DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

Nieuws

Rechtbank Den Haag oordeelt dat terecht naheffingsaanslagen btw zijn opgelegd. X is ondernemer en aangifteplichtig voor de omzetbelasting, ondanks uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie wegens emigratie.

X is belastingadviseur en heeft zich per 2008 uit laten schrijven uit de gemeentelijke basisadministratie wegens emigratie. De Belastingdienst heeft X hierdoor uitgeschreven als ondernemer voor de omzetbelasting. Na emigratie heeft X zijn werkzaamheden voortgezet, hierop omzetbelasting in rekening gebracht en geen aangiftes omzetbelasting meer ingediend. De inspecteur legt naheffingsaanslagen en boetes op over de tijdvakken januari 2010 tot en met december 2014. Volgens X is niet gereageerd op de verzoeken aangifte btw te mogen doen. De inspecteur zegt de brieven niet te hebben ontvangen. Verder staat in brieven van de inspecteur aan X met betrekking tot de intrekking van zijn beconnummer volgens X dat hij niet meer economisch actief is. X stelt hieraan het vertrouwen te kunnen ontlenen dat hij geen aangifteplicht meer heeft. Uiteindelijk gaat X in beroep.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. X heeft niet bewezen dat hij heeft verzocht om uitreiking van btw-aangiften. Verder houdt de intrekking van het beconnummer geen verband met het ondernemerschap van X. Aan de intrekking kan geen vertrouwen worden ontleend, welk oordeel wordt versterkt door het feit dat X omzetbelasting in rekening bleef brengen. Het beroep is gegrond met betrekking tot de herrekening van de hoogte van de naheffingsaanslagen en boetes.

(Bron: Taxlive)

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inkomsten die mevrouw X als hoofddistribiteur geniet redelijkerwijs te verwachten zijn en niet slechts speculatief zijn.

Mevrouw X werkt vanaf 2002 voor een multi-level-markertingorganisatie die handelt in magnetische sieraden en wellness-producten. X is eerste distribiteur in Nederland. X ontvangt – behalve opbrengsten uit haar eigen verkopen – ook commissies over de verkopen die in haar netwerk door sub-distribiteurs zijn behaald. Deze commissies zijn door X niet als winst aangegeven. In geschil zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen en in het bijzonder is in geschil of de commissies voor X een bron van inkomen zijn, zoals de inspecteur stelt.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inkomsten die X als hoofddistribiteur geniet redelijkerwijs te verwachten zijn en niet slechts speculatief zijn (vgl. Hof ’s Hertogenbosch 18 januari 2018, 16/03629, V-N 2018/23.11). De inspanningen van X zijn namelijk de basis voor de door haar behaalde positieve resultaten. Het maakt niet uit dat de hoogte van de commissies afhankelijk was van het behalen van verkooptargets en in die zin dus onzeker was. X maakt niet aannemelijk dat zij voldoet aan het urencriterium van de zelfstandigenaftrek. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 3500.

(Bron: Taxlive)

Welke voorstellen bevat het pakket Belastingplan 2020? De Prinsjesdagspecial, opgesteld in opdracht van de NBA, biedt een handzaam overzicht van de aangekondigde maatregelen.

Het Belastingplan 2020 staat volgens het kabinet in het teken van de verbetering van de koopkracht van de burgers. Het gaat nog steeds goed met de economie, de werkgelegenheid en de overheidsfinanciën. Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers hiervan meeprofiteren. Het bedrijfsleven moet volgens de plannen wel gaan inleveren.

1. Tweeschijvenstelsel al in 2020 een feit
Het kabinet stelt voor om de invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting te versnellen. De invoering die aanvankelijk per januari 2021 zou plaatsvinden, wordt al per 1 januari 2020 gerealiseerd. Er komt een basistarief van 37,35% en een toptarief van 49,5% in de inkomstenbelasting. In 2021 wordt het basistarief op grond van het wetsvoorstel verlaagd naar 37,10%.

2. Tarief voor aftrekposten
Voor de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning en andere aangewezen aftrekposten in de inkomstenbelasting, zoals de ondernemersaftrek en de aftrek vanwege specifieke zorgkosten, zal in 2020 een aftrektarief van 46% gelden.

3. Algemene heffingskorting extra verhoogd
De algemene heffingskorting wordt in 2020 met € 78 extra verhoogd en in 2021 met € 2 extra bovenop de reeds geplande verhoging. Daarmee komt de algemene heffingskorting in 2020 uit op € 2.711. In 2021 komt de algemene heffingskorting uit op € 2.801.

4. Arbeidskorting extra verhoogd
De arbeidskorting wordt over het gehele traject verhoogd met in totaal € 285 extra, verdeeld over drie stappen in 2020, 2021 en 2022. In 2020 gaat de maximale korting omhoog van € 3.399 naar € 3.819. In 2021 stijgt de arbeidskorting verder naar € 4.143.

5. Verlaging zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek zal per 2020 worden verlaagd van € 7.280 naar € 5.000 in 2028. Deze verlaging zal met acht stappen van € 250 en één stap van € 280 plaats gaan vinden.

