DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

Nieuws

De vooringevulde aangifte inkomstenbelasting 2018 staat vanaf 1 maart weer klaar om gecheckt en aangevuld te worden. Deze moet dan vóór 1 mei bij de Belastingdienst weer binnen zijn. Belastingplichtigen die de aangifte al vóór 1 april indienen, krijgen gegarandeerd bericht van de fiscus vóór 1 juli 2019. Doen zij aangifte na 1 april, maar wel vóór 1 mei, dan zal de fiscus proberen om vóór 1 juli een bericht te sturen. Als er een bericht vóór 1 juli wordt ontvangen, komt er in ieder geval geen belastingrente (tool) om de hoek kijken.

Veranderingen ten opzichte van 2017

Er zijn in de aangifte weer een aantal veranderingen ten opzichte van 2017 doorgevoerd. De belangrijkste veranderingen zijn:

  • Het tarief voor de aftrekbare kosten ten aanzien van uw eigen woning (tool) is weer aangepast als u in de hoogste schijf valt. Voor 2018 is dit percentage 49,5%.
  • De forfaitaire percentages in box 3 (tool) zijn weer aangepast (naar beneden):
  1. Vermogen van nul tot € 70.800: 2/3 deel belast tegen 0,36% en 1/3 deel tegen 5,38%.
  2. Vermogen van € 70.800 tot € 978.000:  21% belast tegen 0,36% en 79% tegen 5,38%.
  3. Vermogen boven de 978.000: 100% tegen 5,38%.

De 30%-heffing is wel gebleven. Het heffingsvrije vermogen is wel omhoog gegaan naar € 30.000. 

Aandacht voor de fiscale partner

Is er een fiscale partner aanwezig, dan is het belangrijk om daar bij het indienen van de aangifte extra aandacht aan te besteden. In de aangifte mogen beide partners bepaalde inkomsten en aftrekposten namelijk onderling verdelen. Dit kan een fiscaal voordeel opleveren. De volgende inkomsten en aftrekposten zijn onder andere te verdelen tussen de partners:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning;
  • het voordeel uit aanmerkelijk belang (box 2);
  • de gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen (box 3);
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Iedere verdeling is mogelijk, maar in totaal moet natuurlijk wel 100% van de inkomsten en aftrekposten meegenomen worden.

Uitstel aanvragen

Gaat het niet lukken om de aangifte op tijd (voor 1 mei 2019) te doen? Vraag dan uitstel aan. Dat kan door middel van een telefoontje naar 0800-0543 of schriftelijk. Met het doorgeven van  het burgerservicenummer, wordt al snel uitstel tot 1 september 2019 verleend.

(Bron: Rendement)

A-G Niessen concludeert dat er bij een fictieve afkoop van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule geen sprake is van loon waarop de verzekeraar loonheffing moet inhouden.

De zaak verloopt als volgt. Een man sluit in 1989 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Op deze lijfrenteverzekering zijn de fiscale regels van vóór 1 januari 1992 van toepassing (oud regime). Het lijfrentekapitaal bedraagt op de expiratiedatum 29 december 2012 € 65.345. Als gevolg van het verstrijken van de wettelijke beslistermijn op 31 december 2013 is er sprake van een fictieve afkoop.

De verzekeraar keert in 2015 een bedrag van € 32.936 uit aan de man en houdt € 33.979 in als loonheffing, maar draagt dit niet af aan de Belastingdienst. De inspecteur corrigeert de aangifte over 2013 en rekent de (fictieve) afkoopsom tot het inkomen. De man is van mening dat de door de verzekeraar in 2015 ingehouden loonheffing ter grootte van € 33.979 verrekend dient te worden bij de aanslag inkomstenbelasting over 2013.

Advocaat-generaal Niessen is van mening dat alleen ‘echte’ afkoopsommen van lijfrenten oud regime onderworpen zijn aan de heffing van loonbelasting. Omdat er in het onderhavige geval sprake is van een fictieve afkoop is er geen sprake van loon en hoeft de inspecteur geen rekening te houden met de door de verzekeraar (onterecht) ingehouden loonheffing. Het is wachten op het uiteindelijke oordeel van de Hoge Raad.

