DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

Nieuws

Betaalt u premies voor uw lijfrenteproduct (zoals vaste premies op een lijfrenteverzekering en/of vrije stortingen op een lijfrente (bank)spaarrekening)? Dan bestaat de kans dat u deze inleg niet volledig in box 1 heeft kunnen aftrekken ten laste van uw inkomen, vanwege een beperkte jaarruimte en/of reserveringsruimte. Indien u later uitkeringen ontvangt uit uw lijfrenteproduct kan er sprake zijn van dubbele heffing, vanwege het feit dat de uitkeringen in beginsel wel volledig belast zijn in box 1. Enerzijds ontvangt u een uitkering die belast is, terwijl u geen volledige aftrek hebt gehad. Om dit te voorkomen zijn er twee mogelijke oplossingen.

Betaalt u premies voor uw lijfrenteproduct (zoals vaste premies op een lijfrenteverzekering en/of vrije stortingen op een lijfrente (bank)spaarrekening)? Dan bestaat de kans dat u deze inleg niet volledig in box 1 heeft kunnen aftrekken ten laste van uw inkomen, vanwege een beperkte jaarruimte en/of reserveringsruimte. Indien u later uitkeringen ontvangt uit uw lijfrenteproduct kan er sprake zijn van dubbele heffing, vanwege het feit dat de uitkeringen in beginsel wel volledig belast zijn in box 1. Enerzijds ontvangt u een uitkering die belast is, terwijl u geen volledige aftrek hebt gehad. Om dit te voorkomen zijn er twee mogelijke oplossingen.

Verklaring fiscaal geruisloze terugstorting

Vanaf 1 januari 2018 bestond er géén mogelijkheid meer om de niet-aftrekbare lijfrentepremies die meer bedragen dan €2.269 belastingvrij terug te laten storten. Hier heeft de Staatssecretaris verandering in gebracht bij besluit van 16 mei 2019. U kunt namelijk een verklaring bij de Belastingdienst aanvragen, om te veel betaalde premie of te hoge inleg belastingvrij terug te laten storten.
Hier zijn de volgende voorwaarden aan verbonden:

  • U doet een schriftelijk verzoek bij de inspecteur
  • De goedkeuring geldt alleen voor betalingen gedaan in het kalenderjaar én de vijf daaraan voorafgaande jaren (tot en met 31 december 2019 kunt u dus nog verzoeken om terugstorting over het jaar 2014)
  • De goedkeuring geldt niet voor premies waar uw aftrek niet is verwerkt waar het wel mogelijk is. Voor zover u aftrekmogelijkheden heeft, moeten deze worden toegepast
  • Het fiscaal geruisloos terug te storten bedrag wordt, met terugwerkende kracht, in uw box 3 grondslag opgenomen 

Voorbeeld

U heeft een geblokkeerde lijfrenterekening afgesloten bij een bank. Uw inleg in 2019 bedraagt €10.000, maar er is slechts €4.000 aftrekbaar ten laste van uw box 1 inkomen. Dit resulteert in een niet-aftrekbaar bedrag van €6.000. Regelt u niets, dan zal uw inleg volledig belast worden bij uitkering van de lijfrenterekening. Met een saldoverklaring kan maximaal €2.269 per jaar belastingvrij uitgekeerd worden. Echter dit volstaat niet voor het volledige niet-aftrekbaar bedrag van €6.000 en zou te maken kunnen krijgen met belastingheffing over een bedrag waarvoor u geen belastingaftrek heeft gehad, namelijk:
€10.000 -/- €4.000 -/- €2.269 = €3.731.
In dit geval is een verklaring geruisloze terugstorting de oplossing om het niet-aftrekbaar bedrag van €6.000 terug te krijgen. Wel dient u deze €6.000 dan in box 3 aan te geven indien de terugstorting na 1 januari 2020 plaatsvindt.

Géén samenloop mogelijk

Een samenloop tussen de twee regelingen is helaas niet mogelijk. Indien reeds een saldoverklaring is afgegeven, wordt deze bij het verzoek tot het afgeven van een verklaring geruisloze terugstorting weer ingetrokken. Onbelaste uitkeringen die reeds hebben plaatsgevonden door middel van de saldoverklaring worden in mindering gebracht op het belastingvrij terug te storten bedrag.

