DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws

Het kabinet heeft bepaald dat per 1 januari 2019 het verlaagde btw-tarief van 6% wordt verhoogd naar 9%. Hierdoor worden bepaalde goederen en diensten vanaf 2019 3% duurder. De goederen en diensten die onder dit verlaagde btw-tarief vallen zijn onder andere voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische goederen, boeken, kappersdiensten, restaurantdiensten en personenvervoer.

Deze verhoging heeft vooral invloed op particulieren en ondernemers die geen recht hebben op aftrek van de door hun betaalde btw. Behoort u tot deze groep? Dan kan het verstandig zijn om deze goederen en diensten in te kopen voor 1 januari 2019, zodat u nog gebruik kan maken van het 6% tarief (een besparing van 3% btw). Het is belangrijk dat niet alleen de goederen en diensten voor 1 januari 2019 zijn ingekocht, maar dat deze ook voor 1 januari 2019 worden geleverd en verricht. Voor de prestaties die worden verricht voor 1 januari 2019 maar na 1 januari 2019 worden gefactureerd, geldt het 6% btw-tarief.

Daarnaast is het van belang om als ondernemer vanaf 1 januari 2019 9% btw af te dragen over de prestaties die onder het verlaagde btw-tarief vallen.

(Bron: DRV)

Onlangs publiceerde de Autoriteit Persoonsgegevens het onderzoeksrapport over het btw-identificatienummer. In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gereageerd op de resultaten van het onderzoek.

De conclusie uit het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens was dat het gebruik van het burgerservicenummer in het btw-identificatienummer van de ondernemers geen wettelijke grondslag heeft en dus in strijd is met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De staatssecretaris van Financiën onderschrijft de resultaten en conclusies die de Autoriteit Persoonsgegevens trekt volmondig. In zijn brief geeft hij echter ook aan dat het omzetten van het btw-identificatienummer naar een bruikbaar alternatief uitermate complex is.

De afgelopen jaren is er al meerdere malen onderzoek verricht naar alternatieven voor het burgerservicenummer in het btw-identificatienummer. Uit deze onderzoeken volgt dat de mogelijke alternatieven grote operationele gevolgen hebben.

Alternatief

Na hernieuwd onderzoek in het afgelopen voorjaar kwam er een alternatief naar voren dat op dit moment verder wordt onderzocht. Alle bestaande en nieuwe ondernemers krijgen dan een nieuw btw-identificatienummer voor extern gebruik. Dit nieuwe nummer kunnen ondernemers gebruiken in alle uitingen aan derden (op facturen, website e.d.) en ook in de correspondentie naar de Belastingdienst.

In de systemen van de Belastingdienst zal het oude (op het burgerservicenummer gebaseerde) btw-identificatienummer nog steeds worden gebruikt. Voor een goede koppeling in de systemen tussen het nieuwe en het oude btw-identificatienummer gebruikt de Belastingdienst een conversieservice.

Hoewel dit alternatief nog onderzocht wordt, is het duidelijk dat ook deze variant enorm complex is om door te voeren. Met name de verouderde systemen bij de Belastingdienst kunnen problemen opleveren bij de conversieservice. Daarnaast brengt deze mogelijkheid risico’s met zich mee voor de juiste afhandeling van btw-heffing en -verrekening.

Niet voor 1 januari 2019

De omzetting van het btw-identificatienummer zal niet kunnen worden gerealiseerd voor 1 januari 2019. De staatssecretaris gaat met de Autoriteit Persoonsgegevens om tafel om een overgangsperiode voor de realisatie van de omzetting te bespreken. Bovendien zal de omzetting van het btw-identificatienummer ook gevolgen hebben voor het bedrijfsleven, wat een invoeringstermijn rechtvaardigt.
(Bron:ABAB(

Op 1 mei 2016 trad de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) in werking ter vervanging van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Van begin af aan was er veel weerstand tegen de Wet DBA. Met als gevolg het opschorten van de handhaving. Alleen de echte ‘kwaadwillenden’ (denk aan opzet, of fraude) worden aangepakt. In een brief aan de Tweede Kamer informeren minister Koolmees (SZW) en staatssecretaris Snel (Financiën) over de stand van zaken en de beoogde vervolgstappen.

