DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws

Op Prinsjesdag zal de staatssecretaris naar verwachting ook een aantal nieuwe fiscale maatregelen met betrekking tot de auto presenteren. Een overzicht van deze verwachte wijzigingen.

Vermoedelijk zal het pakket belastingmaatregelen de volgende wijzigingen met betrekking tot de auto bevatten:

  • het verhogen van de bijtelling privégebruik elektrische auto van de zaak;
  • (misschien) een aanpassing van de bijtelling voor ‘youngtimers’;
  • een validatie bij de import van tweedehandsauto’s;
  • BPM-tarieven baseren op WLPT-testmethode;
  • een verlenging van de BPM-vrijstelling voor emissieloze auto’s;
  • een verlenging van de MRB-vrijstelling voor emissieloze personenauto’s;
  • verhoging van de MRB voor bestelbussen; en
  • de invoering van een vrachtwagenheffing.

Deze wijzigingen komen hieronder aan de orde.

Verhoging bijtelling privégebruik elektrische auto

In het Klimaatakkoord is een maatregel opgenomen om de bijtelling vanwege het privégebruik van een elektrische auto van de zaak te verhogen. Dit jaar bedraagt deze bijtelling 4% over de cataloguswaarde voor zover deze niet meer bedraagt dan € 50.000. Voor zover de cataloguswaarde hoger is, bedraagt de bijtelling 22%. Voor 2020 moet de fiscale bijtelling voor elektrische auto’s stijgen naar 8% voor zover de cataloguswaarde de € 45.000 niet overschrijdt. In 2021 bedraagt de bijtelling 12% over de eerste € 40.000. De gewone bijtelling blijft 22% bedragen. In de jaren na 2021 stijgt de bijtelling over de eerste € 40.000 totdat in 2026 geen onderscheid meer bestaat tussen elektrische en gewone auto’s van de zaak. Het kabinet moet deze maatregel nog in een wetsvoorstel opnemen.

Aanpassing bijtelling voor ‘youngtimers’

Men moet de bijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak in beginsel berekenen over de cataloguswaarde van die auto. Een uitzondering geldt als de auto ouder is dan 15 jaar. Met betrekking tot deze zogeheten ‘youngtimers’ is de waarde in het economische verkeer de grondslag voor de bijtelling. Deze waarde wil nogal eens lager uitvallen dan de cataloguswaarde, terwijl de desbetreffende youngtimer vervuilender is dan een nieuwe auto. De staatssecretaris van Financiën wil een en ander laten onderzoeken. Als de youngtimer-regeling het aankopen van youngtimers (te veel) stimuleert, kan de staatssecretaris besluiten deze regeling af te schaffen.

Validatie bij import tweedehandsauto’s

De staatssecretaris constateert dat de laatste jaren relatief meer schadevoertuigen zijn opgegeven bij de import van tweedehandsauto’s, zonder dat de vraag naar beschadigde auto’s in Nederland zo is gestegen. Hij vermoedt dat importeurs soms de schade van de desbetreffende auto’s overdrijven om de BPM te drukken. De staatssecretaris wil dit tegen gaan door het import- en aangifteproces aan te passen. Voordat men de BPM-aangifte indient, moet een validatie plaatsvinden. Bij voorkeur moet een onafhankelijke partij deze validatie uitvoeren. De staatssecretaris is hierover in gesprek met de RDW. Als de validatie slaagt, kan men de aangifte BPM indienen. Na betaling volgt dan direct een fiscaal akkoord en is het kenteken direct te verlenen. Als de validatie niet slaagt, is het niet mogelijk om BPM-aangifte te doen en een kenteken te verkrijgen. Eerst moet een nieuw waarderapport worden opgemaakt en gevalideerd.

