DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting

Heb je de laatste btw-aangifte van dit jaar al gedaan? Let erop dat die 31 januari binnen moet zijn bij de Belastingdienst. Haast is geboden dus. Een paar laatste tips, ook voor degenen die de aangifte al wel verstuurd hebben.

Ieder kwartaal moet je de btw-aangifte doen. Simpelgezegd moet je bij de Belastingdienst aangeven hoeveel btw je hebt ontvangen van klanten en hoeveel je hebt betaald op producten van de zaak. Het verschil betaal je aan of krijg je terug van de Belastingdienst. Het laatste kwartaal van het jaar is altijd iets ingewikkelder, omdat je een aantal zaken moet afrekenen en correcties moet doorvoeren over het hele afgelopen jaar. Een paar tips waar je aan moet denken bij de laatste btw-aangifte van het jaar.

1. Privégebruik van goederen en diensten van de zaak

Een van de zaken die je bij de laatste btw-aangifte van het jaar moet terugbetalen is de btw voor privégebruik die je eerder hebt afgetrokken over spullen en diensten van het bedrijf. De meest bekende categorie is hierbij het privégebruik van de auto van de zaak dat bij de laatste aangifte van het jaar verrekend moet worden. Je hoeft niet de gehele btw hierover terug te betalen, maar een reëel gedeelte. Bij de auto kun je dit uitrekenen aan de hand van een sluitende kilometeradministratie. Heb je dat niet bijgehouden? Dan moet je 2,7 procent van de cataloguswaarde van de auto afdragen.

2. Inkopen bij belaste en vrijgestelde omzet

Bestaat je omzet uit een vrijgesteld én btw-plichtig deel, met gedeelde inkoopkosten? Let dan op. Als het goed is heb je gedurende het jaar een inschatting gemaakt van de uitgaven die je doet voor de belaste omzet. Die btw-berekening heb je afgetrokken van de voorbelasting. Nu het einde van het jaar is geweest, moet je controleren of die inschatting ook daadwerkelijk klopt. Als dat niet het geval is, moet je de btw corrigeren in de laatste aangifte van het jaar.

3. Voorzieningen voor personeel betaald

Zaken als het kerstpakket, een bedrijfsuitje of een jubileumgeschenk vallen onder de noemer personeelsvoorzieningen, geschenken en giften, en zijn slechts beperkt aftrekbaar. Om precies te zijn mag je maar tot een bedrag van 227 euro (exclusief btw) de btw af te trekken. Heb je voor één of meerdere werknemers meer uitgegeven in 2012 en de voorbelasting daarvan al afgetrokken? Dan moet je dat in de laatste aangifte corrigeren.

4. Te hoge of lage kleineondernemersregeling

Betaal je weinig btw en maak je daarom gebruik van de kleineondernemersregeling? Controleer dan nu of de gemaakte schattingen voor 2012 niet te hoog of te laag waren. Als dat wel het geval is, moet je deze corrigeren in de laatste btw-aangifte van het jaar.

5. Het juiste btw-tarief

Het klinkt heel logisch, maar voor de duidelijkheid: vanaf de btw-aangifte over het vierde kwartaal 2012 geef je het algemene btw-tarief van 21 procent weer aan in rubriek 1a van het aangifteformulier, tegenwoordig aangeduid met ‘hoog tarief’. Tot de aangifte van het derde kwartaal in 2012 was deze rubriek bedoeld voor het hoge belastingtarief van 19%, maar dat tarief is dus per 1 oktober verhoogd naar 21 procent.

6. iets vergeten

Heb je de laatste aangifte van 2012 al de deur uit gedaan en kom je nu tot de conclusie dat je toch nog iets vergeten bent te melden? Schiet niet direct in paniek, maar stop ook zeker niet je kop in het zand. Je bent het immers verplicht te melden als je te veel of te weinig btw hebt opgegeven. Corrigeer daarom de gegevens middels het formulier Suppletie omzetbelasting dat je vindt in het beveiligde gedeelte op de site van de Belastingdienst.

(Bron: Sprout)

De factuureisen voor ondernemers wijzigen met ingang van 1 januari 2013. NUzakelijk.nl zet de eisen op een rij.

Wat moet er op een reguliere factuur staan?

