty-fifty wordt gedeeld.

Aansluiting bij de werkelijkheid

Netwerk Notarissen is vanaf het initiatief van D’66, VVD en PvdA voorstander van de modernisering van de huwelijksregels. “De maatschappelijke werkelijkheid is de afgelopen jaren drastisch veranderd onder meer doordat mensen al jaren samenwonen vóór het huwelijk en vaak meerdere keren in hun leven trouwen. De wet moet aansluiten bij die werkelijkheid én bij wat de meeste mensen in Nederland een goed systeem vinden”, zegt Lucienne van der Geld, directeur van Netwerk Notarissen.

Gevolgen voor echtscheidingen en erfenissen

Er is in de Tweede en Eerste Kamer flink gediscussieerd over de nieuwe wet. Ook buiten de Kamers waren er tegenstanders en uiteindelijk werd vandaag met 1 stem verschil de wet aangenomen. “Tegenstanders hanteerden onder meer het argument dat het ingewikkeld wordt als niet alle bezittingen en schulden in de gemeenschap vallen. Maar dat zijn we nu van erfenissen waarover in het testament is vastgelegd dat ze niet in de gemeenschap vallen, al gewend.”

Paren die met elkaar discussies willen voorkomen over wat er wel en niet gedeeld moet worden bij een scheiding kunnen voorzorgsmaatregelen nemen. Netwerk Notarissen gaat zodra de nieuwe huwelijksregels zijn ingevoerd de mogelijkheid bieden het vermogen van beide partners bij de notaris op papier te laten zetten voordat zij trouwen. De notaris kan dan meteen praktische tips geven over hoe ze hun financiën het beste tijdens het huwelijk kunnen regelen.

Huwelijkse voorwaarden

De nieuwe huwelijksregels zijn een stap in de goede richting vindt Netwerk Notarissen. “We hebben de initiatiefnemers laten weten dat we liever een nog grotere stap naar modernisering gezet hadden gezien. Nu blijft het bijvoorbeeld voor partners met een bedrijf nodig om huwelijkse voorwaarden te maken om de partner te beschermen tegen ondernemersrisico.” Dit heeft te maken met wat er in de nieuwe huwelijksregels over de schulden is geregeld.

(Bron: Netwerk Notarissen)

Een faillietverklaring is mogelijk als er aangetoond kan worden dat er minstens één andere crediteur is die niet wordt betaald (pluraliteit). Deze tweede vordering wordt ook wel steunvordering genoemd. Uit een recente uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt dat conceptvorderingen ook als steunvorderingen kunnen dienen.

In deze zaak ging het om een conflict tussen de Belastingdienst en Komobouw Bouwcare Benelux bv. De fiscus had het faillissement  van Komobouw aangevraagd. In dit verzoek gaf de Belastingdienst aan dat hij in totaal € 26.730 tegoed had van Komobouw. Dit bedrag bestond uit de optelsom van BTW-aanslagen uit 2010, 2014 en 2016 en aanslagen voor de vennootschapsbelasting (VPB-aanslagen). Daarnaast liet Komobouw volgens de fiscus ook andere schuldeisers onbetaald. De rechtbank wees de faillissementsaanvraag af omdat er volgens de rechter onvoldoende was gebleken dat Komobouw meerdere schuldeisers moest betalen. Volgens de rechter was er dan ook geen grond om de organisatie failliet te verklaren. De fiscus was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep bij Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De schuld bij de Belastingdienst was toen al opgelopen tot € 82.000. In hoger beroep overhandigde de Belastingdienst stukken van drie verschillende schuldeisers van Komobouw. Met deze documenten wilde de fiscus bewijzen dat meerdere schuldeisers niet werden betaald.