BPM-tarieven gebaseerd op WLTP-testmethode

Het bedrag aan BPM dat autobezitters moeten betalen, is mede afhankelijk van de CO2-uitstoot van de desbetreffende auto en de BPM-tarieven. De wetgever zal per 1 juli 2020 de BPM-tarieven baseren op een nieuwe CO2-testmethode: de Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure (WLTP). Deze methode moet beter inzicht geven in het werkelijke brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van personenauto’s dan de vorige methode. Onder de nieuwe methode pakt de CO2-uitstoot van auto’s gemiddeld hoger uit. Maar het is niet de bedoeling dat alleen al door deze nieuwe testmethode de BPM stijgt. Daarom wil het kabinet de CO2-tarieven van de BPM per 1 juli 2020 naar beneden bijstellen. Zo blijft de gemiddelde BPM per auto naar verwachting ongeveer hetzelfde. Deze omzetting wordt geregeld via een wetsvoorstel dat op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De autobranche krijgt vervolgens tot 1 juli 2020 tijd om zich voor te bereiden.

Verlenging BPM-vrijstelling emissieloze auto’s

Op grond van de huidige wettekst geldt tot 1 januari 2021 een vrijstelling van BPM voor auto’s met een CO2-uitstoot van nihil. Op grond van het Klimaatakkoord wordt deze vrijstelling verlengd tot en met 2024. In 2025 zal een vaste voet gaan gelden voor emissieloze auto’s van € 360 per auto. Deze verlenging van de vrijstelling moet nog wel in een wetsvoorstel worden opgenomen. Misschien dat de staatsecretaris deze maatregel opneemt in het belastingpakket dat hij op Prinsjesdag 2019 presenteert.

Verlenging MRB-vrijstelling emissieloze auto’s

Volgens de Wetuitwerking Autobrief II vervalt op 1 januari 2021 de vrijstelling voor het rijksdeel van de motorrijtuigenbelasting voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van nihil. Maar in het Klimaatakkoord wordt deze vrijstelling verlengd tot en met 2024. In 2025 zal men voor emissieloze auto’s een percentage van (het rijksdeel van) de MRB van 25% betalen. Plug-in hybrides betalen MRB met een correctiefactor vanwege het zwaardere gewicht ten opzichte van brandstofauto’s. Ook deze verlenging van de vrijstelling moet nog in een wetsvoorstel worden vastgelegd.

Verhoging MRB voor bestelbussen

Vanaf 2021 zal een geleidelijke verhoging plaatsvinden van de MRB voor bestelbussen. Het moet gaan om een stijging van € 2 euro per maand per bestelbus vanaf 2021 tot en met 2024.

Invoering vrachtwagenheffing

Het kabinet heeft het voornemen om voor 2023 een vrachtwagenheffing in te voeren voor het vrachtverkeer uit binnen- en buitenland. De vrachtwagenheffing zal gelden voor binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens van meer dan 3.500 kg. Rijdt een vrachtwagen op een weg waar de heffing geldt, dan registreert een on-board unit de afgelegde kilometers. Het tarief zal naar verwachting minimaal € 0,078 per afgelegde kilometer bedragen. Voor zwaardere en/of minder schone vrachtauto’s kan dit tarief oplopen tot € 0,26 per afgelegde kilometer. Private aanbieders van toldiensten gaan de registratie en inning van de vrachtwagenheffing op zich nemen. Dit plan is al verwerkt in een conceptwetsvoorstel dat voor internetconsultatie is voorgelegd. Maar misschien komt een echt wetsvoorstel wel in beeld op Prinsjesdag 2019.

(Bron: Taxence)

Per 2020 wordt de gemoderniseerde nieuwe kleine ondernemersregeling (KOR) ingevoerd. Deze nieuwe KOR biedt kansen voor u als uw “Nederlandse” omzet per kalenderjaar onder de € 20.000 blijft. U hoeft dan geen btw te betalen over de omzet. Het jaarlijks voordeel wat u kunt behalen is daarmee maximaal € 4.200.

