DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws

Als een activiteit gedurende verschillende jaren steeds verliezen oplevert, is het nog maar de vraag of een omzetstijging in een jaar voldoende is om te bewijzen dat steeds sprake was van een bron van inkomen.

Een man heeft in zijn aangifte IB/PVV een negatief resultaat uit overige werkzaamheden opgegeven. Deze werkzaamheden bestaan uit het opnemen en uitbrengen van cd’s met kinderliedjes. Volgens de man heeft hij de afgelopen jaren vier tot vijf cd’s opgenomen en uitgebracht. In de periode 2014 tot en met 2016 verkocht hij jaarlijks ongeveer 50 cd’s. In 2017 steeg de omzet volgens de man naar 250 stuks. Hij verwacht dat de verkopen in de volgende jaren zullen toenemen. De inspecteur ziet de toekomst van de cd-verkoop minder rooskleurig in. Hij meent dat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. In dat geval is geen sprake van een bron van inkomen.

Blijvend verliesgevend

Het geschil belandt voor Hof Amsterdam. Het hof redeneert dat men in beginsel op basis van feiten en omstandigheden van het desbetreffende jaar moet vaststellen of in dat jaar sprake was van een objectieve voordeelsverwachting. Men mag feiten en omstandigheden van andere jaren meewegen als deze ook licht werpen op dit vraagstuk. Het hof constateert dat in de jaren 2013, 2014 en 2015 de kosten een vijfvoud betroffen van de opbrengsten. Bij een gelijkblijvende verkoop van 50 cd’s per jaar is de verwachting dat de activiteit blijvend verliesgevend is. Er is dan geen bron van inkomen. Zelfs al zou de man inderdaad 250 cd’s hebben verkocht in 2017, dan is deze omstandigheid op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat wel sprake is van een bron van inkomen, aldus het hof. Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht de aftrek van het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden heeft geweigerd.

(Bron: Taxence)

De verdeling van pensioenen voor partners die gaan scheiden wordt gemoderniseerd. Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en minister Dekker (Rechtsbescherming) hebben het wetsvoorstel ‘verdeling van pensioen bij scheidingen 2021’ 16 september naar de Tweede Kamer gestuurd.

Na inwerkingtreding krijgen beide ex-partners een zelfstandig recht op een deel van het pensioen dat ze tijdens het huwelijk hebben opgebouwd. Dit geeft ex-partners meer inzicht in wat hun financiële situatie na pensionering wordt. Ex-partners zijn niet meer afhankelijk van elkaars pensioendatum. Ook heeft het overlijden van een van beide ex-partners geen invloed meer op de pensioenuitkering van de ander. Deze wetswijziging verbreekt daarom de levenslange afhankelijkheid tussen ex-partners op pensioengebied.

Beiden ex-partners krijgen in de toekomst standaard de helft van het tijdens het huwelijk door de ander opgebouwde pensioen. Ex-partners kunnen ook aangeven dat zij het pensioen niet willen verdelen of dat zij andere afspraken over de verdeling maken. De 50/50-verdeling van het pensioen staat los van de hoogte van beide pensioenen. Het is dan ook geen verdeling van de meestverdienende partner naar de minstverdienende partner.

Verdelen

Na inwerkingtreding verdelen pensioenuitvoerders de pensioenen automatisch zodra ze vanuit de Basisregistratie Personen (BRP) een melding van een scheiding krijgen. Dit is een verbetering ten opzichte van het huidige systeem. Stellen die nu uit elkaar gaan, moeten zelf binnen twee jaar na hun scheiding bij de pensioenuitvoerder aangeven welke afspraken zij hebben gemaakt als zij de uitbetaling door de pensioenuitvoerder geregeld willen hebben. Doen stellen dit niet, dan wordt het pensioen niet op twee rekeningnummers gestort door de pensioenuitvoerder. In dat geval moet je, vaak jaren later, alsnog bij je ex-partner aankloppen en uitbetaling bij hem of haar regelen. In de praktijk vergeet ruim een derde van de scheidende stellen hun keuze door te geven.