Concept steunvordering was voldoende

Het hof stelde voorop dat de faillissementsprocedure naar zijn aard beperkt is en zich niet leende voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten en omstandigheden. Na een kort onderzoek was de schuld die Komobouw bij de Belastingdienst had, volgens de rechter vast komen te staan. Bij het hof beriep de fiscus zich primair op de slechte financiële situatie die hij onderbouwde met een lijst met crediteuren van Komobouw. Dit overzicht was ook naar voren gekomen tijdens een boekenonderzoek naar de boekhouding van Komobouw. Deze schuldeisers waren benaderd door de fiscus, waarna de Belastingdienst van hen schriftelijke stukken ontving. Het hof was van mening dat deze stukken ook als bewijs konden dienen voor het feit dat Komobouw opgehouden was met het betalen van de vorderingen, waardoor de onderneming failliet kon worden verklaard. Het hof kwam tot dit oordeel omdat deze vorderingen door (een werknemer van) Komobouw of een externe waren opgenomen in de boekhouding. Dat er in de boekhouding achter een aantal vorderingen ‘concept’ was opgenomen, wijzigde de beslissing van het hof niet. Door het opnemen van deze vorderingen in de boekhouding werd aannemelijk dat er ten minste twee crediteuren waren, terwijl één steunvordering voldoende was. Het faillissement kon dus op grond van de conceptvorderingen in de boekhouding worden aangevraagd.

(Rendement)

Man en vrouw zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. In het kader van de echtscheiding twisten zij over de vraag of het goudenhanddrukstamrecht van de man, onder het te verrekenen vermogen valt. Zij vragen de rechter om duidelijkheid.

De zaak (Rechtbank Den Haag, 20 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15738) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Er is sprake van uitsluiting van elke gemeenschap van goederen met een periodiek verrekenbeding. In 2007 ontvangt de man een ontslagvergoeding van € 175.000 in de vorm van een goudenhanddrukstamrecht. Hij bedingt een uitgesteld stamrecht bij de eigen BV. Op 6 juli 2015 dienen zij het echtscheidingsverzoek in bij de rechtbank. Deze datum is ook de peildatum voor het te verrekenen vermogen.
Man en vrouw twisten over de vraag of het stamrecht in de verrekening moet worden betrokken. De rechtbank oordeelt dat het stamrecht tot het privévermogen van de man behoort en geen deel uitmaakt van het te verrekenen vermogen. Er zijn nog geen stamrechtuitkeringen gedaan. De rechtbank is van oordeel dat deze aanspraken gezien de in de huwelijkse voorwaarden opgenomen bepaling over het begrip inkomen, namelijk besteedbaar inkomen, buiten de verrekening vallen.

Belang voor de praktijk

Een periodiek verrekenbeding is een beding waarmee de beide partners afspreken dat ze jaarlijks het niet geconsumeerde inkomen verdelen. Onder het niet geconsumeerde inkomen moet meestal worden verstaan het inkomen dat overblijft nadat de kosten van huishouding (woonlasten, boodschappen, etc.) zijn betaald. Wat en hoe er moet worden verrekend kan verschillen. Het ene periodiek verrekenbeding is het andere niet. Dat heeft vooral te maken met de omschrijving van het begrip ‘inkomen’ in de huwelijkse voorwaarden. Feit is overigens dat er van de overeengekomen jaarlijkse verrekening vaak niet veel terecht komt. En wat dan?
Als een verrekenbeding is opgenomen in de huwelijkse voorwaarden maar niet is uitgevoerd, dan bepaalt de wet dat er bij het einde van het huwelijk alsnog moet worden verrekend tussen de beide echtgenoten. Dat kan dus bij overlijden zijn, maar ook bij echtscheiding. Vaak kan een juiste verrekening niet meer plaatsvinden, simpelweg omdat de daarvoor benodigde gegevens ontbreken. Het komt er dan op neer dat het totale vermogen van de beide huwelijkspartners moet worden verdeeld alsof er een huwelijkse goederengemeenschap is.

[ Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden ]

EIGENDOMSVOORBEHOUD

Het komt vaak voor: je hebt net een hele partij zaken geleverd en je klant gaat – nog voordat hij heeft betaald – failliet. Dan heb je het nakijken.