Wat was ook alweer het doel van de Wet DBA?

Het doel van de Wet DBA is om opdrachtgevers en –nemers vooraf meer duidelijkheid te geven of een arbeidsverhouding al dan niet kwalificeert als een dienstbetrekking. Deze zekerheid wordt verkregen door te werken met een door de belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst.

Afschaffing Wet DBA

In het Regeerakkoord van 2017 werd het vervangen van de Wet DBA door een nieuwe wet aangekondigd. De nieuwe maatregelen moeten uitvoerbaar en handhaafbaar zijn, zekerheid bieden aan ondernemers en hun opdrachtgevers en de administratieve lasten moeten zoveel mogelijk worden beperkt.

In de beoogde nieuwe wet wordt de kwalificatie wel/geen dienstbetrekking afhankelijk van het gehanteerde uurtarief. Op hoofdlijnen wordt dit als volgt beoordeeld:

  1. Laag tarief
    Bij opdrachten met een laag uurtarief, in combinatie met een langdurige werkperiode, of in combinatie met het verrichten van reguliere activiteiten wordt geacht altijd sprake te zijn van een dienstbetrekking. De grens van het lage uurtarief zal naar verwachting uitkomen tussen de 15 en 18 euro.
    Hoe deze maatregel zich verhoudt binnen het Europese recht, ten aanzien van het vrije verkeer van diensten, moet nog onderzocht worden.
  2. Hoog tarief
    Voor opdrachten met een hoog uurtarief (75 euro meer), in combinatie met een kortere werkperiode, of in combinatie met het verrichten van niet-reguliere activiteiten komt een ‘opt out’ uit de loonheffingen.
  3. Tussencategorie
    Voor de tussencategorie wordt een opdrachtgeversverklaring ingevoerd. Deze verklaring kan door de opdrachtgever worden verkregen door een webmodule in te vullen, met vragen over de aard van de werkzaamheden. Het kabinet onderzoekt of er een goede balans mogelijk is tussen het aantal vragen van de webmodule (administratieve lasten) en de kwaliteit van de uitkomst (voldoende zekerheid).

    Gezag
    Belangrijk criterium bij het bepalen of er sprake is van wel of geen dienstbetrekking, is of er sprake is van gezag. Juist dit onderdeel leidde tot veel onduidelijkheid en onrust bij de Wet DBA. Daarom zal het kabinet nog vóór het einde van dit jaar meer duidelijkheid geven over dit begrip.

Aanscherping handhaving per 1 juli

De handhaving van de Wet DBA is telkens opgeschort. Tot op heden worden alleen de ernstigste gevallen van kwaadwillendheid aangepakt. Vanaf 1 juli aanstaande verbreedt dit toezicht naar alle kwaadwillenden. Er is sprake van kwaadwillendheid als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én opzettelijke en evidente schijnzelfstandigheid. De belastingdienst moet dit aantonen.

Daarnaast wordt het toezicht aangescherpt. Op 1 juli aanstaande publiceert de belastingdienst een toezichtsplan en houdt het volgende in. De belastingdienst selecteert minimaal 100 opdrachtgevers uit verschillende branches en sectoren. Deze opdrachtgevers worden nog dit jaar door de belastingdienst bezocht om in gesprek te gaan over hun werkwijze met opdrachtnemers. Als blijkt dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking en kwaadwillendheid, stelt de belastingdienst een nader onderzoek in. Er worden zowel opdrachtgevers geselecteerd die gebruik maken van een (al dan niet goedgekeurde) modelovereenkomst, als opdrachtgevers die nog niet in beeld zijn geweest bij de belastingdienst.

Daarnaast onderzoeken de belastingdienst en de inspectie SZW of zij elkaars onderzoeksrapporten structureel kunnen uitwisselen en zet de inspectie SZW nog meer capaciteit in op de bestrijding van schijnzelfstandigheid.