Komt uw lijfrenteproduct binnenkort tot uitkering of heeft u te veel gestort op uw lijfrenterekening? Trek dan aan de bel! Onze belasting -en pensioenadviseurs kunnen dan voor u bekijken of u in het verleden alle premies hebt kunnen aftrekken. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan kunnen wij u van een op maat gesneden advies voorzien om een saldoverklaring, dan wel verklaring geruisloze terugstorting aan te vragen.

(Bron: Koenenco)

Na een tijdelijke stop gaat de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) voor eigenaar én bewoner weer open van 15 augustus 2019 tot en met 31 december 2020. U kunt subsidie aanvragen voor maatregelen die na 15 augustus 2019 zijn uitgevoerd. Uw subsidieaanvraag kunt u indienen vanaf 2 september.

Subsidie energiebesparende isolerende maatregelen
Indien u woningeigenaar bent en u hebt minimaal 2 energiebesparende isolerende maatregelen laten uitvoeren, dan komt u in aanmerking voor de subsidie SEEH. Indien uw investeringen aan de voorwaarden voldoen, kunt u bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met gebruik van uw Digi-D de subsidie SEEH aanvragen. Een voorwaarde hierbij is dat u zowel als eigenaar en als bewoner niet eerder SEEH subsidie hebt ontvangen. De energiebesparende maatregelen dienen te worden aangebracht in een bestaande woning en dit dient te gebeuren binnen de huidige thermische schil. Energiebesparende maatregelen binnen een nieuwe aanbouw komen niet in aanmerking voor deze subsidie.

Per woning wordt slechts eenmaal subsidie verstrekt. Naast de subsidie voor energiebesparende maatregelen kunt u subsidie krijgen voor aanvullende maatregelen. Indien u investeert in sterk isolerende materialen kunt u kiezen voor ‘zeer zuinig energiepakket’. De subsidie bedraagt maximaal € 10.000 per woning voor energiebesparende maatregelen. Voert u het zeer zuinige energiepakket uit, dan bedraagt de subsidie maximaal € 15.000.

Voor welke investeringen kunt u SEEH ontvangen?
Voor de subsidie SEEH kunt u kiezen uit 2 of meer van onderstaande energiebesparingen:

  • Spouwmuurisolatie, € 5 per m2;
  • Dakisolatie € 20 per m2;
  • Vloer- en/of bodemisolatie, € 4 tot € 7 per m2;
  • Gevelisolatie, € 25 per m2;
  • Hoogrendementsglas (HR++glas of triple-glas i.c.m. nieuw kozijn) € 15 tot € 100 per m2.

Per isolatiemaatregel zijn minimale isolatiewaarden waaraan dient te worden voldaan. Afhankelijk van het type woning en de uitgevoerde isolatiemaatregelen wordt een vast subsidiebedrag per m2 verstrekt.

Aanvullende energiebesparende maatregelen
Wanneer u subsidie aanvraagt voor 2 energiebesparende maatregelen kunt u ook subsidie aanvragen voor aanvullende maatregelen. Hierbij kunt u denken aan isolerende deuren, energiezuinige ventilatie, waterzijdig inregelen van een verwarmingssysteem en een energiedisplay of slimme thermostaat. Hiervoor worden vaste subsidiebedragen uitgekeerd.

Zeer zuinig
Indien u kiest voor energiebesparing van dak, gevel, vloer, glas, kozijnen en deuren met hoge isolatiewaarden én een systeem voor CO2-gestuurde ventilatie of balansventilatie met warmteterugwinning dan komt u in aanmerking voor het ‘zeer zuinig energiepakket’. U krijgt een bedrag van € 4.000 bovenop de subsidie voor losse maatregelen indien u voldoet aan de voorwaarden.

Subsidie voor adviesrapport
Wilt u weten welke energiebesparende maatregelen het beste toe te passen zijn in uw woning en welke het meeste rendement geven? Vraag dan een maatwerkadviesrapport aan bij een gecertificeerd energieprestatie-adviseur (EPA). Hiervoor kunt u € 150 subsidie krijgen. Deze subsidie vraagt u aan nadat de rekening voor dit rapport is betaald en nadat u 2 energiebesparende maatregelen hebt laten uitvoeren.

Het beschikbare budget voor deze subsidie € 84 miljoen. Nadat u de maatregelen hebt uitgevoerd en betaald kunt u pas subsidie aanvragen

(Bron: AcconAVM)

Hebt u in 2018 btw betaald in een ander EU-land? Vraag het uiterlijk 30 september 2019 terug bij de Belastingdienst. Wij leggen uit hoe dat werkt en aan welke voorwaarden u moet voldoen.