Nieuwe kleine ondernemersregeling

De nieuwe KOR is gerelateerd aan de hoogte van uw omzet. Er gelden specifiek regels voor de berekening van de nieuwe “KOR-omzet.” De “KOR-omzet” kan dus afwijken van de jaaromzet op uw btw-aangifte. Uw “KOR-omzet” mag niet boven de € 20.000 uitkomen. Als u voldoet aan de voorwaarden, betaalt u geen btw over uw omzet. Daarentegen kunt u dan ook geen btw op uw kosten meer aftrekken. Blijft uw omzet onder de € 20.000 dan blijft u gebruikmaken van deze regeling. Komt uw omzet in een jaar boven de € 20.000 dan mag u drie jaar lang niet meer mee doen. Voor bepaalde incidentele verkopen geldt een uitzondering.

Complexe kleine ondernemersregeling

De regeling is complex omdat niet alle omzet meetelt voor de grens van € 20.000. Daarnaast moet u rekening houden met (on)roerende goederen die eerder zijn aangeschaft en de btw die u daarover heeft betaald. Soms kan de Belastingdienst namelijk naheffen doordat (on)roerende goederen niet (meer) worden gebruik voor belaste prestaties: de afgetrokken btw wordt dan herzien. Er geldt wel een ‘herzieningsdrempel’ van € 500 aan btw per jaar. Stel dat de betaalde btw bij aanschaf van een zakelijke auto € 2.000 bedroeg. De herzieningstermijn van een auto is ‘vijf jaren’. De herzieningsbtw per jaar is dan 1/5 x € 2.000 = € 400. U blijft daarmee onder de grens van € 500 zodat geen btw wordt herzien onder de nieuwe KOR.

Ook eigenaren van geïnstalleerde zonnepanelen moeten opletten dat ze mogelijk alsnog btw moeten terugbetalen. Let dus op dat u niet ‘te veel’ zonnepanelen op uw dak laat leggen, want de Belastingdienst legt u anders een naheffingsaanslag op. De grens ligt ongeveer op € 12.000 ex. btw.

Wanneer is de nieuwe KOR gunstig?

De regeling is vaak niet interessant als u klanten heeft die btw kunnen aftrekken. Het kan u wel administratieve handelingen en de kosten voor het indienen van btw-aangiften besparen. De nieuwe KOR kan met name zeer interessant zijn als u veel particuliere klanten heeft of klanten die door u gefactureerde btw niet (of deels) kunnen aftrekken. Dit geldt als uw klanten vrijgestelde handelingen verrichten, bijvoorbeeld in de sectoren onderwijs, zorg, sport, cultuur en de sociale sector. Of als uw klanten ondernemers zijn met een margeomzet van minder dan € 20.000. De btw die u normaal gesproken had moeten afdragen, houdt u onder de nieuwe KOR in uw eigen zak, omdat u dan geen btw in rekening brengt aan uw klanten.

Belangrijke punten bij toepassing nieuwe KOR

  • U mag geen btw vermelden op uw facturen
  • U kunt geen btw meer op kosten aftrekken
  • De KOR geldt in principe voor drie jaar, tenzij de omzet boven de € 20.000 komt
  • U mag pas na drie jaar ‘afkoeling’ weer aanmelden voor de nieuwe KOR

Actie vereist

De vraag is of u uw onderneming moet aanmelden voor de nieuwe KOR of juist niet. Heeft u te maken met de volgende situaties, dan adviseren wij u te (laten) beoordelen of de nieuwe KOR u kansen biedt.

  • U maakt al gebruik van de huidige KOR.
  • U heeft voornamelijk particulieren en/of ondernemers als klant die de btw niet kunnen aftrekken en uw jaarlijkse “KOR-omzet” is minder dan € 20.000.
  • Uw onderneming is ontheven van de administratieve verplichtingen. Let op: uw onderneming gaat automatisch over op de nieuwe KOR.
  • U heeft voor meer dan € 12.000 ex. btw aan zonnepanelen op uw privéwoning geplaatst.
  • U schaft in 2020 zonnepanelen aan of een tweede/derde set aan zonnepanelen voor plaatsing op uw privéwoning.