Voor pensioenuitvoerders betekent deze wijziging dat zij meer pensioenen moeten verdelen dan nu, en dat zij het pensioen op een andere manier moeten verdelen. Dit leidt tot bijbehorende ICT-investeringen. Minister Koolmees is daarom reeds gesprek met vertegenwoordigers van de pensioensector over de uitvoering van de nieuwe wet.

(Bron: Taxence)

De komende periode onthult het kabinet haar plannen voor 2020. Begrotingsplannen met maatschappelijke impact, met gevolgen voor ondernemers. Wordt het een warm bad of een koude douche?

Vandaag heeft de staatssecretaris van financiën aangekondigd dat Box 3 per 2022 zal veranderen. Dit betekent dat mensen met alleen spaargeld tot ongeveer 440.000 euro geen belasting betalen op basis van de huidige rente. Wordt de warme kraan nu al opengedraaid?

Huidige situatie

Momenteel bestaat er een heffingsvrij vermogen van ongeveer 30.000 euro per belastingplichtige. Indien het vermogen daaronder blijft, dan wordt in de huidige situatie geen belasting betaald.

Nieuw per 2022

In de nieuwe situatie geldt het heffingsvrij vermogen nog steeds. Bij belastingplichtigen die met hun vermogen daarboven komen, wordt gekeken naar het werkelijke bezit. Dit wordt verdeeld in spaargeld en beleggingen. Het rendement wordt nog steeds op basis van een forfait berekend.

Spaargeld

Voor spaargeld zal dit worden vastgesteld aan de hand van de gemiddelde spaarrente in het jaar ervoor. Op basis van de verwachtingen zal over spaargeld dan 0,09% rendement behaald worden. Veel minder dus dan de 4% waar tot voor kort mee werd gerekend.

Tot slot zal er dan een heffingsvrij inkomen komen van € 400. Spaarders die 440.000 euro hebben, zullen daar op basis van het forfait van 0,09% 396 euro aan inkomen over halen. Omdat dit onder het heffingsvrij inkomen van € 400 blijft, is er niks meer belast in Box 3.

Tweede woning

Voor de overige bezittingen (beleggingen) wordt gerekend met een verwacht rendement van 5,33%. Voor schulden zal naar verwachting worden gerekend met een negatief rendement van 3,03%. Dit betekent voor belastingplichtigen met een tweede woning die helemaal gefinancierd is, dat er in de nieuwe situatie ineens belasting betaald zal moeten worden, omdat er 2,3% verschil zit tussen het rendement van de bezittingen en de schulden. Onder de huidige wet betalen deze belastingplichtigen geen belasting.

Het nieuwe tarief in Box 3 zal dan 33% worden. Het wetsvoorstel zal volgend jaar worden aangeboden aan de Tweede Kamer en gaat naar verwachting in 2022 in.

(Bron: Accon AVM)

Een ding in het leven is zeker: iedereen komt te overlijden. In de situatie dat er sprake is van een gezin (ouders met kinderen) overlijden beide ouders meestal niet te gelijk. Is uw partner overleden? Grote kans dat de nalatenschap bij u in beheer is gebleven. De kinderen hebben een vordering op u gekregen, welke opeisbaar is bij uw overlijden. Soms is het echter  wenselijk om de nalatenschap eerder over te dragen naar de kinderen. Maar pas op, hier kan een schenking in zitten.

Bij het overlijden van uw partner, is het gebruikelijk dat alle goederen van de nalatenschap overgaan naar u. De kinderen krijgen dan een zogenoemde vordering op u. Zij kunnen deze vordering over het algemeen pas opeisen als u overlijdt. Zo blijft u goed verzorgd achter en kan u uw leven ongestoord voortzetten.

