DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

Nieuws

De vermogensrechtelijke verhouding tussen echtgenoten en geregistreerd partners wordt in het Burgerlijk Wetboek nauwgezet vastgelegd. Maar deze verhouding tussen ongehuwde samenwoners laat de wetgever grotendeels ongeregeld.

Aantrekkelijk, natuurlijk, voor wie niet veel opheeft met regels en wetten. Toch laat een recente uitspraak van de Hoge Raad zien dat het ontbreken van een samenlevingscontract niet (meer) betekent dat er geen aanspraken ontstaan van de ene partner op de ander.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad betrof een man en vrouw die een periode ongehuwd met elkaar samenwoonden, zonder samenlevingscontract. Tijdens de relatie financierde de vrouw uit eigen vermogen een verbouwing van de woning. De woning was echter eigendom van de man. Hierover maakten zij geen bijzondere afspraken. Na het verbreken van de relatie wilde de vrouw de kosten die zij had gemaakt voor de verbouwing, terugkrijgen. Tussen echtgenoten zou in dit geval meestal een vergoedingsrecht ontstaan: de vrouw zou een recht hebben gehad op een bepaalde vergoeding van de man. De waarde van de investering kwam immers alleen hem, als eigenaar van de woning, ten goede. De Hoge Raad maakte in deze uitspraak echter duidelijk dat de wettelijke regelingen die gelden voor echtgenoten, niet vanzelfsprekend ook gelden voor ongehuwde samenwoners. De vrouw kreeg geen recht op vergoeding.

Ongerechtvaardigde verrijking

Dit betekent niet dat een partner die geld steekt in bijvoorbeeld de woning van de andere partner, per definitie met lege handen staat. Als de man in de eerdergenoemde situatie verrijkt was door de verbouwing zónder rechtvaardiging, had de vrouw mogelijk wel op een vergoeding kunnen rekenen. Hiervoor is volgens de Hoge Raad vereist dat, als de vrouw niet had betaald, de man de verbouwing zelf zou hebben betaald. Maar de man in kwestie had de verbouwing zelf nooit kunnen betalen. Dus ook een beroep op ongerechtvaardigde verrijking hielp de vrouw niet verder.

Redelijkheid en billijkheid

De uitspraak opende echter wel de deur voor een vergoedingsrecht op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. ‘Tussen “informeel samenlevenden” bestaat een rechtsverhouding die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt bepaald,’ aldus de Hoge Raad. Ook als de partijen er bewust voor hebben gekozen geen afspraken te maken over hun samenleving, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid een vergoedingsrecht doen ontstaan. De vrouw in deze casus voerde hier echter niets over aan, waardoor de Hoge Raad haar hierin niet tegemoet kon komen. Maar wie in een ander, vergelijkbaar geval meent een vergoedingsrecht te hebben, doet er dus goed aan te betogen dat in zijn of haar specifieke omstandigheden sprake is van een vergoedingsrecht op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid.

De makkelijkste oplossing

De beste optie blijft uiteraard om zelf het roer in handen te houden en uitdrukkelijke afspraken te maken met de partner. Dit kan bijvoorbeeld door een samenlevingscontract op te stellen, maar ook het simpelweg vastleggen van enkele afspraken kan al veel onzekerheid en onduidelijkheid voorkomen.

(Bron: Flynth)

De bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s van de zaak stijgt, een jaar eerder dan aangekondigd, per 2020 van 4% naar 8%. Dit staat in de plannen voor het klimaatakkoord die het kabinet heeft gepresenteerd.

Bijtelling en elektrische auto van de zaak

De hogere bijtelling gaat gelden voor nieuwe elektrische auto’s tot een cataloguswaarde van € 45.000. Over de meerwaarde betalen uw werknemers dan 22%. Voor overige auto’s geldt vanaf 1 januari 2017 nog steeds het standaardbijtellingspercentage van 22%. 

Verhoging bijtelling elektrische auto

De verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s is nog niet definitief, maar naar verwachting gaat dat dit jaar wel gebeuren. Wij houden u op de hoogte.

(Bron: ABAB)

Als ondernemer bent u verplicht een administratie te voeren. In beginsel bent u vrij te bepalen hoe u dit doet, maar uw administratie moet wel binnen een redelijke termijn te controleren zijn.

U bent er zelf verantwoordelijk voor dat uw administratie controleerbaar blijft. U moet de administratie ook bewaren, in beginsel zeven jaar en minstens tien jaar als het onroerende zaken betreft. Ook dit is niet vormvrij, want de eis blijft gelden dat een en ander binnen een redelijke termijn te controleren moet zijn.

Een voorbeeld

Onlangs oordeelde de rechter in een schoolvoorbeeld van een administratie die niet op orde was. De administratie was digitaal, maar de detailgegevens waren niet digitaal en slechts deels bewaard. Bovendien waren ze voor een deel onleesbaar. Wel waren er dozen vol kassarollen van vele tientallen meters lang.