Een oplossing is het eigendomsvoorbehoud, een bepaling in de overeenkomst of algemene voorwaarden die ervoor zorgt dat het juridisch eigendom van de geleverde zaken pas overgaat op de klant op het moment dat de koopsom (geheel) is betaald.

MIDDEL BIJ FAILLISSEMENT

Het eigendomsvoorbehoud is een effectief middel omdat bij een eventueel faillissement de curator de zaken die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd (in beginsel) niet mag verkopen nu deze geen onderdeel vormen van de boedel. De zaken zijn immers eigendom van de leverancier en niet van de failliete onderneming.

Een eigendomsvoorbehoud heeft helaas niet altijd het gewenste effect. Soms duurt het lang voordat de zaken weer worden terug geleverd of blijft dit in het geheel uit, waardoor je schade kunt ondervinden.

AFKOELINGSPERIODE

Aan het begin van een faillissement kan er een zogenaamde afkoelingsperiode worden gelast. Deze periode is bedoeld om de curator de tijd te geven zich een oordeel te vormen over de omvang en samenstelling van de failliete boedel en om mogelijkheden zoals het voortzetten of verkopen van de onderneming te overwegen. Gedurende deze periode kunnen de geleverde zaken alleen met machtiging van de rechter-commissaris worden opgeëist. Een leverancier kan zich succesvol tot de rechter-commissaris wenden als hij bijvoorbeeld kan aantonen dat hij schade lijdt als gevolg van het niet terug geleverd kunnen krijgen van de goederen.

SCHADELOOSSTELLING

Het wil wel eens voorkomen dat de curator tijdens de afkoelingsperiode de zaken – ondanks dat ze zijn geleverd onder eigendomsvoorbehoud – aan derden verkoopt. Dat zal gebeuren in het geval er zwaarwegende belangen zijn die prevaleren boven het individuele belang van de leverancier.

Vorig jaar is er een geschil ontstaan tussen de curatoren van Etam Groep Retail B.V. en een tweetal leveranciers omtrent de verkoop van in eigendomsvoorbehoud geleverde zaken. De zaak is aan de rechter voorgelegd.

In de Etam-zaak werd duidelijk dat een mogelijke doorstart van de failliete onderneming kan worden aangemerkt als een zwaarwegend belang. In dat geval mag de curator de zaken – ondanks het eigendomsvoorbehoud – toch verkopen. De curator zal dan wel de leverancier schadeloos moeten stellen.

Verder was er in de Etam-zaak met name onenigheid over de hoogte van de vergoeding die de curatoren hadden voorgesteld te betalen. In deze zaak oordeelde de rechter dat het geoorloofd was om de in eigendomsvoorbehoud geleverde zaken alsnog te verkopen maar werd de vergoeding die daarvoor werd voorgesteld om te betalen door de curatoren te laag geacht.

conclusie

Een beroep op het eigendomsvoorbehoud tijdens een afkoelingsperiode heeft dus niet altijd tot gevolg dat u ook uw eigendommen (direct) terugkrijgt. Ook kan het voorkomen dat, net zoals in de Etam-zaak, wordt voorgesteld dat er een bepaald deel van de waarde van de zaken wordt betaald aan de leverancier als schadeloosstelling

(Bron: DVAN)

