DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

Nieuws

Alleen aantoonbare afspraken over gezamenlijke besteding van privékapitaal van een van de huwelijkspartners kunnen voorkomen dat er bij echtscheiding moet worden terugbetaald. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad. Zonder zulke afspraken kan bijvoorbeeld een samen genoten buitenlandse vakantie een vervelend financieel staartje krijgen.

De zaak waarin de Hoge Raad (de hoogste gerechtelijke instantie van ons land) op 5 april 2019 uitspraak deed, draaide om de gezamenlijke uitgave van persoonlijke schenkingen. Een van beide huwelijkspartners had deze drie schenkingen van elk € 10.000 ontvangen onder uitsluitingsclausule. Dit is een bepaling in het testament of in de schenkingsakte die ervoor zorgt dat de erfenis of schenking niet in de huwelijksgemeenschap valt, maar in het privévermogen van de verkrijger.

Privégeld was gezamenlijk opgemaakt

Het geld was dus het persoonlijk eigendom van de vrouw in kwestie, maar zo ging zij er niet mee om. Ze boekte de schenkingen iedere keer over naar de gemeenschappelijke rekening. Hierdoor ging het geld op aan gezamenlijke uitgaven, schulden en vakanties. Toch was zij later, tijdens de bij echtscheiding gebruikelijke kapitaalverdeling, van mening dat zij recht had op terugbetaling. Ze verwees hierbij naar de uitsluitingsclausule: die had tot doel dat het geld van haar zou blijven.

Zonder afspraak is terugbetaling verplicht

In zijn uitspraak geeft de Hoge Raad de vrouw hierin gelijk. Zij heeft inderdaad recht op terugbetaling van het geld, ook al hadden de huwelijkspartners het inmiddels samen opgemaakt. De uitspraak geeft aan dat aan gemeenschappelijke uitgaven besteed privégeld alleen niet hoeft te worden terugbetaald als dit onderling zo is afgesproken. Dit is in de praktijk natuurlijk moeilijk aan te tonen als zo’n afspraak niet op papier is vastgelegd.

Eerst (schriftelijk) afspreken, dan pas uitgeven

Bent u getrouwd, ontvangt u of uw huwelijkspartner een schenking of erfenis met uitsluitingsclausule maar wilt u het geld samen opmaken? Maak hier dan heldere schriftelijke afspraken over vóór u aan de samengeplande vakantie, verbouwing of andere uitgaven begint. Dan komt u later niet voor nare verrassingen te staan.

(Bron: Flynth)

Op 4 juni 2019 zijn de eerste contouren van het (concept) pensioenakkoord bekendgemaakt. De onderhandelingen in november 2018 liepen vast op de stijging van de AOW-leeftijd. De regering is met een handreiking gekomen door de stijging van de AOW voor twee jaar te bevriezen en de koppeling aan de levensverwachting te temperen. De vakbond FNV kan nog roet in het eten gooien. Er zit namelijk een groot gat tussen wat zij als AOW- eis op tafel hadden gelegd en wat in het huidige onderhandelaarsresultaat is opgenomen. Op 14 juni kunnen alle FNV leden hierover stemmen.

Pensioenopbouw via werkgever nog onduidelijk

De invulling van de plannen voor de tweede pijler, pensioenopbouw via de werkgever, blijven nog onduidelijk. Centrale vragen zijn:

  • Hoe wordt het persoonlijk pensioen in de toekomst opgebouwd?
  • Hoe pakt dit uit voor de verschillende generaties?
  • Wie wordt op welke wijze gecompenseerd vanwege een lagere pensioenopbouw?