Vordering eerder aflossen

In de meeste gevallen mag u de vordering van de kinderen al eerder – terwijl u nog leeft – aflossen. Dit kan soms zelfs wenselijk zijn. Bijvoorbeeld als u wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. In dat geval wordt de eigen bijdrage aan het CAK berekend over uw vermogen (zie in dit kader ook het artikel: “5 vermogenstips als u naar een verpleeg- of verzorgingshuis gaat”. En dan kan het voordelig zijn om de vordering van de kinderen eerder af te lossen. Zo heeft u een lager vermogen en kan mogelijk hierdoor de eigen bijdrage aan het CAK lager uitvallen. Bovendien kunnen uw kinderen eerder beschikken over de erfenis; iets wat hen ook goed kan uitkomen. Een win-win situatie dus. Maar let op! Bij het vervroegd aflossen van (nog) niet opeisbare vorderingen kan er een vervelend addertje onder het gras zitten: de schenking!

Is er sprake van een schenking?

De Belastingdienst kan namelijk oordelen dat er sprake is van een schenking. En dat kan vervelende gevolgen hebben, omdat er in dat geval schenkbelasting moet worden betaald. Er is sprake van een schenking als:

  • U verarmt.
  • De kinderen worden verrijkt.
  • Er sprake is van vrijgevigheid/bevoordelingsbedoeling.

Een toelichting: u heeft na het overlijden van uw partner het levenslange genot van de nalatenschap verkregen en uw kinderen hebben een vordering op u. Deze vorderingen zijn nu in ‘cash’ minder waard dan over tien jaar. Met andere woorden: de contante (economische) waarde is minder dan de nominale waarde. Lost u af voor u komt te overlijden, dan wordt het levenslange genot van de vordering opgegeven. Hierdoor verarmt u (1), terwijl uw kinderen door de vervroegde aflossing verrijken (2). Omdat u de vervroegde aflossing bewust doet, wordt ook aan de bevoordelingsbedoeling voldaan (3). Lost u ook nog eens het nominale bedrag – dus meer dan de waarde in het econonomische verkeer – af, dan is de kans zeer groot dat de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van een schenking.

Schakel een expert in!

Het is dan ook verstandig om in dit soort gevallen altijd de waarde van de vorderingen in het economische verkeer te bepalen. Dit is echter een ingewikkelde berekening, waarbij onder meer uw levensverwachting en de huidige marktrente worden meegenomen. Vaak blijkt uit deze berekening dat het uitkeren van het nominale bedrag inderdaad aanleiding geeft om aan te nemen dat het om een schenking gaat. Gevolg: er moet schenkbelasting worden betaald. Een gewaarschuwd mens telt voor twee! We adviseren u dan ook om een expert te raadplegen als het gaat om het aflossen van (nog) niet opeisbare vorderingen.

(Bron: Flynth)

Deze bedraagt in 2019 €102.010. De schenkvrijstelling is van toepassing bij het schenken van een eigen woning of bij het schenken van geld waarmee een woning gekocht wordt. Het geld mag ook gebruikt worden om een eigen woning te verbouwen of onder voorwaarden om een hypothecaire lening mee af te lossen.

Voorafgaand aan schenking gemaakte kosten

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij het de vraag was of een schenking alleen belastingvrij is als de kosten na ontvangst van de schenking gemaakt worden. De rechter besliste dat dit niet het geval is. De ontvanger van de schenking had in het jaar van schenking de kosten van een verbouwing voorafgaand aan de schenking eerst zelf betaald. Volgens de inspecteur was dit niet toegestaan, maar de rechter vond van wel.

Op Prinsjesdag maakt het kabinet de plannen voor de komende jaren bekend, waaronder een aantal plannen met betrekking tot de auto. Dit overzicht laat zien wat ons, waarschijnlijk, te wachten staat.

Hogere bijtelling elektrische auto

De bijtelling voor elektrische auto’s bedraagt nu nog 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 en een bijtelling van 22% over het meerdere. Volgens het Klimaatakkoord gaat de bijtelling volgend jaar naar 8% over de eerste € 45.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere.