6. Daling tarief vennootschapsbelasting pas in 2021
Het tarief in de vennootschapsbelasting voor winsten vanaf € 200.000 blijft in 2020 staan op 25% en daalt in 2021 naar 21,7%. De daling over de eerste schijf blijft zoals die was: een daling naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021.

7. Effectieve tarief innovatiebox verhoogd
Het effectieve tarief van de innovatiebox zal per 2021 worden verhoogd van 7% naar 9%.

8. Einde betalingskorting
De betalingskorting die geldt in de vennootschapsbelasting zal per 1 januari 2021 worden afgeschaft.

9. Liquidatie- en stakingsverliesregeling aangepast
In 2021 zal de liquidatie- en stakingsverliesregeling in de vennootschapsbelasting worden aangepast. Dit houdt in dat de verliezen alleen nog maar onder strikte voorwaarden in aftrek kunnen worden gebracht.

10. Overgangsrecht voor saldolijfrenten van vóór 2001 eindigt niet in 2021
Het overgangsrecht voor bepaalde saldolijfrenten en voor bepaalde buitenlandse pensioenen, waarvoor dit overgangsrecht nooit bedoeld was, zal niet worden beëindigd en de afrekenverplichting hiervoor zal niet worden afgeschaft. De beëindiging van het overgangsrecht en de afrekenverplichting wordt hierdoor beperkt tot specifiek die oude saldolijfrenten waarmee belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld.

11. Vier wijzigingen in de werkkostenregeling

Vergroten vrije ruimte mkb
Er wordt een tweeschijvenstelsel voorgesteld in de berekening van de vrije ruimte. In de eerste schijf wordt de vrije ruimte vergroot naar 1,7% van de fiscale loonsom tot en met € 400.000. In de tweede schijf geldt de huidige 1,2% over de resterende loonsom.

Onbelast vergoeden kosten aanvraag VOG
Per 1 januari 2020 zullen de kosten voor de aanvraag van een Verklaring omtrent gedrag (VOG) onder de gerichte vrijstelling van de werkkostenregeling vallen. Dit betekent dat werkgevers de kosten voor de aanvraag van een VOG onbelast mogen vergoeden aan werknemers zonder dat zij daarvoor hun vrije ruimte hoeven in te zetten.

Uiterste moment aangifte en afdracht eindheffing wordt verlengd
De werkgever krijgt vanaf 2020 wat langer de tijd en moet de verschuldigde eindheffing in verband met het overschrijden van de vrije ruimte van een kalenderjaar uiterlijk aangeven tegelijk met de aangifte over het tweede aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar. Nu moet de werkgever dit uiterlijk tegelijk met de aangifte over het eerste aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar aangeven.

Bepalen waarde producten uit eigen bedrijf
De waarde van producten uit eigen bedrijf wordt vanaf 2020 bepaald aan de hand van de waarde in het economische verkeer en niet meer gebaseerd op het bedrag dat derden voor de producten moeten betalen.

12. Indexeren onbelaste vrijwilligersvergoeding
De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt per 2020 jaarlijks geïndexeerd. Vrijwilligers met vergoedingen en verstrekkingen van in totaal maximaal € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar, zijn hierover geen belasting en premie volksverzekeringen verschuldigd. De organisatie waarvoor zij als vrijwilliger werkzaam zijn, is hierover ook geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd.

13. Vrijstelling overheidsondernemingen verruimd
Voor drie van de vrijstellingen voor overheidsondernemingen in de vennootschapsbelasting is gebleken dat deze bij nader inzien te beperkt zijn vormgegeven en in bepaalde situaties onbedoeld tot belastingheffing leiden. Dit is het geval bij de vrijstelling voor onderwijs en onderzoek (de onderwijsvrijstelling), de vrijstelling voor interne activiteiten en de quasi-inbestedingsvrijstelling.

Bij de onderwijsvrijstelling was onvoldoende rekening gehouden met de wijze van financiering bij door de overheid bekostigde scholen met een internationale afdeling. Bij de vrijstelling voor interne activiteiten en de quasi-inbestedingsvrijstelling bleek dat onvoldoende rekening is gehouden met de verschillende manieren waarop het Rijk in brede zin zich juridisch kan organiseren. Hierdoor kwamen bepaalde situaties, die materieel vergelijkbaar zijn met situaties die wel voor vrijstelling in aanmerking komen, buiten het toepassingsbereik van de vrijstelling. Daarom zullen die drie vrijstellingen worden verruimd. Dit was al goedgekeurd bij besluit van 19 juli 2019.

14. Invoeren minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars
Om voor banken en verzekeraars het fiscale voordeel van de financiering met vreemd vermogen te beperken, zal een minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars gaan gelden die de aftrek van de verschuldigde rente beperkt voor zover het vreemd vermogen meer bedraagt dan 92% van het balanstotaal.

15. Verhuurderheffing op twee punten aangepast
Er zal een structurele heffingsvermindering geïntroduceerd worden voor nieuwbouw van woningen met een huur onder de laagste aftoppingsgrens van de huurtoeslag in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is (heffingsvermindering nieuwbouw).  Daarnaast komt er een tijdelijke vrijstelling voor tijdelijke woningen die gerealiseerd worden in de periode 2020-2024 (vrijstelling tijdelijke woningen).

