DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

Nieuws

Bellers naar de BelastingTelefoon krijgen nog veel te vaak te horen dat de medewerkers in gesprek zijn. Daarna wordt de verbinding verbroken. Deze slechte bereikbaarheid is de Nationale Ombudsman een doorn in het oog. Hij heeft daarom een brief aan de staatssecretaris van Financiën geschreven.

De ombudsman heeft van veel mensen die de BelastingTelefoon bellen vernomen dat deze niet of slecht bereikbaar is. Dikwijls krijgen zij te horen dat alle medewerkers van de BelastingTelefoon in gesprek zijn en daarna wordt de verbinding verbroken. Ook op andere momenten lukt het dan niet om iemand aan de telefoon te krijgen. Bellers die er wel doorkomen moeten dan echter wel weer veel geduld hebben; een wachttijd van meer dan twintig minuten is geen uitzondering. Wordt een beller doorverbonden, dan volgt er weer een wachttijd die kan oplopen tot vijftien minuten.

In de gaten houden

De Nationale Ombudsman heeft in een brief aan de staatssecretaris van Financiën deze slechte bereikbaarheidsproblemen aangekaart. Hij wil dat de wachttijden bij de BelastingTelefoon de komende tijd goed in de gaten worden gehouden en dat er aanvullende maatregelen komen als blijkt dat de bereikbaarheid slecht blijft.

Kwaliteit laat te wensen over

Buiten de bereikbaarheid van de BelastingtTelefoon blijkt uit jaarlijks onderzoek van de Consumentenbond dat de kwaliteit van de antwoorden ook te wensen overlaat.  Belastingplichtigen moeten dus zelf kritisch blijven kijken naar de antwoorden van de Belastingtelefoon. Die antwoorden zijn dan ook niet bindend. Wel heeft voormalig staatssecretaris Wiebes van Financiën eerder laten weten dat iemand die een fout in zijn aangifte maakt op basis van een fout antwoord van de Belastingtelefoon, geen boete krijgt. Maar de inspecteur kan de aangifte dan natuurlijk wel aanpassen. Raadpleeg daarom om zeker te zijn een financieel en fiscaal expert.

Wanneer je een huis gaat kopen, heb je waarschijnlijk een hypotheek nodig. De hoogte van je hypotheek wordt onder andere berekend op basis van de woningwaarde en je inkomen. Maar welke impact heeft je hypotheek op je maandelijkse vaste lasten? Dit is afhankelijk van een aantal factoren, zoals het eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek. In dit artikel lees je hier meer over.

Wat zijn de maandlasten van een hypotheek?

Je hypotheeklasten kun je onderscheiden in twee soorten: bruto en netto maandlasten. Het bedrag dat je iedere maand aan je geldverstrekker betaalt noemen we je bruto hypotheeklast. Deze bruto maandlast bestaat meestal uit twee delen: hypotheekrente en aflossing. De hoogte van deze hypotheeklast is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de hoogte van je hypotheek, je inkomen, de looptijd en de hypotheekvorm.

Maar hier blijft het niet bij. Als huiseigenaar krijg je ook te maken met het zogenoemde eigenwoningforfait én een belastingvoordeel in de vorm van hypotheekrenteaftrek. Als je daarmee rekening houdt, dan kom je uit op de netto maandlasten van je hypotheek.

Wat is het eigenwoningforfait?

Het eigenwoningforfait is een bedrag dat je als huiseigenaar moet aangeven bij je belastingaangifte. Dit bedrag wordt bovenop je belastbaar inkomen geteld. Maar alleen als je een koopwoning hebt die je hoofdverblijf is. De Belastingdienst ziet dit bedrag namelijk als inkomen uit je eigen woning. De hoogte van het woningforfait is gebaseerd op de WOZ-waarde van de woning. Deze waarde stelt de gemeente ieder jaar opnieuw vast en brengen je hiervan op de hoogte. Het eigenwoningforfait is een percentage van die WOZ-waarde. Welk percentage dat is, ziet u in de tabel eigenwoningforfait 2018.

Rekenvoorbeeld

Stel, je woning waar je het hele jaar in woont heeft een WOZ-waarde van € 230.000,-. Je rekent dan met 0,70%. Het eigenwoningforfait komt in dit geval neer op € 1.610,-. Dit bedrag geef je dan aan bij je belastingaangifte.