Vervolgstappen

In januari 2018 heeft een verkenningssessie plaatsgevonden, waarbij veldpartijen (onder andere werkgevers- en zzp-organisaties) hun mening konden geven over de nieuwe plannen.

De behandeling in de Tweede Kamer vindt deze week plaats. Op 3 september wordt een vervolg gegeven aan de eerdere verkenningssessie. Een nadere uitwerking van de maatregelen volgt in het najaar. Zoals eerder vermeld wordt vóór het einde van dit jaar meer duidelijkheid gegeven over het begrip gezag.

Gevolgen voor de praktijk

Zolang de Wet DBA nog niet is afgeschaft, blijft deze van kracht. De belastingdienst heeft de handhaving echter opgeschort tot 1 januari 2020. Dat betekent dat als er achteraf wordt geconstateerd dat er sprake is van een dienstbetrekking, er geen naheffingen en boetes worden opgelegd. Alleen als er sprake is van kwaadwillendheid worden er wel naheffingen en boetes opgelegd. Vanaf 1 juli wordt het toezicht verbreed én aangescherpt. De kans is aanwezig dat een opdrachtgever nog dit jaar wordt geselecteerd voor een bedrijfsbezoek door de belastingdienst.

(Bron: GT)

In het regeerakkoord is bekendgemaakt dat het verlaagde btw-tarief met ingang van 1 januari 2019 wordt verhoogd van 6% naar 9%. De aangekondigde tariefsverhoging heeft gevolgen voor alle goederen en diensten waarop nu het 6%-tarief van toepassing is. Derhalve worden onder andere primaire levensbehoeften duurder, zoals voedingsmiddelen, leidingwater en medicijnen. Daarnaast heeft de wijziging bijvoorbeeld gevolgen voor bepaalde diensten in het kader van cultuur en recreatie (bijv. toegang tot concerten, sauna en zwembad, sportwedstrijden, huur vakantiewoningen) en bepaalde arbeidsintensieve diensten (o.a. fietsenmaker en kapper).

De verhoging van het verlaagde btw-tarief moet nog door de Eerste en Tweede Kamer worden goedgekeurd, maar de staatssecretaris van Financiën raadt ondernemers aan zich vast voor te bereiden op de wijziging. De voorbereidingen die ondernemers moeten treffen zijn onder andere het aanpassen van de administratie en prijzen en vanaf 1 januari 2019 de facturatie en btw-aangiften.

Toezegging achterwege laten naheffing voor in 2018 betaalde prestaties
Met het nieuwe btw-tarief hoeft nog geen rekening gehouden te worden voor prestaties die in 2019 worden verricht, maar reeds in 2018 worden betaald. De staatssecretaris heeft namelijk toegezegd dat de belastingdienst het tariefverschil voor deze gevallen niet zal naheffen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de ticketverkoop voor concerten die volgend jaar plaatsvinden nog met toepassing van 6% btw kan plaatsvinden. Voor ondernemers die diensten of goederen aanbieden tegen het verlaagde tarief biedt dit mogelijkheden om een besparing van 3% te realiseren.

(Bron: WVDB)