Verhuurders die verhuurderheffing verschuldigd zijn en nieuwbouwwoningen realiseren in zogenoemde schaarstegebieden kunnen op grond van de voorgestelde maatregel in aanmerking komen voor een heffingsvermindering.

16. Verlaagd btw-tarief voor elektronische uitgaven
Het verlaagde btw-tarief zal met ingang van 1 januari 2020 worden uitgebreid voor de levering of het uitlenen van elektronische uitgaven. Het zal straks voor de btw dan ook niet meer uitmaken of bijvoorbeeld een boek op papier of op een cd wordt geleverd (fysieke drager) of dat de gedigitaliseerde inhoud van een boek langs elektronische weg wordt aangeboden. De ongelijke behandeling wordt dus opgeheven.

17. Verlaagd btw-tarief nieuwswebsites
Het verlaagde btw-tarief van 9% zal met ingang van 1 januari 2020 ook worden toegepast op het verlenen van toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften. Hier is wel de voorwaarde aan gekoppeld dat de elektronische uitgaven en de nieuwswebsites niet uitsluitend of hoofdzakelijk mogen bestaan uit reclamemateriaal of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.

18. Verhoging accijns op tabaksproducten
De accijns van sigaretten wordt met ingang van 1 april 2020 verhoogd zodat de verkoopprijs van een pakje sigaretten van 20 stuks € 1 stijgt. Dit is een eerste stap naar een verdere prijsverhoging van een pakje sigaretten tot € 10 in 2023. Om substitutie-effecten te voorkomen wordt ook het tarief van accijns op rooktabak (vooral shag) per kilogram met ingang van dezelfde datum in absolute zin gelijk verhoogd als het tarief van de accijns van 1000 sigaretten.

19. Vrijstellingen in de assurantiebelasting van 21%
In de assurantiebelasting worden twee vrijstellingen geïntroduceerd. De eerste vrijstelling van assurantiebelasting heeft betrekking op verzekeringen die geheel of gedeeltelijk mogelijke financiële verplichtingen afdekken die een werkgever heeft bij de verplichting om het loon van een werknemer door te betalen in geval van ziekte of doordat hij – als eigenrisicodrager – zelf het risico draagt van de betaling van ziekengeld, WGA- en overlijdensuitkeringen. De tweede vrijstelling van assurantiebelasting heeft betrekking op brede weersverzekeringen die zijn afgesloten door actieve landbouwers. Dit is een verzekering voor landbouwers om onverzekerbare weersrisico’s af te dekken.

20. Einde aftrek bestuurlijke dwangsommen
Per 1 januari 2020 zullen kosten en lasten van bestuursrechtelijke dwangsommen worden uitgesloten van aftrek bij de bepaling van de belastbare winst van ondernemers, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden bij resultaatgenieters (in de inkomstenbelasting) en de belastbare winst bij lichamen (in de vennootschapsbelasting).

21. WBSO versoepeld
Per 1 januari 2020 zal de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) worden versoepeld. Het aantal momenten per jaar waarop een S&O-verklaring kan worden aangevraagd zal worden uitgebreid van drie naar vier. De deadline waarop organisaties een aanvraag mogen indienen, wordt de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, in plaats van ten minste een maand voorafgaand aan die periode.

Verder wordt termijnoverschrijding te wijten aan een verstoring van het digitale loket de indiener niet aangerekend. Het moet daarbij gaan om een termijnoverschrijding ter zake van de S&O-aanvraag, de opgave van de burgerservicenummers van de werknemers die S&O hebben verricht en de mededeling van de aan S&O bestede uren en van de eventuele gerealiseerde kosten en uitgaven.

22. Vergrijpboeten beroepsbeoefenaars op grond van medeplegen openbaar gemaakt
Per 1 januari 2020 zullen bepaalde onherroepelijk geworden vergrijpboeten die aan beroepsbeoefenaars op grond van medeplegen zijn opgelegd, openbaar worden gemaakt. Over het algemeen zal het gaan om belastingadviseurs, maar er kunnen ook andere dienstverleners onder worden begrepen, zoals notarissen, accountants en advocaten

23. Inkeerregeling niet voor aanmerkelijk belang
Boetevrije inkeer is per 2020 niet meer mogelijk voor inkomen uit aanmerkelijk belang. Verder wordt met de maatregel het onderscheid tussen inkomen uit sparen en beleggen dat in het buitenland is opgekomen en inkomen dat in het binnenland is opgekomen, weggenomen. Deze zijn uitgesloten.

24. Lichte daling percentage eigenwoningforfait voor 2020
Voor woningen met een WOZ-waarde tussen de € 75.000 en € 1.060.000 gaat het percentage voor het eigenwoningforfait dat nu nog op 0,65% staat in 2020 naar 0,60%. Dit percentage zakt vervolgens verder naar 0,50% in 2021 en 2022 en tenslotte naar 0,45% in 2023. Voor woningen boven de € 1.060.000 blijft het percentage 2,35%. 