(Bron: Abab)

Een erflater verkoopt een woning aan de toekomstige erfgenamen. Vervolgens blijft hij er zelf in wonen. Toch kunnen de erfgenamen bij zijn overlijden alsnog erfbelasting verschuldigd zijn over de waarde van de woning, ook al behoort deze niet tot de nalatenschap. Hoe zit dit? En is dit te voorkomen?

Moeder en dochter woonden gezamenlijk in een woning die eigendom was van moeder. Eind 2014 verkoopt moeder de woning aan dochter voor 155.000 euro. De WOZ-waarde was op dat moment 204.000 euro. De volledige koopsom wordt vervolgens kwijtgescholden. Deze schenking is voor een bedrag van 100.000 euro vrijgesteld op grond van de verhoogde vrijstelling voor een eigenwoningschenking, de zogenaamde ‘jubelton’. Het resterende bedrag is belast en dochter betaalt 5.500 euro aan schenkbelasting.  Moeder en dochter blijven de woning samen bewonen. Binnen 180 dagen na de eigendomsoverdracht komt moeder te overlijden.

Fictieve verkrijging

Na het overlijden van moeder wordt er aangifte erfbelasting gedaan. De woning wordt niet in de aangifte opgenomen omdat deze niet meer haar eigendom is. De inspecteur ziet dit anders. Op grond van een bepaling in de Successiewet wordt de woning aangemerkt als een fictieve verkrijging door de dochter. Het woongenot van moeder heeft immers voortgeduurd tot aan haar overlijden.   

De zaak komt voor de rechter. De rechtbank stelt de inspecteur in het ongelijk: “Noch uit de akte van levering noch uit de aangifte blijkt dat de woning is verkocht onder het voorbehoud van gebruik en bewoning, zodat geen sprake is van een in juridische zin gevestigd vruchtgebruik.” Er is slechts sprake van een persoonlijk gebruiksrecht.

Beperkt uitleg vruchtgebruik

Vervolgens komt de vraag in hoger beroep terecht bij Hof Den Haag. Het Hof oordeelt dat de woning – fictief – wel tot de nalatenschap van moeder behoort. Vast staat dat moeder na de verkoop tot haar overlijden in de woning is blijven wonen. Daardoor had zij het genot van de woning. De rechtbank heeft een te beperkte uitleg gegeven aan het begrip ‘vruchtgebruik’. Dit is ook van toepassing wanneer er sprake is van een beperkt genot: “Een beetje genot is ook genot.” De woning wordt belast tegen de WOZ-waarde. De koopsom van 155.000 euro mag niet in aftrek worden gebracht, omdat deze geheel is kwijtgescholden.  

Hoe dit te voorkomen?

De heffing van erfbelasting had gemakkelijk kunnen worden voorkomen als moeder een vergoeding (huur) aan dochter had betaald. Die vergoeding moet ten minste 6% van de WOZ-waarde van de woning bedragen. Voor de erfbelasting wordt de waarde van een woning gesteld op de WOZ-waarde. Door het betalen van 12.240 euro aan huur per jaar aan dochter had deze tot maximaal 35.300 euro aan erfbelasting kunnen besparen.

Verder is er ook geen sprake van een fictieve verkrijging wanneer het genot uiterlijk 180 dagen voor overlijden eindigt.

(Bron: Alfa)

De vermogensrechtelijke verhouding tussen echtgenoten en geregistreerd partners wordt in het Burgerlijk Wetboek nauwgezet vastgelegd. Maar deze verhouding tussen ongehuwde samenwoners laat de wetgever grotendeels ongeregeld.