Belang voor de praktijk

In geval van overschrijding van de wettelijke beslistermijn dient de uitvoerder in de maand januari volgend op het jaar waarin de fictieve afkoop plaatsvindt een renseigneringsopgave te doen aan de Belastingdienst. De rechthebbende dient de waarde in het belastingjaar van de fictieve afkoop op te nemen in de aangifte inkomstenbelasting. Dit betekent dat in box 1 belasting verschuldigd is over de waarde op de datum van fictieve afkoop (minus een eventueel onbelast saldo) zonder dat sprake is geweest van een daadwerkelijk uitkering. Op het moment dat de wettelijke termijn is overschreden, verhuist de lijfrente van box 1 naar box 3. Na overschrijding van de wettelijke termijn zijn er twee mogelijkheden:

  • de rechthebbende wil het kapitaal alsnog in contanten laten uitbetalen
  • de rechthebbende wil het kapitaal alsnog gebruiken voor een al dan niet uitgesteld lijfrenterecht bij een bank of verzekeraar.

De rechthebbende wil het kapitaal alsnog in contanten laten uitbetalen

De uitkering kan zonder inhouding loonheffing worden overgemaakt omdat er sprake is van een uitkering uit een box 3 lijfrente. De uitvoerder is niet aansprakelijk voor de over 2013 verschuldigde inkomstenbelasting en mag ervan uitgaan dat de rechthebbende het lijfrentekapitaal in het jaar van overschrijding bij zijn aangifte voor de inkomstenbelasting heeft opgegeven.

Voor lijfrenten waarop de fiscale regels van de Wet IB 2001 van toepassing zijn is de bank of verzekeraar bij een fictieve afkoop wel aansprakelijk voor de verschuldigde inkomstenbelasting en revisierente. Dientengevolge zal de bank of verzekeraar dan ook een bedrag reserveren dat overeenkomt met de verschuldigde belasting. Dit bedrag wordt uitbetaald als aangetoond wordt dat aan alle fiscale verplichtingen in verband met de fictieve afkoop is voldaan. Als sprake is van een echte afkoop van een box 1-lijfrente moet de uitvoerder loonheffing inhouden en afdragen. Aansprakelijkheid voor verschuldigde inkomstenbelasting en/of revisierente is in dat geval niet aan de orde.

De rechthebbende wil alsnog een lijfrenteverzekering sluiten of lijfrenterekening openen

Na overschrijding van de wettelijke beslistermijn zal een uitvoerder slechts meewerken aan het alsnog realiseren van een direct ingaande of uitgestelde lijfrente nadat de Belastingdienst goedkeuring heeft verleend.

(Bron: Taxlive)

Ondernemers die zowel in 2017 als 2018 een omzet hadden van minder dan € 5.000 en die in 2017 zelfstandigenaftrek hebben geclaimd in hun aangifte inkomstenbelasting, ontvangen binnenkort een brief van de Belastingdienst.

In deze brief waarschuwt de Belastingdienst de ondernemer dat een dergelijke kleine omzet kan betekenen dat hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van de zelfstandigenaftrek omdat hij minder tijd heeft besteed aan zijn onderneming of omdat hij werk ernaast heeft gekregen. Het is daarom van belang dat de ondernemer zijn aangifte IB 2018 goed controleert of hij wel voldoet aan de voorwaarden voor zelfstandigenaftrek. Hiermee voorkomt hij dat hij onterecht aftrek opgeeft en dat hij het belastingvoordeel later moet terugbetalen.

Een ondernemer komt in aanmerking voor zelfstandigenaftrek als hij voldoet aan de volgende twee voorwaarden:

  1. Hij is ondernemer voor de inkomstenbelasting.
  2. Hij heeft in 2018 minimaal 1.225 uur besteed aan z’n bedrijf (het urencriterium).

(Bron: taxlive)

De Belastingdienst heeft het tweede deel van de aandachtspunten voor de aangifte inkomstenbelasting 2018 gepubliceerd.