1. Factuurdatum

2. Opeenvolgend factuurnummer (meerdere reeksen zijn toegestaan)

3. Naam, adresgegevens en btw-identificatienummer van de ondernemer

4. Naam en adresgegevens van de klant

5. Btw-identificatienummer van de afnemer indien een verleggingregeling van toepassing is (de btw wordt geheven van de afnemer) of het een buitenlandse transactie betreft

6. De hoeveelheid geleverde goederen en/of diensten en een duidelijke omschrijving hiervan

7. De datum of periode waarop de levering of dienst heeft plaatsgevonden

8. De maatstaf van heffing voor elk btw-tarief of elke btw-vrijstelling, de eenheidsprijs exclusief btw en eventuele kortingen

9. Het toegepaste btw-tarief (bij verschillende prestaties telkens het btw-tarief vermelden): 0, 6 of 21 procent of indien van toepassing een verwijzing naar de vrijstelling die geldt

10. Het te betalen btw-bedrag

11. Eventueel een verwijzing naar vorige facturen, bijvoorbeeld in het geval van creditnota’s of voorschotten

12. Indien de afnemer de factuur uitreikt in plaats van de leverancier of dienstverrichter moet er op de factuur staan: ‘factuur uitgereikt door de afnemer’

13. Indien een verleggingregeling van toepassing is, dan moet er op de factuur staan: ‘btw verlegd’

14. Indien van toepassing de vermelding: ‘Bijzondere regeling reisbureaus’

15. Indien van toepassing de vermelding: ‘Bijzondere regeling – gebruikte goederen’, ‘Bijzondere regeling – kunstvoorwerpen’, ‘Bijzondere regeling – voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten’

16. Voldoet een fiscaal vertegenwoordiger de btw, vermeld dan ook zijn naw-gegevens en het btw-identificatienummer

17. Bij een verkoop van een vervoermiddel moeten de gegevens over het vervoermiddel (nieuw of gebruikt) worden opgenomen

Wat is er anders?

De punten 12 tot en met 16 zijn nieuw of gewijzigd.

Verder moet vanaf volgend jaar de factuur vóór de zestiende dag na de maand waarin de levering of dienst is verricht uitgereikt worden. Tot nu toe was dat vóór de vijftiende dag. Deze regel geldt ook voor doorlopende leveringen waarvoor maandelijks een factuur wordt verstuurd.

De mogelijkheid tot elektronisch factureren krijgt per 1 januari 2013 een wettelijke grondslag. Dat betekent dat papieren en elektronische facturen gelijk behandeld moeten worden.

Bij internationale transacties was er vaak onduidelijkheid over welke factuurregels van toepassing waren. Vanaf 2013 komt hier meer duidelijkheid over: in principe gelden de regels van het land waar de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht.

Hoewel de wijzigingen niet erg ingrijpend lijken, kan de Belastingdienst een ondernemer een boete tot 4.920 euro opleggen bij het uitreiken van een onjuiste factuur.

Vereenvoudigde factuur

Verder worden de regels voor het uitreiken van vereenvoudigde facturen versoepeld. Ondernemers mogen een vereenvoudigde factuur uitreiken wanneer het factuurbedrag inclusief btw niet hoger is dan 100 euro of wanneer het document een eerdere factuur aanvult, zoals een creditnota.

Op een vereenvoudigde factuur moeten de datum van uitreiking, de identiteit van de ondernemer die de prestatie verricht, de aard van de prestatie, het btw-bedrag en een eventuele verwijzing naar de oorspronkelijke factuur worden vermeld.

(Bron: Nuzakelijk)

Wilt u voorbelasting aftrekken over de uitgaven van uw onderneming dan moet u ook alle originele facturen of kopieën kunnen overleggen bij een boekenonderzoek. Dat er geen uitzonderingen op deze voorwaarde bestaan ondervond een ondernemer die een BTW-naheffingsaanslag kreeg opgelegd omdat hij de facturen niet kon overleggen. Dat leidde zelfs tot de gang naar de rechter.

De man begon op 1 januari 2005 met het exploiteren van een onderneming. Hij bracht over het jaar 2006 € 8.541 aan BTW-voorbelasting in aftrek en over 2008 € 1.566. Uit een boekenonderzoek bleek dat de boekhouding van de ondernemer niet in orde was. Hierop legde de inspecteur een BTW-naheffingsaanslag op. Het gerechtshof in Leeuwarden stelde de inspecteur in het gelijk, omdat de ondernemer geen originele of facturen of kopieën daarvan kon tonen waardoor hij geen recht heeft op aftrek van voorbelasting in 2006. Dat de ondernemer de facturen was kwijtgeraakt tijdens een verbouwing veranderde niets aan deze zaak. Het hof stelde overigens ook vast dat de ondernemer in de jaren 2007 en 2008 geen economische activiteiten had verricht en voor die jaren dan ook niet als BTW-ondernemer aangemerkt kon worden. Volgens het Hof had de ondernemer niet aannemelijk gemaakt dat de gemaakte kosten in 2008 betrekking hadden op ondernemingsactiviteiten. De inspecteur had de voorbelasting dan ook terecht nageheven.

