DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting

Enkel het afnemen van examens valt niet onder de btw-vrijstelling voor het verstrekken van onderwijs. Er is immers geen sprake van kennisoverdracht, maar alleen van toetsing van kennis, zo oordeelde Rechtbank Gelderland.

Het ging om de fiscale eenheid ‘kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven’. Dit kenniscentrum nam examens af voor beroepsopleidingen in de sectoren economie, administratie en beveiliging. Daarnaast was het ook actief in de medische sector. In geschil was of de activiteiten vielen onder de btw-vrijstelling voor onderwijs. Rechtbank Gelderland oordeelde dat dit niet het geval was. Uit het Horizoncollege-arrest (C-434/05) volgde dat het enkel afnemen van examens niet valt onder het verstrekken van onderwijs. Doorslaggevend daarvoor is dat – ook naar het spraakgebruik – voor het geven van onderwijs essentieel is dat kennis en/of vaardigheden worden overgedragen. Bij het examineren van kennis en/of vaardigheden is echter geen sprake van kennisoverdracht, maar alleen van toetsing van kennis. Hierbij maakte het geen verschil dat het kenniscentrum was geregistreerd in het Centrale Register Kort Beroeps Onderwijs (CRKBO) of dat de examens onder toezicht stonden van het ministerie van Veiligheid en Justitie en van het ministerie van Financiën. De rechtbank oordeelde ook dat de wetgever niet zijn beoordelingsvrijheid had overschreden door te bepalen dat het afnemen van examens, door een ander dan de ondernemer die voor het desbetreffende onderwijs heeft opgeleid, alleen onder de onderwijsvrijstelling kan worden gerangschikt, als vaststaat dat het examen dient ter afsluiting van vrijgesteld onderwijs.

(Bron: Taxence)

 

Verleent een ondernemer tegen vergoeding toegang tot een online databank aan particulieren? Dan moet hij vanaf volgend jaar rekening houden met de gewijzigde btw-regels en kan hij met toepassing van de mini-one-stop-shop-regeling (MOSS-regeling) administratieve lasten voorkomen.

Per 1 januari 2015 veranderen de btw-regels voor telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die de ondernemer verricht aan particuliere afnemers. Vanaf 1 januari 2015 zijn deze diensten – net als wanneer deze diensten aan ondernemers worden verricht – belast in het land waar de (niet-belastingplichtige) afnemer woont. U las hierover in het bericht ‘Nieuwe btw-regels elektronische diensten in 2015’. Om te voorkomen dat de ondernemer zich in elke EU-lidstaat waar hij digitale diensten levert moet registreren, is er vanaf 1 januari 2015 de ‘mini-one-stop-shop-regeling’ (MOSS-regeling). Deze regeling biedt de mogelijkheid om btw die de ondernemer over deze diensten moet betalen aan te geven via één land: de lidstaat waar hij hiervoor geregistreerd staat. Hij mag dan – onder voorwaarden – in Nederland aangifte doen voor de belasting die hij in andere EU-lidstaten verschuldigd is. De ondernemer is overigens niet verplicht om gebruik te maken van de MOSS-regeling en na aanmelding kan hij zich ook weer uitschrijven.

 

Voor welke diensten?

Het gaat dus om telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die een niet-btw-belastingplichtige (vaak de particulier) uit een andere EU-lidstaat afneemt. Voorbeelden van diensten die onder de nieuwe regelgeving kunnen vallen zijn toegang tot of downloaden van software (en software updates), onlineverkeersinformatie en -weerberichten, onlinedagbladen en -tijdschriften, onlinegegevensopslag, gebruik van zoekmachines en onlinespelen, digitale toegang tot muziek, films, spellen enzovoorts, e-learning omgevingen, telecommunicatie zoals telefoon-, sms-, video- en internetdiensten, webhosting en domeinnaamregistratie en uitzending van radio- en televisieprogramma’s.