In de tweede handreiking gaat het om de volgende onderwerpen:

– Resultaat overige werkzaamheden (ROW)
– Afkoop lijfrente
– Onjuiste verdeling – fiscaal partnerschap
– Ervenrekening
– Cryptovaluta

Resultaat overige werkzaamheden

Uit voorgaande jaren blijkt dat het opgeven van ‘resultaat uit overige werkzaamheden (ROW)’ (te) vaak niet gebeurt. Sommige belastingplichtigen vergeten die inkomsten in te vullen. Anderen weten niet precies welk bedrag zij als inkomsten moeten aangeven en welke kosten ze mogen aftrekken. Men moet de ROW zelf aangeven in de aangifte IB.
Opdrachtgevers geven dergelijke betalingen voor werkzaamheden of diensten door aan de Belastingdienst. Dit is het geval als de opdrachtnemer niet in dienstbetrekking is bij de opdrachtgever, of de opdrachtnemer de werkzaamheden of diensten niet als ondernemer verricht. Deze gegevens staan echter niet in de vooraf ingevulde aangifte (VIA). Alle bedragen die de ondernemer voor zijn werkzaamheden heeft ontvangen, moeten aangegeven worden als inkomsten uit overig werk. Dit gaat dus om inkomsten én onkostenvergoedingen. De kosten van de inkomsten uit overig werk die direct te maken hebben met deze inkomsten (zakelijke kosten) mogen afgetrokken worden. Voor een aantal van deze kosten is een vast bedrag aftrekbaar. Er zijn ook kosten die niet aftrekbaar zijn, of alleen als ze boven een bepaald drempelbedrag uitkomen.

Afkoop lijfrente

Wie een lijfrenteverzekering afkoopt, moet de afkoopsom in de aangifte vermelden. De afkoopsom is belast in box 1. Het valt de Belastingdienst op dat belastingplichtigen de in de VIA opgenomen afkoopsommen naar een onjuiste categorie in de aangifte verplaatsen of ze uit de aangifte verwijderen. Omdat de afkoop in de VIA al is ingevuld moet u de juistheid van het bedrag controleren aan de hand van de opgave van de bank of verzekeraar.

Over de afkoopsom moet men  meestal 20% revisierente betalen. Vaak geven belastingplichtigen de revisierente niet op in de aangifte. Als de lijfrenteverzekering is afgekocht binnen 10 jaar is sprake van de tegenbewijsregeling. In deze situaties is men waarschijnlijk minder revisierente verschuldigd. Op de internetsite van de Belastingdienst staat een rekentool.

Onjuiste verdeling – fiscale partners

Fiscale partners kunnen een aantal gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling verdelen. Dit geldt voor bepaalde inkomensbestanddelen van box 1 en inkomen box 2 en box 3. Om deze onderlinge verdeling toe te passen, moeten de partners het hele jaar elkaars fiscale partner zijn. De verdeling van ‘inkomensbestanddelen box 1 eigen woning’ en de toedeling van ‘vermogensbestanddelen box 3’ blijkt niet altijd goed te gaan in aangiften van fiscale partners. Er ontstaat een onjuiste verdeling als fiscale partners:

  • meer of minder dan 100% van het te verdelen inkomensbestanddeel van de eigen woning aangeven en
  • minder dan 100% van de te verdelen vermogensbestanddelen aan elkaar toedelen

De belangrijkste elementen die fiscale partners onderling kunnen verdelen zijn:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning;
  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3);
  • het (restant) persoonsgebonden aftrek.

Fiscale partners kunnen de onderlinge verdeling wijzigen zolang de definitieve aanslagen van beide partners nog niet onherroepelijk zijn vastgesteld. Een definitieve aanslag is onherroepelijk als de termijn van 6 weken voor bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie is verstreken. 