In 2021 moet dit stijgen naar 12% over maximaal € 40.000. In de jaren na 2021 stijgt de bijtelling over de eerste € 40.000, vanaf 2026 bestaat voor de bijtelling geen onderscheid meer tussen elektrische en gewone auto’s.

Hogere accijns benzine en diesel

De accijns op benzine en diesel gaat volgend jaar met 1 eurocent per liter omhoog, ter financiering van de belastingkorting die voor elektrische rijders zijn weggelegd.

Andere berekening BPM

Er komt een andere methode ter berekening van de BPM. De BPM betaalt u bij aanschaf of import van een nieuwe auto en is gebaseerd op de CO2-uitstoot van de auto. De nieuwe methode berekent de uitstoot nauwkeuriger. Door de nieuwe methode wordt de BPM gemiddeld niet hoger, maar dit kan in individuele gevallen wel zo zijn. Door de nieuwe methode kan de BPM echter ook iets lager uitvallen.

Hogere motorrijtuigenbelasting vervuilende diesels

Dieselauto’s met een uitstoot van fijnstof van meer dan 5 mg/km, krijgen volgend jaar te maken met een MRB-verhoging van 15%.  Voor bestelauto’s van ondernemers op diesel geldt dit alleen voor auto’s die in 2019 12 jaar of ouder zijn.

Extra toets import schadeauto’s

Bij import van een gebruikte auto betaalt u aan de grens een deel van de BPM. Voor schadeauto’s bestaat een specifieke methode ter bepaling van de rest-BPM. Omdat de import van schadeauto’s onevenredig toeneemt, wordt er een extra toets door een onafhankelijke derde ingevoerd ter fiattering van de aangegeven BPM.

Teruggave BPM voor taxi’s afgeschaft

Taxibedrijven krijgen vanaf 2020 de BPM op aangeschafte auto’s die gebruikt worden als taxi, niet meer terug. Op deze manier wil het kabinet de aanschaf van schonere taxi’s stimuleren.

Heeft u vragen over de automaatregelen per 2020, neem dan contact met ons op.

(Bron: SRA)

Betaalt u premies voor uw lijfrenteproduct (zoals vaste premies op een lijfrenteverzekering en/of vrije stortingen op een lijfrente (bank)spaarrekening)? Dan bestaat de kans dat u deze inleg niet volledig in box 1 heeft kunnen aftrekken ten laste van uw inkomen, vanwege een beperkte jaarruimte en/of reserveringsruimte. Indien u later uitkeringen ontvangt uit uw lijfrenteproduct kan er sprake zijn van dubbele heffing, vanwege het feit dat de uitkeringen in beginsel wel volledig belast zijn in box 1. Enerzijds ontvangt u een uitkering die belast is, terwijl u geen volledige aftrek hebt gehad. Om dit te voorkomen zijn er twee mogelijke oplossingen.

Betaalt u premies voor uw lijfrenteproduct (zoals vaste premies op een lijfrenteverzekering en/of vrije stortingen op een lijfrente (bank)spaarrekening)? Dan bestaat de kans dat u deze inleg niet volledig in box 1 heeft kunnen aftrekken ten laste van uw inkomen, vanwege een beperkte jaarruimte en/of reserveringsruimte. Indien u later uitkeringen ontvangt uit uw lijfrenteproduct kan er sprake zijn van dubbele heffing, vanwege het feit dat de uitkeringen in beginsel wel volledig belast zijn in box 1. Enerzijds ontvangt u een uitkering die belast is, terwijl u geen volledige aftrek hebt gehad. Om dit te voorkomen zijn er twee mogelijke oplossingen.

