DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws

Het is mogelijk dat de Belastingdienst de loonheffing in de voorlopige aanslag inkomstenbelasting voor 2019 verkeerd heeft berekend waardoor de de teruggave groter is dan verwacht of het te betalen bedrag lager.

De Belastingdienst stuurt een excuusbrief en een nieuwe aanslag waarin de loonheffing juist is berekend. De aanslag is mogelijk verkeerd berekend wanneer alle, onderstaande situaties van toepassing zijn:

  • De belastingplichtige is in 2019 jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
  • De belastingplichtige heeft zowel inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking.
  • Er is sprake van dubbele dienstbetrekking.
  • Het hoogste inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking is lager dan € 6.758.
  • Het hoogste inkomen uit vroegere dienstbetrekking is hoger dan het hoogste inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking.

Bron: Belastingdienst

In de aanloop van elk nieuw kalenderjaar worden de heffingskortingen opnieuw vastgesteld. Zo ook voor het jaar 2016. Normaal gebeurt dat tijdig, zodat de Belastingdienst hiermee nog rekening kan houden met de uitbetaling van voorlopige teruggaven. Maar dat was niet het geval met de met €12 verhoogde algemene heffingskorting voor 2016. Die verhoging werd pas bekend in december 2015, waardoor de Belastingdienst daar geen rekening meer mee kon houden bij de uitbetaling van de voorlopige teruggaven. Nu wil het geval dat voor een teruggaaf bij de definitieve aanslagregeling in 2016, net als in 2018 overigens, een minimaal teruggavebedrag gold van € 14. Daarom konden veel belastingplichtigen die genoemde € 12 niet alsnog ontvangen bij de definitieve aanslagregeling. Toch is nu besloten om het bedrag alsnog uit te betalen aan, naar wij hebben begrepen, zo’n 175.000 belastingplichtigen. Behoort u tot die groep? Dan zult u hierover binnenkort een brief ontvangen van de Belastingdienst.

(Bron: RB)

U spaart en/of belegt? Dan heeft u te maken met belastingheffing in box 3. Voor het jaar 2019 heeft de staatssecretaris de nieuwe forfaitaire rendementscijfers bekend gemaakt. Bekijk de nieuwe belastingtarieven en lees onze toelichting op de nieuwe tarieven.

Cijfers rendementsklassen 2019

Rendementsklasse Normrendement
I (sparen) 0,13%
II (beleggen) 5,60%

Forfaitaire normrendementen per vermogensschijf 2019

Op basis van deze cijfers per rendementsklasse zijn de volgende forfaitaire normrendementen per vermogensschijf te berekenen voor 2019. Over het normrendement betaalt u in box 3 een belasting van 30 procent. Het belastingdrukpercentage op het box 3 vermogen ziet u in onderstaande tabel.

Uw vermogen Normrendement Belastingdruk (tarief 30%)
€ 30.360* Vrijstelling Vrijstelling
Van € 0** tot en met € 71.650 1,94% 0,58%
Van € 71.651 tot en met € 989.736 4,45% 1,34%
Vanaf € 989.737 5,60% 1,68%

* Het heffingsvrije vermogen bedraagt: € 30.360 (voor fiscale partners wordt dit bedrag verdubbeld).

** Vanaf het heffingsvrije vermogen.

Ook in 2019 betaalt u meer dan 100 procent belasting over uw rente

Omdat het cijfer inzake de rendementsklasse I (sparen) tegenwoordig is gekoppeld aan de maandcijfers over een 12-maandsperiode die eindigt op 30 juni jongstleden, is deze informatie pas recent beschikbaar.

In de eerste vermogensschijf weegt ‘beleggen’ (rendementsklasse II) ook mee. En wel voor circa tweederde deel. Daarom bedraagt het normrendement zelfs al in de eerste vermogensschijf 1,94 procent. Dat is natuurlijk nog altijd veel te hoog ten opzichte van hetgeen een risicomijdende spaarder momenteel daadwerkelijk aan rente ontvangt.

Zelfs met de aanpassingen die sinds 1 januari 2017 bij box 3 zijn doorgevoerd, doet zich nog steeds de situatie voor dat belastingplichtigen meer dan 100 procent belasting betalen over de gerealiseerde rentebate. En dat is in 2019 dus opnieuw het geval.