25. Definitie vaste inrichting aangepast
Voor de invulling van de definitie van het begrip vaste inrichting in de Wet inkomstenbelasting, loonbelasting en vennootschapsbelasting wordt per 1 januari 2020 aangesloten bij de definitie van dat begrip in het belastingverdrag. Op deze manier bestaat er in verdragssituaties geen verschil tussen het nationale heffingsrecht en de heffingsbevoegdheid die Nederland toekomt op basis van het betreffende belastingverdrag.

Voor niet-verdragssituaties wordt de definitie bepaald aan de hand van de meest recente versie van het OESO-modelverdrag en dus ook bij de wijzigingen van de definitie van het begrip vaste inrichting die zijn aanbevolen in het eindrapport bij actiepunt 7 van het BEPS-project.

26. Nieuwe regels earnings stripping-beschikking
Een beschikking met betrekking tot het voort te wentelen saldo aan renten kan per 2020 worden herzien als sprake is van een nieuw feit, kwade trouw of een voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbare fout. Hiervoor zal eenzelfde termijn gaan gelden als ook voor navordering van te weinig geheven belasting. Verder zal een beschikking worden gegeven indien het voortgewentelde saldo aan renten van een eerder jaar in aftrek komt bij het bepalen van de winst van een later jaar.

27. Aanpassen afvalstoffenbelasting
Per 1 januari 2020 zal wettelijk geregeld worden dat het verwijderen (in de regel storten) van verbrandingsresten in de eigen inrichting buiten de heffing van afvalstoffenbelasting valt. Hierbij geldt de voorwaarde dat die verbrandingsresten zijn ontstaan door het verbranden van aan die inrichting ter verwijdering afgegeven afvalstoffen waarover afvalstoffenbelasting is geheven. In alle andere situaties blijft de verwijdering van verbrandingsresten binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan een belastbaar feit. Hierbij valt te denken aan verbrandingsresten die zijn ontstaan uit afvalstoffen die buiten de heffing van afvalstoffenbelasting vallen, zoals buitenlands afval, of waarvoor een vrijstelling geldt, zoals zuiveringsslib.

28. Keuzeregeling elektronisch berichtenverkeer
De belastingplichtige kan per 1 januari 2020 kiezen of hij berichten van de Belastingdienst elektronisch of per post toegezonden wil krijgen. De gemaakte keuze geldt in beginsel voor alle uitgaande berichten van de Belastingdienst. Voor bepaalde berichten (bijvoorbeeld Douane), groepen (ondernemers) en in bepaalde omstandigheden geldt deze keuzeregeling niet.

29. Belastingrente vennootschapsbelasting aangepast
Per 1 januari 2020 zal geen belastingrente in rekening worden gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni). Hierbij geldt de voorwaarde dat de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

30. Belastingrente erfbelasting aangepast
Per 1 januari 2020 zal geen belastingrente in rekening worden gebracht als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die in de betreffende situatie geldt. Dit is wel onder voorwaarde dat de aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte.

31. Tonnageregeling aangepast
Per 1 januari 2020 wordt de tonnageregeling aanscherpt op het terrein van tijd- of reischarter, het vlagvereiste en werkzaamheden anders dan vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee.

32. Introductie bronbelasting op rente en royalty’s
Per 1 januari 2021 zal er een bronbelasting ingevoerd worden op rente- en royaltybetalingen door een in Nederland gevestigd lichaam aan een in een land met geen of laag winsttarief (lager dan 9%) gevestigd gelieerd lichaam en in misbruiksituaties. Het tarief van de bronbelasting op rente- en royaltybetalingen zal 21,7% bedragen.

33. Elektrisch autorijden blijft aantrekkelijk
De huidige belastingvoordelen, die in 2021 zouden aflopen, blijven de komende jaren grotendeels bestaan. Tot 2025 betalen kopers en eigenaren van elektrische auto’s bijvoorbeeld geen aanschafbelasting (bpm) en motorrijtuigenbelasting.

34. Bijtelling elektrische auto van de zaak omhoog
Per 1 januari 2020 zal het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s van de zaak verhoogd worden van 4% naar 8% over de eerste € 45.000. In 2021 zal de bijtelling verhoogd worden naar 12% over de eerste € 40.000 en voor de jaren 2022 tot en met 2024 zal het bijtellingspercentage 16% bedragen. In 2025 is de bijtelling 17%. Uiteindelijk zal de bijtelling in 2026 gelijk zijn aan het percentage van alle andere auto’s en 22% bedragen.

35. Overdrachtsbelasting niet-woningen omhoog
Per 1 januari 2021 zal de overdrachtsbelasting voor niet-woningen verhoogd worden met 1%-punt. Het tarief gaat daardoor van 6% naar 7%. Niet-woningen zijn bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen, bedrijfsruimten, grond die bestemd is voor woningbouw en hotels en pensions.

De verhoging geldt niet voor de verkrijging van woningen. Daarop blijft het verlaagde tarief van 2% van toepassing.

36. Heffing op buitenlands afval
Per 1 januari zullen afvalstoffen die uit het buitenland zijn overgebracht naar Nederland om hier te worden verwijderd (in de regel om te worden verbrand) in de heffing van de afvalstoffenbelasting worden betrokken.