Verklaring fiscaal geruisloze terugstorting

Vanaf 1 januari 2018 bestond er géén mogelijkheid meer om de niet-aftrekbare lijfrentepremies die meer bedragen dan €2.269 belastingvrij terug te laten storten. Hier heeft de Staatssecretaris verandering in gebracht bij besluit van 16 mei 2019. U kunt namelijk een verklaring bij de Belastingdienst aanvragen, om te veel betaalde premie of te hoge inleg belastingvrij terug te laten storten.
Hier zijn de volgende voorwaarden aan verbonden:

  • U doet een schriftelijk verzoek bij de inspecteur
  • De goedkeuring geldt alleen voor betalingen gedaan in het kalenderjaar én de vijf daaraan voorafgaande jaren (tot en met 31 december 2019 kunt u dus nog verzoeken om terugstorting over het jaar 2014)
  • De goedkeuring geldt niet voor premies waar uw aftrek niet is verwerkt waar het wel mogelijk is. Voor zover u aftrekmogelijkheden heeft, moeten deze worden toegepast
  • Het fiscaal geruisloos terug te storten bedrag wordt, met terugwerkende kracht, in uw box 3 grondslag opgenomen 

Voorbeeld

U heeft een geblokkeerde lijfrenterekening afgesloten bij een bank. Uw inleg in 2019 bedraagt €10.000, maar er is slechts €4.000 aftrekbaar ten laste van uw box 1 inkomen. Dit resulteert in een niet-aftrekbaar bedrag van €6.000. Regelt u niets, dan zal uw inleg volledig belast worden bij uitkering van de lijfrenterekening. Met een saldoverklaring kan maximaal €2.269 per jaar belastingvrij uitgekeerd worden. Echter dit volstaat niet voor het volledige niet-aftrekbaar bedrag van €6.000 en zou te maken kunnen krijgen met belastingheffing over een bedrag waarvoor u geen belastingaftrek heeft gehad, namelijk:
€10.000 -/- €4.000 -/- €2.269 = €3.731.
In dit geval is een verklaring geruisloze terugstorting de oplossing om het niet-aftrekbaar bedrag van €6.000 terug te krijgen. Wel dient u deze €6.000 dan in box 3 aan te geven indien de terugstorting na 1 januari 2020 plaatsvindt.

Géén samenloop mogelijk

Een samenloop tussen de twee regelingen is helaas niet mogelijk. Indien reeds een saldoverklaring is afgegeven, wordt deze bij het verzoek tot het afgeven van een verklaring geruisloze terugstorting weer ingetrokken. Onbelaste uitkeringen die reeds hebben plaatsgevonden door middel van de saldoverklaring worden in mindering gebracht op het belastingvrij terug te storten bedrag.

Komt uw lijfrenteproduct binnenkort tot uitkering of heeft u te veel gestort op uw lijfrenterekening? Trek dan aan de bel! Onze belasting -en pensioenadviseurs kunnen dan voor u bekijken of u in het verleden alle premies hebt kunnen aftrekken. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan kunnen wij u van een op maat gesneden advies voorzien om een saldoverklaring, dan wel verklaring geruisloze terugstorting aan te vragen.

(Bron: Koenenco)

Na een tijdelijke stop gaat de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) voor eigenaar én bewoner weer open van 15 augustus 2019 tot en met 31 december 2020. U kunt subsidie aanvragen voor maatregelen die na 15 augustus 2019 zijn uitgevoerd. Uw subsidieaanvraag kunt u indienen vanaf 2 september.

Subsidie energiebesparende isolerende maatregelen
Indien u woningeigenaar bent en u hebt minimaal 2 energiebesparende isolerende maatregelen laten uitvoeren, dan komt u in aanmerking voor de subsidie SEEH. Indien uw investeringen aan de voorwaarden voldoen, kunt u bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met gebruik van uw Digi-D de subsidie SEEH aanvragen. Een voorwaarde hierbij is dat u zowel als eigenaar en als bewoner niet eerder SEEH subsidie hebt ontvangen. De energiebesparende maatregelen dienen te worden aangebracht in een bestaande woning en dit dient te gebeuren binnen de huidige thermische schil. Energiebesparende maatregelen binnen een nieuwe aanbouw komen niet in aanmerking voor deze subsidie.