Ervenrekening

De Belastingdienst ziet in de praktijk dat erfgenamen vaak ten onrechte vergeten een ervenrekening op te nemen in hun aangifte IB. De ervenrekening vormt een onderdeel van de totale (onverdeelde) nalatenschap. Erfgenamen moeten het saldo op de peildatum van een ervenrekening dan ook aangeven in box 3 van hun aangifte IB. In het jaar dat de nalatenschap is verdeeld tussen, en/of ter beschikking is gesteld aan, de erfgenamen, kunnen twee situaties ontstaan:

1. De erfgenamen heffen de rekening op: de ervenrekening hoeft niet meer opgenomen te worden in de aangifte IB.

2. De ervenrekening blijft bestaan: het erfdeel moet nog worden opgegegeven in de aangifte IB.

Cryptovaluta

Wie in het bezit is van cryptovaluta, behorend tot het privévermogen, geeft de waarde in het economisch verkeer aan op 1 januari (peildatum). Gebruik hierbij de koers op de peildatum van het gebruikte omwisselplatform.

Ondernemers voor de inkomstenbelasting die betalingen ontvangen in cryptovaluta voor diensten of leveringen moeten deze omrekenen naar euro’s. Het omgerekende bedrag rekent u tot zijn omzet. Mogelijk maakt de ondernemer winst of verlies bij het omwisselen. Dat komt tot uitdrukking in de winst-en-verliesrekening. Ook als de ondernemer is voor de omzetbelasting en voor zijn diensten of leveringen betalingen ontvangt in cryptovaluta, moeten deze omgerekend worden. Bij de btw-aangifte geeft men vervolgens het bedrag in euro’s op.

Belastingdienst, 15 februari 2019

Ook in 2019 komen investeringen in energiezuinige technieken en duurzame energie in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek (EIA). Hieronder gaan wij in op de wijzigingen en in een separaat artikel gaan wij in op de wijzigingen in 2019 voor de Milieu-Investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL).

Wijzigingen EIA

  • De belangrijkste wijziging is dat het EIA percentage is verlaagd van 54,5% naar 45% . Het netto EIA-voordeel is in 2019 ongeveer 11% van de investeringskosten (dit was 13,5%).
  • Verbetering van het Energielabel van een gebouw wordt aantrekkelijker. Het maximum investeringsbedrag dat voor EIA in aanmerking komt wordt verhoogt van € 50 naar € 75 per m2 bvo per labelsprong. Bij een energieverbetering van D naar A (3 sprongen) is het netto voordeel € 24,75 p/m2. In 2018 was dit € 20,25 p/m2.
  •  Investeringen in verschillende soorten warmtepompen komen ook in 2019 in aanmerking. Opvallend is dat de maxima over het algemeen zijn verhoogd. Gasgestookte warmtepompen komen niet meer in aanmerking en hebben plaats gemaakt voor warmtepompen met halogeenvrij koudemiddel.
  • De aftopping op zonnepanelen voor het opwekken van energie is verwijderd omdat de aftopping de toepassing van innovatieve systemen, zoals zonvolgsystemen, belemmert. In 2018 was het maximale bedrag dat opgevoerd mocht worden € 750 per kW piekvermogen. In 2019 mag het gehele investeringsbedrag weer gemeld worden.
  • Op het gebied van ledverlichting komen alleen nog toepassingen in of bij bestaande bedrijfsgebouwen in aanmerking. Bij nieuwbouw wordt reeds de nieuwste ledverlichting meegenomen.
  • Nieuw op de energielijst zijn warmtewerende coatingen op de buitenschil van koel- en vrieshuizen. Door deze coating vermindert de benodigde hoeveelheid energie om deze koel- en vrieshuizen te koelen.
  • Ook de energie-efficiënte melkkoeling is aangepast. Alleen systemen waarbij zowel sprake is van melkvoorkoeling als warmteterugwinning op de koelinstallatie komen in aanmerking. Op deze manier wordt alle beschikbare warmte uit de melk nuttig gebruikt. Een elektrische boiler die wordt gevoed met warm water uit de warmteterugwinning komt nu ook in aanmerking.
  • Voor de energieproductie en -opslag zijn ook enkele wijzigingen. In het kader van het benutten van (overtollig) duurzaam geproduceerde energie is een langdurige opslag van warmte een goede oplossing. Langdurige warmteopslag vergt een speciale constructie van het opslagvat. Ook zijn er mogelijkheden voor accu’s om duurzaam opgewekte elektriciteit tijdelijk op te slaan, die voorkomen dat op momenten van veel aanbod en weinig vraag van elektriciteit de opwekking van duurzame elektriciteit moet worden beperkt. De ondergrens in de opslagcapaciteit vervalt om ook opslag met een kleinere capaciteit dan 10 kWh te ondersteunen.