Voorwaarden voor BTW-vooraftrek

Om BTW te kunnen aftrekken moet u aan een aantal voorwaarden voldoen, voldoet u niet aan deze voorwaarden dan kunt u ook geen BTW aftrekken:

  • U gebruikt de aangeschafte goederen of diensten voor omzet die belast is met BTW;
  • U hebt de goederen en diensten daadwerkelijk ontvangen;
  • U krijgt een factuur met BTW, die voldoet aan de eisen voor een BTW-factuur.

(Bron: FA-Rendement/Gerechtshof Leeuwarden)

De laatste BTW-aangifte van het jaar is er eentje waarbij je extra moet opletten. Zo moet je onder meer een BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak opnemen. Je moet de BTW die je in rekening brengt op je uitgaande facturen afdragen aan de Belastingdienst. De BTW op de aankopen voor je onderneming kun je als voorbelasting in aftrek brengen. Dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld de auto van de zaak. De auto van de zaak kun je echter ook voor privé-ritten gebruiken. Je moet dat dan wel aan het einde van het jaar corrigeren.

In de laatste BTW-aangifte van het jaar moet je een BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak opnemen. Er is al snel sprake van privégebruik, omdat je sinds 1 juli 2011 ook het woon-werkverkeer tot het privégebruik moet rekenen.

Sinds 1 juli 2011 kun je voor de BTW-correctie voor het privégebruik een forfait van 2,7 procent van de catalogusprijs van de auto van de zaak toepassen. Daarnaast mag je voor deze BTW-correctie ook aansluiten bij het werkelijk privégebruik van de auto. Dit werkelijke gebruik zul je dan wel moeten aantonen aan de hand van een sluitende kilometeradministratie.

Lager BTW-forfait

Er geldt een lager forfait van 1,5 procent als de auto al vijf jaar – inclusief het aanschafjaar – in gebruik is. Je kunt dit lagere forfait ook toepassen als je bij de aanschaf van de auto geen BTW in aftrek hebt kunnen brengen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als je de margeregeling toepast.

Overige correcties

Bij de laatste aangifte van het boekjaar moet je ook rekening houden met de volgende correctieposten:

  • correctie BTW privégebruik gas, water, elektra en warmte;
  • correctie BTW voor gebruik door jou van tot het bedrijf behorende goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden;
  • correctie BTW voor verrichten van diensten door jou voor andere dan bedrijfsdoeleinden;
  • correcties in het kader van de bedrijfskantineregeling;
  • verdere correcties op aftrek van voorbelasting over verstrekkingen aan je werknemers (loon in natura),relatiegeschenken enzovoort;
  • herziening voorbelasting roerende/onroerende zaken;
  • herrekening voorbelasting op goederen en diensten bij wijziging gebruik.

Zorg ervoor dat je deze correcties aan het einde van het jaar goed in je aangifte verwerkt.

(Bron: Z24.nl)

Vanaf 1 oktober kunt u terecht op de internetsite van de  Europese Commissie voor de controle van de geldigheid van  een btw-identificatienummer, of naam adres en woonplaats van uw klant, meldt de Belastingdienst.

Naam en adresgegevens

Van de meeste lidstaten kunt u op die site ook de naam- en  adresgegevens van uw klant controleren. Als dit bij een van de lidstaten  niet mogelijk is, dan volstaat de  bevestiging van de geldigheid dat  het btw-identificatienummer om aan te tonen dat u de controle hebt  uitgevoerd.

0% tarief

Daarnaast dient u vanzelfsprekend nog met andere bescheiden  in uw administratie de juistheid van het toepassen van het 0% tarief of  de juistheid van het verleggen aan te tonen, aldus de Belastingdienst.

Naar de website van de Europese Commissie.

In het Elsevier BTW Programma 2012 is de VIES-controle op buitenlandse BTW-nummers ingebouwd (F4). Hier kan men alle nummers in in één keer tegelijk controleren.

(Bron: Elsevierfiscaal)

U kunt nog tot en met 30 september 2012 verzoeken over 2011 indienen voor teruggaaf van in een ander EU-land betaalde btw.