Aantrekkelijk, natuurlijk, voor wie niet veel opheeft met regels en wetten. Toch laat een recente uitspraak van de Hoge Raad zien dat het ontbreken van een samenlevingscontract niet (meer) betekent dat er geen aanspraken ontstaan van de ene partner op de ander.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad betrof een man en vrouw die een periode ongehuwd met elkaar samenwoonden, zonder samenlevingscontract. Tijdens de relatie financierde de vrouw uit eigen vermogen een verbouwing van de woning. De woning was echter eigendom van de man. Hierover maakten zij geen bijzondere afspraken. Na het verbreken van de relatie wilde de vrouw de kosten die zij had gemaakt voor de verbouwing, terugkrijgen. Tussen echtgenoten zou in dit geval meestal een vergoedingsrecht ontstaan: de vrouw zou een recht hebben gehad op een bepaalde vergoeding van de man. De waarde van de investering kwam immers alleen hem, als eigenaar van de woning, ten goede. De Hoge Raad maakte in deze uitspraak echter duidelijk dat de wettelijke regelingen die gelden voor echtgenoten, niet vanzelfsprekend ook gelden voor ongehuwde samenwoners. De vrouw kreeg geen recht op vergoeding.

Ongerechtvaardigde verrijking

Dit betekent niet dat een partner die geld steekt in bijvoorbeeld de woning van de andere partner, per definitie met lege handen staat. Als de man in de eerdergenoemde situatie verrijkt was door de verbouwing zónder rechtvaardiging, had de vrouw mogelijk wel op een vergoeding kunnen rekenen. Hiervoor is volgens de Hoge Raad vereist dat, als de vrouw niet had betaald, de man de verbouwing zelf zou hebben betaald. Maar de man in kwestie had de verbouwing zelf nooit kunnen betalen. Dus ook een beroep op ongerechtvaardigde verrijking hielp de vrouw niet verder.

Redelijkheid en billijkheid

De uitspraak opende echter wel de deur voor een vergoedingsrecht op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. ‘Tussen “informeel samenlevenden” bestaat een rechtsverhouding die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt bepaald,’ aldus de Hoge Raad. Ook als de partijen er bewust voor hebben gekozen geen afspraken te maken over hun samenleving, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid een vergoedingsrecht doen ontstaan. De vrouw in deze casus voerde hier echter niets over aan, waardoor de Hoge Raad haar hierin niet tegemoet kon komen. Maar wie in een ander, vergelijkbaar geval meent een vergoedingsrecht te hebben, doet er dus goed aan te betogen dat in zijn of haar specifieke omstandigheden sprake is van een vergoedingsrecht op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid.

De makkelijkste oplossing

De beste optie blijft uiteraard om zelf het roer in handen te houden en uitdrukkelijke afspraken te maken met de partner. Dit kan bijvoorbeeld door een samenlevingscontract op te stellen, maar ook het simpelweg vastleggen van enkele afspraken kan al veel onzekerheid en onduidelijkheid voorkomen.

(Bron: Flynth)

De bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s van de zaak stijgt, een jaar eerder dan aangekondigd, per 2020 van 4% naar 8%. Dit staat in de plannen voor het klimaatakkoord die het kabinet heeft gepresenteerd.

Bijtelling en elektrische auto van de zaak

De hogere bijtelling gaat gelden voor nieuwe elektrische auto’s tot een cataloguswaarde van € 45.000. Over de meerwaarde betalen uw werknemers dan 22%. Voor overige auto’s geldt vanaf 1 januari 2017 nog steeds het standaardbijtellingspercentage van 22%. 

Verhoging bijtelling elektrische auto

De verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s is nog niet definitief, maar naar verwachting gaat dat dit jaar wel gebeuren. Wij houden u op de hoogte.

(Bron: ABAB)

Als ondernemer bent u verplicht een administratie te voeren. In beginsel bent u vrij te bepalen hoe u dit doet, maar uw administratie moet wel binnen een redelijke termijn te controleren zijn.

U bent er zelf verantwoordelijk voor dat uw administratie controleerbaar blijft. U moet de administratie ook bewaren, in beginsel zeven jaar en minstens tien jaar als het onroerende zaken betreft. Ook dit is niet vormvrij, want de eis blijft gelden dat een en ander binnen een redelijke termijn te controleren moet zijn.

Een voorbeeld

Onlangs oordeelde de rechter in een schoolvoorbeeld van een administratie die niet op orde was. De administratie was digitaal, maar de detailgegevens waren niet digitaal en slechts deels bewaard. Bovendien waren ze voor een deel onleesbaar. Wel waren er dozen vol kassarollen van vele tientallen meters lang.