X dreef een onderneming op het gebied van het ontwerpen en plaatsen van stands op beurzen. X was BTW-plichtig maar diende over 2011 geen BTW-aangiften in. X deed in juli 2014 aangifte IB 2011 en 2012. Voor deze aangiften waren jaarstukken voor de eenmanszaak opgemaakt waaruit een te betalen BTW-bedrag over 2011 volgde van € 37.094. X diende geen BTW-suppleties over 2011 in. De inspecteur legde aan X behalve een naheffingsaanslag BTW over 2011 van € 37.094, ook vergrijpboeten op grond van artikel 10a AWR van € 18.547 op en op grond van artikel 67f AWR van € 9.273. X ging in beroep tegen de vergrijpboeten. De inspecteur stelde op de zitting dat de boete op grond van artikel 67f AWR moest worden vernietigd en dat de boete op grond van artikel 10a AWR moest worden verminderd tot € 100. Rechtbank Noord-Nederland stelde voorop dat artikel 10a AWR in samenhang moest worden gelezen met een bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen en uitgewerkte informatieverplichting. In dit geval was de boete opgelegd op grond van de informatieverplichting van artikel 15 UVBG OB en werd X het nalaten te suppleren verweten, terwijl hij wist dat er BTW verschuldigd was over 2011. De Rechtbank stelde vast dat belastingplichtigen op grond van artikel 15, lid 1, UVBG OB middels een suppletie de onjuistheid of onvolledigheid in een gedane aangifte aan de inspecteur kenbaar moesten maken, zodra zij een onjuistheid of onvolledigheid in een gedane aangifte hadden geconstateerd (én daardoor te veel of te weinig belasting was betaald). X had in het geheel geen aangiften gedaan, zodat de gedraging van X geen beboetbare gedraging opleverde in de zin van artikel 10a AWR jo. artikel 15 UVBG OB. De Rechtbank verwierp de stelling van de inspecteur dat artikel 15 UVBG OB zo moest worden gelezen dat ook een suppletieplicht bestond als helemaal geen aangifte was gedaan. De Rechtbank verklaarde het beroep van X gegrond en vernietigde beide vergrijpboeten.

(Bron: FUTD)

Sinds 2017 is het mogelijk om een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) belastingvrij af te kopen. Is een uitkering kapitaalverzekering eigen woning (KEW) ook belastingvrij te gebruiken voor de financiering van een verbouwing?

De volgende casus geeft daar antwoord op:

Een man heeft geruime tijd geleden een KEW gesloten in verband met de aflossing van zijn hypotheek. Door een erfenis heeft hij zijn lening grotendeels afgelost. Hij is nu van plan om een verbouwing te doen. Omdat hij de KEW toch niet meer nodig heeft om de lening af te lossen, vroeg hij zich af of hij de uitkering uit zijn KEW belastingvrij kan gebruiken voor de verbouwing.

Zoals gezegd is het sinds 2017 mogelijk om een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), een spaarrekening eigen woning (SEW) of een beleggingsrecht eigen woning (BEW) belastingvrij af te kopen ook al is niet voldaan aan de eis van 15 of 20 jaar jaarlijks sparen. De uitkering mag alleen worden gebruikt om een eigenwoningschuld (of een restschuld) mee af te lossen.

De financiering van een verbouwing met de uitkering uit een KEW, SEW of BEW is niet aan te merken als het aflossen van een eigenwoningschuld (of een restschuld). De uitkering kan dan ook niet belastingvrij worden genoten. In dat geval moet de man over het rentebestanddeel in de uitkering inkomstenbelasting in box 1 betalen. Het rentebestanddeel is het verschil tussen de uitkering en het totaalbedrag van uw inleg.

Belang voor de praktijk

Aanvankelijk stelde de Belastingdienst zich coulant op en heeft in een aantal gevallen toegestaan dat een verbouwing rechtstreeks met de uitkering van een KEW, SEW of BEW werd gefinancierd. De coulante opstelling lijkt te zijn losgelaten: in de praktijk huldigt de Belastingdienst steeds vaker het standpunt dat de Wet inkomstenbelasting 2001 niet de mogelijkheid biedt om een uitkering uit een KEW, SEW of BEW belastingvrij te gebruiken voor een verbouwing.

Als de bezitter van een KEW, SEW of BEW de uitkering toch belastingvrij wil gebruiken voor een verbouwing rest slechts een omslachtige methode: eerst een lening afsluiten voor de verbouwing en vervolgens de uitkering gebruiken om de lening af te lossen. Een aantal belangenorganisaties en opleiders heeft de staatssecretaris van Financiën gevraagd om de huidige strenge regeling te versoepelen. Vooralsnog zonder resultaat.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Vanaf 20 juni 2018 geldt een aantal aangepaste regels rondom de waardering van een woning bij overbrenging van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen.

Deze aanpassingen zijn vastgelegd in een geactualiseerd besluit.