37. Verhoging accijns op diesel
De accijns op diesel gaat per 1 januari 2021 en per 1 januari 2023, met 1 cent per liter omhoog.

38. Versobering korting mrb bestelauto’s van ondernemers
De mrb-tarieven voor bestelbussen van ondernemers worden jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd in 2021 tot 2024. In 2025 wordt dit weer verlaagd met € 24. Deze verhoging wordt procentueel ingezet, zodat lichtere bestelauto’s een lagere verhoging krijgen en zwaardere bestelauto’s een hogere verhoging.

39. Wijzigingen energiebelasting
De tarieven van de energiebelasting worden aangepast. Daarnaast wordt de belastingvermindering op de energiebelasting verhoogd. De tarieven van de opslag duurzame energie (ODE) zullen ook aangepast worden voor 2020, zodat de lasten eerlijker verdeeld worden tussen huishoudens en bedrijven. Voor huishoudens met een gemiddeld gebruik daalt het belastingdeel van de energierekening in 2020 met € 100. Bedrijven krijgen juist een hogere energierekening. Vanaf 2020 dragen bedrijven meer bij aan de ODE op de energierekening dan particuliere verbruikers; twee derde deel in plaats van de helft nu.

40. Vereenvoudigde btw-regels in EU-verband
Per 1 januari 2020 gaan er vereenvoudigde en geharmoniseerde btw-regels gelden voor voorraad op afroep en voor het bewijs van intracommunautair vervoer van goederen, het btw-identificatienummer als materiële voorwaarde voor toepassing van het btw-nultarief en een specifieke regeling voor ketentransacties. Dit heeft gevolgen voor ondernemers die goederen leveren aan afnemers in andere EU-lidstaten.

41. Fiscale aftrek scholingsuitgaven
De fiscale aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting wordt op termijn afgeschaft. Hiervoor in de plaatst komt een individuele leerrekening. Deze zal worden opgenomen in een wettelijke regeling, de Subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt.

Aangezien al aangekondigd is dat de inwerkingtreding van de Subsidieregeling STAP-budget per 1 januari 2020 niet haalbaar is, kan de belastingplichtige in ieder geval in 2020 nog gebruik maken van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven.

(Bron: NBA)

Als een activiteit gedurende verschillende jaren steeds verliezen oplevert, is het nog maar de vraag of een omzetstijging in een jaar voldoende is om te bewijzen dat steeds sprake was van een bron van inkomen.

Een man heeft in zijn aangifte IB/PVV een negatief resultaat uit overige werkzaamheden opgegeven. Deze werkzaamheden bestaan uit het opnemen en uitbrengen van cd’s met kinderliedjes. Volgens de man heeft hij de afgelopen jaren vier tot vijf cd’s opgenomen en uitgebracht. In de periode 2014 tot en met 2016 verkocht hij jaarlijks ongeveer 50 cd’s. In 2017 steeg de omzet volgens de man naar 250 stuks. Hij verwacht dat de verkopen in de volgende jaren zullen toenemen. De inspecteur ziet de toekomst van de cd-verkoop minder rooskleurig in. Hij meent dat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. In dat geval is geen sprake van een bron van inkomen.

Blijvend verliesgevend

Het geschil belandt voor Hof Amsterdam. Het hof redeneert dat men in beginsel op basis van feiten en omstandigheden van het desbetreffende jaar moet vaststellen of in dat jaar sprake was van een objectieve voordeelsverwachting. Men mag feiten en omstandigheden van andere jaren meewegen als deze ook licht werpen op dit vraagstuk. Het hof constateert dat in de jaren 2013, 2014 en 2015 de kosten een vijfvoud betroffen van de opbrengsten. Bij een gelijkblijvende verkoop van 50 cd’s per jaar is de verwachting dat de activiteit blijvend verliesgevend is. Er is dan geen bron van inkomen. Zelfs al zou de man inderdaad 250 cd’s hebben verkocht in 2017, dan is deze omstandigheid op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat wel sprake is van een bron van inkomen, aldus het hof. Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht de aftrek van het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden heeft geweigerd.

(Bron: Taxence)

De verdeling van pensioenen voor partners die gaan scheiden wordt gemoderniseerd. Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en minister Dekker (Rechtsbescherming) hebben het wetsvoorstel ‘verdeling van pensioen bij scheidingen 2021’ 16 september naar de Tweede Kamer gestuurd.

Na inwerkingtreding krijgen beide ex-partners een zelfstandig recht op een deel van het pensioen dat ze tijdens het huwelijk hebben opgebouwd. Dit geeft ex-partners meer inzicht in wat hun financiële situatie na pensionering wordt. Ex-partners zijn niet meer afhankelijk van elkaars pensioendatum. Ook heeft het overlijden van een van beide ex-partners geen invloed meer op de pensioenuitkering van de ander. Deze wetswijziging verbreekt daarom de levenslange afhankelijkheid tussen ex-partners op pensioengebied.

Beiden ex-partners krijgen in de toekomst standaard de helft van het tijdens het huwelijk door de ander opgebouwde pensioen. Ex-partners kunnen ook aangeven dat zij het pensioen niet willen verdelen of dat zij andere afspraken over de verdeling maken. De 50/50-verdeling van het pensioen staat los van de hoogte van beide pensioenen. Het is dan ook geen verdeling van de meestverdienende partner naar de minstverdienende partner.