Afspraken pensioenakkoord die al duidelijk zijn

  • De AOW-leeftijd wordt vanaf 2020 voor twee jaar bevroren. De leeftijd gaat daarna omhoog naar 67 in 2024, in plaats van in 2021 zoals nu het geval is. De eis van de bonden was vijf jaar bevriezing. Voor de jaren na 2024 is een gedempte koppeling met de levensverwachting afgesproken: voor elk extra jaar levensverwachting stijgt de AOW-leeftijd met acht maanden. Dit kost het kabinet structureel €4 miljard per jaar. De bonden hadden ingezet op zes maanden.
  • Mensen met een zwaar beroep kunnen drie jaar eerder stoppen met werken. Voor bruto inkomens tot €19.000 per jaar hoeven werkgevers niet langer de zogeheten rvu-boete te betalen.
  • Zzp’ers moeten verplicht een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten, tenzij ze kunnen aantonen voldoende vermogen te hebben om ziekte en arbeidsongeschiktheid op te vangen. Een verplicht pensioen voor hen komt er niet.
  • Voor het nieuwe contract komen er twee varianten, waaruit pensioenfondsen kunnen kiezen:  de collectieve variant zonder buffers en de premieregeling. De doorsnee-systematiek wordt vervangen door degressieve opbouw.
  • Het wordt mogelijk om op de pensioeningangsdatum een bedrag van maximaal 10% van de opgebouwde waarde in een keer op te nemen (lumpsum) ter vrije besteding.

(Bron: ABAB)

Hof Den Haag oordeelt dat X weliswaar is aan te merken als IB-ondernemer, maar dat hij geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. X voldoet namelijk niet aan het urencriterium. Met hetgeen X overlegt maakt hij niet aannemelijk dat hij ten minste 1225 uren aan zijn onderneming heeft besteed.

X is in loondienst werkzaam als civiel technisch toezichthouder buitendienst. Sinds 2011 verricht hij timmer- en onderhoudswerkzaamheden aan huizen en gebouwen van particulieren. In 2013 werkt hij tot 1 mei voltijds voor zijn werkgever, en sinds 1 mei nog acht uren per week. In geschil is of X IB-ondernemer is. De inspecteur is van mening dat X geen IB-ondernemer is omdat hij slechts een beperkt aantal opdrachtgevers, waaronder familie, heeft.

Hof Den Haag oordeelt dat X weliswaar is aan te merken als IB-ondernemer, maar dat hij geen recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek. Volgens het hof voldoet X namelijk niet aan het urencriterium. Met hetgeen X overlegt, een urenoverzicht en kopieën van zijn agenda van het jaar 2013, maakt hij niet aannemelijk dat hij ten minste 1225 uren aan zijn onderneming heeft besteed. Volgens het hof zijn deze gegevens namelijk te globaal en, bij afwezigheid van overige administratie, volstrekt niet verifieerbaar. Verder overweegt het hof nog dat niet duidelijk is hoe zorgvuldig X zijn tijd met betrekking tot zijn werkzaamheden heeft geregistreerd. Ook heeft X een groot aantal uren ‘overleg met opdrachtgevers’ geboekt, zonder dit nader te onderbouwen. Het gelijk is aan de inspecteur.

(Bron: Taxlive)

Als een van de ouders komt te overlijden, krijgen de kinderen doorgaans een zogeheten niet-opeisbare geldvordering. Dat wil zeggen dat zij hun erfdeel – waaronder de waarde van de woning – ontvangen op het moment dat ook de andere ouder komt te overlijden. Voorkom onduidelijkheid over de hoogte van deze geldvordering door de woning op dat moment te laten taxeren.

Niet-opeisbare geldvordering

Onlangs deed de volgende situatie zich voor. In 1999 ontvingen vier kinderen, vanwege het overlijden van hun vader, een niet-opeisbare geldvordering op hun moeder. Er is echter geen boedelbeschrijving gemaakt en geen aangifte gedaan voor het successierecht.

Geschil over hoogte geldvordering

Bij het overlijden van de moeder blijkt dat zij een testament heeft opgesteld waarin haar dochter is benoemd tot enige erfgenaam. Nu is er tussen de kinderen een geschil ontstaan over de hoogte van de geldvordering uit 1999. De dochter vindt dat moet worden uitgegaan van de WOZ-waarde voor dat jaar, 88.000 euro. De andere kinderen zijn van mening dat de woning destijds een waarde had van 180.000 euro.