De inspecteur legde daarom een informatiebeschikking op. Bij een informatiebeschikking moet u de gevraagde administratieve bescheiden alsnog op de juiste wijze aanleveren. De ondernemer in kwestie vond dat hij hieraan voldaan had, maar de rechter was het daar niet mee eens. De administratie was onvolledig en de dozen met kassarollen waren onmogelijk binnen een redelijke termijn te controleren.

Neem voor het juist inrichten van uw administratie contact met ons op!

Verzending van een poststuk rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van dit stuk op het daarop vermelde adres. Daarom moet een belanghebbende de ontvangst van een boetebeschikking ontzenuwen. Het is daarvoor voldoende dat hetgeen hij aanvoert leidt tot twijfel of hij de boetebeschikking heeft ontvangen. Lukt dat? Dan moet de inspecteur nader bewijs leveren. Deze nieuwe bewijsregels voor boetebeschikkingen gaan gelden vanaf 1 augustus 2019.

Een B.V. verzuimde aangifte vennootschapsbelasting te doen. De Belastingdienst legde daarom een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting op en een verzuimboete. De ambtshalve aanslag en beschikking verzuimboete hadden een dagtekening van 26 juli 2014. Op 2 oktober 2014 ontving de inspecteur een bezwaar tegen de aanslag en de boetebeschikking. De inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Het hof verklaarde het hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank op het beroep ook niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

Gewone bewijsregels ook voor boetes

In cassatie is de ontvankelijkheid van het hoger beroep in geschil. De Hoge Raad oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar- of beroepschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting terecht is uitgesproken door het hof. De Hoge Raad gaat nog in op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de boete. In het arrest van de Hoge Raad oordeelde de Hoge Raad voor een boetebeschikking als volgt. Stelt de belastingplichtige dat de termijnoverschrijding buiten zijn schuld om is ontstaan? Dan kan de inspecteur slechts de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar uitspreken als de inspecteur kan bewijzen dat hetgeen de belastingplichtige stelt over de niet-ontvankelijkheid onjuist is. In rechtspraak over bestuurlijke boetes is voor bestuurlijke boetes een andere opvatting zichtbaar geworden. Daarom gaat de Hoge Raad om. De gewone bewijsregels moeten ook gaan gelden voor boetes. In het kort komen die op het volgende neer. Verzending van een boetebeschikking per post rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van dit stuk op het daarop vermelde adres. Stukken die per post worden verzonden, komen in de regel aan bij de geadresseerde. Als een belanghebbende de ontvangst van een poststuk betwist, moet hij het vermoeden van ontvangst ontzenuwen. Daarbij is het voldoende dat op grond van wat hij aanvoert, de ontvangst of aanbieding van de beschikking redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Slaagt de belanghebbende daarin, dan is de inspecteur aan zet om nader bewijs te leveren ten aanzien van de ontvangst of aanbieding van de boetebeschikking.

(Bron: Taxlive)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel degelijk sprake is geweest van begunstigend beleid voor de situatie waarin belastingrente wordt berekend terwijl de Belastingdienst al over het geld beschikt. Het hof matigt vervolgens de te betalen belastingrente.

In de, op 25 april 2017 ingediende, VPB-aangifte 2015 verwerkt de gemachtigde van X bv abusievelijk de op de voorlopige aanslag betaalde VPB als ‘te verrekenen dividendbelasting’. Uit de VPB-aangifte volgt een bedrag aan terug te ontvangen VPB van € 6421. X bv ontvangt vervolgens op 15 mei 2017 het op de VA betaalde bedrag van € 26.398 terug. De gemachtigde wijst de inspecteur er op dat slechts recht bestaat op een teruggaaf van € 6421, waarop de inspecteur met dagtekening 1 juli 2017 de definitieve aanslag oplegt. Hij brengt daarbij € 1786 aan belastingrente in rekening. X bv beroept zich op begunstigend beleid, en stelt dat maximaal € 190 aan belastingrente is verschuldigd. De inspecteur stelt dat er helemaal geen sprake is geweest van begunstigend beleid, en als dat al zo is geweest, dat dat op 7 juni 2017 is ingetrokken.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel degelijk sprake is geweest van begunstigend beleid voor de situatie waarin belastingrente wordt berekend terwijl de Belastingdienst al over het geld beschikt. X bv kan zich ook op dit begunstigend beleid beroepen. Het hof verwerpt daarbij de stelling van de inspecteur dat de stukken slechts interne stukken waren. Ook niet gepubliceerd begunstigend beleid kan de inspecteur namelijk binden. De belastingrente moet dan ook worden beperkt met de rente over de periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over het betaalde bedrag en bedraagt € 190. Het gelijk is aan X bv.