Als uw onderneming in 2018 facturen uit een ander EU-land betaald heeft inclusief btw, kunt u deze btw in veel gevallen terugvragen bij de Nederlandse Belastingdienst. Daarvoor moet u aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo mag uw onderneming niet gevestigd zijn in het betreffende land. Maar het belangrijkste is dat u uiterlijk 30 september 2019 actie onderneemt. Voor het terugvragen van btw uit het Verenigd Koninkrijk is extra haast geboden vanwege de naderende Brexit.

Voorwaarden

Hieronder leggen we uit hoe u buitenlandse btw kunt terugvragen. Maar voor u daarmee aan de slag gaat, is het verstandig om na te gaan of u aan de voorwaarden voldoet. Daarom zetten we de belangrijkste voor u op een rij:

  • Het verzoek voor btw-teruggave uit andere EU-landen moet uiterlijk 30 september 2019 binnen zijn. De meeste landen houden strikt vast aan deze termijn. Bent u te laat, dan is de kans groot dat u niks terugkrijgt. Laat het dus niet op het laatste moment aankomen.
  • Uw onderneming mag niet gevestigd zijn in het land waar u de goederen of diensten gekocht hebt. Ook mag uw onderneming daar geen btw verschuldigd zijn. Is dat wel het geval, dan moet u btw-aangifte doen in het betreffende land. Daarbij kunt u de btw als voorbelasting aftrekken.
  • De inkoopfacturen moeten juist zijn en voldoen aan de btw-factuurvereisten van het betreffende land. Let op: deze vereisten kunnen afwijken van de Nederlandse situatie.
  • De betaalde btw moet in het betreffende land aftrekbaar zijn. Ook op dit punt kan de regelgeving afwijken van de Nederlandse situatie.
  • U moet de in het buitenland gekochte goederen of diensten gebruiken voor btw-belaste activiteiten van uw bedrijf.
  • De terug te vragen btw bedraagt minimaal € 50 voor het gehele jaar 2018. Bij een kortere periode van minimaal drie maanden moet het terug te vragen btw-bedrag minimaal € 400 zijn. U kunt proberen om een lager bedrag terug te vragen, maar het betreffende EU-land kan dan besluiten om het verzoek niet in behandeling te nemen.

Zo vraagt u buitenlandse btw terug

U kunt buitenlandse btw alleen terugvragen via de speciale website ‘Teruggaaf van btw uit andere EU-landen’ van de Belanstingdienst. Hiervoor heeft u wel inloggegevens nodig. Heef u deze nog niet, vraag dan inloggegevens aan via de site van de Belastingdienst. Doe dit zo snel mogelijk, want deze gegevens laten soms enkele weken op zich wachten. Natuurlijk kunnen wij het teruggaafverzoek ook voor u indienen. Ook dan hebben we wel inloggegevens van u nodig.

De Belastingdienst stuurt uw verzoek na ontvangst door naar de belastingdienst(en) van het land waar u de btw wilt terugvragen. Die buitenlandse belastingdienst verzorgt de verdere afhandeling.

Brexit vraagt om extra haast

De Brexit staat inmiddels gepland op 31 oktober 2019 en de huidige Britse regering is er alles aan gelegen om die datum ook te halen. Het is nog onzeker hoe de teruggaafprocedure in het Verenigid Koninkrijk er na de Brexit uit zal zien. Daarom raden we aan om Britse btw zo snel mogelijk terug te vragen. Dat geldt niet alleen voor de Britse btw uit 2018, maar ook voor de Britse btw die u in 2019 al heeft betaald.

(Bron: Flynth)

Het kabinet is van plan de zelfstandigenaftrek in de komende tien jaar te verlagen van € 7280 naar € 5000. Volgens Haagse bronnen zijn de coalitiepartijen het eens geworden over deze maatregel, aldus de NOS.

Over het beperken van de aftrek waren in het regeerakkoord al afspraken gemaakt, maar dit gaat verder: nu wordt dus ook het maximaal af te trekken bedrag verlaagd en het belastingvoordeel gaat sneller naar beneden. Met de beperking van de belastingaftrek voor zelfstandigen moet een deel van een lastenverlichting voor burgers worden betaald. De maatregel is ook bedoeld om de fiscale verschillen tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen, zoals minister Koolmees wil. Het streven past ook in het beleid om het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen.