Verkorten van de referentieperiode

De verkorting van de referentieperiode, in 2017 nog vijf jaar en sinds 2018 nog maar 12 maanden, voor het bepalen van de spaarrente is eigenlijk een listig verhaal. De wijziging is doorgevoerd per 1 januari 2018. Uiteraard sluit het normpercentage op deze manier beter en sneller aan bij het werkelijke rendement. Als de rente stijgt, werkt dat vanwege die kortere referentieperiode beduidend sneller door naar het normrendement van box 3.

Het verkorten van de referentieperiode kan daarom in het voordeel van de belastingdienst uitwerken. Zolang in de eerste vermogensschijf de rendementsklasse II (beleggen) zwaar meetelt, blijft u sowieso last houden van een te hoog normrendement. En zolang de rentevoet laag blijft, blijft box 3 een onrechtvaardig systeem.

(Bron: GT)

Vanuit fiscaal oogpunt bestaat de mogelijkheid om hypotheekrente voor uw eigen woning vooruit te betalen. Regelmatig komt dit terug in de lijstjes met fiscale eindejaarstips. Bij vooruitbetaling is de in 2018 vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op een tijdvak dat uiterlijk op 30 juni 2019 eindigt, nog in 2018 aftrekbaar. Vanuit fiscaal oogpunt kan dit interessant zijn gelet op de reeds ingezette afbouw van de hypotheekrenteaftrek en de aangekondigde versnelling van deze afbouw uit het Belastingplan 2019.

Hypotheekrente eigen woning aftrekbaar

In 2019 is de hypotheekrente voor de eigen woning aftrekbaar tegen een tarief van maximaal 49%. In 2018 is dit nog 49,5%. Vanaf 2020 zal de afbouw versneld worden met 3% per jaar, totdat in 2023 het niveau van het belastingtarief van de eerste schijf is bereikt (37,05%).

Door vooruit te betalen kunt u de betaalde hypotheekrente voor de eigen woning nog aftrekken tegen het nog hogere geldende tarief van het jaar ervoor. Voor 2018-2019 zal het tariefvoordeel slechts 0,5% bedragen. Voor 2019-2020 zal dit tarief voordeel oplopen tot 3%. Bij een hogere rente zal het voordeel logischerwijs ook hoger uitvallen. Tevens zal bij een eventueel box 3 vermogen de vooruitbetaalde rente geen onderdeel meer uitmaken van uw vermogen op 1 januari.

Aandachtspunten vooruit betalen hypotheekrente

Tegenover de voordelen staan ook een aantal aandachtspunten. Zo dient tijdig afgestemd te worden met de geldverstrekker (Bank of eigen B.V.) of vooruitbetaling (praktisch) mogelijk is. Tevens dient rekening gehouden te worden met eventuele administratiekosten c.q. verwerkingskosten die het voordeel laten verminderen of zelfs laten verdwijnen.

(Bro: BDO)

Als u een eigen woning bezit, kunt u in beginsel de hypotheekrente aftrekken. Verkoopt u de woning en koopt u een andere woning terug, dan geldt het uitgangspunt dat u de ‘oude’ lening kunt toerekenen aan de nieuw gekochte woning. Dit kan ook als de oude woning op het moment van aankoop van de nieuwe, nog niet is verkocht. Dit heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eerder beslist.

Oude woning nog niet verkocht

Zoals vaker voorkomt, had in deze zaak een belastingplichtige een woning gekocht, terwijl zijn oude woning nog niet verkocht was. Hij had de nieuwe woning gefinancierd met een tweetal leningen en met een deel eigen geld. Nadat de oude woning verkocht was, wilde hij een deel van de oude lening weer toerekenen aan de aanschaf- en verbouwingskosten van de nieuwe woning en de rente op deze oude lening aftrekken.

Besluit

In een Besluit van het ministerie van Financiën uit 2010 wordt deze ‘herbesteding’ van financiële middelen toegestaan en goedgekeurd dat de rente op een dergelijke lening aftrekbaar is. In het betreffende geval was de oude woning na drie jaar echter nog niet verkocht. In dat geval gaat de fiscus ervan uit dat deze ‘fictief is vervreemd’. De woning en corresponderende lening worden dan gezien als vermogen en verhuizen naar box 3. Naar het oordeel van de Belastingdienst was de goedkeuring in deze situatie niet van toepassing.

Wat zegt de rechter?

De rechter was van mening dat het besluit aldus moest worden uitgelegd, dat ook bij een fictieve vervreemding de lening mee kan verhuizen naar de nieuwe woning.