Eigenwoningforfait 2018

Woningwaarde Eigenwoningforfait
meer dan niet meer dan
€12.500 0%
€12.500 €25.000 0,25%
€25.000 €50.000 0,40%
€50.000 €75.000 0,55%
€75.000 €1.060.000 0,70%
€1.060.000 € 7.420 + 2,35% van de waarde van de woning boven €1.060.000

Hypotheekrenteaftrek: de financiële meevaller

Gelukkig heb je met een eigen woning ook recht op belastingvoordeel. De betaalde hypotheekrente is namelijk aftrekbaar. Heb je na 1 januari 2013 voor het eerst een hypotheek afgesloten? Dan heb je alleen recht op hypotheekrenteaftrek als je een lineaire hypotheek of annuïteitenhypotheek hebt afgesloten voor een periode van maximaal 30 jaar. Heb jij je hypotheek voor 2013 afgesloten? Dan heb je ook recht op hypotheekrenteaftrek met een andere hypotheekvorm, zoals een aflossingsvrije hypotheek of een (bank)spaarhypotheek.

Bij het afsluiten van je hypotheek heb je bovendien recht op een eenmalige aftrek van kosten. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten van de hypotheekakte bij de notaris en taxatiekosten.

Stel, je betaalt in het eerste jaar € 10.000,- aan hypotheekrente en aflossing. Dit zijn dan je bruto hypotheeklasten. Van deze €10.000,- is €6.000,- rente. Deze betaalde hypotheekrente kun je aftrekken voor de inkomstenbelasting. Het eigenwoningforfait bedraagt €1.700,-. Hiermee komt het belastbaar inkomen uit je eigen woning neer op negatief €4.300,- (€1.700,- minus €6.000,-). Gemiddeld betaal je 40% aan inkomstenbelasting, je belastingvoordeel is dan €1.720,- (40% x € 4.300,-). Je netto hypotheeklasten bedragen dan op jaarbasis €8.280,- (€ 10.000,- minus €1.720,-).

Let op: dit is een vereenvoudigd voorbeeld om het verschil tussen netto en bruto hypotheeklasten duidelijk te maken.

Hoeveel maandlasten kan ik betalen?

Je hypotheeklasten zijn niet je enige vaste lasten per maand. De kosten voor verzekeringen, gas, water en licht, internet en tv en gemeentelijke belastingen komen hier nog bovenop. Na het betalen van deze kosten wil je ook iedere maand voldoende overhouden voor je dagelijkse boodschappen. Daarnaast wil je nog kunnen genieten, door bijvoorbeeld je hobby’s uit te oefenen of een keer uit eten te gaan.

Hoeveel je kunt betalen voor je hypotheek is dus niet alleen afhankelijk van je inkomen, maar ook van je levensstijl en je voorkeuren. Het gaat niet alleen om wat je kunt lenen, maar ook om hoeveel je wilt lenen.

Zet eens voor jezelf op een rijtje hoeveel je nu maandelijks uitgeeft. Bepaal vervolgens hoeveel je over wilt houden. Op basis hiervan kun je kijken hoeveel je wilt lenen. En wil je op basis van je eigen inkomen een indicatie van je bruto maandlasten berekenen?

Kom je er niet uit? Overleg eens met een accountant.

Bij echtscheiding komen er zomaar allerlei aandachtspunten naar voren. Heeft u gedacht aan de onderstaande punten?

  • Apart of samen aangifte doen
  • Onderbedeling en overbedeling
  • Woongenot: ontvangen en betaalde partneralimentatie
  • Eigen woningrente als betaalde partneralimentatie
  • Eigen woningrente als ontvangen partneralimentatie
  • Belang vastleggen in een convenant
  • Economische eigendom
  • Nihilbeding

Gezien de complexiteit hiervan is het verstandig om te overleggen met een fiscaal adviseur.

Er komt een nieuwe regeling voor het onderhoud van monumentenpanden. De huidige fiscale aftrek van 80% wordt vanaf 2019 vervangen door een subsidie.

Dit staat in een brief aan de Tweede Kamer van de minister van OCW.  De nieuwe subsidieregeling moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Subsidie in plaats van aftrek
Voor monumentenwoningen mag op dit moment een deel van de kosten in aftrek worden gebracht. Hoe hoger uw belastingtarief, hoe meer dit oplevert. In de nieuwe regeling krijgt u een subsidie van 35% van de kosten. De nieuwe subsidie is dus niet langer afhankelijk van het belastingtarief.