Middeninkomens

Het kabinet wil vooral de middeninkomens tegemoetkomen. Het voorzieteen gemiddelde stijging van de koopkracht met zo’n 2 procent. Het hele pakket maakt deel uit van de belastingmaatregelen die op Prinsjesdag worden gepresenteerd en waarover de regeringspartijen 22 augustus in grote lijnen overeenstemming bereikten.

Woningmarkt

De coalitie is het verder eens over extra maatregelen om de woningmarkt te stimuleren en meer mensen aan een huis te helpen, vooral starters. Daarvoor wordt vanaf volgend jaar structureel € 100 miljoen extra uitgetrokken.

(Bron: Taxence)

Op Prinsjesdag zal de staatssecretaris naar verwachting ook een aantal nieuwe fiscale maatregelen met betrekking tot de auto presenteren. Een overzicht van deze verwachte wijzigingen.

Vermoedelijk zal het pakket belastingmaatregelen de volgende wijzigingen met betrekking tot de auto bevatten:

  • het verhogen van de bijtelling privégebruik elektrische auto van de zaak;
  • (misschien) een aanpassing van de bijtelling voor ‘youngtimers’;
  • een validatie bij de import van tweedehandsauto’s;
  • BPM-tarieven baseren op WLPT-testmethode;
  • een verlenging van de BPM-vrijstelling voor emissieloze auto’s;
  • een verlenging van de MRB-vrijstelling voor emissieloze personenauto’s;
  • verhoging van de MRB voor bestelbussen; en
  • de invoering van een vrachtwagenheffing.

Deze wijzigingen komen hieronder aan de orde.

Verhoging bijtelling privégebruik elektrische auto

In het Klimaatakkoord is een maatregel opgenomen om de bijtelling vanwege het privégebruik van een elektrische auto van de zaak te verhogen. Dit jaar bedraagt deze bijtelling 4% over de cataloguswaarde voor zover deze niet meer bedraagt dan € 50.000. Voor zover de cataloguswaarde hoger is, bedraagt de bijtelling 22%. Voor 2020 moet de fiscale bijtelling voor elektrische auto’s stijgen naar 8% voor zover de cataloguswaarde de € 45.000 niet overschrijdt. In 2021 bedraagt de bijtelling 12% over de eerste € 40.000. De gewone bijtelling blijft 22% bedragen. In de jaren na 2021 stijgt de bijtelling over de eerste € 40.000 totdat in 2026 geen onderscheid meer bestaat tussen elektrische en gewone auto’s van de zaak. Het kabinet moet deze maatregel nog in een wetsvoorstel opnemen.

Aanpassing bijtelling voor ‘youngtimers’

Men moet de bijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak in beginsel berekenen over de cataloguswaarde van die auto. Een uitzondering geldt als de auto ouder is dan 15 jaar. Met betrekking tot deze zogeheten ‘youngtimers’ is de waarde in het economische verkeer de grondslag voor de bijtelling. Deze waarde wil nogal eens lager uitvallen dan de cataloguswaarde, terwijl de desbetreffende youngtimer vervuilender is dan een nieuwe auto. De staatssecretaris van Financiën wil een en ander laten onderzoeken. Als de youngtimer-regeling het aankopen van youngtimers (te veel) stimuleert, kan de staatssecretaris besluiten deze regeling af te schaffen.

Validatie bij import tweedehandsauto’s

De staatssecretaris constateert dat de laatste jaren relatief meer schadevoertuigen zijn opgegeven bij de import van tweedehandsauto’s, zonder dat de vraag naar beschadigde auto’s in Nederland zo is gestegen. Hij vermoedt dat importeurs soms de schade van de desbetreffende auto’s overdrijven om de BPM te drukken. De staatssecretaris wil dit tegen gaan door het import- en aangifteproces aan te passen. Voordat men de BPM-aangifte indient, moet een validatie plaatsvinden. Bij voorkeur moet een onafhankelijke partij deze validatie uitvoeren. De staatssecretaris is hierover in gesprek met de RDW. Als de validatie slaagt, kan men de aangifte BPM indienen. Na betaling volgt dan direct een fiscaal akkoord en is het kenteken direct te verlenen. Als de validatie niet slaagt, is het niet mogelijk om BPM-aangifte te doen en een kenteken te verkrijgen. Eerst moet een nieuw waarderapport worden opgemaakt en gevalideerd.