 

Registreren bij de Belastingdienst

Om gebruik te maken van de MOSS-regeling moet de ondernemer zijn geregistreerd bij de Belastingdienst. Hiervoor kan hij sinds 1 oktober jl. een aanmeldformulier opsturen. Als hij zich voor het einde van het jaar heeft aangemeld (en bevestiging heeft ontvangen), kan hij vanaf 1 januari 2015 gebruik maken van de mini-shop-one-stop. Er zijn twee regelingen: de EU-regeling en de niet-EU-regeling. De EU-regeling geldt als de ondernemer aan één van de volgende voorwaarden voldoet:

  • hij heeft een hoofdvestiging in Nederland;
  • zijn hoofdvestiging is buiten de EU gevestigd, maar hij heeft een vaste inrichting in Nederland. Als hij meerdere vaste inrichtingen in de EU heeft en de hoofdvestiging is buiten de EU gevestigd, dan kan de ondernemer zich ook in een andere EU-lidstaat registreren.

De niet-EU-regeling geldt als de ondernemer aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • zijn hoofdvestiging is niet in de EU gevestigd;
  • hij heeft geen vaste inrichting in de EU;
  • hij is niet geregistreerd voor de btw in de EU.

 

Hoe werkt de MOSS-regeling?

Na 1 januari 2015 treedt de MOSS-regeling in werking. De ondernemer stuurt dan ieder kwartaal digitaal via het beveiligde gedeelte van de internetsite van de Belastingdienst de btw-melding (btw-aangifte) in. Het maakt niet uit of er in dat kwartaal telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten zijn geleverd. De btw-melding moet uiterlijk 20 dagen na afloop een tijdvak digitaal zijn ingediend. De inleverdata zijn daarom 20 april, 20 juli, 20 oktober en 20 januari. Na ontvangst stuurt de fiscus de btw-meldingen, samen met de btw die de ondernemer heeft betaald, door naar de desbetreffende lidstaten via een beveiligd communicatienetwerk. Vanaf het moment dat de melding en de betaling zijn doorgestuurd naar de betreffende lidstaten, nemen zij de behandeling van de btw-melding over.

 

Betaling

De ondernemer betaalt de btw in één bedrag aan de Belastingdienst. Dit bedrag is gelijk aan het totale btw-bedrag van de btw-melding. Het is belangrijk dat het bedrag uiterlijk 20 dagen na afloop van het tijdvak moet zijn betaald. De Belastingdienst splitst vervolgens de btw-melding uit naar de betrokken lidstaten en sturen deze gegevens door. Vervolgens verdelen zij het geld over de lidstaten. En let op, voorbelasting kan niet via de btw-melding worden teruggevraagd. Voorbelasting zal via de portaalsite van de Belastingdienst teruggevraagd moeten worden.

 

Administratie

De ondernemer die gebruik maakt van de MOSS-regeling, moet in zijn administratie alle informatie bewaren over digitale diensten die hij (aan particulieren) levert. Denk hierbij aan het soort dienst, de datum van dienstlevering, de btw die verschuldigd is en de lidstaat van verbruik waar de dienst wordt geleverd. Deze gegevens moeten tien jaar worden bewaard na afloop van het jaar waarin de diensten zijn geleverd. Op verzoek van de Nederlandse of een buitenlandse belastingdienst moeten deze gegevens digitaal worden verstrekt. En let op, voor facturen gelden de regels van de lidstaat waar de dienst is geleverd!

(Bron: Taxence)

 

Dit besluit geeft een toelichting op de reikwijdte en toepassing van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 en is een actualisering van het besluit van 27 oktober 2011, nr. BLKB 2011/26M. In deze tabel zijn goederen en diensten opgenomen waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. Hieronder vindt u een opsomming van de relevante inhoudelijke wijzigingen.

Voedingsmiddelen (post a 1): in onderdeel 2.2 is het arrest Manfred Bog (HvJ 10 maart 2011) verwerkt; stikstofcapsules bestemd voor de bereiding van slagroom vallen niet onder de post;

  • Pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit (post a 3): de (landbouw)achtergrond van de post is nader toegelicht; growkits vallen niet onder de post;
  • Rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden enz. (post a 4): onderdeel a van de post is niet langer van toepassing op de levering van paarden; in de toelichting op onderdeel b van de post is aangegeven dat slachtpaarden, paarden die kennelijk zijn bestemd voor gebruik in de landbouw en fokmerries en dekhengsten nog wel onder het verlaagde tarief vallen. Voor fokmerries en dekhengsten die ook als sportpaard of op een andere wijze recreatief worden gebruikt, geldt een speciale regeling; onderdeel c van de post (slachtafvallen) is aangepast: verduidelijkt is dat de opgesomde goederen voorbeelden betreffen van het begrip ‘slachtafval‘. Verder is de uitzondering voor onderpoten verwijderd en het begrip ‘beenderen‘ verduidelijkt;
  • Geneesmiddelen (post a 6): losse naalden vallen niet onder de post; een drukmeetset, bestemd voor het meten van drukverschillen in verschillende weefsels met als doel om op de juiste plaats in het lichaam een narcosevloeistof in te spuiten, valt niet onder de post; een middel om het inslikken van medicijnen te vergemakkelijken valt niet onder de post;
  • Verbandmiddelen (post a 8): een scheurpak valt alleen onder de post als het uit één stuk bestaat en dient ter fixatie van incontinentiemateriaal; therapeutische verbandsokken zijn uitgezonderd van de post; een zachte halskraag en rugbandages zijn aan te merken als windsels in de zin van de post; zogenoemde barrièrefilms zijn niet aan te merken als verbandmiddelen in de zin van de post; aften-gel is niet aan te merken als een verbandmiddel of pleister; goedgekeurd is dat de levering van een (losse) plaswekker onder de post valt;
  • Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (post a 29): het verlaagde tarief geldt met ingang van 1 juli 2012 nadat dat tarief eerder was vervallen per 1 januari 2011; de levering van een kunstwerk door de kunstenaar vanuit een rechtspersoon kan onder voorwaarden worden gerangschikt onder de post; een rol behang die door een kunstenaar is voorzien van een zeefdruk valt niet onder de post;
  • Boeken (post a 30): een zogenoemde boekbol valt onder de post; voor kinderen bestemde boeken vallen, ook als ze speelse elementen bevatten, onder de post; fotoboeken met foto’s van bijvoorbeeld een bruiloft, afscheid enz. vallen onder de post, de kosten van de reportage gaan daarbij op in de prijs van het album; de levering van fotoalbums met door de fotograaf ingeplakte foto’s valt onder de post; een kansspeltijdschrift is een tijdschrift in de zin van de post; lotnummercorrespondentie valt niet onder de post; drukwerken die zijn bedoeld om de loterijdeelnemer te bewegen tot het deelnemen aan andere trekkingen van dezelfde loterij of aan bepaalde acties enz. zijn aan te merken als reclamemateriaal en vallen niet onder de post;
  • Braille-papier enz. (post a 31): een elektronische handloep die uitsluitend is bestemd en ontworpen voor slechtzienden valt onder de post;
  • Invalidenwagentjes en invalidenkrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden (post a 34): alle trippelstoelen en sta-opstoelen vallen onder de post, ongeacht de wijze waarop zij verstelbaar zijn;
  • Kunstledematen (post a 35): de toelichting op de kunstnier is verduidelijkt;
  • Meetapparatuur en toebehoren voor zelfdiagnose van de stollingstijd van bloed enz., zuurstofconcentratoren met toebehoren enz. (post a 37): verduidelijkt is hoe de tarieftoepassing bij de levering van (toebehoren bij) zuurstofconcentratoren en medicijnvernevelaars dient te geschieden; het begrip ‘katheter‘ is nader omschreven en nieuwe voorbeelden van katheters die onder de post vallen, zijn toegevoegd; voerdraden vallen onder de post; shaverblades en RF probes vallen onder de post;
  • Land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde producten en oliehoudende zaden (post a 41): de toelichting op het onderdeel ‘kwekersrecht‘ is aangepast;