Onverstandig om niet te taxeren

In hoger beroep heeft het Hof in overweging genomen dat algemeen bekend is dat de WOZ-waarde destijds aanzienlijk kon afwijken van de werkelijke waarde van het onroerend goed. Alle betrokkenen hebben er niet verstandig aan gedaan om de woning in 1999 niet te laten taxeren om de erfdelen vast te stellen. Het Hof heeft drie deskundigen benoemd die naar eer en geweten hun visie op de waarde van de woning hebben gegeven. Op basis van deze rapporten stelt het Hof de waarde in redelijkheid vast op een bedrag van 130.000 euro.

(Bron: ABAB)

Als particulier heeft u recht op teruggaaf van de btw op de aankoop- en installatiekosten van uw zonnepanelen, wanneer u de opgewekte elektriciteit (deels) terug levert aan het energienet. De Rechtbank heeft nu geoordeeld dat de betaalde btw op de (bouw)kosten van een nieuwe woning met zonnepanelen, ook deels voor teruggaaf in aanmerking komt. Kopers van een nieuwbouwwoning met zonnepanelen kunnen mogelijk meer btw terugvragen dan eerder werd gedacht.

Hoe zat het ook alweer?

Het Hof van Justitie oordeelde op 20 juni 2013 dat het terug leveren van elektriciteit aan het elektriciteitsnet een ondernemersactiviteit is. Eigenaren van zonnepanelen kunnen daarom binnen vijf jaar na het kalenderjaar van de aankoop een verzoek om btw-teruggaaf indienen. Particuliere eigenaren van zonnepanelen hoeven in de meeste gevallen door toepassing van de kleineondernemersregeling geen btw betalen, nadat de investering in de zonnepanelen is gedaan. Als particulier word u daarom automatisch ontheven van uw administratieve verplichtingen voor de btw.

Btw op bouwkosten woning

Bij nieuwbouwprojecten komen er tegenwoordig bijna standaard zonnepanelen op het dak te liggen. Tot voor kort was het uitgangspunt dat kopers van een nieuwbouwwoning met zonnepanelen alleen de betaalde btw op de zonnepanelen terug mochten vragen. Twee verschillende rechtbanken hebben nu een uitspraak gedaan over de teruggaaf van btw op de bouwkosten van een woning met zonnepanelen. In beide zaken kreeg de particulier een deel van de betaalde btw op de bouwkosten van de woning terug. In de ene zaak ging het om niet-geïntegreerde zonnepanelen en in de andere zaak om geïntegreerde zonnepanelen. Dit onderscheid bepaalt hoeveel btw u (mogelijk) terug kan vragen.

Niet-geïntegreerde zonnepanelen (Rechtbank Gelderland, 18 maart 2019)

Dit zijn zonnepanelen die niet tegelijkertijd als dakbedekking dienen en dus op het dak liggen. De zonnepanelen zijn geen onderdeel van uw woning. Als u elektriciteit terug levert aan het energienet, dan mag u alle btw op de aankoop- en installatiekosten van deze zonnepanelen terugvragen. De btw die u verschuldigd bent, bepaalt u aan de hand van een forfait. Hiervoor hoeft u alleen het opwekvermogen van uw zonnepanelen te weten. De terug te vragen btw wordt verminderd met de verschuldigde btw. Het resultaat is uw definitieve teruggaaf.

De Rechtbank oordeelde in de procedure over deze zonnepanelen, dat een onlangs gebouwde woning door de installatie van de zonnepanelen deels een zakelijke functie had gekregen. Om de omvang van het zakelijk gebruik van de woning te bepalen, deelde de Rechtbank de oppervlakte van de zonnepanelen door de oppervlakte van de ‘nuttige ruimtes’ in de woning. Met de ‘nuttige ruimtes’ werd de totale vloeroppervlakte van de woning bedoeld, met daarbij opgeteld de oppervlakte van de zonnepanelen. Het zakelijk gebruik van de woning kwam daarmee uit op 21,5%. De betaalde btw voor de bouw van de woning moet daarom voor 21,5% aan de particulier worden terugbetaald. Deze teruggaaf komt bovenop de terug te geven btw, die betaald is voor de aankoop en installatie van de zonnepanelen.