BPM-tarieven gebaseerd op WLTP-testmethode

Het bedrag aan BPM dat autobezitters moeten betalen, is mede afhankelijk van de CO2-uitstoot van de desbetreffende auto en de BPM-tarieven. De wetgever zal per 1 juli 2020 de BPM-tarieven baseren op een nieuwe CO2-testmethode: de Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure (WLTP). Deze methode moet beter inzicht geven in het werkelijke brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van personenauto’s dan de vorige methode. Onder de nieuwe methode pakt de CO2-uitstoot van auto’s gemiddeld hoger uit. Maar het is niet de bedoeling dat alleen al door deze nieuwe testmethode de BPM stijgt. Daarom wil het kabinet de CO2-tarieven van de BPM per 1 juli 2020 naar beneden bijstellen. Zo blijft de gemiddelde BPM per auto naar verwachting ongeveer hetzelfde. Deze omzetting wordt geregeld via een wetsvoorstel dat op Prinsjesdag naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. De autobranche krijgt vervolgens tot 1 juli 2020 tijd om zich voor te bereiden.

Verlenging BPM-vrijstelling emissieloze auto’s

Op grond van de huidige wettekst geldt tot 1 januari 2021 een vrijstelling van BPM voor auto’s met een CO2-uitstoot van nihil. Op grond van het Klimaatakkoord wordt deze vrijstelling verlengd tot en met 2024. In 2025 zal een vaste voet gaan gelden voor emissieloze auto’s van € 360 per auto. Deze verlenging van de vrijstelling moet nog wel in een wetsvoorstel worden opgenomen. Misschien dat de staatsecretaris deze maatregel opneemt in het belastingpakket dat hij op Prinsjesdag 2019 presenteert.

Verlenging MRB-vrijstelling emissieloze auto’s

Volgens de Wetuitwerking Autobrief II vervalt op 1 januari 2021 de vrijstelling voor het rijksdeel van de motorrijtuigenbelasting voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van nihil. Maar in het Klimaatakkoord wordt deze vrijstelling verlengd tot en met 2024. In 2025 zal men voor emissieloze auto’s een percentage van (het rijksdeel van) de MRB van 25% betalen. Plug-in hybrides betalen MRB met een correctiefactor vanwege het zwaardere gewicht ten opzichte van brandstofauto’s. Ook deze verlenging van de vrijstelling moet nog in een wetsvoorstel worden vastgelegd.

Verhoging MRB voor bestelbussen

Vanaf 2021 zal een geleidelijke verhoging plaatsvinden van de MRB voor bestelbussen. Het moet gaan om een stijging van € 2 euro per maand per bestelbus vanaf 2021 tot en met 2024.

Invoering vrachtwagenheffing

Het kabinet heeft het voornemen om voor 2023 een vrachtwagenheffing in te voeren voor het vrachtverkeer uit binnen- en buitenland. De vrachtwagenheffing zal gelden voor binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens van meer dan 3.500 kg. Rijdt een vrachtwagen op een weg waar de heffing geldt, dan registreert een on-board unit de afgelegde kilometers. Het tarief zal naar verwachting minimaal € 0,078 per afgelegde kilometer bedragen. Voor zwaardere en/of minder schone vrachtauto’s kan dit tarief oplopen tot € 0,26 per afgelegde kilometer. Private aanbieders van toldiensten gaan de registratie en inning van de vrachtwagenheffing op zich nemen. Dit plan is al verwerkt in een conceptwetsvoorstel dat voor internetconsultatie is voorgelegd. Maar misschien komt een echt wetsvoorstel wel in beeld op Prinsjesdag 2019.

(Bron: Taxence)

Belastingplichtigen in de inkomstenbelasting met een wisselend inkomen, kunnen ‘middeling’ aanvragen bij de Belastingdienst.

Middelingsregeling

Middeling is lucratief bij sterk wisselende inkomsten in box 1, bijvoorbeeld bij een variërende winst. Bij middeling wordt de verschuldigde belasting berekend alsof de inkomsten over drie achtereenvolgende jaren gelijkmatig zijn verkregen. Op deze manier is minder belasting verschuldigd, omdat op deze manier de progressie van het belastingtarief gedeeltelijk kan worden ontgaan.

Voorbeeld

Een inkomen in box 1 dat over de periode 2015 t/m 2017 bijvoorbeeld €20.000, €20.000 en €140.000 bedraagt, wordt voor €5.661 zwaarder belast dan wanneer het inkomen over deze jaren iedere keer €60.000 zou hebben bedragen. Het verschil kan via middeling worden teruggekregen, op een drempel van €545 na. In bovenstaand voorbeeld levert middeling dus €5.661 -/- €545, ofwel €5.116 op.