Bijleenregeling

Het enige waarmee hierbij rekening moet worden gehouden, is de bijleenregeling. In het kort komt deze erop neer dat wanneer uw oude woning meer opbrengt dan het bedrag van de erop rustende financiering, het meerdere op de lening voor uw nieuwe woning in mindering moet worden gebracht.

Heeft u vragen over de toerekening van een lening na verhuizing naar een andere woning, neem dan contact met ons op.

(Bron: SRA)

Het kabinet werkt de plannen over de positie van zzp’ers op de arbeidsmarkt verder uit. De plannen ter vervanging van de Wet DBA blijven op hoofdlijnen zoals deze in het regeerakkoord zijn geschetst. De invoering van de verplichte arbeidsovereenkomst bij een laag tarief en de opt-out mogelijkheid aan de bovenkant van de arbeidsmarkt lopen echter vertraging op: er wordt naar gestreefd deze per 2021 in te voeren. In de loop van 2019 wordt bezien of en wanneer de webmodule voor opdrachtgevers wordt ingevoerd en wat dit betekent voor het huidige handhavingsmoratorium van de Wet DBA. Deze status blijkt uit de voortgangsbrief van het kabinet over dit dossier.

Webmodule

Via een webmodule krijgen opdrachtgevers zekerheid over de vraag of een arbeidsrelatie kan worden gezien als ‘buiten dienstbetrekking’. In dat geval geeft de webmodule een opdrachtgeversverklaring af die de werkgever vrijwaart van loonheffingen (tenzij de vragen niet naar waarheid zijn beantwoord en tenzij feitelijk anders wordt gewerkt). De verwachting is dat de webmodule eind 2019 gereed is; maar het kabinet houdt een kleine slag om de arm of met de webmodule zekerheid kan worden gegeven. Voor de zomer zal het kabinet een update geven over de testresultaten en de ingebruikname van de webmodule.

Arbeidsovereenkomst bij laag tarief

Deze maatregel kan volgens het kabinet worden vormgegeven door een nieuwe arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek op te nemen, die gelijkwaardig is aan de bestaande arbeidsovereenkomst. De maatregel loopt vertraging op tot tenminste 2021, omdat er een substantieel risico is dat de zij strijdig is met EU-recht. Om die reden worden ook alternatieve maatregelen onderzocht ter bescherming van zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Concreet noemt het kabinet een minimumtarief, dat inhoudt dat zzp’ers niet minder dan tussen de 15 en 18 euro per uur betaald mogen krijgen.

Opt-out bij hoog tarief

De consequenties van de opt-out voor zelfstandigen met een hoog tarief zijn nader ingevuld. De afbakening van de groep voor wie de opt-out gaat gelden is nog niet helemaal duidelijk; de tariefgrens van € 75 lijkt nog niet definitief. Ook deze maatregel zal niet eerder ingaan dan per 2021.

Bij een opt-out verklaren opdrachtgever en opdrachtnemer gezamenlijk dat zij wensen dat de opdrachtnemer niet als verzekerde voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd. Daarmee is de opdrachtgever gevrijwaard van loonheffingen, ook als blijkt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De vrijwaring geldt niet als niet aan de voorwaarden voor de opt-out is voldaan; dan kan wel met terugwerkende kracht worden beoordeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De opdrachtnemer die een opt-outverklaring heeft ondertekend, heeft geen recht op uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen.

Handhaving Wet DBA

Op 1 juli 2018 heeft de Belastingdienst het Toezichtplan Arbeidsrelaties gepubliceerd, dat invulling geeft aan het toezicht op arbeidsrelaties gedurende het huidige handhavingsmoratorium, dat in ieder geval duurt tot 1 januari 2020. Het plan houdt in dat de Belastingdienst minimaal 100 opdrachtgevers selecteert om te bezoeken en mee in gesprek te gaan over hun werkwijze met opdrachtnemers. Het kabinet geeft aan dat de 100 opdrachtgevers inmiddels zijn geselecteerd en het merendeel van de bedrijfsbezoeken is gestart. In de loop van 2019 wordt duidelijk hoe de handhaving verder zal worden ingevuld, nu de beoogde datum van 2020 (deels) niet zal worden gehaald.

Verduidelijking begrip gezagsverhouding

Het kabinet heeft eerder aangekondigd het begrip ‘gezagsverhouding’ – als één van de criteria voor een arbeidsovereenkomst – te zullen verduidelijken. Per 1 januari 2019 zal deze verduidelijking worden opgenomen in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst. De tekst is al gepubliceerd en is hier beschikbaar. In de tekst wordt een reeks aan relevante aspecten benoemd, maar worden geen handvatten geboden om deze aspecten te wegen. Daar is immers ook de webmodule voor bedoeld.