Per woning wordt slechts eenmaal subsidie verstrekt. Naast de subsidie voor energiebesparende maatregelen kunt u subsidie krijgen voor aanvullende maatregelen. Indien u investeert in sterk isolerende materialen kunt u kiezen voor ‘zeer zuinig energiepakket’. De subsidie bedraagt maximaal € 10.000 per woning voor energiebesparende maatregelen. Voert u het zeer zuinige energiepakket uit, dan bedraagt de subsidie maximaal € 15.000.

Voor welke investeringen kunt u SEEH ontvangen?
Voor de subsidie SEEH kunt u kiezen uit 2 of meer van onderstaande energiebesparingen:

  • Spouwmuurisolatie, € 5 per m2;
  • Dakisolatie € 20 per m2;
  • Vloer- en/of bodemisolatie, € 4 tot € 7 per m2;
  • Gevelisolatie, € 25 per m2;
  • Hoogrendementsglas (HR++glas of triple-glas i.c.m. nieuw kozijn) € 15 tot € 100 per m2.

Per isolatiemaatregel zijn minimale isolatiewaarden waaraan dient te worden voldaan. Afhankelijk van het type woning en de uitgevoerde isolatiemaatregelen wordt een vast subsidiebedrag per m2 verstrekt.

Aanvullende energiebesparende maatregelen
Wanneer u subsidie aanvraagt voor 2 energiebesparende maatregelen kunt u ook subsidie aanvragen voor aanvullende maatregelen. Hierbij kunt u denken aan isolerende deuren, energiezuinige ventilatie, waterzijdig inregelen van een verwarmingssysteem en een energiedisplay of slimme thermostaat. Hiervoor worden vaste subsidiebedragen uitgekeerd.

Zeer zuinig
Indien u kiest voor energiebesparing van dak, gevel, vloer, glas, kozijnen en deuren met hoge isolatiewaarden én een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of balansventilatie met warmteterugwinning dan komt u in aanmerking voor het ‘zeer zuinig energiepakket’. U krijgt een bedrag van € 4.000 bovenop de subsidie voor losse maatregelen indien u voldoet aan de voorwaarden.

Subsidie voor adviesrapport
Wilt u weten welke energiebesparende maatregelen het beste toe te passen zijn in uw woning en welke het meeste rendement geven? Vraag dan een maatwerkadviesrapport aan bij een gecertificeerd energieprestatie-adviseur (EPA). Hiervoor kunt u € 150 subsidie krijgen. Deze subsidie vraagt u aan nadat de rekening voor dit rapport is betaald en nadat u 2 energiebesparende maatregelen hebt laten uitvoeren.

Het beschikbare budget voor deze subsidie € 84 miljoen. Nadat u de maatregelen hebt uitgevoerd en betaald kunt u pas subsidie aanvragen

(Bron: AcconAVM)

Hebt u in 2018 btw betaald in een ander EU-land? Vraag het uiterlijk 30 september 2019 terug bij de Belastingdienst. Wij leggen uit hoe dat werkt en aan welke voorwaarden u moet voldoen.

Als uw onderneming in 2018 facturen uit een ander EU-land betaald heeft inclusief btw, kunt u deze btw in veel gevallen terugvragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Daarvoor moet u aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo mag uw onderneming niet gevestigd zijn in het betreffende land. Maar het belangrijkste is dat u uiterlijk 30 september 2019 actie onderneemt. Voor het terugvragen van btw uit het Verenigd Koninkrijk is extra haast geboden vanwege de naderende Brexit.