Als je een erfenis hebt geaccepteerd, kun je hier in principe niet meer op terugkomen als later blijkt dat de erfenis meer schulden dan bezittingen heeft. Deze schulden moet je dat uit je eigen vermogen betalen. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken of de overledene schulden heeft voordat je een erfenis accepteert. Vanaf 1 september 2016 kent de wet één uitzondering waarin je als een erfgenaam de rechter kan vragen of je de erfenis alsnog beneficiair mag aanvaarden. Dit is het geval als je ‘onverwachte schulden’ van de overledene tegenkomt. De wetgever is streng bij de beoordeling wat een onverwachte schuld is en niet.
Geen onverwachte schulden
Als erfgenaam heb je een onderzoeksplicht naar de schulden van de overledene en moet je actief op zoek naar mogelijke schulden. Dit onderzoek stopt niet bij de openstaande rekeningen. Als erfgenaam moet je ook rekening houden met zaken waar ‘verborgen’ schulden uit kunnen komen, zoals bodemverontreiniging of schulden in de onderneming van de overledene. Ook bij een woning die duur in onderhoud is en moeilijk verkoopbaar, kunnen de kosten zo hoog oplopen dat deze kosten niet meer uit de erfenis kunnen worden betaald. Deze kosten zijn voorzienbaar en de wet biedt voor dit soort schulden geen bescherming. Er is ook geen sprake van een onverwachte schuld als je op de hoogte bent van de schuld, maar verrast wordt over de hoogte. Ben je als erfgenaam verkeerd ingelicht over de hoogte van de schuld door de schuldeiser, dan mag je wel een beroep doen op de uitzondering.
Wel onverwachte schulden
Een onverwacht schuld is een schuld die je niet in de administratie van de overledene kunt terugvinden en die je ook niet kunt voorzien. Hierbij kun je denken aan schulden die volgen uit de aansprakelijk van de overledene. Ook schulden bij een online account, zoals een PayPal-rekening, kun je niet in de administratie van de overledene kunt terugvinden. Tenslotte kunnen schulden die ontstaan door het overlijden van een eerder partner onder omstandigheden worden aangemerkt als een onverwachte schuld (aanspraken van stiefkinderen). Dit is alleen het geval als je als erfgenaam niet op de hoogte bent van deze erfrechtelijke aanspraken, doordat de overledene bijvoorbeeld al jaren gebrouilleerd is met deze stiefkinderen en je niet weet van het bestaan van deze stiefkinderen.
(Bron: Netwerk Notarissen)

ZZP’ers kunnen vanaf 1 december aanstaande al na 12 maanden zelfstandigheid een hypotheek krijgen met Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voorheen moest deze groep ten minste drie jaar actief zijn als zelfstandige.

Zelfstandigen kunnen vanaf begin december terecht bij SNS, Delta Lloyd, BLG Wonen, Aegon Hypotheken en RegioBank voor een hypotheek met NHG. Woonfonds sluit per 1 januari aan bij het initiatief van het Waarborgfonds Eigen Woningen(WEW) en ook bij NIBC Direct kunnen ZZP’ers binnenkort terecht.

Inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen

Veel van de ruim 1,28 miljoen Nederlanders die als ZZP’er hun hoofdinkomen verdienen, hebben behoefte aan een financiering van een eigen woning. Zij ervaren hier echter hoge drempels. Het WEW stelt dat iedereen evenveel mogelijkheden moet hebben voor een verantwoorde financiering van de eigen woning, ongeacht de aard van het dienstverband en contractvorm

Snel, laagdrempelig en verantwoord

Het bepalen van een goed bestendig inkomen vraagt uitgebreide expertise, aldus WEW. Zelfstandigen en hun hypotheekadviseurs lopen nog regelmatig tegen moeilijkheden aan bij het aanvragen en afsluiten van een hypotheek. Daarom heeft het WEW de samenwerking met experts gezocht. Zij stellen het toetsinkomen vast, op een manier die goed aansluit bij de huidige arbeidsmarkt. Er wordt meer gekeken naar iemands verdiencapaciteit. Hierbij maakt het niet uit binnen welke contractvorm iemand zijn inkomen heeft verdiend. Met het inschakelen van deze experts vergemakkelijkt het WEW het proces voor ZZP’er en hypotheekadviseur. Na bepaling van het toetsinkomen wordt het reguliere hypotheektraject gevolgd.

(Bron: Accountancynieuws)

De Minister van Justitie stelt jaarlijks een indexeringspercentage voor alimentatie vast voor zowel partner- als kinderalimentatie.

percentage 2017

Voor 2017 is dit percentage inmiddels bekend en vastgesteld op 2.1%. Dit betekent dat per 1 januari a.s. de door de rechter of bij overeenkomst vastgestelde alimentatiebedragen met 2.1% verhoogd moeten worden.