Geïntegreerde zonnepanelen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29 maart 2019)

Dit zijn zonnepanelen die niet alleen energie opwekken, maar ook als dakbedekking dienen. Omdat deze zonnepanelen ook deel van uw dak en woning zijn, hebben de zonnepanelen niet alleen maar een economische (zakelijke) functie. U mag daarom slechts een deel van de betaalde btw over deze zonnepanelen terugvragen. De overheid heeft bepaald dat dit een derde deel van de btw is. Net als bij de niet-geïntegreerde zonnepanelen bepaalt u de verschuldigde btw door een forfait.

De Rechtbank ging er in deze procedure mee akkoord dat de oppervlakte van de geïntegreerde zonnepanelen werd gedeeld door de totale vloer- en dakoppervlakte van de woning. Het resultaat van deze breuk moet worden vermenigvuldigd met een derde deel. Door die berekening kwam het zakelijk gebruik van de woning op 3,8% uit. Dit percentage van de btw op de bouwkosten van de woning moet aan de particulier worden terugbetaald.

Procedure

De Belastingdienst kan tegen de uitspraken van de Rechtbank nog in hoger beroep gaan. Wij volgen de ontwikkelingen en zullen u hiervan op de hoogte houden.

(Bron: GT)

Het kan fiscaal aantrekkelijk zijn om de eigen woning over te dragen aan een van uw kinderen. Hoe laat u dit zo gunstig mogelijk verlopen? 

Tot 2010 werd de woning vaak op naam van de kinderen gezet en hielden de ouders een levenslang recht van vruchtgebruik. Sinds 2010 is deze opzet fiscaal niet meer aantrekkelijk. Er zijn echter wel alternatieve vormen van vermogensoverdracht.

Verkopen en terughuren

U kunt uw huis verkopen aan een kind, waarna u de woning terughuurt. Uw kind leent de koopsom van u en is hierover een rente verschuldigd. Als u het bedrag aan rente en aflossing gelijkstelt aan de huur die u betaalt aan uw kind, vallen deze bedragen in feite tegen elkaar weg.

De schenking van de woning wordt op deze manier over een aantal jaren uitgespreid. Het voordeel hiervan is dat u optimaal gebruikmaakt van de vrijstelling van de erfbelasting en schenkbelasting. Uw vermogen komt bij leven bij uw kinderen en de belastingheffing over de woning blijft beperkt.

Schenkingsvrijstelling

Jaarlijks mag u een bedrag van € 5.428 belastingvrij schenken. Dit betekent dat u jaarlijks een deel van de lening kunt kwijtschelden ter waarde van € 5.428. Op deze manier kunt u geleidelijk een deel van het vermogen schenken. Zo voorkomt u hoge belastingheffingen voor uw kind op het moment dat u komt te overlijden en het vermogen in één keer wordt overgedragen.
U mag daarnaast eenmalig een bedrag van € 26.040 belastingvrij schenken aan een kind tussen de 18 en 40 jaar of aan een partner van het kind met een leeftijd tussen de 18 en 40 jaar. In dat jaar mag u echter niet óók nog € 5.428 schenken.

Erfbelasting

Als ouders komen te overlijden en de lening wordt kwijtgescholden, moet het kind over het resterende bedrag van de lening erfbelasting betalen. De vrijstelling voor de erfbelasting bedraagt in 2018 per kind € 20.371. De tarieven voor de erfbelasting zijn afhankelijk van uw situatie. Op de website van de Belastingdienst kunt u door een aantal vragen te beantwoorden direct zien waar u aan toe bent.

Conclusie

U kunt besparen op erfbelasting door uw woning te verkopen aan uw kind(eren) en deze vervolgens terug te huren. Daarbij kunt u gebruikmaken van de jaarlijkse schenkingsvrijstelling van ouders aan kinderen. De door u betaalde huur kan door de kinderen worden aangewend om de schuld, ontstaan door de aankoop van de woning, af te lossen.

