De staatssecretaris keurt in een nieuw besluit over eigenwoningrente in de IB goed dat boeterente, al dan niet in het kader van rentemiddeling, niet wordt aangemerkt als kosten van geldleningen maar als rente van schulden. Boeterente is dan aftrekbaar als rente van schulden en wordt ook voor de beoordeling van de fiscale aflossingseis aangemerkt als rente. Onder boeterente wordt in dit kader verstaan de reƫle vergoeding die de bank in rekening brengt en die bestaat uit het renteverlies dat de bank lijdt over de nog resterende rentevastperiode bij het (gedeeltelijk) aflossen, wijzigen of oversluiten van een lening. Het maakt daarbij niet uit hoe de bank deze vergoeding berekent en of deze al dan niet wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Andere opslagen die een bank in het kader van rentemiddeling in rekening brengt, zoals een opslag voor het risico van vroegtijdig volledig aflossen bij verkoop, zijn niet aan te merken als boeterente. Deze opslagen worden dan ook niet aangemerkt als rente van schulden, behalve als het totaal van alle overige opslagen de doelmatigheidsgrens van 0,2% niet overschrijdt. Staat een aanslag IB al onherroepelijk vast, dan kan een verzoek tot ambtshalve vermindering worden ingediend als minder dan vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Het besluit treedt op 8 december 2015 in werking.