Ongeveer gelijk?
In de brief staat dat de nieuwe subsidie ongeveer gelijk is aan de huidige fiscale aftrek van 80%. Maar, een simpele rekensom leert dat lagere inkomens er iets op vooruit gaan en hogere inkomens er fors op achteruit.

Toets op kwaliteit
In de nieuwe subsidieregeling komt er wel vooraf een toets op de kwaliteit. Doel van de nieuwe regeling is namelijk een betere besteding van de middelen. De nieuwe regeling wordt in 2021 geëvalueerd om te kijken of deze aan de wensen voldoet.

Heeft u vragen over de fiscale aftrek van monumentenpanden, neem dan contact op met uw adviseur!

(Bron: Schipper Groep)

Het kabinet heeft bepaald dat per 1 januari 2019 het verlaagde btw-tarief van 6% wordt verhoogd naar 9%. Hierdoor worden bepaalde goederen en diensten vanaf 2019 3% duurder. De goederen en diensten die onder dit verlaagde btw-tarief vallen zijn onder andere voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische goederen, boeken, kappersdiensten, restaurantdiensten en personenvervoer.

Deze verhoging heeft vooral invloed op particulieren en ondernemers die geen recht hebben op aftrek van de door hun betaalde btw. Behoort u tot deze groep? Dan kan het verstandig zijn om deze goederen en diensten in te kopen voor 1 januari 2019, zodat u nog gebruik kan maken van het 6% tarief (een besparing van 3% btw). Het is belangrijk dat niet alleen de goederen en diensten voor 1 januari 2019 zijn ingekocht, maar dat deze ook voor 1 januari 2019 worden geleverd en verricht. Voor de prestaties die worden verricht voor 1 januari 2019 maar na 1 januari 2019 worden gefactureerd, geldt het 6% btw-tarief.

Daarnaast is het van belang om als ondernemer vanaf 1 januari 2019 9% btw af te dragen over de prestaties die onder het verlaagde btw-tarief vallen.

(Bron: DRV)

Onlangs publiceerde de Autoriteit Persoonsgegevens het onderzoeksrapport over het btw-identificatienummer. In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gereageerd op de resultaten van het onderzoek.

De conclusie uit het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens was dat het gebruik van het burgerservicenummer in het btw-identificatienummer van de ondernemers geen wettelijke grondslag heeft en dus in strijd is met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De staatssecretaris van Financiën onderschrijft de resultaten en conclusies die de Autoriteit Persoonsgegevens trekt volmondig. In zijn brief geeft hij echter ook aan dat het omzetten van het btw-identificatienummer naar een bruikbaar alternatief uitermate complex is.

De afgelopen jaren is er al meerdere malen onderzoek verricht naar alternatieven voor het burgerservicenummer in het btw-identificatienummer. Uit deze onderzoeken volgt dat de mogelijke alternatieven grote operationele gevolgen hebben.

Alternatief

Na hernieuwd onderzoek in het afgelopen voorjaar kwam er een alternatief naar voren dat op dit moment verder wordt onderzocht. Alle bestaande en nieuwe ondernemers krijgen dan een nieuw btw-identificatienummer voor extern gebruik. Dit nieuwe nummer kunnen ondernemers gebruiken in alle uitingen aan derden (op facturen, website e.d.) en ook in de correspondentie naar de Belastingdienst.

In de systemen van de Belastingdienst zal het oude (op het burgerservicenummer gebaseerde) btw-identificatienummer nog steeds worden gebruikt. Voor een goede koppeling in de systemen tussen het nieuwe en het oude btw-identificatienummer gebruikt de Belastingdienst een conversieservice.

Hoewel dit alternatief nog onderzocht wordt, is het duidelijk dat ook deze variant enorm complex is om door te voeren. Met name de verouderde systemen bij de Belastingdienst kunnen problemen opleveren bij de conversieservice. Daarnaast brengt deze mogelijkheid risico’s met zich mee voor de juiste afhandeling van btw-heffing en -verrekening.