(Bron: ABAB)

Op 5 april 2019 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over uitsluitingsclausule. De uitsluitingsclausule wordt vaak toegevoegd aan schenkingen en erfenissen om ervoor te zorgen dat het verkregen vermogen altijd tot het privévermogen van de verkrijger blijft behoren. Ook als de verkrijger in gemeenschap van goederen gaat huwen of is gehuwd. De Hoge Raad heeft nu beslist dat als bij de echtscheiding blijkt dat het verkregen vermogen is besteed aan gemeenschappelijke uitgaven (zoals een vakantie), de verkrijger een vordering heeft ter grootte van dit bedrag.

Een vordering op de gemeenschap; wat vindt de Hoge Raad?

Er heeft zich een specifieke situatie voorgedaan waarbij een vrouw tijdens het huwelijk drie schenkingen (3 x € 10.000) onder uitsluitingsclausule heeft ontvangen, welke bedragen op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten zijn gestort. Op het moment dat zij privévermogen stort op de gemeenschappelijke rekening krijgt de vrouw een vergoedingsvordering ter grootte van € 30.000 op het gemeenschapsvermogen. Van de gemeenschappelijke rekening worden diverse consumptieve en huishoudelijke uitgaven gedaan. Ten tijde van de echtscheiding is echter niet meer traceerbaar waaraan het geschonken bedrag is besteed. De vraag die in deze zaak aan de orde was, is of aan de vrouw (nog steeds) een vordering heeft op de gemeenschap en, zo ja, ter grootte van welk bedrag.

De Hoge Raad is van mening dat de vrouw met haar privévermogen gezamenlijke schulden heeft betaald en daardoor haar vordering heeft behouden. Als de vrouw het geld had gebruikt voor privé-uitgaven, dan had ze geen of een lagere vordering gehad. De man heeft dit echter niet kunnen aantonen, waardoor ze de volledige waarde van de vordering van € 30.000 heeft behouden.

De wettelijke gemeenschap van goederen

Tot 1 januari 2018

In deze situatie zijn echtgenoten voor 1 januari 2018 gehuwd en is het oude huwelijksvermogensrecht op hun huwelijk van toepassing. Onder het oude recht ontstaat vanaf de voltrekking van het huwelijk een algehele gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle (toekomstige) bezittingen en schulden tot de gemeenschap gaan behoren. Dat geldt ook voor schenkingen, tenzij aan de schenking een uitsluitingsclausule is verbonden. Schulden behoren in beginsel eveneens tot de huwelijksgoederengemeenschap (op enkele specifieke uitzonderingen na). Onder schulden wordt in dit verband ook verstaan uitgaven in verband met consumptieve bestedingen en kosten van de huishouding.

Met ingang van 1 januari 2018

Inmiddels is het wettelijke systeem van de huwelijksgoederengemeenschap gewijzigd. De omvang van de gemeenschap is beperkter geworden voor huwelijken die na 1 januari 2018 worden gesloten. Dit betekent dat het privévermogen dat een van de echtgenoten voorafgaande aan de huwelijkssluiting bezat, privévermogen blijft. Ook blijven schenkingen in beginsel tot het privévermogen behoren. Net als onder het oude regime zijn consumptieve uitgaven en kosten van de huishouding gemeenschappelijke schulden. Als één van de echtgenoten privévermogen op de gemeenschappelijke rekening stort, ontstaat een vergoedingsvordering. Deze vergoedingsvordering blijft volgens de Hoge Raad dus in stand als van de gemeenschappelijke rekening consumptieve bestedingen en kosten van de huishouding worden betaald.

Het is en blijft dus zeer belangrijk te administreren wat er met het op de gemeenschappelijke rekening gestorte privévermogen gebeurt, zowel voor huwelijken die voor 1 januari 2018 als voor huwelijken die vanaf 1 januari worden gesloten. Niet alleen bij echtscheiding moet een overzicht van het privévermogen en gezamenlijke vermogen opgesteld worden, maar bijvoorbeeld ook bij een overlijden.

Een goede administratie is belangrijk

Heeft u of uw echtgenoot privévermogen gestort op een gemeenschappelijke rekening, dan is een goede administratie belangrijk.