Dat kan via de speciale internetpagina: Inloggen voor teruggaaf van btw uit andere EU-landen.

Verzoeken over het jaar 2011 kunt u indienen tot en met 30 september 2012.
Meer informatie over het terugvragen van in een ander EU-land betaalde btw, vindt u hierna: Hebt u btw betaald in een ander EU-land? Over goederen, diensten of een invoer uit een niet-EU-land en u doet daar geen btw-aangifte? U kunt deze btw dan makkelijk terugvragen uit dat EU-land via de Nederlandse belastingdienst.

Hoe vraagt u btw terug?

U kunt btw terugvragen op deze speciale internetsite. Maak hierbij gebruik van de Toelichting bij het verzoek om teruggaaf btw uit andere EU-landen. Wij sturen uw verzoek door naar de belastingdienst in het EU-land waar u btw terugvraagt. Voor deze internetsite hebt u inloggegevens nodig.

Let op! Controleer voordat u inlogt op de speciale internetsite of er sprake is van onderhoudswerkzaamheden of storingen aan de site.

Inloggegevens aanvragen

Bent u ondernemer of intermediair en hebt u nog geen inloggegevens? Vraag dan uw inloggegevens aan waarmee u btw kunt terugvragen. U kunt btw terugvragen uit een EU-land als u voldoet aan een aantal voorwaarden.

Facturen en invoerdocumenten

U kunt onder bepaalde omstandigheden btw terugvragen over gemaakte kosten en investeringen die u hebt gedaan in een ander EU-land. Maar terugvragen kan ook als u in een ander EU-land btw hebt betaald over een invoer uit een niet-EU-land. Een aantal EU-landen vraagt u facturen of invoerdocumenten mee te sturen. Papieren facturen of invoerdocumenten moet u dan scannen.

Coulancerente

Hebt u een teruggaafverzoek gedaan? En duurde het langer dan 15 dagen voordat wij dit verzoek doorstuurden naar het land van teruggaaf? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor een rentevergoeding: de zogenoemde coulancerente.

(Bron: Overheid)

De factureringsregels voor de btw worden aanpast per 1 januari 2013. Niet alleen in Nederland, maar in de hele Europese Unie. Dat heeft gevolgen voor hoe u een btw-factuur maakt, maar ook voor wanneer u hem uitreikt. Deze nieuwe btw-regels moeten factureren eenvoudiger maken en elektronisch factureren stimuleren.

Nieuwe factureringsregels btw per 1 januari 2013
Een van de veranderingen is dat de huidige eisen waaraan een btw-factuur moet voldoen, op een aantal punten worden aangepast. Daarnaast kunt u in bepaalde gevallen volstaan met een vereenvoudigde factuur of zelfs helemaal geen factuur, en mag u bij grensoverschrijdende transacties de regels van uw eigen lidstaat volgen. Verder worden de eisen voor een elektronische factuur versoepeld.

De nieuwe factureringsregels gaan pas volgend jaar in. Toch is het verstandig om er alvast in te duiken en, indien nodig, het administratieve proces binnen uw bedrijf aan te passen. Op het uitreiken van een onjuiste factuur staat namelijk een boete van maximaal € 4.920,-.

I. Bijzondere regeling expliciet vermelden
Een bijzondere regeling voor de btw-heffing zet u nu nog met ‘enige aanduiding’ op de factuur. Dat wordt aangescherpt: u moet de bijzondere regeling expliciet en herkenbaar omschrijven.

a. De huidige verwijzing naar een eventuele vrijstelling, verleggingsregeling of intracommunautaire levering gaat vanaf 2013 als volgt:
– Indien de afnemer de factuur uitreikt (in plaats van de leverancier of dienstverrichter), dan vermeldt u: ‘factuur uitgereikt door de afnemer’
– Indien een verleggingsregeling van toepassing, dan vermeldt u: ‘btw verlegd’
– Indien van toepassing, dan verwijst u naar de vrijstelling of intracommunautaire levering

b. Indien van toepassing, dan vermeldt u: ‘Bijzondere regeling reisbureaus’

c. De verwijzing naar de margeregeling wordt:
– ‘Bijzondere regeling – gebruikte goederen’, of
– ‘Bijzondere regeling – kunstvoorwerpen’, of
– ‘Bijzondere regeling – voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten.

II. Vereenvoudigde btw-factuur
U mag vanaf 2013 een vereenvoudigde factuur uitreiken als het bedrag niet hoger is dan € 100,- (inclusief btw). Het voordeel van een vereenvoudigde factuur is dat u er minder gegevens op hoeft te zetten.