(Bron: Taxlive)

De fiscale aftrek van scholingsuitgaven blijft ook volgend jaar nog bestaan. De regeling gaat naar verwachting pas per 2021 verdwijnen. De aftrek zal dan worden vervangen door een subsidie voor de kosten van opleiding of scholing.

Fiscale aftrek

De wet inkomstenbelasting kent momenteel een fiscale aftrekmogelijkheid voor bepaalde scholingsuitgaven. De aftrek betreft met name cursusgelden en verplichte leermiddelen. Overige scholingskosten zijn niet aftrekbaar.

Voordeel aftrek

Het voordeel van de aftrek is afhankelijk van het te betalen belastingtarief. Hogere inkomens hebben hierdoor meer profijt van de regeling. De regeling kent ook een drempel en een plafond, waardoor de eerste €250 niet tot aftrek leiden en ook het meerdere boven €15.000 niet aftrekbaar is.

Alternatief

De fiscale aftrek gaat naar verwachting per 2021 verdwijnen. De aftrek zal dan worden vervangen door een subsidie voor de kosten van opleiding of scholing, waarmee werkenden en niet-werkenden hun toegang tot de arbeidsmarkt kunnen verbeteren. Hiervoor komt €200 miljoen beschikbaar, net zoveel als de kosten van de huidige aftrek.

Omvang tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming in de scholingskosten zal €1.000 tot €2.000 per persoon bedragen. Hierdoor kunnen 100.000 tot 200.000 belangstellenden van de subsidie gebruik maken.
De tegemoetkoming wordt, om misbruik te voorkomen, niet aan het individu betaald, maar via de uitvoerder rechtstreeks aan de opleider.

Individuele budgetten

Er is ook aandacht voor individuele scholingsbudgetten, waarover in steeds meer arbeidsovereenkomsten afspraken worden gemaakt. Om meer duidelijkheid te geven over de (on)belastbaarheid van die individuele scholingsbudgetten gaat de Belastdienst de voorlichting hierover vergroten.

(Bron: Koenen en Co)

Voor de aftrek van hypotheekrente stelt de fiscus een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat u moet kunnen bewijzen dat het geleende geld daadwerkelijk gebruikt is voor de aanschaf of bijvoorbeeld (ook) voor het verbouwen van de eigen woning. Dit bewijs moet u ieder jaar waarin u gebruikmaakt van de aftrekmogelijkheid, kunnen aanleveren.

Hoelang moet ik mijn hypotheekakte bewaren?

Het bewijs moet u kunnen leveren met schriftelijke bescheiden, zoals de akte van levering van uw woning. Tevens moet u dit over een langere periode kunnen leveren, ook als de navorderingstermijn over het jaar van aankoop of verbetering van de woning verstreken is. Ook het feit dat de aftrek in uw aangifte in eerdere of latere jaren is aanvaard door de inspecteur doet niet ter zake, aldus de Hoge Raad in een recente zaak. Dit kan alleen anders zijn als de inspecteur zich die jaren expliciet over de aftrek heeft uitgelaten en met de aftrek heeft ingestemd.

Let op!

Het is van groot belang dat u de bewijzen inzake een afgesloten hypotheek goed bewaart. In ieder geval zolang u de rente in aftrek wilt brengen.

(Bron: Van Oers)