Verdelen

Na inwerkingtreding verdelen pensioenuitvoerders de pensioenen automatisch zodra ze vanuit de Basisregistratie Personen (BRP) een melding van een scheiding krijgen. Dit is een verbetering ten opzichte van het huidige systeem. Stellen die nu uit elkaar gaan, moeten zelf binnen twee jaar na hun scheiding bij de pensioenuitvoerder aangeven welke afspraken zij hebben gemaakt als zij de uitbetaling door de pensioenuitvoerder geregeld willen hebben. Doen stellen dit niet, dan wordt het pensioen niet op twee rekeningnummers gestort door de pensioenuitvoerder. In dat geval moet je, vaak jaren later, alsnog bij je ex-partner aankloppen en uitbetaling bij hem of haar regelen. In de praktijk vergeet ruim een derde van de scheidende stellen hun keuze door te geven.

Voor pensioenuitvoerders betekent deze wijziging dat zij meer pensioenen moeten verdelen dan nu, en dat zij het pensioen op een andere manier moeten verdelen. Dit leidt tot bijbehorende ICT-investeringen. Minister Koolmees is daarom reeds gesprek met vertegenwoordigers van de pensioensector over de uitvoering van de nieuwe wet.

(Bron: Taxence)

De komende periode onthult het kabinet haar plannen voor 2020. Begrotingsplannen met maatschappelijke impact, met gevolgen voor ondernemers. Wordt het een warm bad of een koude douche?

Vandaag heeft de staatssecretaris van financiën aangekondigd dat Box 3 per 2022 zal veranderen. Dit betekent dat mensen met alleen spaargeld tot ongeveer 440.000 euro geen belasting betalen op basis van de huidige rente. Wordt de warme kraan nu al opengedraaid?

Huidige situatie

Momenteel bestaat er een heffingsvrij vermogen van ongeveer 30.000 euro per belastingplichtige. Indien het vermogen daaronder blijft, dan wordt in de huidige situatie geen belasting betaald.

Nieuw per 2022

In de nieuwe situatie geldt het heffingsvrij vermogen nog steeds. Bij belastingplichtigen die met hun vermogen daarboven komen, wordt gekeken naar het werkelijke bezit. Dit wordt verdeeld in spaargeld en beleggingen. Het rendement wordt nog steeds op basis van een forfait berekend.

Spaargeld

Voor spaargeld zal dit worden vastgesteld aan de hand van de gemiddelde spaarrente in het jaar ervoor. Op basis van de verwachtingen zal over spaargeld dan 0,09% rendement behaald worden. Veel minder dus dan de 4% waar tot voor kort mee werd gerekend.

Tot slot zal er dan een heffingsvrij inkomen komen van € 400. Spaarders die 440.000 euro hebben, zullen daar op basis van het forfait van 0,09% 396 euro aan inkomen over halen. Omdat dit onder het heffingsvrij inkomen van € 400 blijft, is er niks meer belast in Box 3.

Tweede woning

Voor de overige bezittingen (beleggingen) wordt gerekend met een verwacht rendement van 5,33%. Voor schulden zal naar verwachting worden gerekend met een negatief rendement van 3,03%. Dit betekent voor belastingplichtigen met een tweede woning die helemaal gefinancierd is, dat er in de nieuwe situatie ineens belasting betaald zal moeten worden, omdat er 2,3% verschil zit tussen het rendement van de bezittingen en de schulden. Onder de huidige wet betalen deze belastingplichtigen geen belasting.

Het nieuwe tarief in Box 3 zal dan 33% worden. Het wetsvoorstel zal volgend jaar worden aangeboden aan de Tweede Kamer en gaat naar verwachting in 2022 in.

(Bron: Accon AVM)

Opstellen

Wanneer u voor 1 januari 2018 getrouwd bent zonder het maken van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk zijn.

Wanneer u bent getrouwd na 1 januari 2018 zonder het opstellen van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in de ‘beperkte gemeenschap van goederen’. Al uw bezittingen en schulden die u vóór het trouwen heeft, blijven van u in privé. Bezittingen en schulden die u na het trouwen krijgt, zijn van u samen.
Schenkingen of erfenissen die u ontvangt voor en tijdens uw huwelijk vallen in het privévermogen, behalve als de schenker anders heeft bepaald of als de erflater iets anders heeft bepaald in zijn testament.

Schuldeisers kunnen zich verhalen op goederen die in de gemeenschap vallen. Om te voorkomen dat bezittingen en schulden gemeenschappelijk worden kunt u huwelijkse voorwaarden opstellen. Dit kan voor het huwelijk, maar ook als u al getrouwd bent. Als één van de echtgenoten een bedrijf gaat starten, kan dat een reden zijn om later alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen. Dit kan voorkomen dat zakelijke schuldeisers van de ondernemende echtgenoot zich kunnen verhalen op het privévermogen van de niet-ondernemende echtgenoot.

Het naleven van huwelijkse voorwaarden

Veel ondernemers hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij afspreken dat er geen gemeenschap van goederen is.