  • Gelegenheid geven tot sportbeoefening (post b 3): sportaccommodaties: naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad vervalt de eis van een gereserveerde ruimte als de sportbeoefening begint en eindigt op of in een sportaccommodatie; de voorwaarden waaronder het gelegenheid geven tot sportbeoefening dient plaats te vinden zijn verduidelijkt en versoepeld voor het verrichten van kleine onderhoudsdiensten door de huurder; de omschrijving van actieve sportbeoefening is gewijzigd; denksporten zoals schaken en bridge kunnen naar maatschappelijke opvattingen worden aangemerkt als sport; ‘zumba‘, ‘streetdance‘, ‘nia‘, ‘polefitness‘, ‘capoeira‘ en ‘sledehondensport‘ worden aangemerkt als vormen van actieve sportbeoefening die onder de post vallen; de prestatie bestaande in de enkele verhuur van boten valt niet onder de post, ongeacht of de huurder met de boot sportieve activiteiten gaat verrichten; het verzorgen van trainingen Xco-walking en Xco-bootcamp is niet aan te merken als het gelegenheid geven tot sportbeoefening in de zin van de post, tenzij is voldaan aan het vereiste dat een sportaccommodatie ter beschikking wordt gesteld;
  • Het herstellen van fietsen (post b 4): de reikwijdte van het begrip ‘fiets‘ is aangepast;
  • Het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming (post b 8): het begrip ‘woning‘ is aangepast naar aanleiding van jurisprudentie: woonboten en woonwagens worden onder voorwaarden aangemerkt als woningen in de zin van de post; de bij een woning behorende tuin valt voortaan onder het begrip woning; nader is aangegeven hoe kan worden aangetoond dat is voldaan aan de 2-jaarseis; het spuiten van keukens en binnendeuren valt onder de post, ook als de spuitwerkzaamheden plaatsvinden in de werkplaats van de schilder; het vochtvrij maken van kelders is niet aan te merken als een voorbereidende handeling voor schilder- of stucwerk;
  • Het vervoer van personen (post b 9): de post is van toepassing op het vervoer van personen inclusief het vervoermiddel dat zij bij zich hebben tijdens het vervoer; een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het vervoer van een stoffelijk overschot onder de post valt; het gecombineerde vervoer van een medisch team en menselijke organen valt onder de post;
  • Gelegenheid geven tot kamperen (post b 10): er is een definitie van het begrip ‘strandhuisje‘ opgenomen; de definitie van het begrip ‘verblijf voor een korte periode‘ is aangepast;
  • Het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf enz. (post b 11): de definitie van het begrip ‘verblijf voor een korte periode‘ is aangepast; de verhuur van een (gemeubileerd) appartement aan een short stay-organisatie (bestemd voor verdere doorverhuur door die organisatie) valt onder de post;
  • Het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse binnen de horeca e.d. (post b 12): de prestaties van een thuiskok zijn onder de post gebracht; de gevolgen van het arrest Manfred Bog (HvJ 10 maart 2011) zijn verwerkt;
  • Diensten aan landbouwers enz. (post b 13): het melken van koeien en het zogenoemde loonvoeren vallen onder de post (diensten door agrarisch loonbedrijf) als sprake is van het aannemen van werk;
  • Openbare musea of verzamelingen enz. (post b 14, onderdeel c): aangegeven is dat een voetbalstadion op het moment dat het niet als zodanig in gebruik is maar bij rondleidingen door het publiek wordt bezocht, niet is aan te merken als een museum;
  • Muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen (post b 14, onderdeel d): vanaf 1 juli 2012 is het verlaagde btw-tarief op deze prestaties van toepassing;
  • Sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke (post b 14, onderdeel f): er zijn voorbeelden opgenomen van sportdemonstraties (Harlem Globetrotters, Spaanse Rijschool, Wrestlemania);
  • Attractieparken enz. (post b 14, onderdeel g): recreatieve arrangementen op tijdelijke sportaccommodaties vallen niet onder de post;
  • Optreden door uitvoerende kunstenaars (post b 17): vanaf 1 juli 2012 is het verlaagde btw-tarief op deze prestaties van toepassing; de dienst van een dirigent bestaande in het leiden van repetities die samenhangen met optredens, valt onder de post;
  • Isoleren (post b 19): de verwijzing naar het bouwbesluit waar het gaat om het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal is verwijderd; vanaf 1 januari 2014 is de post alleen van toepassing op de dienst van het isoleren; vanaf 1 januari 2014 is de post ook van toepassing op het aanbrengen van (isolatie)glas; zogenoemde ‘schilrenovatie’ valt, als het uitsluitend isolatiewerkzaamheden betreft, onder de post;
  • Renovatie en herstel van woningen enz. (post b 21): vanaf 1 maart 2013 is het verlaagde btw-tarief van toepassing op alle renovatie- en herstelwerkzaamheden in en aan een woning; (complete) ‘schilrenovatie‘ valt onder de post; als bijlage bij dit besluit zijn vragen en antwoorden over deze tarieftoepassing opgenomen.