Niet voor 1 januari 2019

De omzetting van het btw-identificatienummer zal niet kunnen worden gerealiseerd voor 1 januari 2019. De staatssecretaris gaat met de Autoriteit Persoonsgegevens om tafel om een overgangsperiode voor de realisatie van de omzetting te bespreken. Bovendien zal de omzetting van het btw-identificatienummer ook gevolgen hebben voor het bedrijfsleven, wat een invoeringstermijn rechtvaardigt.
(Bron:ABAB(

Eén op de vier ondernemers overweegt om te investeren en daarvoor extra financiering aan te vragen. Misschien bent u zo’n ondernemer. De investering begint met een financieringsaanvraag. U heeft maar één kans om uw aanvraag in te dienen. Het is daarom cruciaal dat u uw aanvraag goed presenteert. Het draait hierbij om de ondernemer, onderneming en aanvraag.

 

Ondernemer

Als ondernemer heeft u een belangrijke rol in het aanvraagproces van de bedrijfsfinanciering. Achter elke financieringsaanvraag zit een strategie, een doel, een plan. De geldverstrekker moet overtuigd worden van de kennis en kunde van u als ondernemer, om dit plan tot een succes te brengen en de onderneming gedegen voort te zetten. Laat uw sterkten zien, maar vooral ook uw zwakten.  Het gaat erom hoe je deze kwaliteiten optimaal inzet en op welke manier je omgaat met de aandachtspunten. Laat zien dat u volledig achter uw onderneming en idee staat. Leg hierbij niet het  volledige risico bij de geldverstrekker, maar neem zelf ook een deel voor eigen rekening.

Onderneming

De geldverstrekker wil weten aan welke onderneming geld wordt geleend en op welke manier het geld wordt verdiend. Hierbij wordt een risico-inventarisatie gemaakt. Wat is de kans dat het geld niet wordt terugbetaald binnen de afgesproken termijn en hoeveel schuld is er dan nog over? Deze risico-afweging wordt gemaakt door te kijken naar de financiële situatie van de onderneming in het verleden, heden en in de toekomst. Voorzie uw aanvraag van een duidelijk onderbouwde prognose en wees hierbij realistisch. Neem hierin op hoe groot de financiële buffers van een ondernemer zijn en hoe de winstgevendheid eruitziet. De verstrekker verwacht dat u hier zelf goed over na hebt gedacht.

Financieringsaanvraag

Het is belangrijk dat u een goed en volledig beeld geeft van uw plannen. En dat uw aanvraag voldoet aan de gestelde eisen en dat deze volledig is. Op basis hiervan wordt uw aanvraag beoordeeld op haalbaarheid. Hoe meer achtergrondinformatie u geeft, hoe professioneler u overkomt. U maakt zo meer kans op financiering.

Financieringsgesprek

Als uw aanvraag wordt beoordeeld, moet u mogelijk uw plan verdedigen. Het financieringsgesprek is het moment van de waarheid. De geldverstrekker heeft uw aanvraag bekeken en is benieuwd naar de rest van uw verhaal. In het gesprek toetst hij of het financieringsplan goed in elkaar steekt. Pas tijdens het gesprek wordt beoordeeld of uw plannen haalbaar zijn. Wees voorbereid op lastige inhoudelijk financiële vragen. Laat u desgewenst ondersteunen door een specialist. Hij kan het woord voor u doen.

Zorg dat u voldoende voorbereidingstijd neemt en uw aanvraag volledig is en goed onderbouwd. Zo vergroot u de slagingskans van uw financieringsaanvraag. Een specialist kan u hierbij ondersteunen.

Op 1 mei 2016 trad de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) in werking ter vervanging van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Van begin af aan was er veel weerstand tegen de Wet DBA. Met als gevolg het opschorten van de handhaving. Alleen de echte ‘kwaadwillenden’ (denk aan opzet, of fraude) worden aangepakt. In een brief aan de Tweede Kamer informeren minister Koolmees (SZW) en staatssecretaris Snel (Financiën) over de stand van zaken en de beoogde vervolgstappen.

Wat was ook alweer het doel van de Wet DBA?

Het doel van de Wet DBA is om opdrachtgevers en –nemers vooraf meer duidelijkheid te geven of een arbeidsverhouding al dan niet kwalificeert als een dienstbetrekking. Deze zekerheid wordt verkregen door te werken met een door de belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst.