(Bron: PWC)

Staatssecretaris Snel meldt in de 22e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst dat de problemen nog groot, complex en hardnekkig zijn. De afhandeling van bezwaren binnen de Awb-termijn lukt steeds minder goed.

Bezwaarbehandeling

Het percentage dat binnen de Awb-termijn wordt afgehandeld is van 85% in de eerste helft van 2017 gedaald naar 81% in de eerste helft van 2018. Per belastingmiddel verschilt dit percentage en de oorzaak daarvan. De grootste hoeveelheid bezwaren ziet op de inkomensheffing. Er zijn het afgelopen half jaar stappen gezet om het bezwaarproces daar te verbeteren. Deze maatregelen sorteren echter nog onvoldoende effect, omdat de werving van nieuwe personele capaciteit voor dit proces moeizaam verloopt. Ook bij andere belastingmiddelen wordt de Awb-termijn voor bezwaren te weinig gehaald. Snel stuurt eind november een brief met een Belastingdienstbrede analyse van het probleem en mogelijke oplossingen.

 

Gebruik van camerabeelden voor toezicht privégebruik auto

Het onderzoek naar het gebruik van (gegevens ontleend aan) camerabeelden voor de controle van de bijtelling privégebruik auto in de inkomsten- en loonbelasting wijst uit dat met het gebruik van de camerabeelden niet kan worden voldaan aan het vereiste van proportionaliteit dat voortvloeit uit de privacyregelgeving. Daarom heeft Snel besloten deze camerabeelden niet meer te gebruiken voor dit toezicht. Voor de controle of een auto van de zaak waarvoor niet wordt bijgeteld op (kalender)jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, hanteert de Belastingdienst een mix aan controle-instrumenten. Nu de camerabeelden niet meer worden gebruikt, voert de Belastingdienst de controle met de andere beschikbare instrumenten uit.

 

Schenk- en erfbelasting

De achterstand kan naar verwachting in lijn met een eerdere toezegging in 2018 worden verminderd naar het gebruikelijke niveau. Snel zal de Kamer later dit jaar daar nog over informeren.

 

Over de resultaten van alle inspanningen zal Snel in de 23e halfjaarsrapportage rapporteren. Dit zal de laatste halfjaarsrapportage zijn. De Kamer zal voortaan een jaarplan ontvangen over de de doelstellingen en plannen van de Belastingdienst. Het eerste Jaarplan ‘nieuwe stijl’ stuurt Snel begin november naar de Kamer.

(Bron: Taxence)

Als ondernemer geniet u tal van fiscale voordelen. Maar wanneer bent u als zzp’er fiscaal gezien ondernemer?

Fiscale voordelen

TractorHet ondernemerschap kent tal van fiscale voordelen. Een belangrijk fiscaal voordeel is de zelfstandigenaftrek van € 7.280. De voorwaarden voor deze aftrek is dat u ondernemer voor de inkomstenbelasting bent en dat u voldoet aan het urencriterium van 1.225 uur per jaar.

Zzp’er ondernemer?

Eerder bracht een zzp’er zijn zaak voor de rechter, omdat de inspecteur hem niet als ondernemer wilde aanmerken. In plaats daarvan was volgens de inspecteur sprake van resultaat uit werkzaamheid. Dit betekende dat geen recht bestond op onder andere de zelfstandigenaftrek.

Ook zelfstandig beroep

Uit de uitspraak volgt allereerst dat ook een zelfstandig uitgeoefend beroep een onderneming kan vormen. In de betreffende zaak was de zzp’er zelfstandig werkzaam in de agrarische sector. De rechter ging daarop na of voldaan werd aan de fiscale eisen voor het ondernemerschap.

Eén opdrachtgever, toch onderneming

In één van de ter discussie staande jaren werd 93% van de opbrengst door de zzp’er behaald via één opdrachtgever. Toch stond dit een onderneming niet in de weg. Belangrijker was of er voldoende ondernemersrisico werd gelopen.

Ondernemersrisico

Uit de feiten bleek dat de zzp’er inderdaad ondernemersrisico liep. Zo diende de man zelf voor voldoende klanten te zorgen, was hij zelf aansprakelijk voor eventuele schade, liep hij debiteurenrisico en diende hij vooraf in te schatten hoeveel uren werk een bepaalde klus zou opleveren. De rechter kwalificeerde de man dan ook als ondernemer.