(Bron: Taxence)

BV X maakte deel uit van een f.e. voor de BTW. Zij verkreeg op 12 december 2007 een gebouw van CV E, die het gebouw in 2003 had gekocht en de voorbelasting volledig in aftrek had gebracht. Met ingang van 1 januari 2007 verhuurde CV E een deel van het gebouw vrijgesteld van BTW. Met betrekking tot de levering van het gebouw was artikel 31 Wet OB (overgang van een algemeenheid van goederen) van toepassing. BV X gaf over het vierde kwartaal 2007 herzienings-BTW aan over de periode 12 tot en met 31 december 2007. De inspecteur was het niet eens met de tijdsgelange berekening van de herzienings-BTW en legde een naheffingsaanslag op. BV X ging in beroep. Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam verklaarden het beroep van BV X ongegrond.

De Hoge Raad besliste op het beroep in cassatie van BV X dat op grond van artikel 31 Wet OB bij de overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, geen levering plaatsvond en dat degene op wie de goederen overgingen, in de plaats trad van de ondernemer die de goederen overdroeg, tenzij bij ministeriële regeling anders was bepaald. Dit laatste was niet het geval. Het in de plaats treden betrof onder meer belasting die na de overdracht werd verschuldigd vanwege eventuele herrekening in de zin van artikel 12, lid 2, Uitvoeringsbeschikking OB (UBOB) of eventuele herziening in de zin van de artikelen 13 en 13a UBOB. Dat de overnemer in de plaats trad van de overdrager betekende volgens de Hoge Raad niet dat de overnemer de al door de overdrager verschuldigd geworden maar nog niet voldane BTW verschuldigd werd in de plaats van de overdrager. Artikel 13, lid 2, UBOB bepaalde dat de herziening met betrekking tot onroerende zaken plaatsvond telkens voor 1/10 gedeelte van de voorbelasting op basis van de voor het boekjaar geldende gegevens. De herziening moest volgens de Hoge Raad volgens deze bepaling plaatsvinden bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van het boekjaar. Dit betekende dat de wettelijke bepalingen ervan uitgingen dat wegens herziening met betrekking tot een bepaald boekjaar te betalen BTW in één keer, aan het eind van het boekjaar, verschuldigd werd. De Hoge Raad verwierp het betoog van BV X dat de verschuldigdheid van BTW wegens herziening gedurende de loop van een boekjaar ontstond omdat deze stelling geen steun vond in het recht. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van BV X ongegrond.

(Bron: FUTD)

De Belastingdienst kan de aftrek van voorbelasting weigeren als de ondernemer niet beschikt over een correcte factuur van zijn leverancier. Een kleine onvolledigheid in de tenaamstelling maakt een factuur niet automatisch ongeschikt. Zo luidt het oordeel van de Hoge Raad.

In beginsel moet een factuur de volledige naam en het volledige adres van de ondernemer (de leverancier) en zijn afnemer bevatten (zie ook: ‘Nieuwe btw-regels voor facturering en administratie per 1 januari 2013’). De Hoge Raad benadrukt dat daarbij van belang is dat de fiscus de leverancier aan de hand van de factuurgegevens kan identificeren en traceren. In de zaak voor de Hoge Raad ging het om een factuur waarop de handelsnaam van de leverancier stond. Deze handelsnaam was niet identiek aan de naam waaronder de leverancier was ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel. Het adres op de factuur kwam wel overeen met het adres in het register. De Hoge Raad concludeerde dat in deze zaak de leverancier van de belanghebbende misschien wel te identificeren en te traceren was. Omdat in de voorgaande fase het hof daar geen rekening mee had gehouden, verwees de Hoge Raad de zaak door naar een ander hof.

Update

Inmiddels heeft het hof waarnaar deze zaak is verwezen uitspraak gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat de onvolledige naam geen ruimte overliet voor misverstanden. Daar zorgden de overige gegevens op de factuur wel voor. Ook had de belanghebbende de fiscus diverse keren verzocht het btw-nummer van de leverancier te verifiëren. Steeds had de Belastingdienst bevestigd dat het btw-nummer correspondeerde met de gegevens onder de geregistreerde naam en handelsnaam van de leverancier. Belanghebbende mocht er dus van uitgaan dat alles klopte en zijn beroep was dan ook gegrond.