Als ondernemer bent u verplicht een administratie te voeren. In beginsel bent u vrij te bepalen hoe u dit doet, maar uw administratie moet wel binnen een redelijke termijn te controleren zijn.

U bent er zelf verantwoordelijk voor dat uw administratie controleerbaar blijft. U moet de administratie ook bewaren, in beginsel zeven jaar en minstens tien jaar als het onroerende zaken betreft. Ook dit is niet vormvrij, want de eis blijft gelden dat een en ander binnen een redelijke termijn te controleren moet zijn.

Een voorbeeld

Onlangs oordeelde de rechter in een schoolvoorbeeld van een administratie die niet op orde was. De administratie was digitaal, maar de detailgegevens waren niet digitaal en slechts deels bewaard. Bovendien waren ze voor een deel onleesbaar. Wel waren er dozen vol kassarollen van vele tientallen meters lang.

De inspecteur legde daarom een informatiebeschikking op. Bij een informatiebeschikking moet u de gevraagde administratieve bescheiden alsnog op de juiste wijze aanleveren. De ondernemer in kwestie vond dat hij hieraan voldaan had, maar de rechter was het daar niet mee eens. De administratie was onvolledig en de dozen met kassarollen waren onmogelijk binnen een redelijke termijn te controleren.

Neem voor het juist inrichten van uw administratie contact met ons op!

Dashboards maak je tegenwoordig steeds gemakkelijker. Met name door technologische ontwikkelingen op het gebied van datamanagement en -visualisatie. Daar hangt een keerzijde aan: we zien een wildgroei aan dashboardproductie. En hoe zorgt u ervoor dat al die dashboards ook echt gebruikt worden? Wij geven u zeven tips om uw dashboards gebruiksvriendelijk te maken!

1. Start met heldere strategie en doelstellingen
Vaak is data in voldoende mate in een organisatie beschikbaar of zijn er meer dan voldoende rapportages beschikbaar. Maar zonder heldere strategie en doelstelling is het lastig bepalen welke resultaten je daaraan moet koppelen en hoe je bijstuurt. Denk daarom eerst na over de juiste focus en vervolgens hoe u moet sturen op zaken die echt belangrijk zijn.

2. Houd grafische weergaven simpel 
Realiseer u dat de meeste mensen het lastig vinden om dashboards te lezen. In de praktijk zien we dat dashboards vaak zeer kleurrijk zijn en bol staan van de meest aantrekkelijke visuele weergaves. Deze dashboards zijn uiteindelijk vaak lastig leesbaar. Tijdens onze trainingen behandelen we verschillende richtlijnen (do’s en don’ts) voor het effectiever maken van dashboards. Hierin behandelen we bijvoorbeeld gebruik van kleuren, grafieken, accentueringen, vorm, legenda en toelichting.

3. Toon actiegerichte resultaten
Niet de dashboards, maar de acties leiden tot succes en resultaat. Wat in de eerste plaats vaak ontbreekt bij grafieken is een target (einddoelstelling) en een planlijn (doel per tijdseenheid). Een staafdiagram of lijngrafiek zegt vaak niets als er geen norm en context aan wordt gegeven.
In de tweede plaats worden doelstellingen vaak niet vertaald naar concrete acties. Het loont per KPI concreet te bepalen “wie doet wat en wanneer”. Prestatie-overleggen eindigen dan niet langer zonder concrete acties en verantwoordelijkheden.

4. Vul aan met toelichtingen en conclusies
Naast de juiste vormen en kleurstellingen van grafieken binnen dashboards, zijn correcte legenda’s, toelichtingen en eventueel conclusies essentieel. Te vaak zien we in de praktijk geen of onvoldoende toelichting, waardoor dashboards verzanden in de la of mailbox. Dashboards moeten juist de basis vormen voor een dialoog en leiden tot vervolgacties.

5. Benoem verantwoordelijken
Dashboards bestaan vaak uit verschillende meetindicatoren, zogenaamde KPI’s of kritische prestatie indicatoren. De vraag is echter wie verantwoordelijk is voor het resultaat van een specifieke KPI. Als iedereen verantwoordelijk is voor alles, dan zal uiteindelijk niemand zich echt verantwoordelijk voelen. Belangrijk is dus dat per KPI een verantwoordelijke wordt benoemd, die acties definieert, analyses laat uitvoeren en toelichting geeft over de voortgang in het realiseren van de doelstelling van de betreffende KPI.