Geen investeringen?

Dat er niet geïnvesteerd zou zijn, was volgens de rechter niet van belang. Ook niet dat er zich geen enkel debiteurenrisico had voorgedaan. Bepalend is slechts of dat risico al dan niet gelopen wordt.

Heeft u vragen over de fiscale eisen ten aanzien van het ondernemerschap, neem dan contact met ons op.

(Bron: HLB)

Kan ik mijn onderneming voortzetten?

Als ondernemer krijgt u bij een echtscheiding het nodige voor de kiezen. Naast keuzestress over de verdeling van het vermogen, het pensioen en de koopwoning komt u ook voor de vraag te staan of de onderneming kan worden voortgezet. En zo ja, wat moet u aan uw ex-partner betalen? Dit kan leiden tot vele discussies. Het uitkopen van uw ex-partner kan een behoorlijke aanslag betekenen op de financiering. En vergeet niet dat u mogelijk ook alimentatie moet betalen.

Wat is de waarde van mijn onderneming?

Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen, moet u de waarde van de onderneming of van de aanmerkelijk belang aandelen van de dga verdelen. Dit speelt ook als in huwelijkse voorwaarden een verrekenbeding is opgenomen. Uw ex-partner heeft mogelijk recht op een deel van de waarde van de onderneming of de aandelen.

Die waarde van uw onderneming is op verschillende manieren te bepalen. Denk hierbij niet alleen aan het vaststellen van de waarde van de bezittingen van de onderneming, maar ook aan de wijze van waardering van de winsten. En dat kan leiden tot een andere verrekening vordering van de ex-partner. Onze waarderingsspecialisten helpen u graag bij het vaststellen van de waarde van uw onderneming.

Per 1 januari 2018 is het huwelijksvermogensrecht gewijzigd

Wanneer u al een onderneming heeft voordat u trouwt (huwelijken na 1 januari 2018), dan valt deze onderneming buiten de beperkte gemeenschap van goederen. Start u tijdens het huwelijk een onderneming? Dan valt de onderneming, net als onder de oude wetgeving, in de gemeenschap van goederen. Wanneer dit wegens het ondernemersrisico of anderszins niet gewenst is, dan moet u ook onder de nieuwe wetgeving huwelijkse voorwaarden opmaken. Dit kan een hoop extra leed bij een echtscheiding voorkomen.

Heeft advies nodig bij de financiële keuzes die u moet maken na een echtscheiding? Neem contact met mij op. Ik denk graag met nu mee.

(Bron: GT)

Met de invoering van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod heeft de rechter de mogelijkheid om bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, nv’s, bv’s en stichtingen een bestuursverbod op te leggen voor de maximale duur van vijf jaar. In september zijn de eerste twee verboden ingeschreven in het door de Kamer van Koophandel (KvK) bijgehouden register.

Civielrechtelijk bestuursverbod voor wangedrag bij faillissementen

De wet geeft de rechter onder meer de mogelijkheid om bestuurders die faillissementsfraude plegen of zich schuldig maken aan wangedrag in aanloop naar een faillissement een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Het bestuursverbod geldt bij faillissementen van na 1 juli 2016. Het Openbaar Ministerie en de curator van de failliete rechtspersoon kunnen de rechtbank verzoeken het verbod op te leggen.

Overzicht van opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden

Bij invoering van de wet is bepaald dat Handelsregisterwet 2007 zou worden aangepast, zodat het registreren van opgelegde bestuursverboden door de KvK mogelijk wordt. De aanpassing van de wet heeft vertraging opgelopen, waardoor er juridisch gezien nog geen verboden kunnen worden geregistreerd in het door de KvK inmiddels opengestelde register. De KvK heeft de opgelegde bestuursverboden die door de Rechtbank Den Haag zijn opgelegd wel al gepubliceerd. In een overzicht op de website houden zij de opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden bij. Hierbij vermelden zij naam van de natuurlijke persoon en tevens de begin- en einddatum waarop het verbod van kracht is. Ook wordt de datum en tijd getoond dat het bestuursverbod openbaar is. Na afloop van het bestuursverbod worden de gegevens van de betreffende natuurlijke persoon verwijderd uit het overzicht.

Op de website van de KvK kunt u het volledige overzicht zien van de opgelegde bestuursverboden. Weer een extra reden om het handelsregister te raadplegen.

(Bron: ABAB)