De inspecteur legde daarom een informatiebeschikking op. Bij een informatiebeschikking moet u de gevraagde administratieve bescheiden alsnog op de juiste wijze aanleveren. De ondernemer in kwestie vond dat hij hieraan voldaan had, maar de rechter was het daar niet mee eens. De administratie was onvolledig en de dozen met kassarollen waren onmogelijk binnen een redelijke termijn te controleren.

Neem voor het juist inrichten van uw administratie contact met ons op!

Verzending van een poststuk rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van dit stuk op het daarop vermelde adres. Daarom moet een belanghebbende de ontvangst van een boetebeschikking ontzenuwen. Het is daarvoor voldoende dat hetgeen hij aanvoert leidt tot twijfel of hij de boetebeschikking heeft ontvangen. Lukt dat? Dan moet de inspecteur nader bewijs leveren. Deze nieuwe bewijsregels voor boetebeschikkingen gaan gelden vanaf 1 augustus 2019.

Een B.V. verzuimde aangifte vennootschapsbelasting te doen. De Belastingdienst legde daarom een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting op en een verzuimboete. De ambtshalve aanslag en beschikking verzuimboete hadden een dagtekening van 26 juli 2014. Op 2 oktober 2014 ontving de inspecteur een bezwaar tegen de aanslag en de boetebeschikking. De inspecteur verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Het hof verklaarde het hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank op het beroep ook niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

Gewone bewijsregels ook voor boetes

In cassatie is de ontvankelijkheid van het hoger beroep in geschil. De Hoge Raad oordeelt dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar- of beroepschrift tegen de aanslag vennootschapsbelasting terecht is uitgesproken door het hof. De Hoge Raad gaat nog in op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de boete. In het arrest van de Hoge Raad oordeelde de Hoge Raad voor een boetebeschikking als volgt. Stelt de belastingplichtige dat de termijnoverschrijding buiten zijn schuld om is ontstaan? Dan kan de inspecteur slechts de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar uitspreken als de inspecteur kan bewijzen dat hetgeen de belastingplichtige stelt over de niet-ontvankelijkheid onjuist is. In rechtspraak over bestuurlijke boetes is voor bestuurlijke boetes een andere opvatting zichtbaar geworden. Daarom gaat de Hoge Raad om. De gewone bewijsregels moeten ook gaan gelden voor boetes. In het kort komen die op het volgende neer. Verzending van een boetebeschikking per post rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van dit stuk op het daarop vermelde adres. Stukken die per post worden verzonden, komen in de regel aan bij de geadresseerde. Als een belanghebbende de ontvangst van een poststuk betwist, moet hij het vermoeden van ontvangst ontzenuwen. Daarbij is het voldoende dat op grond van wat hij aanvoert, de ontvangst of aanbieding van de beschikking redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Slaagt de belanghebbende daarin, dan is de inspecteur aan zet om nader bewijs te leveren ten aanzien van de ontvangst of aanbieding van de boetebeschikking.

(Bron: Taxlive)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel degelijk sprake is geweest van begunstigend beleid voor de situatie waarin belastingrente wordt berekend terwijl de Belastingdienst al over het geld beschikt. Het hof matigt vervolgens de te betalen belastingrente.

In de, op 25 april 2017 ingediende, VPB-aangifte 2015 verwerkt de gemachtigde van X bv abusievelijk de op de voorlopige aanslag betaalde VPB als ‘te verrekenen dividendbelasting’. Uit de VPB-aangifte volgt een bedrag aan terug te ontvangen VPB van € 6421. X bv ontvangt vervolgens op 15 mei 2017 het op de VA betaalde bedrag van € 26.398 terug. De gemachtigde wijst de inspecteur er op dat slechts recht bestaat op een teruggaaf van € 6421, waarop de inspecteur met dagtekening 1 juli 2017 de definitieve aanslag oplegt. Hij brengt daarbij € 1786 aan belastingrente in rekening. X bv beroept zich op begunstigend beleid, en stelt dat maximaal € 190 aan belastingrente is verschuldigd. De inspecteur stelt dat er helemaal geen sprake is geweest van begunstigend beleid, en als dat al zo is geweest, dat dat op 7 juni 2017 is ingetrokken.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel degelijk sprake is geweest van begunstigend beleid voor de situatie waarin belastingrente wordt berekend terwijl de Belastingdienst al over het geld beschikt. X bv kan zich ook op dit begunstigend beleid beroepen. Het hof verwerpt daarbij de stelling van de inspecteur dat de stukken slechts interne stukken waren. Ook niet gepubliceerd begunstigend beleid kan de inspecteur namelijk binden. De belastingrente moet dan ook worden beperkt met de rente over de periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over het betaalde bedrag en bedraagt € 190. Het gelijk is aan X bv.