6. Focus op relevantie 

Belangrijk is dat data betrouwbaar is en dat beslissingen worden genomen op basis van correcte data. Echter, in de praktijk zien we vaak dat het issue rondom betrouwbaarheid bewust of onbewust afleidt van het inzicht dat de prestatie-meting weergeeft. Vaak kunnen we aan de trendcijfers zien dat we achterlopen op target. Dan is het niet langer de vraag of de cijfers betrouwbaar zijn, maar: welke acties gaan we ondernemen om bij te sturen?

7. Behoud snelheid bij de opbouw
Vaak wordt er teveel tijd door een beperkt aantal mensen besteed aan het ontwerp van een dashboard, terwijl het belangrijker is om gewoon te starten met bijsturen en verbeteren. Wij pleiten ervoor om te starten met slechts een paar, eenvoudig te meten KPI’s. Start hierna zo snel mogelijk de cyclus van meten, analyse, acties uitvoeren en weer meten. De rapportage zelf is geen doel, het is slechts een middel om gedragsverandering en verbetering door te voeren.

Meer weten? Neem contact met ons op.

Per 2020 wordt de gemoderniseerde nieuwe kleine ondernemersregeling (KOR) ingevoerd. Deze nieuwe KOR biedt kansen voor u als uw “Nederlandse” omzet per kalenderjaar onder de € 20.000 blijft. U hoeft dan geen btw te betalen over de omzet. Het jaarlijks voordeel wat u kunt behalen is daarmee maximaal € 4.200.

Nieuwe kleine ondernemersregeling

De nieuwe KOR is gerelateerd aan de hoogte van uw omzet. Er gelden specifiek regels voor de berekening van de nieuwe “KOR-omzet.” De “KOR-omzet” kan dus afwijken van de jaaromzet op uw btw-aangifte. Uw “KOR-omzet” mag niet boven de € 20.000 uitkomen. Als u voldoet aan de voorwaarden, betaalt u geen btw over uw omzet. Daarentegen kunt u dan ook geen btw op uw kosten meer aftrekken. Blijft uw omzet onder de € 20.000 dan blijft u gebruikmaken van deze regeling. Komt uw omzet in een jaar boven de € 20.000 dan mag u drie jaar lang niet meer mee doen. Voor bepaalde incidentele verkopen geldt een uitzondering.

Complexe kleine ondernemersregeling

De regeling is complex omdat niet alle omzet meetelt voor de grens van € 20.000. Daarnaast moet u rekening houden met (on)roerende goederen die eerder zijn aangeschaft en de btw die u daarover heeft betaald. Soms kan de Belastingdienst namelijk naheffen doordat (on)roerende goederen niet (meer) worden gebruik voor belaste prestaties: de afgetrokken btw wordt dan herzien. Er geldt wel een ‘herzieningsdrempel’ van € 500 aan btw per jaar. Stel dat de betaalde btw bij aanschaf van een zakelijke auto € 2.000 bedroeg. De herzieningstermijn van een auto is ‘vijf jaren’. De herzieningsbtw per jaar is dan 1/5 x € 2.000 = € 400. U blijft daarmee onder de grens van € 500 zodat geen btw wordt herzien onder de nieuwe KOR.

Ook eigenaren van geïnstalleerde zonnepanelen moeten opletten dat ze mogelijk alsnog btw moeten terugbetalen. Let dus op dat u niet ‘te veel’ zonnepanelen op uw dak laat leggen, want de Belastingdienst legt u anders een naheffingsaanslag op. De grens ligt ongeveer op € 12.000 ex. btw.

Wanneer is de nieuwe KOR gunstig?

De regeling is vaak niet interessant als u klanten heeft die btw kunnen aftrekken. Het kan u wel administratieve handelingen en de kosten voor het indienen van btw-aangiften besparen. De nieuwe KOR kan met name zeer interessant zijn als u veel particuliere klanten heeft of klanten die door u gefactureerde btw niet (of deels) kunnen aftrekken. Dit geldt als uw klanten vrijgestelde handelingen verrichten, bijvoorbeeld in de sectoren onderwijs, zorg, sport, cultuur en de sociale sector. Of als uw klanten ondernemers zijn met een margeomzet van minder dan € 20.000. De btw die u normaal gesproken had moeten afdragen, houdt u onder de nieuwe KOR in uw eigen zak, omdat u dan geen btw in rekening brengt aan uw klanten.