(Bron: Taxence)

De staatssecretaris heeft het besluit van 4 juli 2007 over de margeregeling in de BTW geactualiseerd. Dit is de regeling voor gebruikte goederen en kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (kav-goederen). Het besluit is op 26 juli 2014 in werking getreden en bevat onder meer de volgende (beleidsmatige) wijzigingen:

  • De verhoging van het algemene BTW-tarief van 19% naar 21% is verwerkt
  • De herziening van de keuze om al dan niet de margeregeling toe te passen is onder voorwaarden versoepeld
  • Ter verduidelijking is een nieuwe paragraaf opgenomen over de samenloop van de autodemontageregeling en de margeregeling
  • De onderdelen over intracommunautaire transacties met kav-goederen zijn verduidelijkt. Ten onrechte afgetrokken BTW staat de toepassing van de kav-vergunning niet in de weg
  • De grens voor afgifte van een inkoopverklaring is verhoogd naar € 500.
  • De wederverkoper die de margeregeling toepast, moet op de factuur een bepaalde aanduiding opnemen in verband met nieuwe factureringsregels per 1 januari 2013

 

(Bron: FUTD)

Onder voorwaarden kunt u ervoor kiezen om de verhuur van een onroerende zaak te belasten met BTW. Het is daarbij belangrijk om de keuze goed vast te leggen. Blijkt achteraf dat u niet aan de voorwaarden voldoet, dan kunt u net als bij een recente zaak van rechtbank Gelderland een naheffingsaanslag verwachten.

De verhuur van een onroerende zaak is in principe vrijgesteld van BTW. U kunt echter verzoeken om de verhuur met BTW te belasten. U kunt dit doen door een apart verzoek bij de Belastingdienst in te dienen of de BTW-belaste verhuur op te nemen in de huurovereenkomst. De verhuur moet dan wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. In deze zaak ging het om een directeur-grootaandeelhouder (dga), die een onroerende zaak verhuurde aan zijn bv. De dga nam de optie voor BTW-belaste verhuur op in de huurovereenkomst, maar deze huurovereenkomst werd niet geëffectueerd. De bv kreeg echter wel de beschikking tot het pand. Door het ontbreken van een overeenkomst en een verzoek aan de fiscus, was deze verhuur vrijgesteld van BTW. De Belastingdienst legde daarom naheffingsaanslagen op om de BTW te herzien.

Voorwaarden BTW-belaste verhuur

De dga vond de naheffingsaanslagen niet terecht en ging naar de rechter. De rechtbank stelde dat de dga ook nooit aan de voorwaarden voldeed voor de BTW-belaste verhuur. De onroerende zaak werd namelijk niet voor ten minste 90% of meer gebruikt voor belaste prestaties. Daarnaast moest de fiscus rekening houden met het huwelijksgoederenregime van de dga. De dga was daardoor met zijn partner ieder voor 50% eigenaar van het pand. De aftrek van BTW hoorde in dat geval beperkt te worden tot het aandeel van de dga in de onroerende zaak. Bij de herziening van de BTW had de inspecteur hier rekening mee moeten houden. De fiscus mocht dus naheffingsaanslagen opleggen, maar moest die wel verminderen vanwege het huwelijksgoederenregime.

(Bron: Fiscaal Rendement)

Ondernemers zijn in beginsel verplicht om omzetbelasting te berekenen over de vergoeding die zij aan hun afnemers in rekening brengen. Bij het doorberekenen van kosten voor gemene rekening hoeft geen omzetbelasting in rekening te worden gebracht. Kosten voor gemene rekening zijn kosten die ten behoeve van verschillende ondernemers worden gemaakt en in eerste instantie door één van hen worden betaald. Deze kosten worden volgens een vaste verdeelsleutel doorbelast aan de andere ondernemers. Het risico van die kosten gaat alle ondernemers volgens de overeengekomen verdeelsleutel aan.

Een ondernemer die de administratie van een aantal onderwijsinstellingen verzorgde deed een beroep op de regeling voor doorbelasten van kosten voor gemene rekening. Hof Amsterdam vond niet aannemelijk dat het om kosten voor gemene rekening ging. Volgens het hof was het risico niet volgens een vaste verdeelsleutel verdeeld over de betrokkenen. Dat is een feitelijk oordeel dat in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. Volgens de Hoge Raad berust het oordeel van het hof niet op een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep in cassatie was daarom ongegrond.