Afschaffing Wet DBA

In het Regeerakkoord van 2017 werd het vervangen van de Wet DBA door een nieuwe wet aangekondigd. De nieuwe maatregelen moeten uitvoerbaar en handhaafbaar zijn, zekerheid bieden aan ondernemers en hun opdrachtgevers en de administratieve lasten moeten zoveel mogelijk worden beperkt.

In de beoogde nieuwe wet wordt de kwalificatie wel/geen dienstbetrekking afhankelijk van het gehanteerde uurtarief. Op hoofdlijnen wordt dit als volgt beoordeeld:

  1. Laag tarief
    Bij opdrachten met een laag uurtarief, in combinatie met een langdurige werkperiode, of in combinatie met het verrichten van reguliere activiteiten wordt geacht altijd sprake te zijn van een dienstbetrekking. De grens van het lage uurtarief zal naar verwachting uitkomen tussen de 15 en 18 euro.
    Hoe deze maatregel zich verhoudt binnen het Europese recht, ten aanzien van het vrije verkeer van diensten, moet nog onderzocht worden.
  2. Hoog tarief
    Voor opdrachten met een hoog uurtarief (75 euro meer), in combinatie met een kortere werkperiode, of in combinatie met het verrichten van niet-reguliere activiteiten komt een ‘opt out’ uit de loonheffingen.
  3. Tussencategorie
    Voor de tussencategorie wordt een opdrachtgeversverklaring ingevoerd. Deze verklaring kan door de opdrachtgever worden verkregen door een webmodule in te vullen, met vragen over de aard van de werkzaamheden. Het kabinet onderzoekt of er een goede balans mogelijk is tussen het aantal vragen van de webmodule (administratieve lasten) en de kwaliteit van de uitkomst (voldoende zekerheid).

    Gezag
    Belangrijk criterium bij het bepalen of er sprake is van wel of geen dienstbetrekking, is of er sprake is van gezag. Juist dit onderdeel leidde tot veel onduidelijkheid en onrust bij de Wet DBA. Daarom zal het kabinet nog vóór het einde van dit jaar meer duidelijkheid geven over dit begrip.

Aanscherping handhaving per 1 juli

De handhaving van de Wet DBA is telkens opgeschort. Tot op heden worden alleen de ernstigste gevallen van kwaadwillendheid aangepakt. Vanaf 1 juli aanstaande verbreedt dit toezicht naar alle kwaadwillenden. Er is sprake van kwaadwillendheid als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én opzettelijke en evidente schijnzelfstandigheid. De belastingdienst moet dit aantonen.

Daarnaast wordt het toezicht aangescherpt. Op 1 juli aanstaande publiceert de belastingdienst een toezichtsplan en houdt het volgende in. De belastingdienst selecteert minimaal 100 opdrachtgevers uit verschillende branches en sectoren. Deze opdrachtgevers worden nog dit jaar door de belastingdienst bezocht om in gesprek te gaan over hun werkwijze met opdrachtnemers. Als blijkt dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking en kwaadwillendheid, stelt de belastingdienst een nader onderzoek in. Er worden zowel opdrachtgevers geselecteerd die gebruik maken van een (al dan niet goedgekeurde) modelovereenkomst, als opdrachtgevers die nog niet in beeld zijn geweest bij de belastingdienst.

Daarnaast onderzoeken de belastingdienst en de inspectie SZW of zij elkaars onderzoeksrapporten structureel kunnen uitwisselen en zet de inspectie SZW nog meer capaciteit in op de bestrijding van schijnzelfstandigheid.

Vervolgstappen

In januari 2018 heeft een verkenningssessie plaatsgevonden, waarbij veldpartijen (onder andere werkgevers- en zzp-organisaties) hun mening konden geven over de nieuwe plannen.

De behandeling in de Tweede Kamer vindt deze week plaats. Op 3 september wordt een vervolg gegeven aan de eerdere verkenningssessie. Een nadere uitwerking van de maatregelen volgt in het najaar. Zoals eerder vermeld wordt vóór het einde van dit jaar meer duidelijkheid gegeven over het begrip gezag.

Gevolgen voor de praktijk

Zolang de Wet DBA nog niet is afgeschaft, blijft deze van kracht. De belastingdienst heeft de handhaving echter opgeschort tot 1 januari 2020. Dat betekent dat als er achteraf wordt geconstateerd dat er sprake is van een dienstbetrekking, er geen naheffingen en boetes worden opgelegd. Alleen als er sprake is van kwaadwillendheid worden er wel naheffingen en boetes opgelegd. Vanaf 1 juli wordt het toezicht verbreed én aangescherpt. De kans is aanwezig dat een opdrachtgever nog dit jaar wordt geselecteerd voor een bedrijfsbezoek door de belastingdienst.