U mag geen vereenvoudigde factuur uitreiken bij grensoverschrijdende afstandverkopen en bij intracommunautaire leveringen tegen het nultarief.

Eisen vereenvoudigde btw-factuur per 1 januari 2013
1. Factuurdatum;
2. NAW-gegevens van de leverancier;
3. Aard van geleverde goederen of verrichte diensten;
4. Het te betalen btw-bedrag, óf de gegevens waarmee dat bedrag kan worden berekend.

III. Vooruitbetaling
Bij een vooruitbetaling voor de levering van goederen of diensten moet u nu nog een factuur uitreiken. Dat is straks bij een vooruitbetaling voor een intracommunautaire levering niet meer verplicht.

IV. Particulieren
Zijn uw goederen of diensten bestemd voor particulieren? Dan is een factuur minder belangrijk voor de btw-heffing en is afgifte ervan ook niet verplicht.

In de onderstaande gevallen geldt hierop echter een uitzondering, en is bij particulieren alsnog een factuur verplicht:

– Groothandelaren in levensmiddelen, dranken, tandheelkundige grondstoffen en (onderdelen van) tandtechnische werken;
– Er is sprake van een afstandsverkoop (export naar klanten in de EU die geen btw-aangifte doen);
– Levering van een nieuw of weinig gebruikt vervoermiddel aan particulier uit ander EU-land.

V. Over de grens gelden regels eigen lidstaat
Een btw-factuur stelt u nu nog op aan de hand van de regels van de lidstaat waar de prestatie belast is. Bij grensoverschrijdende transacties wordt echter steeds vaker de btw wordt verlegd. Daarbij controleert de lidstaat waar de afnemer is gevestigd of aan de fiscale verplichtingen is voldaan.

Vanaf 2013 reikt u als presterende ondernemer een btw-factuur uit naar de regels van uw eigen lidstaat, en dus niet naar de eisen van de lidstaat waar de btw-prestatie belast is.

Dit geldt ook als u goederen of diensten buiten de Europese Unie levert.

VI. Elektronische facturen
Elektronische facturen kunt u binnen Nederland vorm- en middelvrij opmaken en versturen, zolang u maar aan de regels voor integriteit, authenticiteit en leesbaarheid voldoet. Dat is echter lastiger bij grensoverschrijdende transacties, omdat de regels voor elektronisch factureren sterk verschillen per EU-lidstaat.

Vanaf 2013 verandert dat. U bepaalt dan zelf hoe u de integriteit, authenticiteit en leesbaarheid van een elektronische factuur waarborgt (vanaf het moment dat u de factuur uitreikt totdat de bewaartermijn verloopt). Dat kan met de geavanceerde elektronische handtekening, Electronic Data Interchange (EDI), of met een ander systeem. Als het verband tussen factuur en prestatie maar te controleren is. Dit laatste kan echter wel per bedrijf verschillen en is ook afhankelijk van soort en grootte van het bedrijf.

(Bron: De Zaak)

1. Mogen ondernemers voor prestaties die zij verrichten na 30 september 2012 reeds voor 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%?

Ja. Om te voorkomen dat ondernemers aanvullende factureren voor het verschil tussen 19% en 21% moeten uitreiken mogen ondernemers voor prestaties die zij verrichten na 30 september 2012 en die onder het 21% tarief vallen reeds voor 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%. De ondernemer die de prestatie afneemt mag die 21% conform de regels voor hetrecht op aftrek in aftrek brengen.

2. Onder welke rubriekpost op het aangifteformulier dient het 21% tarief te worden opgenomen tot 1 oktober 2012?

Als voor prestaties die na 30 september 2012 verricht worden voor 1 oktober 2012 een factuur wordt uitgereikt met 21% btw dan kan deze btw opgenomen worden in rubriek 1c van het aangifteformulier. Indien het aangeven in rubriek 1c problematisch is voor de ondernemer dan mag hij er voor kiezen dat wordt aangegeven in rubriek 1a (momenteel 19%). Met ingang van 1 oktober 2012 moet het algemene btw-tarief van 21% gewoon weer in rubriek 1a van het aangifteformulier aangegeven worden. Dit is de rubriek waar tot 1 oktober 2012 het 19% btw-tarief moet worden aangegeven en dat vanaf 1 oktober 2012 wordt aangeduid met “hoog tarief”.