(Bron: Taxlive)

De fiscale aftrek van scholingsuitgaven blijft ook volgend jaar nog bestaan. De regeling gaat naar verwachting pas per 2021 verdwijnen. De aftrek zal dan worden vervangen door een subsidie voor de kosten van opleiding of scholing.

Fiscale aftrek

De wet inkomstenbelasting kent momenteel een fiscale aftrekmogelijkheid voor bepaalde scholingsuitgaven. De aftrek betreft met name cursusgelden en verplichte leermiddelen. Overige scholingskosten zijn niet aftrekbaar.

Voordeel aftrek

Het voordeel van de aftrek is afhankelijk van het te betalen belastingtarief. Hogere inkomens hebben hierdoor meer profijt van de regeling. De regeling kent ook een drempel en een plafond, waardoor de eerste €250 niet tot aftrek leiden en ook het meerdere boven €15.000 niet aftrekbaar is.

Alternatief

De fiscale aftrek gaat naar verwachting per 2021 verdwijnen. De aftrek zal dan worden vervangen door een subsidie voor de kosten van opleiding of scholing, waarmee werkenden en niet-werkenden hun toegang tot de arbeidsmarkt kunnen verbeteren. Hiervoor komt €200 miljoen beschikbaar, net zoveel als de kosten van de huidige aftrek.

Omvang tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming in de scholingskosten zal €1.000 tot €2.000 per persoon bedragen. Hierdoor kunnen 100.000 tot 200.000 belangstellenden van de subsidie gebruik maken.
De tegemoetkoming wordt, om misbruik te voorkomen, niet aan het individu betaald, maar via de uitvoerder rechtstreeks aan de opleider.

Individuele budgetten

Er is ook aandacht voor individuele scholingsbudgetten, waarover in steeds meer arbeidsovereenkomsten afspraken worden gemaakt. Om meer duidelijkheid te geven over de (on)belastbaarheid van die individuele scholingsbudgetten gaat de Belastdienst de voorlichting hierover vergroten.

(Bron: Koenen en Co)

Voor de aftrek van hypotheekrente stelt de fiscus een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat u moet kunnen bewijzen dat het geleende geld daadwerkelijk gebruikt is voor de aanschaf of bijvoorbeeld (ook) voor het verbouwen van de eigen woning. Dit bewijs moet u ieder jaar waarin u gebruikmaakt van de aftrekmogelijkheid, kunnen aanleveren.

Hoelang moet ik mijn hypotheekakte bewaren?

Het bewijs moet u kunnen leveren met schriftelijke bescheiden, zoals de akte van levering van uw woning. Tevens moet u dit over een langere periode kunnen leveren, ook als de navorderingstermijn over het jaar van aankoop of verbetering van de woning verstreken is. Ook het feit dat de aftrek in uw aangifte in eerdere of latere jaren is aanvaard door de inspecteur doet niet ter zake, aldus de Hoge Raad in een recente zaak. Dit kan alleen anders zijn als de inspecteur zich die jaren expliciet over de aftrek heeft uitgelaten en met de aftrek heeft ingestemd.

Let op!

Het is van groot belang dat u de bewijzen inzake een afgesloten hypotheek goed bewaart. In ieder geval zolang u de rente in aftrek wilt brengen.

(Bron: Van Oers)

U woont ongehuwd samen en in uw samenlevingscontract staat dat uw bezittingen niet in gemeenschappelijk bezit vallen? Het lijkt er misschien op dat de verdeling van uw vermogen en goederen zonder discussie verloopt als de relatie onverhoopt eindigt. Maar ook met een samenlevingscontract moet uw vermogen mogelijk als gemeenschappelijk goed 50/50 verdeeld worden over u en uw (ex-)partner. 

Een praktijkvoorbeeld van een man en vrouw die ongehuwd samenwoonden met een samenlevingscontract maakt deze kwestie duidelijk. Aan het begin van hun relatie hebben ze hun privébankrekeningen opgeheven en hun inkomsten en uitgaven via de gemeenschappelijke rekening laten stromen. Toen ze uit elkaar gingen, leidde de verdeling van hun vermogen tot een rechtszaak. De rechtbank oordeelde dan zij door alles op een gemeenschappelijke rekening te storten, niet de intentie hadden om hun vermogen gescheiden te houden. De rechtbank beoordeelt dit als stilzwijgende afspraak dat hun vermogen en bezittingen aan de man en de vrouw toebehoren, ieder voor de helft.

Houd een administratie bij

Als u geen administratie bijhoudt, is door het samengaan van uw vermogen niet meer te bewijzen welk vermogen u had voordat u ging samenwonen en welk deel van het vermogen afkomstig is uit uw inkomsten. Er zijn verschillende stappen die samenwonenden kunnen zetten om discussies en strijd te voorkomen.