(Bron: Schuiteman)

Verleent u telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten aan buitenlandse consumenten in de Europese Unie die niet btw-plichtig zijn? Dan krijgt u per 1 januari 2015 met nieuwe btw-regels te maken. Regels die grote impact op uw onderneming hebben en een tijdige voorbereiding vragen. Wacht daarom niet langer en onderneem actie. Mazars helpt u graag!

Wat verandert er?

Vanaf 2015 bent u als ondernemer die digitale diensten verleend aan buitenlandse particuliere afnemers (B2C) btw verschuldigd in meerdere landen. U bent dan namelijk btw-plichtig in het land waar uw particuliere afnemer woont. Heeft u afnemers in meerdere Europese lidstaten? Dan zult u in deze lidstaten btw-plichtig zijn. De nieuwe regeling brengt een administratieve last met zich mee. De btw-tarieven verschillen veelal per land en als uw afnemers in meerdere landen wonen, zult u al deze tarieven toe moeten passen. Dit gaat u veel hoofdbrekens kosten.

plichtig   zijn?Dan wordt het voor u tijd om actie te ondernemen!Voorkom te late registratie en onderneem actie!

Wilt u voorkomen dat u tegen een boete aanloopt? Of dat u zich te laat registreert? Begin dan tijdig met het voorbereiden van uw administratie. Dit betekent dat u moet nagaan:

In welke EU-lidstaten uw consumenten wonen   Welke btw-tarieven deze landen hanteren   Of leveringscondities gewijzigd moeten worden   Hoe u uw IT systemen aan de verschillende btw-tarieven en -aangiften kunt   aanpassen   Hoe u zich voor kunt bereiden op een mogelijke buitenlandse belastingplicht.

De impact van de gewijzigde regelgeving op uw onderneming mag niet onderschat worden.  Denk bijvoorbeeld aan het structureren van uw financiële administratie: uw software zal aangepast moeten worden. Hoe zorgt u ervoor dat de buitenlandse consument een prijs met het juiste btw-tarief ontvangt voor uw diensten? Wat betekent dit voor uw prijsstelling?

Btw registratie

Moet u zich nu in elk land waar uw afnemers wonen afzonderlijk voor de btw registreren? Nee, zeker niet. De Mini One Stop Shop (MOSS) is geïntroduceerd om dit te voorkomen. Het MOSS-systeem biedt u de mogelijkheid om de verschuldigde btw voor digitale diensten via een webportal aan te geven in de lidstaat waar de ondernemer voor de btw geregistreerd is of wil zijn. Vervolgens worden de aangiften, samen met de betaalde btw, door het land van registratie doorgezonden naar de lidstaten waar uw klanten wonen. Per 1 oktober 2014 kunt u zich voor het MOSS-systeem registreren. Binnenkort informeren wij u hier verder over.

Registreren voor het MOSS-systeem is niet verplicht. U mag er ook voor kiezen om in ieder land afzonderlijk aangifte te doen.

(Bron: Mazars)

Als een Nederlands lichaam bepaalde diensten, bijvoorbeeld advisering, afneemt van een ondernemer die buiten de EU is gevestigd, kan het zijn dat het lichaam de btw moet opgeven. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat deze regeling is toegestaan onder het Europees recht.

De zaak voor het hof was aangespannen door een Nederlandse bv die een naheffingsaanslag btw had ontvangen. Deze bv was een tussenhoudstermaatschappij die geen btw-ondernemer was. De bv had adviesdiensten afgenomen van ondernemers uit Canada en de Verenigde Staten. Volgens de Nederlandse wet worden deze diensten geacht in Nederland te zijn verleend als de dienstverlener buiten de EU woont of is gevestigd en de afnemer een Nederlands lichaam is. Daarnaast moet het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie plaatsvinden in Nederland. Overigens leidt zo’n situatie in beginsel tot verlegging naar de afnemer. De tussenhoudstermaatschappij stelde dat de bovenstaande regeling in strijd was met het Europees recht. Maar aan de hand van de wetsgeschiedenis en de Franse versie van de Zesde Richtlijn (de voorloper van de huidige BTW-richtlijn) oordeelde het hof dat de Nederlandse regel binnen de grenzen van het Europees recht bleef. De naheffingsaanslag was terecht opgelegd.