Brengt een ondernemer een woning met ondergrond die behoort tot zijn ondernemingsvermogen, over naar zijn privévermogen, dan moet hij inkomstenbelasting betalen over het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van de woning met ondergrond en de boekwaarde ervan. Het besluit van 31 augustus 2009 geeft aan hoe de ondernemer in dat geval de waarde in het economisch verkeer bepaalt. Met het nieuwe besluit heeft de staatsecretaris het eerdere besluit geactualiseerd.

De aanpassing bestaat uit een gewijzigd compromisaanbod. Dit aanbod kan van toepassing zijn bij een verplichte of vrijwillige overgang van een woning van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen.

(Bron: Taxlive)

De achterstand in de inning van de erfbelasting is alleen maar groter geworden, terwijl het de bedoeling was die dit jaar in te lopen. De opbrengst zal daardoor voorlopig tegenvallen, meldt staatssecretaris Menno Snel (Financiën).

Snel verschafte nadere uitleg, nadat minister Wopke Hoekstra al voor de nieuwe problemen bij de geplaagde Belastingdienst had gewaarschuwd. De achterstanden bij de schenkbelasting worden wel volgens schema goedgemaakt, schrijft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer.

Het incasseren van de erfbelasting is alleen maar verder achteropgeraakt, omdat in het nieuwe systeem dat de fiscus daarvoor gebruikt ,,een technische fout is geslopen”. Bovendien was er meer werk dan verwacht, en daarop was de dienst niet berekend. De leiding onderschatte de problemen en paste de planning niet aan, aldus Snel. De conclusies zijn pijnlijk, omdat de bewindsman de Kamer een paar weken geleden nog liet weten dat de inhaalslag naar behoren verliep.

Snel ,,zal de aansturing op de erf- en schenkbelasting verder verscherpen”. Verder zet de fiscus extra uitzendkrachten en ambtenaren van andere afdelingen op de erfbelasting. De planning wordt aangescherpt en beter bewaakt. De staatssecretaris blijft erop mikken de opgelopen achterstanden ,,nog dit jaar in te halen”.

De tegenslag heeft waarschijnlijk ,,aanmerkelijke gevolgen” voor de rijksbegroting, zei Hoekstra eerder op de dag al. Vorig jaar liep de schatkist al 450 miljoen euro mis doordat niet alle verschuldigde belastingen op erfenissen en giften werden geïnd. Hoekstra rekende erop dat bedrag dit jaar alsnog te incasseren, maar dat lukt dus hoogstwaarschijnlijk niet.

Hoekstra stak niet onder stoelen of banken dat hij baalt van de gang van zaken ,,Ik ben zelf ook uit mijn vel gesprongen”, zei hij. Hij benadrukte wel dat de problemen ,,een symptoom” zijn van veel bredere problemen bij de Belastingdienst. Die kampt al veel langer met de nasleep van een uit de hand gelopen reorganisatie en een mislukte vernieuwing van ICT-systemen.

Het gaat nog jaren duren voordat al die problemen zijn opgelost, herhaalde Hoekstra nog maar eens. Ook vindt hij dat het te lang heeft geduurd voordat hij over de nieuwe tegenslag werd ingelicht.

Bron: ANP

Het overleg met vertegenwoordigers van zzp’ers, opdrachtgevers en andere veldpartijen over een opvolger van de Wet DBA is uitgesteld.

Eerst vindt nu het overleg met de Kamer plaats en pas daarna kunnen de belangenorganisatie feedback geven.

Eerder dit jaar kondigde de minister aan dat voor het zomerreces naar de Tweede Kamer een brief met de hoofdlijnen over een opvolger voor de Wet DBA zou worden gestuurd. Voorafgaand aan het sturen van de brief zouden veldpartijen gelegenheid krijgen feedback te geven. Half juni heeft noch dit overleg plaats gevonden, noch is de hoofdlijnenbrief al verstuurd. Het overleg met de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de opvolger van de Wet DBA staat gepland voor 27 juni.