(Bron: BDO)

De Belastingdienst heeft het begrip ‘gezagsverhouding’ in het Handboek Loonheffingen 2019 nader toegelicht. De beoordeling van de gezagsverhouding is belangrijk voor de vraag of een opdrachtnemer in dienstbetrekking staat tot een opdrachtgever. Deze nadere toelichting geeft opdrachtgevers en opdrachtnemers meer handvatten om zelf te beoordelen of er sprake is van een gezagsverhouding.

Beoordeling gezagsverhouding

In de nadere toelichting op het begrip ‘gezagsverhouding’ gaat de Belastingdienst in op de elementen die relevant zijn voor de beoordeling van de gezagsverhouding. Bij de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding spelen alle relevante elementen en hun onderlinge verhouding een rol. Het is niet mogelijk om van tevoren alle mogelijke elementen te definiëren. In de uitleg in het Handboek Loonheffingen is in ieder geval ingegaan op de volgende elementen:

  • Leiding en toezicht
    Bij leiding en toezicht wordt gekeken naar de invloed die de opdrachtgever heeft op de manier waarop de werkende de werkzaamheden uitvoert. Belangrijk hierbij is dat de opdrachtgever het recht heeft om instructies en aanwijzingen te geven. Of dit daadwerkelijk wordt gedaan is hierbij niet van belang. Zo kan er toch sprake zijn van een gezagsverhouding als het werk eenvoudig van aard is en het daardoor nagenoeg niet nodig is om opdrachten en aanwijzingen te geven.
  • Vergelijkbaarheid personeel
    Hier wordt gekeken naar de verhouding tussen de opdrachtnemer en de werkende en in hoeverre deze verhouding vergelijkbaar is met het personeel dat in dienst is bij de opdrachtgever. Een aanwijzing voor de aanwezigheid van een gezagsverhouding bestaat als de werkzaamheden die de werkende bij de opdrachtgever verricht, bij deze opdrachtgever ook worden verricht door mensen in dienstbetrekking. Als de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever, dan is de kans groter dat er sprake is van een gezagsverhouding.
  • Werktijden, locatie, materialen, hulpmiddelen en gereedschappen
    Bij dit element is van belang in hoeverre de werkende zelf zijn werktijden en de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, kan bepalen. Ook is het hierbij relevant of de werkende al dan niet zelf voor materialen en hulpmiddelen zorgt die gebruikt worden bij de werkzaamheden.
  • Manier waarop de werkende naar buiten treedt
    Indien de werkende als een zelfstandige naar buiten treedt (bijvoorbeeld wanneer de werkende bedrijfskleding van zijn eigen bedrijf mag gebruiken), dan is dit een aanwijzing dat er geen gezagsverhouding is.

Naast de voornoemde elementen kunnen ook andere factoren een rol spelen bij de beoordeling van een gezagsverhouding. Hierbij valt te denken aan risicoaansprakelijkheid, een concurrentie- of relatiebeding en bijvoorbeeld ook doorbetaling ingeval van ziekte.

Opvolging Wet DBA

De Staatssecretaris heeft onlangs aangegeven dat de nieuwe wetgeving (de opvolger van de Wet DBA) naar verwachting per 1 januari 2021 in werking zal treden. Tot dan is de huidige Wet DBA van toepassing. De handhaving van de Wet DBA is opgeschort tot in ieder geval 1 januari 2020. Dit houdt in dat opdrachtgevers en opdrachtnemers tot 1 januari 2020 geen boetes of naheffingen krijgen als achteraf blijkt dat er sprake is van een dienstbetrekking, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid. In dit kader is een juiste beoordeling van de gezagsverhouding dus zeker van belang.

(Bron: Mazars)

In 2018 zijn er in totaal 20.881 datalekken gemeld aan de Autoriteit Persoonsgegevens gemeld. Vooral vanuit de sectoren gezondheid en welzijn, financiële en zakelijke dienstverlening, IT-sector en openbaar bestuur. In dit artikel bespreken we wat u moet doen tegen of bij datalekken, en wat we van de datalekken in 2018 kunnen leren.

Wat is een datalek?

Een datalek wordt omschreven als een inbreuk op de beveiliging die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, het verlies, de wijziging of de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte persoonsgegevens.