Door bewust geen aftrek lijfrentepremies toe te passen, kan de verzekeringnemer geen beroep doen op de verruiming van de saldomethode.

In 2013 ontving een verzekeringnemer uitkeringen uit een levensverzekering met lijfrenteclausule. De inspecteur belastte de uitkering. De man meende dat de uitkering onbelast was, omdat hij in de jaren 1995 tot en met 2000 de premies niet in aftrek had bracht, omdat hem dit geen fiscaal voordeel meer zou opleveren, naast de andere aftrekposten. Bij Hof Amsterdam is de belastbaarheid van de ontvangen lijfrente-uitkering in geschil. Volgens het hof moet worden getoetst aan de voorwaarden van een goedkeurend besluit uit 1990 (Besluit van 29 juni 1990, DB90/3579). Een belastingplichtige moet eerst proberen om via een ambtshalve vermindering alsnog aftrek van de premies te krijgen. Kan dat niet meer, dan kan de saldomethode worden toegepast, zodat de uitkeringen pas belast zijn nadat deze de betaalde premie overstijgt. Om deze saldomethode te kunnen toepassen moet de belastingplichtige aantonen dat het niet in aftrek brengen van de premies niet te wijten is aan opzet of grove schuld. Anders gezegd, er moet daadwerkelijk sprake zijn van verzuim en niet van een welbewuste afzien van aftrek.

Welbewuste keuze

De verzekeringnemer bevestigt voor het hof dat het niet in aftrek brengen van de premies gedurende de jaren 1995-2000 door hem berustte op de gedachte dat de uitkeringen onbelast zouden blijven. Het hof ziet hierin een welbewuste keuze van de belastingplichtige en geen verzuim. Op grond hiervan kan de belastingplichtige de verruimde saldomethode niet toepassen. Ook vindt de man geen gehoor bij het hof voor zijn standpunt dat de uitkomst, waarbij de premies niet in aftrek zijn gebracht en de uitkeringen belast zijn, onredelijk is. Het staat de rechter niet vrij de redelijkheid en de billijkheid van de wet te beoordelen, gezien het wettelijke verbod hiervan.

De fiscus berekent de correctie van de aftrekbare btw vanwege gemengd gebruik op basis van werkelijk gebruik of aan de hand van omzetverhoudingen, maar niet allebei. Van Rechtbank Zeeland-West-Brabant hoeft dit ook niet.

Als een btw-ondernemer btw-belaste goederen of diensten afneemt voor prestaties die deels ook btw-belast zijn en deels btw-vrijgesteld, kan hij niet alle voorbelasting aftrekken. Hij zal een correctie voor het gemengd gebruik moeten toepassen. In beginsel vindt daarbij de zogeheten pro rata-verhouding toepassing. Dat betekent dat de Belastingdienst een verdeelsleutel hanteert op basis van de omzetverhoudingen tussen de prestaties waarvoor de afgenomen goederen en diensten zijn gebruikt. Als aannemelijk is dat de pro-rata methode niet overeenkomt met het werkelijke gebruik, moet men het werkelijke gebruik als verdeelsleutel nemen. Op basis van het Unierecht had Nederland ook een combinatie van beide verdeelsleutels mogen hanteren. Maar dit betreft een mogelijkheid, geen verplichting, zo stelt de rechtbank vast. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De Belastingdienst staat daarom het gebruik van een van deze methoden toe, maar geen combinatie van beiden.

Geen schending Europees recht

In de zaak voor de rechtbank wilde een fiscale eenheid voor de btw (FE) de voorbelasting op de kosten voor een digitaal platform berekenen aan de hand van het werkelijk gebruik. Voor de berekening van de aftrekbare btw op de overige algemene kosten wilde zij de pro rata-methode hanteren. De Belastingdienst had dit terecht geweigerd. De inspecteur berekent de aftrekbare voorbelasting op de algemene kosten door uitsluitend de pro rata-methode toe te passen. Dit vormt geen schending van Europees recht.