(Bron: GT)

In het regeerakkoord is bekendgemaakt dat het verlaagde btw-tarief met ingang van 1 januari 2019 wordt verhoogd van 6% naar 9%. De aangekondigde tariefsverhoging heeft gevolgen voor alle goederen en diensten waarop nu het 6%-tarief van toepassing is. Derhalve worden onder andere primaire levensbehoeften duurder, zoals voedingsmiddelen, leidingwater en medicijnen. Daarnaast heeft de wijziging bijvoorbeeld gevolgen voor bepaalde diensten in het kader van cultuur en recreatie (bijv. toegang tot concerten, sauna en zwembad, sportwedstrijden, huur vakantiewoningen) en bepaalde arbeidsintensieve diensten (o.a. fietsenmaker en kapper).

De verhoging van het verlaagde btw-tarief moet nog door de Eerste en Tweede Kamer worden goedgekeurd, maar de staatssecretaris van Financiën raadt ondernemers aan zich vast voor te bereiden op de wijziging. De voorbereidingen die ondernemers moeten treffen zijn onder andere het aanpassen van de administratie en prijzen en vanaf 1 januari 2019 de facturatie en btw-aangiften.

Toezegging achterwege laten naheffing voor in 2018 betaalde prestaties
Met het nieuwe btw-tarief hoeft nog geen rekening gehouden te worden voor prestaties die in 2019 worden verricht, maar reeds in 2018 worden betaald. De staatssecretaris heeft namelijk toegezegd dat de belastingdienst het tariefverschil voor deze gevallen niet zal naheffen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de ticketverkoop voor concerten die volgend jaar plaatsvinden nog met toepassing van 6% btw kan plaatsvinden. Voor ondernemers die diensten of goederen aanbieden tegen het verlaagde tarief biedt dit mogelijkheden om een besparing van 3% te realiseren.

(Bron: WVDB)

X dreef een onderneming op het gebied van het ontwerpen en plaatsen van stands op beurzen. X was BTW-plichtig maar diende over 2011 geen BTW-aangiften in. X deed in juli 2014 aangifte IB 2011 en 2012. Voor deze aangiften waren jaarstukken voor de eenmanszaak opgemaakt waaruit een te betalen BTW-bedrag over 2011 volgde van € 37.094. X diende geen BTW-suppleties over 2011 in. De inspecteur legde aan X behalve een naheffingsaanslag BTW over 2011 van € 37.094, ook vergrijpboeten op grond van artikel 10a AWR van € 18.547 op en op grond van artikel 67f AWR van € 9.273. X ging in beroep tegen de vergrijpboeten. De inspecteur stelde op de zitting dat de boete op grond van artikel 67f AWR moest worden vernietigd en dat de boete op grond van artikel 10a AWR moest worden verminderd tot € 100. Rechtbank Noord-Nederland stelde voorop dat artikel 10a AWR in samenhang moest worden gelezen met een bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen en uitgewerkte informatieverplichting. In dit geval was de boete opgelegd op grond van de informatieverplichting van artikel 15 UVBG OB en werd X het nalaten te suppleren verweten, terwijl hij wist dat er BTW verschuldigd was over 2011. De Rechtbank stelde vast dat belastingplichtigen op grond van artikel 15, lid 1, UVBG OB middels een suppletie de onjuistheid of onvolledigheid in een gedane aangifte aan de inspecteur kenbaar moesten maken, zodra zij een onjuistheid of onvolledigheid in een gedane aangifte hadden geconstateerd (én daardoor te veel of te weinig belasting was betaald). X had in het geheel geen aangiften gedaan, zodat de gedraging van X geen beboetbare gedraging opleverde in de zin van artikel 10a AWR jo. artikel 15 UVBG OB. De Rechtbank verwierp de stelling van de inspecteur dat artikel 15 UVBG OB zo moest worden gelezen dat ook een suppletieplicht bestond als helemaal geen aangifte was gedaan. De Rechtbank verklaarde het beroep van X gegrond en vernietigde beide vergrijpboeten.

(Bron: FUTD)