Dit enerzijds om ervoor te zorgen dat het ondernemingsvermogen beschermd is ingeval van echtscheiding en anderzijds dat het vermogen van de niet-ondernemende echtgenoot beschermd is bij faillissement.
Om er toch voor te zorgen dat de niet-ondernemende echtgenoot meedeelt, wordt deze ‘koude uitsluiting’ regelmatig verzacht door het opnemen van een verrekenbeding.

Er zijn twee soorten verrekenbedingen:

  1.  Het periodiek verrekenbeding
    Bij een periodiek verrekenbeding dienen de echtgenoten jaarlijks onderling, wat er overblijft van ieders inkomen, te verrekenen.
  2. Het finale verrekenbeding
    Dit betekent dat aan het eind van het huwelijk (door echtscheiding en/of overlijden) de waarde van het vermogen geheel of gedeeltelijk wordt verdeeld. Zo kan bij overlijden het volledige vermogen worden verrekend en bij echtscheiding slechts een deel van het vermogen. In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding). In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding).

Wanneer er sprake is van een periodiek verrekenbeding komt het vaak voor dat echtgenoten niet daadwerkelijk jaarlijks verrekenen. De huwelijkse voorwaarden hebben dan niet het gewenste effect:

  1. Wanneer de onderneming dan failliet verklaard wordt zal de niet-ondernemende echtgenoot moeten bewijzen welke goederen privé zijn, om te voorkomen dat deze goederen in de failliete boedel vallen.
    Als er niet daadwerkelijk is verrekend, kan de niet-ondernemende echtgenoot niet bewijzen welk deel hij/zij bezit. Daadwerkelijk verrekenen en een goede administratie waaruit blijkt wie wat bezit zijn dus een vereiste.
  2. Als een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk niet is uitgevoerd, bepaalt de wet dat aan het einde van het huwelijk alsnog moet worden verrekend, maar die verrekening is vaak veel verstrekkender. Het kan zijn dat u op een hoger bedrag uit komt, doordat het resultaat dat behaald is met het niet verrekende vermogen dan ook moet worden verrekend.  

Als er sprake is van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding neemt de wet als uitgangspunt dat het totale vermogen dat bij het einde van het huwelijk aanwezig is, geacht wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden. Indien u niet kunt bewijzen hoe een goed is verkregen (al dan niet met behulp van inkomen), wordt alles dus geacht gemeenschappelijk te zijn (althans de waarde). U rekent dan dus eigenlijk af alsof u in gemeenschap van goederen bent getrouwd.
De huwelijkse voorwaarden werken alleen goed als zij ook worden nageleefd.

Het naleven van het verrekenbeding vergt een juiste administratie en een goede berekening. Flynth kan u dit uit handen nemen.

Vaststellingsovereenkomst

Als u de afgelopen jaren niets heeft verrekend onderling, terwijl u dit wel had moeten doen, kunt u dit nog oplossen door een vaststellingsovereenkomst op te laten stellen. Er kan dan gekozen worden om het te verrekenen bedrag alsnog uit te betalen of om een vordering vast te leggen. Ongewenste gevolgen van het niet-naleven van de huwelijkse voorwaarden kunnen dan alsnog voorkomen worden.

(Bron: Flynth)

Een ding in het leven is zeker: iedereen komt te overlijden. In de situatie dat er sprake is van een gezin (ouders met kinderen) overlijden beide ouders meestal niet te gelijk. Is uw partner overleden? Grote kans dat de nalatenschap bij u in beheer is gebleven. De kinderen hebben een vordering op u gekregen, welke opeisbaar is bij uw overlijden. Soms is het echter  wenselijk om de nalatenschap eerder over te dragen naar de kinderen. Maar pas op, hier kan een schenking in zitten.

Bij het overlijden van uw partner, is het gebruikelijk dat alle goederen van de nalatenschap overgaan naar u. De kinderen krijgen dan een zogenoemde vordering op u. Zij kunnen deze vordering over het algemeen pas opeisen als u overlijdt. Zo blijft u goed verzorgd achter en kan u uw leven ongestoord voortzetten.

Vordering eerder aflossen

In de meeste gevallen mag u de vordering van de kinderen al eerder – terwijl u nog leeft – aflossen. Dit kan soms zelfs wenselijk zijn. Bijvoorbeeld als u wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. In dat geval wordt de eigen bijdrage aan het CAK berekend over uw vermogen (zie in dit kader ook het artikel: “5 vermogenstips als u naar een verpleeg- of verzorgingshuis gaat”. En dan kan het voordelig zijn om de vordering van de kinderen eerder af te lossen. Zo heeft u een lager vermogen en kan mogelijk hierdoor de eigen bijdrage aan het CAK lager uitvallen. Bovendien kunnen uw kinderen eerder beschikken over de erfenis; iets wat hen ook goed kan uitkomen. Een win-win situatie dus. Maar let op! Bij het vervroegd aflossen van (nog) niet opeisbare vorderingen kan er een vervelend addertje onder het gras zitten: de schenking!

Is er sprake van een schenking?