(Bron: Taxence)

ter beschikking staat, is het vaak voordelig de bijtelling te verdelen.

Bijtelling privégebruik

De bijtelling voor de auto van de zaak hangt samen met het privégebruik dat van de auto gemaakt kan worden en is een percentage van de catalogusprijs. De bijtelling blijft achterwege als bewezen kan worden dat met de auto niet meer dan 500 kilometer privé in het jaar is gereden.

Progressie

Het voordeel van een verdeling van de bijtelling hangt samen met de progressie van het tarief in box 1. Als één van beide partners een lager tarief betaalt, is een verdeling van de bijtelling voordelig.

Voorbeeld:
Stel dat de auto van de zaak een cataloguswaarde van € 50.000 heeft en dat de bijtelling 22% is. Als de ene partner over de top van het inkomen bijvoorbeeld in 2019 een belastingtarief kent van 51,75% en de ander 38,1%, is het verschil in tarief 13,65%. Werken beiden in een man/vrouw-vof en wordt de bijtelling 50%/50% verdeeld, dan scheelt dit jaarlijks, rekening houdend met de mkb-winstvrijstelling van 14%:
€ 50.000 x 22% x 1/2 x (13,65% x 0,86) = € 646
Voor een dga en zijn/haar partner bedraagt het voordeel in dezelfde situatie:
€ 50.000 x 22% x 1/2 x 13,65% = € 751

Auto noodzakelijk

Voorwaarde is dat de partner de auto ook nodig heeft voor de werkzaamheden. Dit kan binnen de vof via een goede taakverdeling al snel aannemelijk worden gemaakt.

Let op! Bovenstaand voorbeeld is vereenvoudigd. Er zijn namelijk veel inkomensafhankelijke zaken, zoals de Zvw-premie en heffingskorting, die ook moeten worden meegerekend bij de verdeling van de bijtelling. Laat daarom uw persoonlijke situatie altijd door uw adviseur doorrekenen. Het is ook specifiek afhankelijk van de situatie en het soort bedrijf of het toegepast kan worden. Overleg daarom met een accountant als u dit wilt toepassen.

Heeft u vragen over een verdeling van de bijtelling van de auto van de zaak, neem dan contact met ons op.

Wanneer u als ondernemer btw in rekening brengt voor uw producten en of diensten, kunt u de btw op zakelijke facturen aftrekken als voorbelasting. Deze factuur moet volgens de wet echter wel aan verschillende eisen voldoen. Voldoet een inkoopfactuur niet aan deze eisen? Dan loopt u het risico dat de Belastingdienst uw aftrek weigert. Controleer daarom altijd of de facturen van uw leveranciers aan de eisen voldoen.

Factuureisen

Op een factuur zijn onder meer de volgende vermeldingen verplicht:

  • naw-gegevens van de leverancier/dienstverlener én afnemer (een postbusadres alleen is niet voldoende, het volledige vestigingsadres moet vermeld worden)
  • btw-identificatienummer van de leverancier
  • kvk-nummer van de leverancier
  • factuurdatum en prestatiedatum (als deze afwijkt van de factuurdatum)
  • opeenvolgende nummering
  • hoeveelheid en aard geleverde goederen of diensten
  • prijs exclusief btw per btw-tarief, het btw-tarief en het bedrag aan btw

Let op!
Voor een aantal bijzondere regelingen gelden aanvullende bepalingen. Bijvoorbeeld als er sprake is van een vrijstelling, intracommunautaire levering, export, een verleggingsregeling, een nieuw vervoermiddel, de reisbureauregeling, de margeregeling of selfbilling (de afnemer reikt dan de factuur uit). Neem voor meer informatie over deze regelingen contact met ons op.