Voorwaarden

Hieronder leggen we uit hoe u buitenlandse btw kunt terugvragen. Maar voor u daarmee aan de slag gaat, is het verstandig om na te gaan of u aan de voorwaarden voldoet. Daarom zetten we de belangrijkste voor u op een rij:

  • Het verzoek voor btw-teruggave uit andere EU-landen moet uiterlijk 30 september 2019 binnen zijn. De meeste landen houden strikt vast aan deze termijn. Bent u te laat, dan is de kans groot dat u niks terugkrijgt. Laat het dus niet op het laatste moment aankomen.
  • Uw onderneming mag niet gevestigd zijn in het land waar u de goederen of diensten gekocht hebt. Ook mag uw onderneming daar geen btw verschuldigd zijn. Is dat wel het geval, dan moet u btw-aangifte doen in het betreffende land. Daarbij kunt u de btw als voorbelasting aftrekken.
  • De inkoopfacturen moeten juist zijn en voldoen aan de btw-factuurvereisten van het betreffende land. Let op: deze vereisten kunnen afwijken van de Nederlandse situatie.
  • De betaalde btw moet in het betreffende land aftrekbaar zijn. Ook op dit punt kan de regelgeving afwijken van de Nederlandse situatie.
  • U moet de in het buitenland gekochte goederen of diensten gebruiken voor btw-belaste activiteiten van uw bedrijf.
  • De terug te vragen btw bedraagt minimaal € 50 voor het gehele jaar 2018. Bij een kortere periode van minimaal drie maanden moet het terug te vragen btw-bedrag minimaal € 400 zijn. U kunt proberen om een lager bedrag terug te vragen, maar het betreffende EU-land kan dan besluiten om het verzoek niet in behandeling te nemen.

Zo vraagt u buitenlandse btw terug

U kunt buitenlandse btw alleen terugvragen via de speciale website ‘Teruggaaf van btw uit andere EU-landen’ van de Belanstingdienst. Hiervoor heeft u wel inloggegevens nodig. Heef u deze nog niet, vraag dan inloggegevens aan via de site van de Belastingdienst. Doe dit zo snel mogelijk, want deze gegevens laten soms enkele weken op zich wachten. Natuurlijk kunnen wij het teruggaafverzoek ook voor u indienen. Ook dan hebben we wel inloggegevens van u nodig.

De Belastingdienst stuurt uw verzoek na ontvangst door naar de belastingdienst(en) van het land waar u de btw wilt terugvragen. Die buitenlandse belastingdienst verzorgt de verdere afhandeling.

Brexit vraagt om extra haast

De Brexit staat inmiddels gepland op 31 oktober 2019 en de huidige Britse regering is er alles aan gelegen om die datum ook te halen. Het is nog onzeker hoe de teruggaafprocedure in het Verenigid Koninkrijk er na de Brexit uit zal zien. Daarom raden we aan om Britse btw zo snel mogelijk terug te vragen. Dat geldt niet alleen voor de Britse btw uit 2018, maar ook voor de Britse btw die u in 2019 al heeft betaald.

(Bron: Flynth)

Het kabinet is van plan de zelfstandigenaftrek in de komende tien jaar te verlagen van € 7280 naar € 5000. Volgens Haagse bronnen zijn de coalitiepartijen het eens geworden over deze maatregel, aldus de NOS.

Over het beperken van de aftrek waren in het regeerakkoord al afspraken gemaakt, maar dit gaat verder: nu wordt dus ook het maximaal af te trekken bedrag verlaagd en het belastingvoordeel gaat sneller naar beneden. Met de beperking van de belastingaftrek voor zelfstandigen moet een deel van een lastenverlichting voor burgers worden betaald. De maatregel is ook bedoeld om de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen, zoals minister Koolmees wil. Het streven past ook in het beleid om het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen.

Middeninkomens

Het kabinet wil vooral de middeninkomens tegemoetkomen. Het voorzieteen gemiddelde stijging van de koopkracht met zo’n 2 procent. Het hele pakket maakt deel uit van de belastingmaatregelen die op Prinsjesdag worden gepresenteerd en waarover de regeringspartijen 22 augustus in grote lijnen overeenstemming bereikten.

Woningmarkt

De coalitie is het verder eens over extra maatregelen om de woningmarkt te stimuleren en meer mensen aan een huis te helpen, vooral starters. Daarvoor wordt vanaf volgend jaar structureel € 100 miljoen extra uitgetrokken.

(Bron: Taxence)