Belangrijke punten bij toepassing nieuwe KOR

  • U mag geen btw vermelden op uw facturen
  • U kunt geen btw meer op kosten aftrekken
  • De KOR geldt in principe voor drie jaar, tenzij de omzet boven de € 20.000 komt
  • U mag pas na drie jaar ‘afkoeling’ weer aanmelden voor de nieuwe KOR

Actie vereist

De vraag is of u uw onderneming moet aanmelden voor de nieuwe KOR of juist niet. Heeft u te maken met de volgende situaties, dan adviseren wij u te (laten) beoordelen of de nieuwe KOR u kansen biedt.

  • U maakt al gebruik van de huidige KOR.
  • U heeft voornamelijk particulieren en/of ondernemers als klant die de btw niet kunnen aftrekken en uw jaarlijkse “KOR-omzet” is minder dan € 20.000.
  • Uw onderneming is ontheven van de administratieve verplichtingen. Let op: uw onderneming gaat automatisch over op de nieuwe KOR.
  • U heeft voor meer dan € 12.000 ex. btw aan zonnepanelen op uw privéwoning geplaatst.
  • U schaft in 2020 zonnepanelen aan of een tweede/derde set aan zonnepanelen voor plaatsing op uw privéwoning.

(Bron: Abab)

Een erflater verkoopt een woning aan de toekomstige erfgenamen. Vervolgens blijft hij er zelf in wonen. Toch kunnen de erfgenamen bij zijn overlijden alsnog erfbelasting verschuldigd zijn over de waarde van de woning, ook al behoort deze niet tot de nalatenschap. Hoe zit dit? En is dit te voorkomen?

Moeder en dochter woonden gezamenlijk in een woning die eigendom was van moeder. Eind 2014 verkoopt moeder de woning aan dochter voor 155.000 euro. De WOZ-waarde was op dat moment 204.000 euro. De volledige koopsom wordt vervolgens kwijtgescholden. Deze schenking is voor een bedrag van 100.000 euro vrijgesteld op grond van de verhoogde vrijstelling voor een eigenwoningschenking, de zogenaamde ‘jubelton’. Het resterende bedrag is belast en dochter betaalt 5.500 euro aan schenkbelasting.  Moeder en dochter blijven de woning samen bewonen. Binnen 180 dagen na de eigendomsoverdracht komt moeder te overlijden.

Fictieve verkrijging

Na het overlijden van moeder wordt er aangifte erfbelasting gedaan. De woning wordt niet in de aangifte opgenomen omdat deze niet meer haar eigendom is. De inspecteur ziet dit anders. Op grond van een bepaling in de Successiewet wordt de woning aangemerkt als een fictieve verkrijging door de dochter. Het woongenot van moeder heeft immers voortgeduurd tot aan haar overlijden.   

De zaak komt voor de rechter. De rechtbank stelt de inspecteur in het ongelijk: “Noch uit de akte van levering noch uit de aangifte blijkt dat de woning is verkocht onder het voorbehoud van gebruik en bewoning, zodat geen sprake is van een in juridische zin gevestigd vruchtgebruik.” Er is slechts sprake van een persoonlijk gebruiksrecht.

Beperkt uitleg vruchtgebruik

Vervolgens komt de vraag in hoger beroep terecht bij Hof Den Haag. Het Hof oordeelt dat de woning – fictief – wel tot de nalatenschap van moeder behoort. Vast staat dat moeder na de verkoop tot haar overlijden in de woning is blijven wonen. Daardoor had zij het genot van de woning. De rechtbank heeft een te beperkte uitleg gegeven aan het begrip ‘vruchtgebruik’. Dit is ook van toepassing wanneer er sprake is van een beperkt genot: “Een beetje genot is ook genot.” De woning wordt belast tegen de WOZ-waarde. De koopsom van 155.000 euro mag niet in aftrek worden gebracht, omdat deze geheel is kwijtgescholden.  

Hoe dit te voorkomen?

De heffing van erfbelasting had gemakkelijk kunnen worden voorkomen als moeder een vergoeding (huur) aan dochter had betaald. Die vergoeding moet ten minste 6% van de WOZ-waarde van de woning bedragen. Voor de erfbelasting wordt de waarde van een woning gesteld op de WOZ-waarde. Door het betalen van 12.240 euro aan huur per jaar aan dochter had deze tot maximaal 35.300 euro aan erfbelasting kunnen besparen.

Verder is er ook geen sprake van een fictieve verkrijging wanneer het genot uiterlijk 180 dagen voor overlijden eindigt.

(Bron: Alfa)