Vereenvoudigde factuur

Bij kleine factuurbedragen van maximaal € 100 inclusief btw is het mogelijk een vereenvoudigde factuur uit te reiken of te ontvangen. Deze factuur hoeft aan minder eisen te voldoen om toch in de btw-administratie te worden opgenomen. Op deze factuur moeten in ieder geval de naw-gegevens van de leverancier/dienstverlener, een omschrijving van de geleverde goederen of diensten en het bedrag worden vermeld. Een vereenvoudigde factuur is niet toegestaan bij leveringen of diensten vanuit of naar het buitenland.

Factuur met bijlagen

Wellicht krijgt u weleens facturen met aanvullende bijlagen. Deze bijlagen horen bij de factuur en moeten worden meegenomen in de beoordeling of u recht hebt op de aftrek van btw. Op die bijlagen kan namelijk informatie staan die op de eigenlijke factuur ontbreekt, zoals een adres, periode, specificatie, etc. Zorg dus dat u ook de bijlagen (zoals pakbonnen, bestelbonnen, offertes) bij een factuur bewaart.

Geen aftrek btw

Bij een factuur met lichte gebreken kan de Belastingdienst niet zonder meer de aftrek btw weigeren. Bevat de factuur echter meerdere gebreken dan is de kans groter dat de Belastingdienst uw aftrek btw kan weigeren. Loop daarom geen risico en vraag uw leverancier om een factuur die voldoet aan de eisen, zodat uw btw-aftrek geen gevaar loopt.

Let op!
Ook voor de leverancier is het van belang dat aan de factuureisen wordt voldaan, omdat de leverancier een boete kan krijgen als een onjuiste factuur is uitgereikt.

Heeft u al vragen over de factuurvereisten?

(Bron: DRV)

Een nieuw jaar is begonnen, wat betekent dat u een deel van uw administratie weer kunt vernietigen. Een mooi moment dus voor een administratieve schoonmaak. Maar hoe lang moet u uw administratie bewaren? Dit hangt af van een aantal zaken. Wij zetten de regels voor u uiteen.

Bewaarplicht administratie 7 jaar

Als ondernemer bent u verplicht om uw administratie minstens zeven jaar te bewaren. Dat betekent concreet dat bijvoorbeeld facturen uit 2011 en eerder de papiervernietiger in mogen. Maar let op, sommige zaken moet u langer bewaren.

Bewaarplicht administratie 10 jaar

Voor zover uw administratie betrekking heeft op onroerende goederen, bent u verplicht om deze minstens tien jaar lang te bewaren. Dit heeft onder meer te maken met de herzieningstermijn voor onroerend goed voor de btw, die tien jaar bedraagt.

Bewaarplicht geldt ook digitaal

Het maakt voor de bewaartermijn niet uit of u uw administratie digitaal bijhoudt, in een papieren variant of beide. Alles moet zeven of tien jaar worden bewaard. Daarnaast is bepaald dat één en ander binnen een redelijke termijn te controleren moet zijn. Zorg er daarom voor dat u uw digitale bestanden overzet naar actuele software.

Wat behoort tot uw administratie

Wat tot een administratie behoort, is niet wettelijk omschreven. Wel dat u verplicht bent alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers te bewaren die van belang kúnnen zijn voor uw belastingheffing. Dit is een breed begrip. Ook een agenda en contracten zijn voorbeelden die tot de administratie behoren.

Ook ten aanzien van derden

Ook alle administratie die van belang kan zijn voor de heffing van belasting van derden, moet u bewaren. Zo kan de fiscus aan de hand van uw verkoopfacturen bijvoorbeeld nagaan wat de inkoop van uw afnemers moet zijn geweest.

Sancties

De inspecteur kan eisen dat u bij een controle de gevraagde gegevens uit uw administratie overlegt. U moet ook toestaan dat hiervan kopieën gemaakt worden. Is de administratie niet in uw bezit, dan kan de inspecteur inzage eisen via een informatiebeschikking. Kunt u de gevraagde gegevens niet ophoesten? Dan kan de inspecteur een aanslag opleggen en daarbij de bewijslast omdraaien.

Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen over de bewaarplicht voor uw administratie? Neem dan gerust contact met ons op.. Wij helpen u graag verder!

h