Alimentatieplichtigen dienen de alimentatie telkens voor de eerste dag van iedere nieuwe maand aan alimentatiegerechtigden te voldoen. De eerste keer dat het nieuwe alimentatiebedrag voldaan dient te worden is dan ook in december 2016 voor de maand januari 2017.

achterstand

Als de indexering over voorgaande jaren nog niet is voldaan, kan het zijn dat de te weinig betaalde of ontvangen alimentatie is verjaard. Dat is al zo na verloop van vijf jaar. Incasso is dan niet meer mogelijk, maar het alimentatiebedrag moet wel worden geactualiseerd naar 2017.

Om geen achterstand op te lopen in betaling of ontvangst van alimentatie, is het raadzaam om de alimentatieplichtige tijdig op de hoogte te brengen van de verhoging.

(Bron: DVAN)

Op 1 september is de nieuwe Wet bescherming erfgenamen tegen schulden ingegaan. Deze wet heeft als doel om de erfgenaam die de nalatenschap zuiver heeft aanvaard, te beschermen tegen onverwachte schulden. Zuiver aanvaarden kan door een schriftelijke verklaring, maar ook door bepaalde gedragingen. In de oude wet werd niet uitgelegd om wat voor soort gedragingen het dan gaat. De nieuwe wet doet dat wél.

Zuiver aanvaarden

Je gedraagt je als ‘zuiver aanvaard hebbende erfgenaam’ als je goederen van de nalatenschap verkoopt of bezwaart met een schuld. Denk aan een hypotheek op een huis in de nalatenschap, of als je goederen op andere wijze aan schuldeisers onttrekt. Als je de schuldeisers te kennen geeft dat je de schulden van de nalatenschap voor je rekening neemt, aanvaard je ook zuiver.

Nieuwe mogelijkheid

De nieuwe wet geeft een mogelijkheid om alsnog beneficiair te aanvaarden als je achteraf geconfronteerd wordt met een schuld die je niet kende en ook niet behoorde te kennen. Je kunt dan ‘beneficiair aanvaarden’ binnen drie maanden nadat je de schuld ontdekt hebt. Dat gaat via de kantonrechter. Als er een onverwachte schuld boven tafel komt nadat de nalatenschap verdeeld is, en de schuld te hoog is om uit de nalatenschap te betalen, dan kan de erfgenaam die zuiver heeft aanvaard de kantonrechter binnen drie maanden verzoeken om te worden ontheven uit de verplichting om de schuld uit zijn eigen vermogen te voldoen. Deze mogelijkheid gaf de oude wet niet.

Beter beschermd

Wordt de erfgenaam nu echt beter beschermd door deze wijziging? Ik denk dat voorkomen beter is dan genezen. De beste bescherming is nog altijd beneficiair te aanvaarden. De wetgever kiest ervoor om dat niet als standaard in te voeren, in tegenstelling tot omringende Europese landen. Nu kun je alsnog in een discussie verzeild raken of je een schuld kende of had behoren te kennen. Dat wil je niet. De wetgever wil erfgenamen niet op kosten jagen omdat het 123 euro kost om beneficiair te aanvaarden, maar een procedure voeren over een discussie of je een schuld niet kende of behoorde te kennen, is vele malen duurder. Ik begrijp daarom niet waarom de wetgever voor deze ‘halve oplossing’ heeft gekozen. Als je een wet wijzigt, doe het dan meteen goed.

Openheid

Daarnaast geldt het oude advies: geef openheid van zaken aan eventuele schuldeisers. Dan kan je niet verweten worden dat je goederen aan schuldeisers onttrekt. Praktisch betekent dat bijvoorbeeld dat als er een huurwoning in de nalatenschap is die op korte termijn leeg opgeleverd moet worden, die best ontruimd mag worden. Je moet de inboedel dan wel opslaan en de schuldeisers daarvan in kennis stellen. En aangeven dat je de nalatenschap beheert en deze werkzaamheden in die hoedanigheid uitvoert.

(Bron: DAS)