De Belastingdienst kan namelijk oordelen dat er sprake is van een schenking. En dat kan vervelende gevolgen hebben, omdat er in dat geval schenkbelasting moet worden betaald. Er is sprake van een schenking als:

  • U verarmt.
  • De kinderen worden verrijkt.
  • Er sprake is van vrijgevigheid/bevoordelingsbedoeling.

Een toelichting: u heeft na het overlijden van uw partner het levenslange genot van de nalatenschap verkregen en uw kinderen hebben een vordering op u. Deze vorderingen zijn nu in ‘cash’ minder waard dan over tien jaar. Met andere woorden: de contante (economische) waarde is minder dan de nominale waarde. Lost u af voor u komt te overlijden, dan wordt het levenslange genot van de vordering opgegeven. Hierdoor verarmt u (1), terwijl uw kinderen door de vervroegde aflossing verrijken (2). Omdat u de vervroegde aflossing bewust doet, wordt ook aan de bevoordelingsbedoeling voldaan (3). Lost u ook nog eens het nominale bedrag – dus meer dan de waarde in het econonomische verkeer – af, dan is de kans zeer groot dat de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van een schenking.

Schakel een expert in!

Het is dan ook verstandig om in dit soort gevallen altijd de waarde van de vorderingen in het economische verkeer te bepalen. Dit is echter een ingewikkelde berekening, waarbij onder meer uw levensverwachting en de huidige marktrente worden meegenomen. Vaak blijkt uit deze berekening dat het uitkeren van het nominale bedrag inderdaad aanleiding geeft om aan te nemen dat het om een schenking gaat. Gevolg: er moet schenkbelasting worden betaald. Een gewaarschuwd mens telt voor twee! We adviseren u dan ook om een expert te raadplegen als het gaat om het aflossen van (nog) niet opeisbare vorderingen.

(Bron: Flynth)

Deze bedraagt in 2019 €102.010. De schenkvrijstelling is van toepassing bij het schenken van een eigen woning of bij het schenken van geld waarmee een woning gekocht wordt. Het geld mag ook gebruikt worden om een eigen woning te verbouwen of onder voorwaarden om een hypothecaire lening mee af te lossen.

Voorafgaand aan schenking gemaakte kosten

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij het de vraag was of een schenking alleen belastingvrij is als de kosten na ontvangst van de schenking gemaakt worden. De rechter besliste dat dit niet het geval is. De ontvanger van de schenking had in het jaar van schenking de kosten van een verbouwing voorafgaand aan de schenking eerst zelf betaald. Volgens de inspecteur was dit niet toegestaan, maar de rechter vond van wel.

Op Prinsjesdag maakt het kabinet de plannen voor de komende jaren bekend, waaronder een aantal plannen met betrekking tot de auto. Dit overzicht laat zien wat ons, waarschijnlijk, te wachten staat.

Hogere bijtelling elektrische auto

De bijtelling voor elektrische auto’s bedraagt nu nog 4% tot een cataloguswaarde van € 50.000 en een bijtelling van 22% over het meerdere. Volgens het Klimaatakkoord gaat de bijtelling volgend jaar naar 8% over de eerste € 45.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere.

In 2021 moet dit stijgen naar 12% over maximaal € 40.000. In de jaren na 2021 stijgt de bijtelling over de eerste € 40.000, vanaf 2026 bestaat voor de bijtelling geen onderscheid meer tussen elektrische en gewone auto’s.

Hogere accijns benzine en diesel

De accijns op benzine en diesel gaat volgend jaar met 1 eurocent per liter omhoog, ter financiering van de belastingkorting die voor elektrische rijders zijn weggelegd.

Andere berekening BPM

Er komt een andere methode ter berekening van de BPM. De BPM betaalt u bij aanschaf of import van een nieuwe auto en is gebaseerd op de CO2-uitstoot van de auto. De nieuwe methode berekent de uitstoot nauwkeuriger. Door de nieuwe methode wordt de BPM gemiddeld niet hoger, maar dit kan in individuele gevallen wel zo zijn. Door de nieuwe methode kan de BPM echter ook iets lager uitvallen.

Hogere motorrijtuigenbelasting vervuilende diesels

Dieselauto’s met een uitstoot van fijnstof van meer dan 5 mg/km, krijgen volgend jaar te maken met een MRB-verhoging van 15%.  Voor bestelauto’s van ondernemers op diesel geldt dit alleen voor auto’s die in 2019 12 jaar of ouder zijn.

Extra toets import schadeauto’s

Bij import van een gebruikte auto betaalt u aan de grens een deel van de BPM. Voor schadeauto’s bestaat een specifieke methode ter bepaling van de rest-BPM. Omdat de import van schadeauto’s onevenredig toeneemt, wordt er een extra toets door een onafhankelijke derde ingevoerd ter fiattering van de aangegeven BPM.

Teruggave BPM voor taxi’s afgeschaft

Taxibedrijven krijgen vanaf 2020 de BPM op aangeschafte auto’s die gebruikt worden als taxi, niet meer terug. Op deze manier wil het kabinet de aanschaf van schonere taxi’s stimuleren.

Heeft u vragen over de automaatregelen per 2020, neem dan contact met ons op.

(Bron: SRA)