De meest voorkomende type datalekken in 2018 waren:

  • Het versturen of afgeven van persoonsgegevens aan een verkeerde ontvanger. Denk hierbij aan een e-mail met persoonsgegevens die naar een verkeerde persoon wordt gestuurd, bijvoorbeeld door een typefout. Of een brief met gevoelige gegevens die bij de verkeerde persoon terecht is gekomen en is geopend.
  • Het kwijtraken van papieren of de diefstal van een gegevensdrager, zoals een laptop of usb-stick.
  • Verlies van gegevens door hacking, phishing of malware.

Gegevens datalek

De soorten persoonsgegevens die het meest vrijkomen bij een datalek zijn NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats), BSN- en medische gegevens.

Wat schrijft de AVG voor?

De AVG schrijft voor dat uw organisatie bepaalde inbreuken in verband met de verwerking van persoonsgegevens, zogenaamde datalekken, moet melden bij de AP. In sommige situaties moet u ook de betrokkenen (bijvoorbeeld de klanten of werknemers) bij het datalek informeren.

Waarschuwing Autoriteit Persoonsgegevens

In 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in veel gevallen organisaties uitleg gegeven over te nemen beveiligingsmaatregelen. Daarnaast heeft de AP acties ondernomen zoals een waarschuwing en aansturen op het beëindiging van de overtreding.

In het bijzonder zal de AP in 2019 aandacht schenken aan het ten onrechte niet of te laat melden van datalekken aan betrokkenen of aan de AP. Niet alle meldplichtige datalekken worden namelijk door organisaties gemeld. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk als betrokkenen melding maken van een datalek, terwijl dat door de organisatie zelf niet is gedaan. Het is dus belangrijk hier aandacht voor te hebben.

Boete Uber

In november 2018 heeft de AP vervoersdienst Uber een boete van € 600.000 opgelegd voor het willens en wetens te laat melden van een datalek. Het ging om het te laat melden aan zowel de AP als aan de betrokkenen.

Wat kunt u doen rondom datalekken?

Belangrijke zaken die u binnen uw organisatie op kunt pakken zijn:

  • Blijf aandacht geven aan het vergroten van het bewustzijn van uw medewerkers met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens en de risico’s hiervan.
  • Gaat het een keer fout? Zorg dan dat medewerkers het beveiligingsincident/datalek ook daadwerkelijk melden bij de intern verantwoordelijke hiervoor. U wilt voorkomen dat u aangeschreven wordt door de AP over een datalek binnen uw organisatie waar u zelf geen weet van hebt.
  • Zorg dat er een interne procedure is voor het omgaan met datalekken, zodat u precies weet wat u moet doen bij een datalek. Let op: er is een maximale aanmeldtermijn van 72 uur.
  • Registreer alle beveiligingsincidenten en (mogelijke) datalekken, analyseer deze periodiek en beoordeel wat u op basis hiervan kunt verbeteren binnen uw bedrijf.

Welke verplichtingen heeft u bij een datalek?

  • Bij een datalek moet u deze uiterlijk 72 uur nadat u er kennis van heeft genomen, melden bij de AP. Hiervoor moet u het digitale meldingsformulier op de website van de AP gebruiken.
  • Een datalek hoeft niet gemeld te worden als, zoals de AVG bepaalt, het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk in verband met persoonsgegevens een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. Dit houdt in dat het datalek geen betrekking heeft op persoonsgegevens van gevoelige aard en/of het datalek niet leidt tot ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van de verwerkte persoonsgegevens.
  • Wanneer een inbreuk waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, moet u de betrokkene(n) direct informeren. Dit hoeft niet als u de persoonsgegevens onbegrijpelijk heeft gemaakt, zoals door versleuteling van gegevens.
  • Een (sub)verwerker, zoals een leverancier of serviceprovider, moet u, omdat u verantwoordelijke bent, direct informeren zodra hij kennis heeft genomen van een datalek, zodat u nog de gelegenheid heeft tijdig de AP te informeren.
  • U moet alle datalekken – met inbegrip van de feiten over de inbreuk in verband met persoonsgegevens, de gevolgen daarvan en de genomen maatregelen – documenteren. Dit betreft zowel datalekken die u niet heeft gemeld aan de AP als datalekken die u wel heeft gemeld. Het vastleggen kan bijvoorbeeld in een incidentenregister.