Wij geven u graag enkele tips:

  • Houd uw eigen bankrekening aan;
  • Houd een administratie bij waarbij u vastlegt wie welke goederen aanschaft;
  • Ontvangt u schenkingen? Leg dit vast in uw administratie;
  • Ontvangt u een erfenis? Leg dit vast in uw administratie.

Zonder een volledige administratie kunt u niet bewijzen welke goederen uw eigendom zijn of door u zijn gefinancierd. U loopt dan het risico dat u, mocht uw relatie ten einde komen, uw bezittingen of (ondernemings)vermogen moet delen met uw ex-partner. Het loont dus om geldstromen duidelijk vast te leggen.

(Bron: ABAB)

Per 1 januari 2020 verandert de termijn hoe lang partneralimentatie moet worden betaald. De Tweede Kamer had dit voorstel al goedgekeurd en zojuist / op 21 mei jl. heeft de Eerste Kamer het voorstel aangenomen.   

Wat verandert er per 1 januari 2020?

De periode waarover partneralimentatie moet worden betaald wordt korter. Op dit moment gaat de wet nog uit van een duur van maximaal 12 jaar. Voor partneralimentatie die vanaf 1 januari 2020 wordt vastgesteld geldt:

  • de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar.

Dus als u 6 jaar getrouwd bent geweest, betaalt u maximaal 3 jaar alimentatie voor uw ex-partner en als u 12 jaar getrouwd bent geweest betaalt u de maximale 5 jaar.

Twee wettelijke uitzonderingen

Op de nieuwe regel worden twee wettelijke uitzonderingen gemaakt:

  1. langdurige huwelijken;
  2. huwelijken met jonge kinderen.

Ad 1. Langdurige huwelijken:

  • Als u langer dan 15 jaar getrouwd bent geweest, en uw ex-partner is ten hoogste 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd, dan wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 10 jaar.
  • Bent u 50 jaar of ouder en langer dan 15 jaar getrouwd geweest, dan is de maximumduur ook 10 jaar. Let op: dit is een tijdelijke regeling.

Ad 2. Huwelijken met jonge kinderen:

Bij huwelijken met kinderen, die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt, wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar.

Schrijnende gevallen

Bij de zogeheten schrijnende gevallen is afwijking van bovengenoemde bepalingen mogelijk. De rechter kan dan op verzoek van de alimentatiegerechtigde een nadere termijn vaststellen.

Mediation bij echtscheiding

Los van deze nieuwe wettelijke bepalingen die gaan gelden, blijft het mogelijk om via een mediationtraject op maat gemaakte afspraken te laten vastleggen. Die afspraken komen vaak in een kort tijdsbestek in goed overleg tot stand en sluiten precies aan bij de situatie en wensen van de mensen die uit elkaar gaan.

(Bron: Flynth)

In juni 2018 meldde minister Wiebes te werken aan een nieuwe subsidieregeling, die de huidige salderingsregeling gaat vervangen. Deze nieuwe regeling voor terugleversubsidie zou in 2020 opengaan, maar gaat niet door.

Inmiddels is bekend dat het kabinet de salderingsregeling voor zonnepanelen tot 1 januari 2023 handhaaft. Het blijft hierdoor financieel aantrekkelijk voor huishoudens en mkb-bedrijven om te investeren in zonnepanelen. De salderingsregeling houdt in dat de stroom die je met zonnepanelen opwekt en terug levert aan het net, wordt afgetrokken van je eigen energieverbruik.

Vanaf 1 januari 2023 zal deze regeling geleidelijk worden afgebouwd. Het voordeel dat huishoudens en bedrijven ontvangen op hun energiebelastingen zal elk jaar iets minder worden en teruggebracht worden tot 0 in het jaar 2031. Vanaf dat moment ontvang je alleen een vergoeding van de energieleverancier voor de terug geleverde zonnestroom.
Ieder huishouden en bedrijf met zonnepanelen zal vanaf 2023 automatisch meegaan met de afbouw van salderen, zonder daar iets voor te hoeven doen.

Geschikte elektriciteitsmeters

Voor het geleidelijk afbouwen van salderen tot 2031 is het noodzakelijk voor de Belastingdienst dat huishoudens en bedrijven beschikken over een meter die levering en teruglevering afzonderlijk kan meten, oftewel een meter met minimaal een dubbel telwerk. Dat kan bijvoorbeeld een slimme meter zijn, maar dat hoeft niet per se. Vanaf 1 januari 2023 is het verplicht om zo’n meter met een dubbel telwerk in huis te hebben. De meters zullen voor die datum worden aangeboden door de netbeheerders.

(Bron: Flynth)