3. Welk tarief is van toepassing bij doorlopende prestaties die zijn aangevangen vóór 1 oktober 2012 en eindigen na 30 september 2012?

Als de afrekening voor doorlopende prestaties betrekking heeft op een periode die eindigt na 30 september 2012 moet de afrekenperiode worden gesplitst. Voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt vóór 1 oktober 2012 geldt het oude tarief van 19%. Voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt ná 30 september 2012 geldt het nieuwe tarief van 21% Hierbij valt te denken aan het verlenen van licenties, abonnementen op leveringen van bijvoorbeeld gas, elektriciteit en water en telecommunicatiediensten.

4. Hoe dient de correctie in verband met de btw verhoging van 19 naar 21% over de periode 1 oktober tot en met 31 december 2012 bij doorlopende prestaties plaats te vinden?

Voor het deel van de (doorlopende) prestatie dat plaatsvindt ná 30 september 2012 moet in beginsel bij prestaties aan ondernemers en rechtspersonen een aanvullende factuur uitgereikt worden met 21% btw. Als een ondernemer begin 2013 een “jaarfactuur” uitreikt over het jaar 2013 dan kan hij om administratieve redenen er voor kiezen op deze factuur mede de extra verschuldigde btw over het laatste kwartaal van 2012 in rekening te brengen. Op deze factuur kan de “2012 btw” vermeld worden als “na gefactureerde btw 2012”. De ondernemer moet de extra verschuldigde btw wel voldoen over het tijdvak oktober 2012.

5. Op welk moment kan worden aangenomen dat de dienst is afgerond bij onderhoudsen serviceabonnementen voor cv-installaties, liften e.d.?

Met de klant worden afspraken gemaakt over onderhoudswerkzaamheden aan cv-installaties die nodig zijn voor de veiligheid en het ongestoord functioneren van de cv. Vaak worden hiervoor zogenoemde onderhoudsabonnementen afgesloten. Als daarnaast ook afspraken worden gemaakt waarbij de ondernemer zich, tegen een relatief geringe (extra) vergoeding, verplicht om binnen een bepaalde termijn (meestal 24 uur) een storing te verhelpen worden dit meestal serviceabonnementen genoemd. Kenmerkend aan de hier bedoelde overeenkomsten is dat in alle gevallen eenmaal per jaar onderhoudswerkzaamheden aan de installatie worden verricht. Het moment waarop de vergoeding wordt betaald kan variëren van een eenmalige vooruitbetaling, betaling in termijnen of zodra de onderhoudswerkzaamheden zijn verricht. Zowel bij de hiervoor bedoelde onderhoudsabonnementen als de serviceabonnementen is de onderhoudsdienst de hoofdprestatie (hetgeen onder andere tot uitdrukking komt in de prijs van het abonnement). Het moment waarop de onderhoudsdienst is afgerond is daarom bepalend voor het antwoord op de vraag of het algemene tarief van 19% of 21% van toepassing is. Hierbij is niet van belang op welke wijze de vergoeding (vooraf, in termijnen of na afloop) wordt betaald.

6. Vaak worden service- en onderhoudsabonnementen in termijnen betaald of ze zijn al vooraf betaald (lees: ook al gefactureerd) in januari. Is het juist dat als de onderhoudsbeurt plaatsvindt na 30 september 2012 de ondernemer nog extra 2% verschuldigd is als gefactureerd is en betaling al heeft plaatsgevonden tegen 19%?

Ja, zie het antwoord bij 3. Het moment waarop de prestatie wordt verricht is beslissend. Opgemerkt wordt nog dat het opmaken van de factuur als zodanig irrelevant is. Als bijvoorbeeld de prestatie vóór 1 oktober 2012 wordt verricht en de factuur wordt opgemaakt ná die datum is toch het 19% tarief van toepassing.

7. Overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen. Wat wordt bedoeld met “een gesloten overeenkomst”? Indien nog opschortende voorwaarden gelden valt deze overeenkomst dan wel al onder de werking van de overgangsregeling of pas vanaf het moment dat de opschortende voorwaarden zijn uitgewerkt?

Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan (artikel 6:213 van het Burgerlijk Wetboek). Van belang is dat de (koop/aannemings)overeenkomst vóór 28 april 2012 is gesloten. Niet van belang is of er opschortende dan wel ontbindende voorwaarden zijn opgenomen in deze overeenkomst.

8. Hoe zit het met gemengde objecten (woning versus bedrijfsgedeelte)? Geldt de overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen alleen voor het woongedeelte en niet voor het bedrijfsgedeelte?