(Bron: DRV)

Het zal u niet zijn ontgaan dat Nederland sinds 1 januari 2018 nieuwe regels heeft voor gehuwden en geregistreerde partners. Wat u mogelijk wel is ontgaan is de regeling die is gaan gelden voor alle ondernemers van wie de onderneming geen gemeenschappelijk vermogen met een partner is.

Het gaat om de volgende ondernemers:

Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en u hebt uw onderneming geërfd of geschonken gekregen met toepassing van een uitsluitingsclausule.

Gehuwd en geregistreerd partner ná 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd volgens de nieuwe wettelijke regels, zodat uw onderneming tot uw privévermogen behoort.

Ondernemer is vergoeding verschuldigd aan de huwelijksgemeenschap

In het nieuwe huwelijksvermogensregime gaat de wetgever ervan uit, dat alle inkomsten die u en uw partner gedurende het huwelijk verdienen in de huwelijksgemeenschap vallen. Voor u als ondernemer valt derhalve uw arbeidsbeloning (of de privé-onttrekkingen aan uw onderneming) in de huwelijksgemeenschap. Omdat u als ondernemer echter ook ‘verdiensten’ heeft uit uw onderneming in de vorm van waardegroei of dividend (al dan niet opgepot in uw onderneming), vindt de wetgever dat u deze ‘verdiensten’ aan de huwelijksgemeenschap moet vergoeden. Het gaat daarbij om een vergoeding die naar maatstaven van redelijkheid wordt bepaald: een redelijke vergoeding. 


Deze redelijke vergoeding heeft alleen betrekking op de waardegroei die is ontstaan door arbeidsinspanningen tijdens de huwelijkse periode. Het gaat niet om waardegroei die vóór uw huwelijk als bestond of welke is ontstaan door externe marktfactoren of autonome waardegroei (zoals bijvoorbeeld bij vastgoed). 


Hebt u een BV met winstreserves? Dan vertegenwoordigen die reserves de basis voor het bepalen van de redelijke vergoeding.

Kortom: volgens de wet deelt u als ondernemer niet alleen uw arbeidsbeloning met uw partner maar ook een redelijke vergoeding uit de meerwaarde of uit opgepotte winsten van uw onderneming. 

Let op! Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018? 
Deze regeling geldt ook voor u, als u voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd. Het gaat dan om de waardegroei van uw onderneming vanaf 1 januari 2018 tot aan het einde van uw huwelijk.

Kom in actie en voorkom financiële problemen voor uw onderneming

Het zal u direct duidelijk zijn, dat deze nieuwe wettelijke regel voer voor discussie is bij een onverhoopte echtscheiding. 
Want hoe hoog is die redelijke vergoeding in uw situatie? Wat betekent dit voor de continuïteit van en liquiditeit in uw onderneming? Hoe bepaalt u de meerwaarde in uw onderneming die louter door uw arbeid is ontstaan? De wetgever geeft geen antwoord op al deze vragen en laat de beantwoording ervan over aan de rechtspraak.

Gelukkig kunt u met uw partner afspreken hoe u wilt omgaan met deze nieuwe wettelijke regel. Misschien wilt u ervan afwijken en samen een andere regeling treffen? Of wellicht bent u het er samen over eens dat de ontvangen arbeidsbeloning voor u samen al de ‘redelijke vergoeding’ vertegenwoordigt?

Hebt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden, dan legt u de onderling gemaakte afspraken daarin vast. Daarvoor is een bezoek aan de notaris noodzakelijk. 
Hebt u geen huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden? Dan is het zeker zaak om deze alsnog op te stellen, als is het alleen maar om de afspraken over de redelijke vergoeding daarin vast te leggen.

Wij kunnen u hierbij uiteraard helpen. Niet alleen met het cijfermatige deel van de afspraken, maar ook met de begeleiding richting uw notaris.

(Bron: HLB van Daal)