Inmiddels is duidelijk geworden dat dit overleg met vertegenwoordigers van onder meer opdrachtgevers en opdrachtnemers en bemiddelaars voor het verzenden van de hoofdlijnenbrief en het overleg met de Kamer niet meer haalbaar is. Zipconomy meldde dat dit overleg wordt uitgesteld tot na de zomervakantie, zodat de partijen beter voorbereid aan het overleg kunnen deelnemen. Een woordvoerder van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bevestigt dit bericht. Wanneer het veldoverleg wel zal plaatsvinden, kon zij niet zeggen. De uitnodigingen worden na de zomervakantie verstuurd. Het is ook nog niet bekend wanneer de brief naar de Kamer wordt verstuurd. De Kamer heeft gevraagd om de brief voorafgaand aan het overleg met de Kamercommissie.

(Bron: Taxence)

Bent u kapper, bloemist, schilder of stukadoor? Verkoopt u boeken, verstrekt u geneesmiddelen of geeft u gelegenheid tot sportbeoefening? Of verricht u een van de overige prestaties die door de wetgever onder het verlaagd btw-tarief zijn gebracht? Dan moet u vanaf 1 januari 2019 méér btw berekenen over de door u geleverde goederen en diensten. Met ingang van 1 januari 2019 wordt het verlaagde btw-tarief verhoogd van 6% naar 9%. Ons advies: pas uw prijzen voor prestaties die onder het verlaagde tarief vallen aan en richt uw btw-administratie tijdig in.

De btw-verhoging werd door het kabinet aangekondigd in het Regeerakkoord Rutte III en dient ter financiering van de verlaging van de inkomstenbelasting. De tariefsverhoging  wordt opgenomen in het Belastingplan 2019 en treedt, na instemming van zowel de Tweede als Eerste Kamer, per 1 januari 2019 in werking.

Heeft de btw-verhoging gevolgen voor u?

De tariefsverhoging geldt voor alle goederen en diensten die momenteel zijn onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 6%:

  • eet- en drinkwaren;
  • genees- en verbandmiddelen;
  • kunstvoorwerpen en antiquiteiten;
  • boeken;
  • bloemen, bomen en planten;
  • het geven van gelegenheid tot sportbeoefening;
  • diensten verricht door schoenmakers, kleermakers en kappers;
  • het schilderen en stukadoren van bepaalde woningen;
  • personenvervoer;
  • hotelovernachtingen en kampeerdiensten;
  • het verlenen van toegang tot circussen, dierentuinen, openbare musea, muziek- en toneeluitvoeringen, bioscopen, sportwedstrijden en attractieparken;
  • schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen.

Verricht u één van bovenstaande prestaties of één van de andere prestaties onderworpen aan het verlaagd btw-tarief? Dan moet u met ingang van 1 januari 2019 een btw-tarief van 9% berekenen aan uw afnemers. Pas daarom tijdig uw prijzen aan en voer de tariefsverhoging door in uw btw-administratie.

Vooruitbetalingen: 6% of 9% btw?

Om te bepalen welk btw-tarief van toepassing is, moet in beginsel worden aangesloten bij het moment van verschuldigdheid. Dit is het moment waarop de factuur is uitgereikt dan wel had moeten zijn uitgereikt óf, ingeval geen verplichting bestaat tot het uitreiken van een factuur, het moment van presteren. Betaalt uw afnemer vóórdat de factuur is uitgereikt c.q. de prestatie heeft plaatsgevonden, dan wordt aangesloten bij het moment van ontvangst van de betaling.

Geen overgangsregeling

In een recent gepubliceerd nieuwsbericht heeft de staatssecretaris van Financiën aangekondigd geen overgangsregeling in te stellen voor de verhoging van het verlaagde btw-tarief op 1 januari 2019. Betalingen die u ontvangt vóór 1 januari 2019 waarbij de samenhangende prestatie plaatsvindt op of na 1 januari 2019 zijn daarom onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 6%.

Lopende contracten

De verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6% naar 9% per 1 januari 2019 kunt u doorberekenen aan uw afnemers, ongeacht hetgeen is bepaald in een eventuele overeenkomst. In een overeenkomst opgenomen strijdige bedingen zijn nietig.

(Bron: Berk)