Panden die deels als woning en deels als bedrijfspand worden gebruikt (bijvoorbeeld woon-/winkelpanden) mogen in hun geheel als woning worden aangemerkt. Daarbij geldt de voorwaarde dat die panden voor meer dan 50% voor particuliere bewoning worden gebruikt. Bij een percentage van 50% of minder mag het deel dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt voor de toepassing van het tarief worden afgesplitst. In dit laatste geval is de overgangsregeling alleen van toepassing op het woongedeelte.

9. Worden er eisen gesteld aan de verkrijger van de woning? (particulier?)

Nee, er worden geen eisen gesteld aan de verkrijger van de woning.

10. Hoe dient men te handelen bij de overgangsregelingen voor onroerende zaken en aangekochte nieuwbouwwoningen bij meerwerk?

Meerwerk: In het kader van de uitvoering van een koop/aanneemovereenkomst is het vaak mogelijk zgn. meerwerk te laten uitvoeren. Veel koop/aanneemovereenkomsten bepalen terzake dat de opdrachtgever bij het verstrekken van de opdracht tot meerwerk direct een bedrag moet betalen ter grootte van een bepaald percentage, bijvoorbeeld 50%, van de vergoeding voor dat meerwerk.

Overgangsregeling onroerende zaken: Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk wordt verstrekt vóór 1 oktober 2012,  kan het daarbij direct te betalen bedrag worden beschouwd als een op dat tijdstip vervallen termijn. Daarvoor geldt dan dus het 19% tarief.

Overgangsregeling nieuwbouwwoningen: Als de opdracht tot het verrichten van het hier bedoelde meerwerk is verstrekt vóór 28 april 2012 (dus als onderdeel van de koop/aanneemovereenkomst voor de bouw van een nieuwbouwwoning) en de betaling daarvan in één of meer termijnen gedaan wordt vóór 1oktober 2013 geldt het 19% tarief.

11. Een particulier heeft vóór 28 april 2012 een bouwkavel gekocht. Er is (nog) geen aannemingsovereenkomst overeengekomen voor de bouw van een nieuwbouwwoning. Is de overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen ook van toepassing op de aankoop van een bouwkavel?

Nee, de overgangsregeling geldt niet. De overgangsregeling voor aangekochte nieuwbouwwoningen is slechts van toepassing als een ondernemer ingevolge een vóór 28 april 2012 gesloten koop/aannemingsovereenkomst ná 30 september 2012 een woning levert. De datum van 28 april 2012 is in die zin een fatale termijn. Als er vóór die datum geen koop/aannemingsovereenkomst is gesloten voor de bouw van een nieuwbouwwoning is de overgangsregeling niet van toepassing.

12. Geldt de overgangsregeling voor onroerende zaken ook voor apart overeengekomen verbouwingen (zoals het plaatsen van een keuken of badkamer) waarbij de vergoeding vervalt in termijnen naarmate de verbouwing vordert?

Ja, de overgangsregeling voor onroerende zaken geldt ook voor apart overeengekomen verbouwingen waarbij de vergoeding vervalt in termijnen naarmate de verbouwing vordert. Dit geldt echter niet voor diensten bestaande in het verrichten van onderhouds- of herstelwerkzaamheden. Als zodanig zijn in dit verband aan te merken werkzaamheden die (vrijwel) uitsluitend gericht zijn op de instandhouding van de zaak, zoals het vervangen van kozijnen of dakgoten en het vernieuwen van dakbedekking. Van verbouwing is slechts sprake, als de werkzaamheden gericht zijn op een verandering van de inrichting, de aard of de omvang van de zaak. Dat is bij woningen bijvoorbeeld het geval bij veranderingen aan/het plaatsen van keukens en badkamers, het aanbouwen van een serre en het aanbrengen van een dakkapel. Ingeval in het kader van de uitvoering van een en hetzelfde contract naast verbouwingswerkzaamheden tevens werkzaamheden worden verricht die van belang zijn voor de instandhouding van de zaak, zodat het contract in zoverre mede een element van onderhoud of herstel in zich draagt, is niettemin het geheel aan te merken als verbouwing, mits de werkzaamheden als geheel niet (vrijwel) uitsluitend gericht zijn op de instandhouding van de zaak. Er behoeft alsdan geen splitsing te worden gemaakt: de overgangsregeling kan worden toegepast op de verbouwing als geheel. Daarbij wordt aangenomen dat de ondernemer dan ook het 19%-tarief berekent aan de klant.

13. Heeft de verhoging van het algemene btw-tarief gevolgen voor de wijze van verrekenen van negatieve tijdvak- en jaarwinstmarges bij toepassing van de globalisatieregeling bij de margeregeling?

Nee, er hoeft bij het verrekenen van negatieve tijdvak- en jaarwinstmarges geen rekening te worden gehouden met de tariefsverhoging.

14. Hoe wordt bij toepassing van de globalisatieregeling bij de margeregeling na afloop van het kalenderjaar 2012 de btw berekend over de voor 2012 vastgestelde winstmarge voor goederen waarop het algemeen tarief van toepassing is?

De btw over de jaarwinstmarge 2012 voor goederen waarvoor het algemeen tarief van toepassing is moet tijdsevenredig worden berekend. Dat wil zeggen dat voor ¾ van de jaarwinstmarge het 19%-tarief geldt en voor ¼ van de jaarwinstmarge het 21%-tarief

(Bron: Overheid)

Het algemene BTW-tarief zal van 19% naar 21% gaan op 1 oktober van dit jaar. De verhoging betekent voor ondernemingen die de BTW niet volledig kunnen aftrekken een hogere kostenpost. De overheid zal waarschijnlijk een overgangsregeling hanteren bij de verhoging. De overheid wil voorkomen dat ondernemingen door vooruit te betalen BTW-voordeel behalen voor prestaties die na de BTW-verhoging plaatsvinden.

Tijdstip van de prestatie (dienst/levering)

Factureert u na de tariefsverhoging, maar de levering of dienst vindt plaats voor de tariefsverhoging, dan berekent u het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de levering of dienst verricht wordt. In deze situatie moet u 19% BTW in rekening brengen. Vindt de levering of dienst plaats na de tariefsverhoging, maar factureert u gedeeltelijk of geheel vooruit, dan moet u 21% BTW in rekening brengen.

De afrekenperiode splitsen

Is er sprake van doorlopende prestaties die u periodiek factureert en zowel de periode voor als na de tariefsverhoging bestrijken, dan is in principe het nieuwe tarief op de gehele vergoeding van toepassing. Het is voor doorlopende prestaties wel toegestaan de afrekenperiode te splitsen. U spitst deze dan in een afrekening die betrekking heeft op de periode voor de tariefsverhoging en op de periode na de tariefsverhoging. Zo rekent u 19% BTW tot 1 oktober 2012 en 21% BTW na 1 oktober 2012.

Ons advies

Probeer er voor te zorgen dat u zoveel mogelijk uiterlijk 30 september 2012 al uw prestaties gefactureerd hebt. Dit voorkomt dat u in oktober 2 percentages door elkaar moet gaan gebruiken. Het is ook verstandig om diensten in september niet vooruit te factureren, maar pas begin oktober vooruit te factureren. Dit voorkomt namelijk dat u in september 2 percentages door elkaar moet hanteren. Vragen? Stuur gerust een bericht naar info@ambitions.nu

Bij de toets of een grote verbouwing van een pand leidt tot het ontstaan van een nieuwe onroerende zaak voor de btw moet de belanghebbende naar het totale pand kijken. Volgens Hof Amsterdam mag men dus niet alleen kijken naar een deel van het pand dat ondanks een aparte functie een integrerend deel van het pand is.

Deze toets kan ook van belang zijn voor de overdrachtsbelasting. In de zaak voor Hof Amsterdam had een beheermaatschappij een appartementsrecht van een winkel verkregen. Volgens de Belastingdienst was deze verkrijging belast met 6% overdrachtsbelasting. Maar de bv wees erop dat kort vóór haar verkrijging de winkelruimte een grote verbouwing had ondergaan. Daardoor zou een nieuwe onroerende zaak tot stand zijn gekomen. De verkrijging van een nieuwe onroerende zaak is belast met btw. In dat geval geldt onder voorwaarden een vrijstelling van overdrachtsbelasting om cumulatie van btw en overdrachtsbelasting te voorkomen. Het hof oordeelde dat het niet ging om het verschil tussen de winkelruimte vóór en na de verbouwing, maar om de toestand van het gebouw in zijn geheel. De winkelruimte was namelijk een integrerend onderdeel van het gebouw. Het hof constateerde dat de verbouwing voor het pand in zijn geheel onvoldoende veranderingen had veroorzaakt om te stellen dat sprake was van een nieuwe onroerende zaak. De beheermaatschappij moest dus gewoon overdrachtsbelasting betalen.
(Bron: Taxence)